ifjjmm
Rust heerscht in een Finschen schuilkelder.
Ook als een bom in de buurt inslaat.
Nood in Bloembollenbedrijf
nog nooit zoo hoog.
)e nieuwe geldleening.
Het Soldatenlied.
■■-QENSDAG 14 FEBRUARI ISBfl
Veem imden -
faüsne, mmdtxeuk, betoetw
Vaitdaaq:
Staliiiis'iie, a>oo*d&*euk,lecoecm!
(Van onzen bijzonderen medewerker.)
HELSINKI 5 Februari.
mi officieel" geworden. Als ik er zin in
j„ oen jasmouw kunnen sieren met een
iid' ZJU„H mii door de politie toevertrouwd, waar-
(ftïJj .Sanomalebtimies" prijkt, hetgeen zoo-
0?3£tivoor beteékent Uit dat eene woord kunt
rtelals„P (jat Finsch een taalbeeld oplevert,
giJ „Thet onze in het geheel niets gemeen heeft,
dat uw"" taalgeleerde, en waag mij daarom met
Ik bc"Ifndelingen. Maar om den lezer het beeld
"n ÏTMnKh toch iéts te verhelderen, wil ik dat
ra5 J t wii Lutherlied" noemen („Een vaste
lied. aal j 'Jjod..) lüer laten volgen in het Finsch.
Sl luidt in het Zweedsch: „Var Gud er
Deeelsie gij ziet dat is voor ons nog zeer
•"tïïüilc Onze (var) God (Gud) is (er) ons
(en) geweldige (valdig) burcht (borg),
'fs.t hee e eerste couplet in het Finsch, met mijn
btste wenschen aan den zetter:
Jumala ompi linnamme
Ja vahva turva aivan
On mieklcamme ja kilpemme
Ajalla vaaran, vaivan
Se vanha vainooja
Kavala, kauhea,
On kiivas, kiukkulnen,
ja julma, hiermuinen,
Vain Herra hanet voittaa.
nat lied was het, dat de menigte hier zong, toen
TTi-kko en Paasikivi en de andere Finsche gedele-
«ovHen bii hun vertrek naar Moskou vaarwel zei-
Sn aan het station. Men vindt het herhaaldelijk ge-
ed en hoort hel dikwijls: het Finsche volk is
kerksch. He.t heeft neiging om de dingen
Sè «beuren met gelatenheid af te wachten, oven-
Sfns zonder passief te worden. Niet licht zal ik ver
is en hoe deze menschen zich gedragen wanneer zi.
onder' een bombardement in een schuilkelder ver-
kliiven Rustig, zonder spoor van opwinding. Slaat
,r een bom in vlak in de buurt: men kijkt hoogstens
maar de gezichten blijven strak en onbe-
laatste dagen verschrikkelijk
de Russen in de
even op,
wogen. Het is cle
geweest met de activiteit van
lucht Kuopio en Viborg hebben aan langdurige
bombardementen blootgestaan. Zeker zestig men
schen hebben daarbij den dood gevonden. Ik heb
nu zelf de gelegenheid gehad volop te constateeren,
dat de Russen maar raak gooien, onverschillig of
er al dan niet een militair object in de buurt is, en.
miin overtuiging is bevestigd, dat alles wat Finsch
is als „vijand" wordt behandeld: mannen, vrouwen,
kinderen, kazernes, ziekenhuizen, woonhuizen,
kortom: al wat*er op Finschen grond leeft en staat.
De humaniseering van den oorlog is, zoo schreef ik
al eerder, nonsens. De oorlog zelf is een te gruwe
lijke on'dëf'heiriing, dan dat menschelijke overvve-
kingen daarbij nog eenige rol kruinen spelen. Maar
laat ik u liever vertellen, waar ik die bevestiging
van mijn overtuiging heb opgedaan. Ik ben name
lijk een dag naar Borgaa gereisd, dat kleine oude
stadje aan de Finsche Zuidkust, op den weg naar
Viborg. Dezen keer kwam ik niet verder. Over
enkele dagen vertrek ik vermoedelijk terecht zet
men hier achter elk reisplan een vraagteeken
naar het front op de Karelische landengte, waar de
Finnen nog dagelijks de Russen volledig tegen
houden.
Zoo stond ik dan Zondagmorgen aan den voet van
den Dom van Borgaa. Het was vinnig koud weer,
maar een heldere zon vergoedde veel. Het stadje,
deels tegen een heuvelrug opgebouwd, lag onder
mij. Sneeuw bedekte de daken en een volkomen
stilte lag over het oorlogvoerend land. Hier,
deze kerk. kwamen in 1809 de Finsche stenden dus
bijeen om Czaar Alexander in te huldigen, en uit
zijn mond den eed op de vrijheid der Finnen te ver
nemen. Hier, door de Mellangatan, die de oudste
straat van heel Finland is, met zijn deels bouwvallige
houten huisjes, trokken de vertegenwoordigers van
het Finsche volk op naar deze zestiende eeuwsche
kerk; hier werd de grondslag gelegd voor een
samenleven van Rusland en Finland, onder de
opperheerschappij van de Romanoffs. Ik bevolk in
gedachten het kleine plein rond de kerk. van de Mel
langatan gescheiden door een dikken witten muur.
Ik denk aan de opluchting die door Finland voer,
toen gebleken was, dat de overwinnende Czaar geen
plannen had om den Finnen zijn harde juk op te
leggen. Maar ook denk ik aan negentig jaar daarna,
toen Alexander's nazaat Nicolaas de Tweede dien
eed van Borgaa ontrouw werd en beroering door
heel Europa voer over zooveel woordbreuk. Och
arme: de wereld is er niet op vooruit gegaan! Sinds
Nicolaas' dagen is woordbreuk in de internationale
politiek een alledaagsche zaak geworden.-Wij zou
den dagwerk hebben als wij ons tegen elke daad
van verdragsschending nog verzetten wilden, gelijk
in die negentiger jaren Europa het nog deed. Heeft
niet Stalin het voorbeeld van 1899 trouw gevolgd?
Heeft niet ook hij een verdrag een niet-aanvals-
verdrag nog wel! met de Finnen gesloten, om
het vervolgens als een vod papier van zijn werk
tafel te vegen? Veertig jaar geleden: czarisme,
woordbreuk, beroering. Vandaag: Stalinisme, woord
breuk, beroering. „De geschiedenis herhaalt zich"..
En zooals die Czaar heftig vasthield aan zijn
,recht", zoo houdt Stalin even heftig vast aan het
zijne. Gister nog heeft Molotoff plechtiglijk verze
kerd, dat zijn bommengooiers zich tot „zuiver mili
taire" objecten bepalen. Het is even huichelachtig
als dwaas om zooiets rond te bazuinen. Laat ons
realisten willen zijn! Oorlog is oorlog, en wie jets
of iemand van den vijand vernielt, is „held". Welnu:
weg dan met dat gezanik over "militaire en niet-
militaire objecten: de Russen keilen hun bommen
op alles wat staat en vallen kan, op alles wat leeft
en kan sterven. Ik loop de Mellangatan af, klim een
eindje omhoog: daar staat een vernield huis.' De
brokken liggen wijd en zijd in het rond en de be
woners hebben van wat het hune was niets hoege
naamd teruggevonden. De verdiepingen zijn alle
doormidden gesneden: het trieste overschot staat
als een mal-groot poppenhuis in sneeuw en wind.
Later, als ik Segerstraale, den lot vèr buiten Fin
land bekenden schilder, tot begeleider heb gekregen,
hoor ik hoe het gegaan is. De menschen waren bij
tijds in hun kelder gekropen. Eerst scheen het, als
of de bommen ver weg vielen, maar toen ineens
begon het recht boven hun hoofden te donderen.
Dreunende slagen mokerden op het kelderplai'ond.
Hield het? De grond trilde. Geraas van instortende
muren drong in het schuilhol door. Toen werd het
stil. De deur was ontzet. Maar in de verte hoorden
de 'wachtenden geklop: de brandweer baande zich
een weg naar de levenden. Het lukte. Na een run
hard werken kon de kelder open. maar een huis was
er niet meer.Segerstraale en ik loopen verder.
Onze wandeling brengt ons langs het museum van
Vallgrén, den ruim tachtigjarigen Finschen beeld
houwer, wiens roem nu door dien van Aaltonen
overschaduwd wordt. Maar het museum is gesloten.
Wat er aan waardevols is staat elders in kelders
opgeslagen. Ginds zien we een standbeeld van Rune-
berg, den grooten dichter, wiens „dag" het juist
vandaag is en die, als geen ander, leeft in de harten
van de Finnen. Van Runeberg, wiens zoon een
even groot beeldhouwer werd als de vader dichter
was. De zoon heeft het beeld van den vader ver
vaardigd, en het staat nu dicht bij het oude houten
huis, waar Runeberg woonde en werkte, en waar
hij, de sterke met zijn immer frisch gebleven geest,
lichamelijk verlamd na een beroerte, de laatste der
tien jaar van zijn leven gesleten heeft. Segerstraale
blijft bij het beeld staan. Hij kan niet laten, mij
elk détail van dit historische stadje te vertellen en
het heeft maar één nadeel: wij worden koud! Maar
er is raad te schaffen: ginds staat een stalletje,
waar de verkleumde mensch heete worstjes met een
lik mosterd koopen kan. Wij laten ons niet onbe
tuigd, en Segerstraale zet zijn plezierig college voort
tusschen gezonde happen in een dito knakworst.
Aha, roept hij opeens, daar hebben wij weer een
van die militaire objecten van meneer Molotoff! Wij
staan voor een huizenblok, dat door twee voltref
fers in een puinhoop is herschapen. Gasleidingen
en trapleuningen steken spookachtig uit de ruïne
omhoog. Een deur ligt onbeschadigd, vlak naast
volslagen vernield meubilair. Een diep gat even
verder wijst op een „misser". Zijn hier militaire
objecten in de buurt, vraag ik Segerstraale. Hij
lacht: Ja. ikzelf! Ik ben reserve-luitenant! Maar ver
der is er niets. In geen velden of wegen! En wij
blijken het eens: de oorlog doet niet aan gewetens-
knaging en hij kent geen genade. Hij is „totaal"
Spreekt men niet achter de linies van een „thuis
front", waar even hard moet worden gestreden als
in de loopgraven zelf? Segerstraale en ik hebben
het er lang en breed over gehad. Ik geloof dat ik
hem wat dichter bij den lezer moet brengen: hij is
een man van grooten invloed in de Scandinavische
kunstenaarswereld, en veel meer dan schilder alleen.
In zijn gastvrijen familiekring heb ik een stuk van
mijn Zondag gesleten en het loont de moeite, daar
van meer te vertellen. Maar tevoren wil ik een
ander gesprek weergeven, een van geheel anderen
aard: ik voerde het vanmorgen met Axel Solitander,
die als directeur van het algemeene werkgevers
verbond in de houtveredelingsindustrie een eigen
kijk heeft op Finland's machtigste bron van be
staan, Meer dan tachtig procent van den Finschen
uitvoer bestaat uit hout en houtproducten. Wie over
Finland schrijft en het niet over hout heeft, die
schrijft niet over Finland!
(Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden).
1938 31.0 (30.3). 1939 27.7 26.9). 1940 31.4 (28.5).
Bij de beschouwing van deze percentages moet
men in aanmerkng nemen, dat de verslagweek
viel in een periode van aanhoudende strenge
vorst.
Dr. A. J. Verhage, voorzitter van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollen
cultuur, opende Dinsdagmiddag de groote Narcissententoonstelling in „Bloein-
lust" te Sassenheim.
gedenk de dieren. - Bij de Zuidergasfabriek
san den Amstel te Amsterdam zwemmen in deze
«agen troepen wilde eenden en waterhoenen
'jeen, zoekend naar voedsel. Door bewoners uit
omgeving worden dc vogels van het noodige
Meer regeeririgssteun noodzakelijk
betoogt dr. A. J. Verhage.
Narcissen-tentoonstelling in
Sassenheim geopend.
Dinsdagmiddag heeft dr. A. J. Verhage, de voor
zitter van „Bloembollencultuur" de gx-oote narcissen-
tentoonstelling in „Bloemlust" te Sassenheim onder
groote herlangstelling geopend. In z(ijn openings
woord wees dr. Verhage erop, dat het verheugend is,
dat onder deze omstandigheden, zoo moeilijk als het
bloembollenvak voorheen nooit gekend heeft, de
vakgenooten den moed niet 'laten zakken, maar in
hoop op betere tijden doorgaan met het organiseeren
van tentoonstellingen.
Na een langdurige crisis, waarin de finan-
cieele reserves van het bedrijf, dat de over
schotten praktisch steeds zelf gefinancierd had,
verdwenen zijn, zijn de belangrijkste exportmo
gelijkheden afgesneden, is een inkrimping van
het areaal voorgeschreven die kapitaalvernieti
ging op groote schaal beteekent, en is een over
schot veroorzaakt, waarvan de financiering door
het vak zelf ten eenenmale onmogelijk gewor
den is, terwijl toch uitbetaling van het surplus
met 71 'pet. van den minimumprijs noodzakelijk
is. Wij hopen en vertrouwen dat de Nederland-
sche Regeering, die tot nu toe het bloembollen-
bedrijf in tegenstelling tot vele andere agrari
sche bedrijfstakken wel met maatregelen, maar
niet met geld steunde, zal inzien dat, wil dit be
drijf ook in de toekomst zijn functie er} zijn be
langrijke rol in ons economisch leven ook met
het oog op de betalingsbalans kunnen blij
ven vervullen, een dusdanige financïeele steun
zal moeten gegeven worden, dat volkomen ont
wrichting van dit bedrijf voorkomen wordt.
Vroeger reeds is hiervoor een bedrag genoemd:
een bedrag dat zelfs voor dezen besoheiden eisch
volkomen ontoereikend was. Ik weet, dat bij de Re
geering steunaanvragen uit vele bedrijfstakken tot
geweldige millioenenbedragen liggen, en ik zie
de moeilijkheden voor de Regeering om daar, waar
verliezen zijn, deze verliezen op te vangen. Maar
ook uit dat oogpunt bekeken is verhooging van het
steunbedrag voor het bloembollenbedrijf volkomen
te verantwoorden, ook in het belang van het Ne-
derlandsche volk, dat straits, wanneer weer een
vrede tot stand zal zijn gekomen, zelfs in een ver
armde wereld mede zal profiteeren van het geld, dat
het bloembollenbedrijf Nederland binnenbrengt.
Vooralsnog heb ik dan pok geen reden om te ge-
looven dat de Regeering ons vak niet zoodanig zal
steunen, dat het althans op de been gehouden wordt,
ook niet na nog pas gehouden besprekingen.
Wij mogen trouwens bedenken, dat nog in geen en
kele steunaanvrage voor het bloembollenbedrijf een
bedrag gevraagd is, dat de verliezen zou dekken,
Deze verliezen blijven grooter dan welk gevraagd
bedrag ook.
Ik hoop, zoo besloot spreker, dat een volgende nar
cissententoonstelling gehouden zal worden onder
gunstiger omstandigheden dan deze; dan zal ook
meer van buiten tot uiting komen dat het telkens
opnieuw houden van dergelijke tentoonstellingen
ertoe zal medewerken het bloembollenvak op een
tiooger peil te brengen.
Ook nu, en juist nu, is dit óók het geval. Maar
omstandigheden, waarin weer meer handel moge
lijk is, komt dit meer naar voren en wordt de moeite
der inzenders beter beloond.
Door de jury werden tenslotte de volgende prijzen
toegekend:
De beste inzending narcissen in 30 soorten,
prijs: groote zilveren wisselbeker aan G. Zandbergen
Sassenheim; 2e prijs: zilveren beker, Warnaar
Co., Sasseinheim.
De beste inzending narcissen in 20 soorten:
prijs: Gebr. v. Zonneveld Philippo, Sassenheim;
2e prijs: A. Frijlink Zn., Sassenheim; 3e prijs:
Vos Zn., Sassenheim.
Zilveren wisselbeker voor de beste inzending nar
cissen en de beste nieuwigheden: aan G. Zandhagen,
Sassenheim.
Gouden medaille voor de beste inzending narcis
sen in 10 handelssoorten: gebr. v. Zonneveldt Phi
lippo, Sassenheim.
Voorts werden nog 14 Bloemlustcertificaten uit
gereikt.
Werkloosheid door de vorst
toegenomen.
Op 27 Januari 1940 waren bij de organen der
openbare arbeidsbemiddeling ingeschreven 369.370
werkzoekenden (354;0'67 mannen en 15.303
vrouwen).. Hiervan waren 295.383 (284.820 man.
nen en 10.563 vrouwen) werkloos en waren
58.486 personen geplaatst bij werkverruimingen
ook al konden zij tijdelijk wegens weers- of
andere omstandigheden niet werken.
Van- de 518.977 verzekerden buiten de land
arbeiders, was het werkloosheidspercentage in
de week van 22 tot en met 27 Januari 1940 28.
(in de vorige verslagweek van 8 tot en met 13
Januari 1940 was dit percentage 27.5).
Voor de 594.250 verzekerden met inbegrip van
de landarbeiders was het werkloosheidsper
centage 31.4 (vorige verslagweek 30.0) in overeen
komstige verslagweek van Januari was het werk
loosheidspercentage voor alle verzekerden in de
laatste jaren als volgt: (tusschen haakjes zijn
vermeld de percentages, indien de landarbeiders
buiten beschouwing worden gelaten):
1932 29.2 (28.0), 1933 39.7 (36.8). 1934 34.2 (31.8)
1935 36.0 (35.2). 1936 38.0 (36.8). 1937 36.1 ,(34.4).
In Kamer op lager
rentevoet aangedrongen.
Aan het verslag van de Tweede Kamer over
het wetsontwerp tot het aangaan van een geld
leening of -leeningen ten laste van het rijk is
het volgende ontleend:
Algemeen erkende den, dat het uitschrijven van
een leening tot een zeer aanzienlijk bedrag on
vermijdelijk is, ten einde het hoogopgeloopen
bedrag der vlottende schuld te verminderen. Ook
erkende men. dat het noodzakelijk is aan deze
leening een serai-gedwongen karakter te geven,
nu bij de uitgifte van de vorige, geheel vrijwil
lige, leening is gebleken, dat de „stok achter de
deur" niet gemist kan worden. Men kon zich
dan ook algemeen in hoofdzaak met het wets
ontwerp vereenigen.
Alvorens nader op den inhoud van het ontwerp
in te gaan, wilden verscheidene leden eenige op
merkingen maken over het mislukken van de
vorige leening. Zij gaven uiting aan hun ernstige
teleurstelling daarover.
Sommige leden stelden de vraag, of de regee
ring en de Nederlandsche bank, die de regeering
bij de uitgifte van leeningen desgevraagd be
hoort te steunen, wel al het mogelijke hebben
gedaan om de vorige leening te doen slagen. In
het bijzonder een intensieve propaganda heb
ben zij gemist. Was ook het contact tusschen de
regeering en de verschillende instanties op de
kapitaalmarkt, welke tot het slagen van de lée-
ning konden medewerken, wel voldoende?
Gaarna zou men nog vernemen, voor welk be
drag in totaal op de vorige leening is ingeschre
ven. hoeveel daarvan reeds dadelijk door de
rijksfondsen was genomen en hoeveel deze fond
sen na het mislukken van de uitgifte nog boven
dien hebben opgenomen.
Van verschillende zijden werd er. mede in-
verband met de te verwachten verdere stijging
van den rentevoet, op aangedrongen een hooger
bedrag dan f 300.000.000 te leenen.
Overigens meenden sommige leden op grond
van de statistische gegevens omtrent de vermo
gensbelasting, dat de regeering zich vergist
heeft hi de berekening van de opbrengst der ver
plichte deelneming, voor zoover die berust op
de vermogensaanslagen. Deze opbrengst zal veel
hooger zijn da,n f 150.000.000.
Sommige leden betwijfelden in verband met de
weinig vaderdandslievende houding van vele be
leggers bij de uitgifte van de vorige leening, of
het wel juist gezien is den rentevoet van de
thans uit te geven vrijwillige leening wederom
op 4 pet. te stellen. Huns inziens ware het een
goede correctie op de houding dezer beleggers,
indien de rentevoet dadelijk op 3 pet. werd ge
bracht.
Andere leden konden zich met het uitge
ven van de nieuwe leening tegen 4 pet. geheel
vereenigen.
Van verschillende zijden werd er op gewezen,
dat mede tengevolge van de actie van het beleg
gingsfront de provinciën en gemeenten thans al
leen tegen ongunstiger voorwaarden dan waarop
het rijk nu gaat leenen geld kunnen opnemen.
Meent de regeering niet, zoo werd gevraagd,
dat het op haar weg ligt te bevorderen, dat ook
de lagere publiekrechtelijke lichamen voor hun
noodzakelijke uitgaven tegen redelijke voor
waarden kunnen leenen 9
Van verschillende zijden werd er op aange
drongen vast te leggen of vrijstelling van be
lasting al of niet zal worden verleend.
Zeer vele leden hadden er bezwaar tegen, dat
degenen die hebben ingeschreven op de vorige
leening, thans over één kam geschoren zullen
worden met hen, die dit nalieten. Om zich tegen
deelneming in de gedwongen leening te vrijwa
ren, zullen de eerstbedoelde personen immers
moeten inteekenen op de nieuwe vrijwillige lee
ning. Dientengevolge verliezen 'zij de faciliteit,
welke hun bij de vorige leening was toegekend,
dat zij hun stukken kunnen bezigen om daarmee
bepaalde belastingen te voldoen. Dit achtte men
niet billijk. Er werd dan ook krachtig op aange
drongen een regeling te treffen, waardoor deze
faciliteit voor hen behouden blijft. Men meende
dat zulk een regeling geen groote moeilijkheden
behoeft op te leveren.
Vele leden waren van oordeel dat de gebruike
lijke provisie van 3/8 pet. in dit geval aanmerke
lijk te hoog is.
Verscheidene leden meenden, dat de rente van
de gedwongen leening lager gesteld kan worden
dan 3 pet., nu immers een ieder het zelf in de
hand heeft door inteekening op de vrijwillige
leening te voorkomen, dat hij aangeslagen
wordt.
Van verschillende zijden vestigde men er de
aandacht op, dat alleen rekening gehouden
wordt met iemands vermogen en niet met het
uit arbeid verkregen inkomen. Dit achtten vele
leden niet juist. Personen met een groot inko
men uit arbeid plegen een belangrijk deel daar
van te beleggen. Deelneming in de leening zal
hun vaak gemakkelijker vallen dan anderen, die
meer vermogen, doch minder inkomen bezitten.
Men drong er op aan het desbetreffende artikel
in dezen zin aan te vullen.
In de kantonnementen Leiden en Voorschoten
verschijnt een levendig en goed verzorgd solda-
tenblad dat De Koerier heet. De redactie stuurt
ons een nummer toe met een brief, waarin ver
zocht wordt aandacht te schenken aan een stuk
onder de titels: „Het lied in onze weermacht.
Rats, kuch en boonen het ware soldatenlied?" En
dat zal ik doen. Het onderwerp wekt te veel herin
nering aan eigen ondervindingen in de vorige
mobilisatie: aan tweeënhalf jaar vol exercities,
velddiensten en vooral ook marschen, zelf meege
maakt, dan dat ik het zonder aandoening zou
kunnen begroeten. Niet alleen omdat 'k mij zoo
veel soldatenliederen herinner, maar ook omdat
het vraagstuk: hoe wordt het lied in onze weer
macht op hooger peil gebracht? zich toen ook
voordeed. En Di'ecies dezelfde argumenten werden
gebruikt om den troep tot het zingen van meer
liederen van goed gehalte te bewegen.
Daar was toen een liederenbundel voor samen
gesteld en reeds in den biggentijd, in het depót,
werd zijn heilzame werking op ons toegepast.
,Compagnieszingen", onder leiding van een mu-
zikalen sergeant, die het biggenkoor dirigeerde en
tevens pianistisch begeleidde, behoorde tot den
dienst. En net oor der herinnering, zich spitsend,
hoort dit machtig schoon niet welluidend en
semble in de cantine op de „Entos", aan den
overkant van het IJ, galmen: „We geven hier geen
overpad, bij jullie zijn er wegen zat" en ook wel
mooiere. Want ik geef toe dat deze tekst uit den
officiëelen liederenbundel geen juweel van Ne-
derlandsch taalgebruik is.
Het had wel een zekere uitwerking. Sommige
van die liederen werden werkelijk in den troep
gezongen. Maar de meeste niet. De meeste werden
vervangen door dingen, die heelemaal niet in den
bundel stonden. En die waren soms grappig, soms
nogal onzinnig en vaak alleen maar sentimenteel.
,Vogel vliegt de wereld in, luistert niet naar moe
ders zin, kent veel zorregeen veel verdriet,
maar z'n moedèrrrvergeet-ie niet".-Daar kon
de troep mooi-lang bij uithalen. Net als bij:
,Nooit, nooit, nooitwordt Lau-ra uwe bruid".
En dan had Dirk Witte er een goeden kijk op ge
toond met het lied Aspirine en niet minder met
„Jopie met de peren"dewelke trieste ballade
van de lichtzinnige Jopie duizenden malen door
Brabant's en Limburg's dreven heeft gedaverd,
afgewisseld met Eikenhout is eikenhout, het mee
lijwekkende lied van „de klassïanen" en andere,
in volkomen-willekeurige 'afwisseling.
De redactie van De Koerier (van de kantonne
menten Leiden en Voorschoten) heeft nu weer
een ernstig en zeer verstandig artikel aan de zaak
gewijd. Zij keert zich in dezen tijd niet tegen
„Vogel vlieg", Laura en Jopie, maar tegen „bui-
tenlandsche jazz-songs en het menu van den ki-
ka-kolonel met zijn heele stel, dat bijna uitslui
tend uit rats, kuch en boonen bestaat en uit
erwtensoep, waarbij door een grappenmaker sui
ker is gedaan". Voor een cabaretprogramma kan
de redactie dit waardeeren, maar zij gelooft dat
de jongens wel eens wat anders verlangen: fijner
bereide kost of wel een ernstiger, wilskrachtiger
soldatenlied. En zij vraagt: „Is er bij onze dichter-
componisten niemand te vinden, die aan ons leger
een krachtig soldatenlied kan schenken? Het be
hoeft niet vrij te zijn van humor en romantiek.
Maar laat er iets geestdriftigs van uitgaan; laat
het spreken tot de harten van ons volk. Zoo'n lied
zal de eenheid in onze weermacht bevorderen en
den band, die er gesmeed is tusschen militair en
burger, zeker hechter maken". Ook herinnert de
schrijver aan de bestaande pittige Nederlandsche,
Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche wijzen
Ik wensch hem succes met zijn streven, maar
geloof dat hij niet te zwaar-op-de-handsoh moet
wezen over de malle liedjes die de troep wèl
zingt. En dat is-ie als hij in hetzelfde nummer
voorstelt om het populaire lied „Prikkeldraad",
dat hij een mallotig rijmelarijtje noemt, te ver
vangen door een betere vertaling van de (oor
spronkelijk» Duitsche) tekst. Hij wilde „Blonde
Mientje heeft een hart van prikkeldraad" ver
vangen door „Op de heide bloeit een aardig
blommekijn en dat heet: Erika)".
Ik geloof niet dat de troep dit zal „nemen".
Ernstige jongelieden in de troep zullen ertoe be
reid zijn, maar de menigte niet. Die zingt liever
van een hart van prikkeldraad dan van een
aardig blommekijn. Ik geloof zelfs dat ik het ook
liever gedaan zou hebben. En ik geloof dat zoo'n
dosis mallotigheid en ook de dosis goedkoope
aandoenlijkheid en ook de cabaretgrapjes erbij,
hooren en dat je daarin niet moet gaan probee-
ren te ordenen, want dat komt nou zoogezegd uit
het gemoed van de mannen voort. En uit hun sa
menzijn. En uit hun drang naar verstrooiing in
nun zorgen, want de meesten hunner hebben zor
gen en allen zouden liever thuis zijn en weer aan
hun werklaten we dat niet vergeten.
Ze zijn bereid en van goeden wil, ze zijn als
nuchtere Hollanders niet erg heroïek in hun
uitingen, maar standvastig en stoer genoeg
van binnen. En soms willen ze wel ernstige, zelfs
wel eens geestdriftige liederen zingen of
schoon uiterlijke geestdrift niet erg in den
vaderlandschen aard ligt maar in het alge
meen zingen ze maar 't best en het liefst wat
uit hun eigen stemming opwelt. En daar zijn de
grapjes, de dikke romantiek en zelfs de mallig
heid heusch nog zoo verwerpelijk niet in. Zelfs
de malle teksten niet....
r. p.
Rotterdamsche Bank neemt
Loopuyt's Bank over.
Naar wij vernemen is het door de Rotterdamsche
Bankvereeniging gedane aanbod tot overname van
aandeelen van Loopuyt's Bank door houders van
een zoodanig bedrag aanvaard, dat eerstgenoemde
instelling haar bod gestand zal kunnen doen. Door
de vereeniging voor den effectenhandel te Amster
dam is haar evenwel bij schrijven van 12 Februari
j.l. de verplichting opgelegd, aan particuliere hou
ders (niet commissionnairs) een provisie van 3/8
procent over het nominaal bedrag in rekening te
brengen. Teneinde te vooi'komen dat houders hier
door schade zouden lijden, heeft de Rotterdamsche
Bankvereeniging besloten den koers van overname
van 102 y2 procent te verhoogen tot 102 7/8 procent.
De mooiste inzending narcissen op de ten
toonstelling in Sassenheim was afkomstig
van den heer G Zandbergen, die daarmee
den grooten zilveren wisselbeker won.
WEEK-ABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Wo e n sd a gs avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers og
Donderdag moeten afrekenen.