Strijd om Atlantis DE WINTER EN DE SCHEEPVAART. Willy Reese door lil was volkomen verrast. Alma had Herbert hier opgezocht. Alma, die goeie Alma, ze hield dus nog van hem, en hy „Daar ben ik werkelijk blij om. Alma is een «portsvriendïn van Herbert Wallner. Ook ik ken haar heel goed". „Gelooft U, dat deze dame een poos met den hoer Wallner op reis zou willen gaan, in zekeren Sin als zyn begeleidster?" Li keek den dokter verbaasd aan. j,Hoe bedoelt U dat, dokter?" „Wel, juffrouw Bernauer, luistert U eens. Ik zal ÏT myc meening duidelijk uiteenzetten. Ik acht het noodzakelijk, dat de heer Wallner nog enkele we ken onder voortdurend medisch toezicht blijft. Maar daarna kan ik hem niet langer hier vast nouaen, al was het alleen maar. om hem te bevrijden van de gedachte, dat hij hier gedwongen verblijft. Hy jnoet op reis, maar geen lange, inspannende bui- tenlandsche reizen maken. Hy moet zich ontspan nen, veel wandelen, liefst bergen beklimmen. Maar moet niet alleen zijn. Hij moet iemand bij zich hebben, die hem aan zijn gedachten ontrukt, wan neer ze in een verkeerde richting gaan. Deze taak kan natuurlyk alleen een vrouw vervullen. Maar ook niet iedereen kan dat, en stellig geen ver pleegster. Ik heb nu gezien, hoe deze juffrouw Heringen met den heer Wallner omging en toen kwam onmiddellijk de gedachte bij me op, dat zy het beste gezelschap voor hem zou zijn. Gelooft U, dat de jonge dame daartoe bereid zou zijn?" Li dacht eenige oogenblikken na. Was dit niet een uitstekende gedachte van den dokter? En hoe scherp had hy geobserveerd en zijn gevolgtrekkin gen daaruit gemaakt! Hier, onder de voortdurende controleerende oogen van den dokter en het verple gend personeel zou een mensch als Herbert niet vrij worden van de gedachte, die zich in zijn herse nen had vastgezet. En ongetwijfeld had hij ook aan de vrouw gedacht, die zijn brieven niet beant woordde. Dacht hij, dat Alma hem van deze vrouw zou kunnen bevrijden Misschien juist daarom, om dat zij met Herbert nooit over liefde zou spreken. Dat was haar veel te ingewikkeld. Herbert zou haar eenvoudig in zijn armen moeten nemen. En als hy dat niet deed, geen enkelen keer in de weken van de reis, en ook op den laatsten dag nietdan was het voor Alma een zware taak geweest. „Nu, juffrouw Bernauer, wat denkt U van myn plan? Gelooft U, dat zoo rukte hij Li uit haar gedachten. „Ik hoop, dat het my gelukken zal, mijn vriendin over te halen op uw voorstel in te gaan. Het zal wel eenige moeilykheden met zich brengen, zy zal bovendien verlof moeten vragen, want zij heeft een betrekking als gymnastiek leerares". „Dat denk ik ook. Maar dokter, gelooft U ook, dat Wallner er zonder verzet op zal ingaan?" „Op reis zal hij zich gaarne laten sturen. Maar natuurlyk mogen wy hem zijn begeleidster niet op dringen. Het beste zou zijn, dat de beide menschen elkaar pas in de bergen ontmoetten. Als juffrouw Heringen dan by hem blijft, zal hij niet op de ge dachte komen, dat het vooruit zoo was afgespro ken", „Daar hebt U gelyk in, dokter. Herbert Wallner zal dat nooit van mijn vriendin vermoeden". Dan hoop ik, dat ons plan zal lukken. En nu verzoek ik u, mij te volgen. We zullen mijnheer Wallner overrompelen. Ik had hem uw bezoek wel aangekondigd, nxaar zrjn houding heeft me ertoe gebracht hem dag en uur niet te noemen. Maar trekt u het zich niet al te zeer aan, als hij een beetje onvriendelijk tegen u is." „Daarover behoeft u zich geen zorg te maken, dokter", antwoordde Li glimlachend, terwijl zij reeds naast den dokter door de lange gang, een paar trappen op, en nog een gang .doorliep. Dan opende de dokter een deur, ze traden binnen in een comfortabel gemeubileerde kamer op de schrijftafel stond het portret van Annie Frunds- berg Li zag het direct. „Mijnheer Wallner, hier breng ik u juffrouw Bernauer, wier bezoek we al een paar dagen ver wachtten". Li ging hartelijk naar Herbert toe, bood hem haar hand aan. „Dag Herbert, ik ben blij, dat ik je eindelijk eens in de heerlyke stilte van de bergen kan op zoeken". Herbert Wallner nam de hand aan. maar slechts vluchtig en kort. In zijn blik stond reeds hard verzet. „Goeden dag". Dr. Möller trok zich meteen terug en liet de beide menscnen alleen. Li ging, zonder een uit- noodiging daartoe af te wachten, op e—der in de buurt staande stoelen zitten. „Nu Herbert, hoe gaat het ermee, je ziet er al weer heel wat beter uit". Zichzelf moest Li zich echter bekennen, dat zijn gezicht heel smal en erg kleurloos geworden was. Aan de slapen werd het haar al even grijs. En op het voorhoofd, boven den neuswortel, stond het kleine driehoekje, scherper geteekend dan ooit tevoren. Wallner liet zich weer in zijn ligstoel vallen. „Ja, zie me maar aan. Dat is jullie werk. Jij en Frundsberg hebben dat van me gemaakt." In Li kwam medelijden op. Zy zocht zijn oogen, die haar ontweken. „Nog altijd aan het vechten met Frundsberg?" Herbert lachte hard. „Hoe zou ik nog kunnen vechten, nu jullie me hierheen hebt gelokt? Dat hebben jullie hem werkelijk kranig gelapt. Myn idee, mijn werk hebben jullie gestolen." „Herbert, hoe kun je toch zoo spreken neen, blijf alsjeblieft kalm je moet jezelf nog sparen. Niemand, heeft je werk gestolen, het wacht op je, het wacht erop, dat je komt om het te voltooien." „Het zal nooit voltooid worden," „Het zal voltooid worden en door jou." Weer spx-ong Wallner op. „Waarom dwingt men mij dan, hier werkeloos in de eenzaamheid te zitten waarom hoor ik niets over wat daarbuiten gebeurt?" „DoKtei-svoox-schrift je zenuwen moeten rust hebben." „Is het dan soms ook doktersvoorschrift, dat ik geen brieven mag ontvangen?" „Hce bedoel je dat? Geloof je, dat men je brieven acht ex-houdt?" „Ja, ik had anders stellig antwoord op twee brieven moeten hebben." „Wil je me zeggen, van vie, dan zal ik het dadelijk onderzoeken." Nu klaarde Herbert's blik een weinig op. „Doe dat, Li het zijn brieven van neen, ik kan het niet zeggen". Herbert's blik werd weer hard en duister. Li was teleurgesteld. Ze drong echter niet verder bij hem aan. Haar blik ging haar buiten, streek over het stadje, daar beneden in het dal, de lage bui zen, de kromme straten en stegen, de kerk met den spitsen toren, ais uit een speelgoeddoos ge bouwd stond daar alles, en boven sloot daarbij net groene deixnewoud aan, met hier en daar een geei- roode vlek eiken en beuken in herfsttooi. Hoe goed deed die aanblik aan aan de oogen! „Je moest van den winter naar de wintersport gaan, naar Sint Moritz of Arosa". „Ja, als ik dat kon. „Zou je graag willen?" Li wist, dat dit reeds vroeger altijd een harte- wensch van Herbert was geweest. „O, zoo graag, maar men zal nxe hier niet laten gaan". „We zullen daarover wel eens met Dr. Möller praten." De kleine driehoek op Herberts voox-hoofd werd iets bleeker. Hij greep naar haar hand. „Li, je ben toch een lieve meid." Even was er een zwygen tusschen beide men schen. „Hij heeft een vrouw noodig, die voor hem zorgt", dacht Li. Plotseling begon hij weer over de brieven t« spx-eken. „Die brieven ik wil het je wel zeggen wa ren aan de zuster van Frundsberg gericht." Li speelde de verbaasde. „Heb je haar geschreven?" „Ja, en ik kan niet begrypen, dat ztj mij niet geantwoord heeft." „Zij is op het oogenblik op reis, in het buitenland, voor zoover ik weet, is zij nu in Cairo." „Dan heeft zij mijn brieven waarschijnlijk heels- maal niet gekregen. Ik zal haar naar Cairo schrij ver.". Li legde haar handen op Herbert's schouders, zag hem met haar groote oogen aan, vfr als zij dit vroeger vaker gedaan had „Hei-bert, wat wil je toch van dit jonge vrouwtje „Ik houd van haai-". „Dat kan niemand je kwalijk nemen, maar wat heb je eraan?" „Ik weet, dat zij ook van mij houdt'.' „Herbert, kun je de waarheid aanhooren?" Herbert keek Li verwonderd aan. In zijn W» stond een vraag. Li moet een oogenblik met zicli- zelf vechten. „Denk even terug aan den middag, toen wij voor het laatst tegenover eikaar stonden. Je had eerst groote haast tot je aan de telefoon werd ge* roepen. Daarna had je tijd voor me. Twee uur la ter was Annie Frundsberg haar groote reis be* goixnen, waax-van zij tot nog toe niet is terugga* keerd. Zij was gevlucht gevlucht voor jou". Li zweeg. Haar handen gleden weer van SP schouders af. Ook hij zei geen woord. Zijn oogeu gleden over de bei'gen met de dennen en de g£«- roode vlekken. Daar bleef zijn blik hangen 1®°' gen tijd. Toen stond hij plotseling op, ging de s®* mer in naar de schrijftafel, hield het portret in d» hand, dat daar gestaan had en wierp er een lan gen blik op. Daarna opende hij een la, legde ,foto daarin en de hand sloot de lade weer. XWordt vervolgflft' Een ijskoud werk. De wachters van de Willemssluis te Amsterdam probeeren de ingevroren sluis uit den knellenden greep van het ijs te bevrijden Hoe lang nog? Het Ingensche veer over den Nederrijn nabij Eist is reeds geruimen tijd buiten dienst gesteld. De uiterwaarden zijn overstroomd on thans met een dikke ijslaag bedekt De helpende hand bij een zwaren marsch door de dik besneeuwde paden van een der wouden aan het Westelijk front, waar de winter zijn stempel op iedere actie drukt Wintersport op den Amstel. De historische schaatstocht over den Amstel van Uithoorn naar Amsterdam en terug is Woensdag onder groote belangstelling verreden Het interieur van den aanhang-ziekenwagen, welke de nieuwste aanwinst vormt van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst te Amsterdam Slachtoffer van een noodlottig misverstand. Het stoffelijk overschot van dokter Meeuwissen, die aan de grens te Vlodrop werd doodgeschoten, is onder, groote belangstelling ter aarde besteld Toon van Balkom, de bekende Bossche klokkenist, viert 1 Maart a.s zijn zilveren jubileum als stads-beiaardier Een onafzienbare menigte was te Melbourne getuige van den afscheidsmarsch bij het vertrek van de Australische- en Nieuw Zeelandsche expeditie strijdkrachten naar Egypte

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8