Na drie jaar weer naar Canada pis de steenen spreken konden.... De JCa&a te Jiekka. Litteraire Kantteekeningen. Voorstelling der Ka'ba uit het midden der vorige eeuw. De Ka'ba te Mekka moet een der laatste Februaridagen in den 032 zijn geweest toen een indrukwekkende «pnschenstoet Van het dan nog Jathrib genaam- zuidwaarts trok. Historisch schouwspel: Het temidden va'n Bedowienen en stadsbewoners, som „ieen paard of kameel berijdend, anderen te voet, rJevond zich één die gansch de wereld van zich wu doèn spreken, wiens naam nimmer anders dan met heilig ontzag zou worden uitgesproken: de Proleet van Mekka, Mohammed. Zestig jaar oud was hij toen, een beproefd man die aehoor gevend aan de roeping welke naar hij Kloofde hem door Allah in visioenen was geopen baard veel geleden en gestreden had: de roeping van een gezant Gods. Tien jaren eerder was hij dienzelfden weg gegaan, maar toen vanuit het Zuiden komend, van' Mekka dus, dat het dal zon der koren werd geheeten. Armelijk en epnzaam was zijn jeugd geweest, kommervol ook het leven van den volwassen Mo hammed die, naar men meent te weten, als kara vaanleider in zijn karig levensonderhoud voorzag. Voorspoediger was het hem gegaan sinds hij met deniet onbemiddelde weduwe Chadidjah was ge huwd' maar op welstand was het leven van dezen mensch niet gericht: allang waren den eenzame in visioenen beelden verschenen en had een stem tot hem gesuroken die hem bewust deden worden van de levenstaak, waartoe hij w-as uitverkoren. Wanneer Mohammed sindsdien in dichterlijke taal van de verschrikkingen van den dag' des oor deels sprak, wanneer hij de heerlijkheden van het hiernamaals prees, dan was het niet hij die met mensohelijk stemgeluid menschelijke dingen zei, maar Allah die bij monde van een Profeet maan de tot onderwerping, tot Islam. Geen die de on derwerping aan Allah's wil verzaakt had, was Jjnstraf ontgaan; zoo degenen die de boodschap vanNoeh (Noach) niet verstonden; de zondvloed had hen verdelgd; zoo wie geen acht sloeg op het vermaan van Loet (Loth)Sodom en Gomorra vjëvden vernietigd. En waren de Egyptenaren die niet naar Moesa's (Mozes') woord hooren wilden niet door de zee verslonden? Overal, leerde Mo hammed, overal in het Arabische land getuigden bouwvallen van Allah's wrake. Tot Islam dus, tot onderwerping riep de Profeet te Mekka op, tot deelneming ook aan de hulde die jaarlijks ge meenschappelijk aan Allah moest worden ge bracht: aan de groote bedevaart dus, den hadj, door Mohammed als eeuwenoud gebruik bij zijn geloofsleer ingelijfd. Wel hadden de Mekkanen naar Mohammed, ge luisterd, maar ze hadden den Profeet niet ge hoord; de milds ten noemden hem vergoelijkend een dichter, door de spotters werd hij een waar zegger, een bezetene geheeten. En de Profeet, die in zijn eigen land niet werd geëerd, was teleur gesteld wellicht, maar niet ontnuchterd heen gegaan naar 'n hoopvoller oord, op tien dagreizen efstands gelegen, naar Jathrib, dat naldden Medi- nat-en-nabi, de stad des Profeets of kortweg Medina, De Stad, werd genoemd. Wat hem aan zijn stam bond had hij verbroken hij had hid- jrah gedaan in de overtuiging dat de eenheid des geloofs, in het licht der eeuwigheid gezien, de banden des bloeds verre te boven ging. Een Profeet verovert een Stad. Christendom, Arabisch heidendom en Joden dom ze waren in hem versmolten tot een nieu we geloofsleer, waarin ook Abraham als aartsva der wend erkend. Want Abraham zou het geweest zijn, zoo wilde het de legende, die met zijn zoon Ismaël op Allah's bevei het Godshuis te Mekka, de Ka'ba, had gesticht. Was het dan langer te dulden.'dat het Mekkaansche heiligdom, sinds on heugelijke tijden het middelpunt van heidensche gebruiken en feesten, die van heinde en verre menschen lokten, buiten het terrein lag waar de rasoel Allah, de Godsgezant, zijn boodschap ver kondigde? Zeker, Mohammed was een profeet; maai' hij was ook een heerscher, een veldheer als het moest zijn, die het Mekkaansche land des noods gewapenderhand zou inlijven bij het ge loofsgebied van den Islam. Daarmee was de ge loofsstrijd ontbrand, die meteen een veldtocht be- teekende. Arabië ondervond enkele jaren lang, *at dat zeggen wildeIn 630 was het hooge doel bereikt: Mekka wès veroverd. Twee jaren later trok de Profeet, een bejaard wan, derwaarts om voor het eerst het groote Mek kaansche feest van den hadj zelf te lelden en volgens Allah's bevelen (Quoren), en in de huldi ging Gods plechtiiglijk voor te gaan in het heilig ste der heiligen; de Ka'ba. Had niet al Adam naar verluid werd den hadj naam de Ka'ba volbracht en was het Godshuis niet herrezen door -Abra ham's en Ismaël's toedoen nadat het door den zondvloed was vernietigd? Afvallige geslachten hadden sindsdien het heilig feest ontwijd nu had de Profeet het in eere hersteldde Ka'ba had öe bestemming Gods hervonden. De Tien Hulzen. Mekka, land van steen, woestijnzand en bran den zonnegloed, soms nog geteisterd door de wi, de overstrooming die het anders dorre land oemelgd zoodra ten Ooster. van Mekka de regen •alt troosteloozer landschap had moeilijk tot lpn der Ka'ba uitverkoren kunnen worden. Niet minder blootgesteld aan beproevin- °en tfan de landstreek zelf was het Godshuis, ben malen, vertelt de legende, zou het van zijn wvenaardsohe bestemming blijk hebben gegeven, ??u n,€t herrezen zijn, na door rampen of anders- nwf»i z^n vernietigd. De oorsprong van deze sr ;'rmg moeb' waarschijnlijk worden toege- er>«,iVen -aan een symbolische zinspeling op de tuf t d!e voor den Almachtige stonden om zijn jf loven. Toen Allah de hemellingen aan- «riiu dat een plaatsbekleeder op aarde zou vI1 aai)stellen deden zij hun best hem van dit af te brengen. Zij werden echter afge- niet de woorden; God weet, wat gij niet weet, en. bij de daarmede gepaard gaande bedrei ging van eeuwigdurende smarten zouden de enge len zich in aanbidding om Allah's troon hebben geschaard, die in den negenden of hoogsten he mel is geplaatst en dient tot punt waarheen zich serafijnen-en cherubijnen bij hun gebed wenden. Daarop schiep Allah het Huis der Zaligheid, be staande uit vier pilaren van jaspis en een dak van robijnen. De engelen volbrachten er hun omgan gen, uitroepende: Lof zij Allah verheven zij Allah Allah is almachtig. De Schepper gelasttte hen toen, een dergelijk huis voor de menschen op aarde te bouwen. Zoo geschiedde: de eerste Ka'ba verreesvolgens sommigen veertig, naar de meening van anderen duizend jaren voor de schepping Toen het eerste Huls aan den tand des tijidis ten offer viel zou Allah mèt Adam een tabernakel van holle robijnen op aard hebben doen dalen, dien de engelen op steenen pilaren plaatsten, aldus de tweede Ka'ba bouwend die na Adam's dood naai den hemel werd teruggebracht of, naar een an dere overlevering verhaalt, door den zondvloed werd vernield. Zoo vertelt, met een mengeling van geloofstra- ditje en historische feiten de legende van de tien „lull tocht: want geen zal het heilig gebied, dat door dlenstelijk gelden daar te bidden. El-Madjari is deze plek geheeten. de Mengplaats, omdat Abra ham en Ismaël er de kalk bereidden, die zij bij den bouw van de Ka'ba moesten gebruiken. Anderen spreken van Makam Djibrail, de Plaats Gabriels, omdat de aartsengel daar zou zijn neergedaald en er met Mohammed gebeden zou hebben. De Barmhartigheidsgoot, eertijds van hout en nu van goud naar men beweert, druipt zijn wa ter op de plaats waar Ismaël met zijn moeder Hagar begraven ligt; de bedevaartgangers ver dringen er zich om iets van het gewijde water op te vangen. Het eeuwenoud gebruik, de Ka'ba te vereeren met fraaie geschenken, raakte met den Islam meer en meer in onbruik; de deurwachters schij nen den goedgeefschen geloovigen geraden te hebben hun giften aan dienaren en huurlieden van het Heilige Huis toe te vertrouwen waar ze veiliger bewaard zouden zijn dan in de Ka'ba, die inderdaad herhaaldelijk door belagers van al lerlei allooi werd geplunderd. Stoffen voor de bekleeding van het Huis wer den daarentegen gaarne aanvaard: fijn geweven Egyptische doeken, later zijden weefsels van de zuiverste kleuren dienden overeenkomstig het oude gebruik, de heilige plaats als maagd of bruid voor te stellen om de Ka'ba te versleren. De Vorsten die het protectoraat uitoefenden wedijverden zelfs verwoed in bijdragen tot de verfraaiing van het Heiligdom, al belette de vereering voor Allah's tempel hun, aan het uiter lijk iets te doen veranderen: iedere verbetering gold bijkans als heiligschennis. Toen in 1611 de muren dreigden in te storten beveiligde men het bouwwerk door het aanbrengen van een verguld koperen gordel: de steenen zelf bleven onberoerd. Eerst na de overstrooming van 1630 was aan de Ka'ba zooveel schade aangebracht, dat- het herstelwerk wel ter hand genomen moest worden. Sindsdien bleef het Mekkaansche hei ligdom wat het was: ,.een met antiquarische zorgvuldigheid bewaard monument van het oude Arabië" De moskee, die in een onregelmatig vierkant de Ka'ba omgeeft, was ten tijde van Mohammed's triumftöcht in 632 niets anders dan een kleine vrije ruimte om de Ka'ba, waarvan de muren werden gevormd door de aangrenzende huizen, de poorten door de nauwe straten daartusschen. Eerst toen de belendende woningen werden af gebroken kreeg de moskêe een eigen muur en zelfs een dak, dat de hadji's beschermen moest tegen den feilen zonnebrand. Selim II was het. die omstreeks 1572 de grootste verbouwing be val, welke de moskee beleefde: het oude teak houten dak werd vervangen door een gansche rij van kleinere koepels, welgeteld 118 stuks. So ber, vrijwel gespeend van de bonte verscheiden heid en overdaad der oostersche bouwwijze, is het heilig gebouw er zinvol naar geaard, de uit de armste landen samengestroomde gasten tot tempel te dienen, waar in godvruchtige aan dacht, het plechtig melodieus reciet van geopen baarde teksten, gepaard met houdingen en be wegingen zooals buigen, knielen en zich ter aai-de werpen" zich voltrekt. In godvruchtige aan- nog het heiligste der Mohammedaansche geloofs belijdenis en doelwit van de groote jaarlijksche bedevaart is. De geheimzinnige Ka'ba. Temidden van de groote Moskee verbergt de Ka'ba 12 meter lang, 10 meter breed en 15 meter hoog haar heiligdommen: in den oos- mijlsteenen kenbaar is gemaakt, anders betre den dan in den toestand van heiligheid, van ibram: gereinigd, geolied, voorzien van de voor geschreven ihramkleeding. Zoo betreedt de hadji de heilige moskee door de poort der Banu Schaiba en begeeft hij zich naar de Ka'ba om er den Zwarten Steen te kussen of, als het gedrang hem telijken hoek den Zwarten Steen die door de j dat belet, aan te raken. Zoo doet hij de zeven pelgrims wordt gekust, en in den tegenovergele- j ommegangen, in statigen tred ten deele, zeggende gen hoek den Zuidelijken Steen, donkerder en de voorgeschreven geneden, en drinkt hij het rooder dan de muren van het Godshuis. Naar bittere water uit de heilige bron Zamzam. God- verluidt zou dicht bij de eenige deur die toegang I vruchtige aandacht: en toch dringen moslim- verschaft tot de Ka'ba een klein gat in den grond j sche schrijvers veelvuldig aan op. waardigheid zijn, omgeven door marmer, en het voor ver- bij de ommegangen, een vermaning waartoe de C A-wo/u DE MC-HArtMCOAANSCHV WERELD BV.eï'Mfjen «a. Moiiawml ^orfsdtetnsi y Tc<jeivv>'. VerbreidingtóSlaJiamwCjodtdimd- De wereld van den Islam. wereldsche gesprekken en het gelach, ja zelfs het misbruik van de heilige plaats tot rendez vous aanleiding schenen te geven „Waarlijk, de tempel te Mekka is de eerste tempel die voor de menschen werd gebouwd Daarvan zijn onmiskenbare teekenen te vinden zooals de Plaats van Abraham; wie er binnen gaat is veilig; en het is een verplichting jegens Allah om derwaarts ter bedevaart te gaan voor een ieder die daartoe in staat is". Zoo zegt en beveelt de Koran. Eeuwen voordat de Profeet van Mekka dit Koranvermaan uitsprak trokken al Arabieren overeenkomstig hun heidensch bijgeloof naar de heilige Ka'ba; zond vloeden kwamen, branden, deden hun vernielend werk, plunderaars droegen hun buit- mee en eeuwen na Mohammed's boodschap gaan en komen de hadji's vanuit alle windstreken van het machtig gebied waarover de Islam zich uitstrekt, om in en bij de Ka'ba Allah te huldigen. En gelijk ten tijde van Mohammed heet het ook nu: Wie te voet om de Ka'ba gaat, maakt een omgang om de Ka'ba; maar hij die dc bedevaart naar de Ka'ba in zijn hart volbrengt, wordt door de Ka'ba om geven C. J. E. DINAUX. dtet Canadeesctie xatsqebetgte. Consolation Lake (bij Lake Louise), in de gletscherwereld van het Rotsgebergte. Tusschen de Stille Zuidzee en de groote vlakten1 van Amerika strekt zich de ruggegraat van dit vasteland uit, dien iedereen uit zijn schooltijd kent als het Rotsgebergte en in Zuid-Amerika de Anden. Beide gebergten zijn tegelijkertijd met en op dezelfde wijze ais de Alpen gevormd, maar ze strekken zich uit over vele duizenden kilometers lengte en vele honderden kilometers breedte. Het Canadeesche Rotsgebergte is wat geografische ligging en hoogte betreft geheel met Zwitserland te vergelijken, maar het is grooter en grootscher. Men ."mist er wel een van de grootste schoonheden van ons Europeesch hooggebergte namelijk de prachtige kerkjes, die zoo heerlijk kunnen oprij zen tegen de berghellingen of in de dalen. Daartegenover echter heeft men in de Cana dian Rockies een groote hoeveelheid wild gedier te, haast meer dan de toerist ergens anders op aarde te zien kan krijgen. Zoo kampeerden wij bijvoorbeeld begin Juni aan Bow Lake, een meer tje, gelegen aan den grooten nieuwen weg van Calgary over Banff naar Jasper en Edmonton. Op de plek waar wij onze boot te water lieten schoot een groot stekelvarken weg. Toen we op het meer dreven te midden, der laatste ijsschotsen, kwam een bever kijken wat we daar wel uitvoerden en toen we na een wandeling langs beverdammen en nesten op de helling weer bij onze tent terug kwamen stonden daar vijf herten, die waarschijn lijk nog nooit eerder de Nederlandsche vlag had den gezien. Toen wij in den namiddag langs den autoweg reden stond aan den kant een groote zwarte beer met twee half volwassen jongen. Wij minderden vaart en stopten voorzichtig, vlak voor hen. Eén der jongen kwam nader, richtte zich op de achterpooten op en legde zijn lieve voorpootjes naast mij op het raamkozijn, waar schijnlijk om mij eens te besnuffelen. De nagels van het diertje waren net zoo lang en dik als mijn pink, zoodat ik het veiliger vond het raampje D. L. Daalder, Schimmenspel Uitgeverij Ploegsma, Zeist. De schrijver van Schimmenspel, die een groote reputatie heeft als leeraar en paedagoog vertelt in dit boek het verhaal van zijn jeugd; de .jeugd van een eenvoudigen Texelschen jongen, die aan alle dingen, waarmee een jongensleven gevuld wordt, meedoet en die, evenals zijn vader, onderwijzer zal gaan worden. De lezer volgt die wordingsgeschiedenis tot dat doel bereikt is en Dirk Daalder zijn eerste aanstelling in den zak heeft en het jawoord van haar, die later zijn vrouw zal worden, verkregen is. Wat in dit verhaal aantrekt, is het onopge smukte,van den verteltoon, de objectiviteit, waarmee in het eigen leven teruggekeken wordt. De zielkundige opvoeder in Daalder heeft niet alleen zijn omgeving uit de jeugdjaren, doch ook zichzelf, rustig en zonder vooroordeel, doch ook zonder vooringenomenheid ontleed. Misschien treft dat den lezer nog te meer omdat het hier om zulk een gewoon leven gaat, dat zonder groote schokken verloopt en niettemin boeit door de eenvoudigezuiverheid van het relaas. Het is mogelijk dat alleen in de herinneringen aan de Kweekschooljaren, die Daalder te Haar lem doorbrengt, zoo nu en dan een gebeurtenis te gigantische afmeting aanneemt. Wie, die op lateren leeftijd zich zijn schooljaren herinnert, ontkomt daaraan geheel? Kleine schermutselin gen met de leeraren worden reuze-heibels, kleine ontroeringen, door de nog zoo ontvankelijke jeugd ondergaan bij een niet vermoede tragiek, in de een of andere verhouding, groeien in het ge heugen uit tot drama's. Die schoolherinneringen van Daalder, die naar ik vermoed ongeveer dertig jaar teruggaan, zijn overigens zeker voor de Haarlemmers wel interessante lectuur. De kweekschoolleerlingen of bakkelingen die van verre komen de Haarlemsche „Kweek" had en heeft een uitstekende reputatie in den lande worden overal in de stad door ouders, voogden of den directeur onder dak gebracht en Daalder kan even smeuïg vertellen van zijn eerste kosthuis waar het erg zuinig toeging, als van een later, waaraan hij in dankbaarheid kan terugdenken. Onder de namen van mede leerlingen, kostbazen, winkels en andere gelegen heden, die in dit boek genoemd worden, zijn er vele die authentiek aandoen; of er vele andere al dan niet gefingeerd zijn kan ik niet beoordeelen, doch dat oudere Haarlemmers zich bij het lezen dezer hoofdstukken op bekend terrein zullen wanen, geloof ik zeker. Daarvan afgezien zou ik voor mij de Texel- sche kinderjaren van Dirk Daalder, als staal van zijn vertelkunst dan, toch nog verkiezen boven het latere. Daarin, in die prille jeugdervaringen bloeit een intimiteit vopr de omgeving zelfs in öe herinnering open, die daarna, eveneens in de herinnering, plaats maakt voor dien critischen biik des aankomenden schoolmeesters, die de zelfverzekerdheid bezit, zonder welke een paeda goog het, reeds in den dop, niet vermag te stel len. Volstrekt niet kinderlijk en bijna onmerk baar zelfswat tegelijk bewijst hoe zuiver de schrijfer tegenover zich zelf heeft gestaan toen hij het rijk der herinnering binnen ging. Schimmeispel is, van verscheidene kanten bezien, een sympathiek boek, eenvoudig-eerlijk, zonder frats of franje. Josine Reuling. Het vreemde Vaderland. Amsterdam Querido U. M. Het boek voert ons naar een klein stadje in Letland, waar twee groote stroomingen, de Duitsche en de Russische, voortdurend met el kaar in conflict zijn. De voornaamste groep personen, die onze aandacht vraagt be staat uit kinderen van dertien, veertien jaar, van allerhande nationaliteit en die school gaan op een inst-ituut, waarvan de directrice een Duit sche is. Onder elkaar wordt er door de kinderen nog al veel over politiek gedebatteerd. Hoofdper soon in het verhaal is een Hollandsche jongen, Jan, wiens beide ouders, kort nadat ze zich in Letland gevestigd hadden, bij een ongeluk om het leven zijn gekomen. Hij wordt dan in huis genomen door een buurvrouw, een gemoedelijke oude Zwitsersche, die zelve nauwelijks kan rond komen van een klein pensioentje. Zij kan daar door Jan niet dadelijk naar school sturen, maar vindt eindelijk de middelen om hem op het be wuste instituut geplaatst te -krijgen en Jan's ver blijf daar gaat de hoofdschotel van Josine Reuling's verhaal vormen. De directrice, door de kinderen Nos (neus) genoemd, is een ietwat zonderlinge figuur die dor haar onberekenbare uitvallen en sarcasmen en haar veelvuldige straffen den kinderen meer angst dan eerbied inboezemt. Zij gaat haar leer lingen voor in het neerzien op Rusland en het verheerlijken van Duitschiand. Als Jan een poosje op school geweest is en nog geen vriendje onder de jongelui heeft kunnen vinden, wordt er een nieuwe leerling aangekondigd, waarop Jan zijn hoop vestigt. Maar die nieuwe blijkt een meisje te zijn waarmee de teleurgestelde Jan echter spoedig de beste maatjes wordt. Lrnka Rank is een Weensch meisje, dat geheel voor haar ziekelijke moeder zorgt, die door ziekte en tegenslag niet in staat is, het kind dat te geven, waardoor het onbezorgd van haar kind-zijn had kunnen genieten. Daardoor wordt bij haar verklaarbaar wat bij alle kinderen in dit verhaal opvalt: dat er bij hun praten en doen zoo weinig kinderlijk heid is overgebleven. Jan van Dalen komt voel bij In-ka en haar moeder aan huis en brengt er heel wat prettige uurtjes door. Maar als moeder's ziekte lang zamerhand verergert en Moeni of Minoe, zooals de kinderen haar noemen, dan nog plotseling sterft, is het alsof het volwassenen zijn, die alles voor de begrafenis regelen. Dan komt er een tijd waarin alles weer zijn gewone gangetje gaat en zwaar over godsdienst, politiek en andere gewich tige onderwerpen geredeneerd wordt. Daarna breekt de oorlog uit (1914). Rusland mobiliseert, vreemdelingen moeten het land verlaten, de school wordt gesloten. Jan van Dalen gaat naar Holland, waar nog verre familie van hem woont; de jongen, die geen woord Hollandsch spreekt, noch verstaat, voelt zich plotseling klein worden. Inka gaat in 'n klooster, de anderen verspreiden zich ook hér en derwaarts en daarmee eindigt het boek. Wanneer het deze knappe schrijfster er om te doen is geweest ons een blik te doen slaan in het kinderleven van een stel aan hun bodem ontwor telde kleine individuen die samentreffen in een milieu, waarin de overgang van kind tot groot m-ensoh noodzakelijkerwijs bespoedigd wordt, dan is zij er in geslaagd onze belangstelling voor die versnelde evolutie te wekken en vast te houden. Haar schrijftalent maakt dat de lezer haar verhaal gaarne tot het einde zal volgen. J. H. DB BOIS. maar omhoog te draaien. Een paar dagen later ontmoetten we op een wandeling een bruinen beer met een zwart en een bruin jong, schattige beestjes van slechts een halvcn meter lang. De boschwachter zei, dat ik gerust nog wat dichter kon naderen met mijn filmtoestel. Ik filmde eerst op tien meter, toen acht, zeven, zes meter en plotseling schoot moeder bruin met een nijdige snauwgrom een meter naar mij toe. Op hetzelfde moment zaten de beide jongen zes meter hoog in een spar, een verbazend leuk gezicht, vooral toen zij er kalm aan weer uit klauterden om moeder, die zich na den schijnaanval meteen weer om gekeerd had, te volgen. Helaas loopen ontmoe tingen met beren niet altijd zoo goed af; het laatste wat ik in Canada hoorde was, dat een mijner vrienden, ook een fotograaf, die met een gids een wandeling maakte in het gebergte, zon der het te weten tusschen een grizzly beer en zijn jong was gekomen. De moeder beer viel plot seling aan en heeft beiden zoo gehavend, dat slechts een zich met moeite voort kon sleepen naar een boschwachterswoning. Gelukkig liep het nog goed af evenals met een mijner andere kennissen, die op een kale berghelling nagezeten werd door een grizzly; hij rende wat hij kon om een alleenstaanden boom te bereiken, maar zag naderbij komende tot zijn schrik, dat de onder ste tak ruim vier meter van den grond af was. De beer hijgde vlak achter hem; er zat niets anders op dan den vertwijfelden sprong te wagen. He laas miste hij den tak bij het opspringen, maar kon hem gelukkig nog net grijpen toen hij weer naar beneden kwam. Dat heb ik echter niet zelf gezien. Wel hadden wij nog een paar aardige avonturen met elanden, die vooral in den'herfst talrijk waren rondom Maligne Lake, een bergmeer, dat rondom door hooge, gletscher dragende bergreuzen omgeven is. Wij woonden er op een schiereilandje in het meer. waar overal sporen van herten en elanden in den oever afgedrukt stonden. Aan den overkant van het water graasden bijna den heelen dag twee groote mannetjes elanden, zoo groot als een paard met een gewei van twee meter middellijn óp de berghelling en wanneer zij 's avonds aan het meer kwamen drinken, konden wij hen vaak tot op een meter of tien afstand naderen. Een ander maal besloop ik er een bij een twee meter hooge omheining, waarin vaak de paarden van de boschwachters worden gehouden. Mijn vrouw en ik meenden hem daar. langs keurig te kunnen opdrijven naar een zonnige open plek bij het meer, toen het groote dier plotseling zonder aan loop sierlijk over de twee meter hooge schutting sprong, er van door ging en in volle vaart het bosch In galoppeerde. Wanneer wij in zoo'n bosch loopen, moeten we voortdurend links en rechts uitwijken voor boomstammen of takken, maar zoo'n groot beest met een reuzengewei stuift er doorheen zonder ook maar een tak aan te ra ken. Je hoort niets dan het doffe geluid der bree- de hoeven in het mos. Toch ligt de grootste schoonheid van het Rots gebergte ln zijn bergtoppen, meren, gletschers en bloemenpracht. Ik weet op aarde geen mooier landschap te vinden dan dc omgeving van Lake Louise met de vallei der Tien poppen en zooveel andere meer. Langs den nieuwen weg van Banff naar Jasper zijn deze streken thans gemakkelijk per auto te bereiken, maar wie er volop genieten wil moet de auto verwisselen voor pakpaard, rug zak of vouwboot om dieper door te dringen in de wildernis clan de haastige toerist gewoonlijk doet. Dan zult ge ook verscheidene eekhorensoorten leeren kennen, de leuke prairiehonden, meezen, gaaien, maar ook weer vischarend en andere roofvogelsoorten, Als ge geluk en goede oogen hebt kunt ge genieten van colibri en scharrelaar, van rouwmantel en koninginnepage, terwijl de plantenwereld minstens even rijk en kleurig is als die der veel geroemde Alpenweiden. Als ik ooit van mijn leven nog eens werkelijk met vacantie kan gaan, dan zult ge me kunnen vinden in een kleine tent aan een groot meer te midden van de bergreuzen van Canada. WEEKABONNEMENTEN dienen uiterlijk Woensdagsavonds betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 3