JCuasf
TJrtfm"1
NecIsA^and verzorgt
zijn verdediging
Indische begrooting aan de orde.
Ook onze kust is goed verdedigd.
Slagkruisers nog niet in het geding.
Duifsch vliegtuig boven
Leeuwarden.
Mijn nieuwe leven
yq-pAG 21 "FEBRUARI 1940
Je duinen zijn goed gecamou-
Lde batterijen opgesteld,
poging tot Onding zou een
Lueelen vijand duur te
komen.
,van onzen specialen verslaggever)
„li. Koude is minder, veel minder gewor-
L- rfe deelnemers aan de driedaagsche
Nederland's versterkte grenzen en
en als zij, na de temperaturen van
c'ereius onder nul en zoo, in een te
jjngen temperatuur starten voor 't bezoek aan
fw is zoo langzamerhand wel algemeen
KSzen dat de Nederlandsche regeering
ïriin wensch kent: handhaving onzer neu-
it riaM alle zijden. Dat brengt mede, dat
fs een aanval op onze kust rekening ge-
moet worden. Bil daarom zijn geen halve
n!„ getroffen om ook dien te weer-
I peipersvertegjmiwoordifers.
Icursie
S herademen
w die uitgenoodigd
om een°batterij 15 c.m. geschut, opgesteld
3n te bezichtigen, kunnen er nu over
hóe sterk onze kustverdediging eigen-
hebben, na een lastigen klimtocht
'i nn en duin-af, een in stelling gebracht ka-
Hat ziin projectielen over een afstand van
I'm afvuurt, aan alle zijden bezichtigd: indi-
fvurend maar ook als 't moet direct-vurend.
munitie-bergplaats bevindt zich onder den
nHde hoofdcommandopost, van waaruit 't
j£êel»id wordt, is iets verder landwaarts ge-
ïi Diar staan de uiterst kostbare apparaten,
Sfc den specialisten mogelijk maken, het vuur
Jj een batterij zoo effectief mogelijk te doen
fe telefoonverbindingen met de afzonderlijke
Men zijn aangelegd. „En", zoo verzekeren
gidsen, „men mag gerust tot, laat ons zeg-
1 kmuit zee naderen: er zal dan niets te
zijn van de in stelling gebrachte kanonnen,
teJens van een behoorlijke dekking voorzien
zoodat de bedieningsmanschappen bij te-
Ivuur weinig gevaar loepen",
aderdaad: het beeld van onze kust is vredig,
zee ruischt nog altijd het oude lied, de meeu-
krijschen hoog boven 't water, op zoek naar
dsel Alleen de, houten bordjes met zwarte
iters-" Verboden toegang. Militair gebied" ver-
éden dat er hier iets veranderd is, verraden, dat
de dUinen onderdeelen van 't Nederlandsche
Z e„er hun standplaatsen hebben ingenomen. Zij
ie zich, via de smalle duinpaden, waarop ijs,
aeeuw én zand haast onoverkomelijke barrières
Xrmen, een weg naar 't strand banen, zullen
kunnen beamen, hoe ver men het in de camou-
ggekunst heeft gebracht. Waar is het stuk ge-
chut dat wij zooeven nog bezichtigden? En waar
de hoofdcommandopost. De uiterlijk zoo on-
huldige duinenrij verraadt haar geheimen
Mariniers in actie.
Op verschillende plaatsen aan onze kust ne-
4ien ook de kranige mariniers deel aan de ver
dediging. Wij hebben hen in actie gezien, oefe
nend met het nog niet zoo lang geleden aange-
ïhafte Skoda-geschut van 7.5 c.M. Kwiek de-
■^monstreeren zij het laden van deze venijnige ka-
Bescherming van wilde ganzen
gevraagd.
Het lid der Tweede Kamer, de heer Van
Kempen, heeft aan den minister van Economi-
ihe Zaken de volgende vragen gesteld:
1, Is het den minister bekend, dat sedert we
ken de vogelstand in Nederland ernstig scha
de lijdt, welke voor verschillende soorten nog
verergerd wordt door het optreden van den
mensch en dat in het bijznder de in het wild
levende ganzen thans in zeer grooten getale
geschoten en gevangen worden?
2, Mag worden aangenomen, dat in het alge
meen van ganzen geen schade voor de land
bouwgewassen wordt gevreesd, nu b.v. in
Friesland ingevolge art. 19 der jachtwet de
jacht op deze vogels reeds tegen 11 Februari ge-
Sloten werd?
3, Is de minister van meening, dat in den
uidigen ajbnormalèn winter art. 20 sub d.
van de jachtwet zoo moet worden opgevat, dat
spoorsneeuw het schieten van waterwild aan
oevers van rivieren, meren en plassen
slechts toelaatbaar mag worden geacht, wan-
deze wateren niet bevroren zijn. wat
thans meestal geheel of ten deele wel het. ge
val Is?
Is de minister bereid maatregelen te ne
me" om een verdere uitroeiing van ganzen 'te
-men en om een strenge controle ter be
schaming ook van ander waterwild te bevor
deren?
Meer wagons voor vervoer van
brandstoffen.
Lostermïjn verkort.
In verband met de noodzakelijkheid om den
omloop van open wagons te bespoedigen, ten
einde meer wagons voor vervoer van brandstof
fen beschikbaar te kunnen stellen, is na een be
spreking van den minister van Waterstaat met
de directie der Nederlandsche Spoorwegen en
met het rijkskolenbureau aan de Nederlandsche
Spoorwegen toestemming verleend om voor-
foopig voor het tijdvak van 21 Februari tot en
31 Maart 1940 den vrijen lostermïjn voor
JPcn wagenmateriaal terug te brengen van 8 tot
uren.
Enschedpsclie schooljeugd krijgt
drie dagen vacantie.
Omdat er geen brandstoffen zijn,
ontstaan als gevolg ve
Murige vorstperiode en het abnormaal
verbruik hebben te Enschede tot brandstof-
geleid, Naar aanleiding daarvan heeft
Wikinr? wnte*)es':uur besloten alle openbare onder-
toruru ?en drie dagen (Dinsdag, heden en
M u uiten-
!en nn!" n°°d'g mocht blijken zullen de scho-
njy J?,a donderdag gesloten blijven. Ook de
lende ,,;»ei-e scholen te Enschedé zijn gedu-
dagen gesloten.
nonnen. Handig manoeuvreeren zij met hun
gasmaskers, wanneer een imitatiegasbom tot he
vige rookontwikkeling wordt gebracht.
Ieder hoopt dat het niet tot de bittere realiteit
zal komen. Maar het doet 't hart goed te zien
dat men volkomen bereid is, mocht het ernst
worden. Zij zijn op hun post: de Nederlandsche
soldaten, de mariniers en het marinepersoneel.
Goed geoefend, goed getraind, bewaken zij gren
zen en kust. Een stuk geschut in stelling brengen?
De deelnemers aan de excursie hebben het in
een snel tempo herhaaldelijk zien gebeuren. Mon-
teeren, uit elkaar nemen, luchtdoelen onder vuur
nemen: voor de gemobiliseerden bevat dit geen
geheimen meer! Alarm van een uitkijkpost? In
enkele oogenblikken zijn de. wakers paraat, neemt
iedereen zijn plaats in, komt het tot een krachtige
actie in terreinen, waar de toeschouwer argeloos
aan voorbij gaat. Het is wel eens goed om dit
openhartig te kunnen zeggen. Want het houdt
een geruststelling in. En een aanmaning! Mogen
zij, die hun critiek over de gevechtswaar de van
't Nederlandsche leger en de Nederlandsche vloot
spuien, die aanmaning ter harte nemen! In de
meeste gevallen blijkt dat zij klakkeloos napraten
wat anderen meenen te kunnen zeggen zonder
te weten wat er nu eigenlijk, gedaan is aan de
verdediging van ons land tegen een inval. De
critici hebben het zoo gemakkelijk. En.... zij
weten het allemaal zoo precies. Maar in feite is
hun alleen bekend, dat; de mobilisatie groote be
dragen aan geld verslindt. Dat er veel, zeer veel
gepresteerd is en wordt om de Nederlandsche
bevolking te beschermen als dit noodig zou zijn,
wordt door deze onwetenden niet geteld!
TWEEDE KAMER
AMERICAN BLEND
(Adv. Ingez Med.)
Door Nederlandsche vliegtuig
patrouille onder vuur
genomen en verjaagd.
De regeeiingspersdienst meldt:
Dinsdagmiddag omstreeks half vier heeft
zich een Duitsoh militair vliegtuig boven
Leeuwarden vertoond. Een Nederlandsche
vliegtuigpatrouille is opgestegen en heeft
het Duitsche vliegtuig achtervolgd en on
der vuur genomen, waarna het ons rechts
gebied hoeft verlaten.
Met den Generalen Staf
op excursie door Neder
land. IJsbeitels verbrij
zelen het ijs, waardoor
den vijand de kans tot
nadering onmogelijk
wordt gemaakt.
DEN HAAG. Woensdag.
De heer Stokvis (s. d.) insgelijks Mr. Rost
v. Tonningen (nat. soc.) brandde kennelijk
van ongeduld, om het een en ander te zeggen in ver
band met het plan der drie slagkruisers. Maar de
voorzitter verzocht dit onderwerp pas te be
spreken bij de betreffende afdeeiing (Oorlog en
Marine).
Zoo bleef het nu bij algemeene beschouwingen.
Daaronder valt trouwens heel wat, b.v. de staat
kundige positie van Indië. In dit opzicht gaf de
heer Stokvis uiting aan zijn teleurstelling over de
afwijzende houding door de Regeering aangenomen
ten aanzien van de in Indië levende staatkundige
verlangens. In tegenstelling met de Regeering meen
de spr. dat niet eerst alleen de regionale staatkun
dige ontwikkeling moet worden doorgevoerd, maai
dat reeds nu tevens meer medezeggenschap in de
centrale sfeer en in de verhouding Nederland-Indië
tot gelding dient te kunnen komen. Indië behoort
een volwaardig Parlement te krijgen: de Volksraad
moet iets meer (kunnen) wezen dan een „claque"
Binnen het koloniaal verband en binnen de huidige
Grondwetbepalingen is dit z.i. mogelijk, al zal dan
de wet op de Ned. Ind. staatsinrichting alsmede de
tegenwoordige regeling van de ministerieele ver
antwoordelijkheid wijziging hebben te ondergaan.
Met betrekking tot een en ander overwoog de s.d.
woordvoerder de indiening van een motie. Als we
nog hebben aangestipt, dat hij waarschuwde tegen
een te slappe houding ten opzichte der N. S. B. in
Indië aangenomen volgens Mr. Rost v. Tonningen
was. diens partij zoo onschuldig als een pas geboren
kind alsmede tegen het gevaar van vreemdelin
gen op leidende plaatsen in Ned. Indië, mogen we de
aandacht vestigen op de beschouwingen van de hee-
ren v. Kempen (lib.) en Slotemaker de
ruïne (c. h.) Deze beide afgevaardigden wa
ren het veel meer eens met het Regeeringsstandpunt
ten aanzien der staatkundige kwesties. Laatstge
noemde gaf te kennen, dat eerst de economische ont
wikkeling de inheemsche bevolking de ervaring en
de zelfstandigheid moet schenken, noodig om tot
vérdere staatkundige ontwikkeling te kunnen ko
men. Voor een volwaardig Parlement was Indië nog
niet rijp. „Wij moeten de Westersche begrippen „cul
tuur" en „democratie" niet opleggen aan het Oosten,
zei spr., die voorts bezwaar maakte tegen het bezigen
van woorden als Indonesië en Indonesisch. Daar zat
meer achter dan een taalkundige term, en wel poli
tiek. Dit was ook het geval met de bezwaren door
een Volksraadslid tegen het eedsformulier voor de
leden van dat College in het midden gebracht de
heer Stokvis bepleitte overneming van de formu
leering die voor de Kamerleden geldt, waarin men
geen trouw zweert aan het staatshoofd en even
eens zag de c. h. woordvoerder booze politieke be
doelingen in het spreken van Maleisch in den Volks
raad.
Prof. Slotemaker de Bruine, die met het oog op
het. alcoholgevaar voor de inheemsche bevolking be
schermende maatregelen aanbeval, gaf in zijn finan-
cieele uiteenzettingen te kennen, dat de defensie-uit
gaven „slechts" voor 1/3 debet zijn aan de finan-
cieele moeilijkheden, terwijl hij voorts een pleidooi
leverde voor het streven de begrooting zoo spoedig
mogelijk te doen sluiten. Wij moeten nl. niet te veel
lasten legen op de schouders van het nageslacht.
Verder heeft men te bedenken, dat allerlei sociale
wenschen ookfinancieel-economisch vervulbaar
moeten zijn, wil men ze kunnen verwezenlijken.' dito
t.a.v. onderwijs-verlangens.
Meende deze spreker, dat het hier en daar voor
komend verschijnsel van voedseltekorten het ge
volg is van een samenloop van factoren, zooals de
inlandsche pers zelf had beweerd, de heer v. Kem
pen (lib.) had als zijn oordeel uitgesproken, dat er
in dit opzicht niet veel reden tot verwijten aan het
adres der Regeering bestaat. Hoogstens kan men
misschien zeggen, dat inheemsche bestuursambtena
ren niet steeds tijdig genoeg gewaarschuwd hebben.
Deze afgevaardigde kon zich volkomen vereeni
gen met het standpunt der Regeering t.o.v. het
vraagstuk der staatkundige verhoudingen. Men moet
de bevolking niet meer laten torsen dan ze kan dra
gen, zoo zeide hij, om er o.m. aan toe te voegen, dat
er niet een Indisch „volk" bestaat, dat een klein
aantal intellectueelen nu eenmaal niet te beschou
wen valt als de exponent van de groote massa. De
gevaren voor Indië achtte hij o.m. nog niet zoo ge
ring zulks wat de economische positie betreft
tengevolge van den synthetischen concurrent (voor
den rubber b.v.!) op het vinkentouw, die ons den
wind uit de zeilen kan trachten te vangen.
Het gevolgde financieele beleid keurde de heer
Kempen in het algemeen goed. Hij was het er
ook mee eens, dat men niet opnieuw een versobe-
rings-campagne kan noch moet aanvangen. Reeds
in den crisistijd (rondom 1931) waren er heel zware
slagen toegebracht en dit zou men thans niet weder
om kunnen doen zonder spanningen te ontketenen,
waarvoor de Regeering de verantwoordelijkheid niet
zou kunnen dragen.
Spr. meende, dat in Indië de theorie van „belas
ting naar draagkracht" in de praktijk wordt ge
ëerbiedigd, drong aan op stimuleering van inheem
sche kapitaal-verstrekking ten bate der inheemsche
nijverheid en eindigde met lof voor den Minister,
die in zijn Mem. van Antwoord een zeer positief ge
luid geluid had laten hooren, dat weldadig aandeed.
Voordat we reeds vroeg huiswaarts trokken had
Mr. Rost v. Tonningen o.m. nog betoogd, dat Indië
wat de cvedietbehoeften betreft, geheel op het moe-"
derland aangewezen is. Hij erkende overigens dat
Indië er momenteel staatkundig en financieel gun
stiger schijnt voor te staan dan het moederland,
wees op den terugslag die de politieke opleving in'"
Britsch-Indië op Nederlandsch-Indië kan hebben
zoo noodig zal de Regeering krachtig moeten optre
den tegen vijandige stroomingen en informeerde
voorts naar de exploitatie van Borneo, zulks in ver
band met de bijzondere belangstelling van zeker
groot Aziatisch land. E. v. R.
Dr. P. C. Boutens' verjaardag.
Een lichte griepaanval noodzaakte dr. P. C. Boti-
tens, die Dinsdag 70 jaar is geworden, zijn kamer
te houden.
De jarige dichter ontving slechts enkele intimi,
familieleden en vrienden, en liet zeggen, dat hij een
eindeloozen stapel brieven en telegrammen had
ontvangen en dat hij nóg geen gelegenheid had ge
vonden alle schriftelijke gelukwenschen open te
maken.
De minister van onderwijs zond het volgende
telegram aan dr. Boutens:
Bied Neerlands grooten dichter bij het bereiken
van den leeftijd der sterken mijn zeer hartelijken
gelukwensch aan en spreek de hoop uit dat het
hem gegeven moge zijn ons volk nog veel nieuwe
schoonheid te schenken.
in Haarlem
en daarbuiten.
Bevredigend dilettantisme.
In de kunstbeoefening is de grens tus-
sohen dilettantisme en dat andere wat daar
tegenover staat, moeilijk te trekken. In de eer
ste plaats al omdat juist „dat andere" zoo
moeilijk te definieeren valt en verder omdat een
aantal verworven kundigheden alléén geen
garantie geven een kunstenaar van beteekenis
te worden. Wanneer men in een land alles wat
schildert bij elkaar trommelt,, zooals dat nu
de laatste maanden in het Rijksmuseum ver
toond werd, dan krijgt men van het dilettan
tisme wel zeer uiteenloopende kanten te zien.
De vervelendste, naar mijn inzicht, is de brutale,
die met een minimum van verworven kundig
heid een lawaai maakt als een oordeel en spe
culeert op de' onkunde van het publiek en de on
verschilligheid van hen die zich niet laten fop
pen, om, liefst met groote doeken of in het
oog springende kleuren een wand- voor hun
collega's te bederven. Pure reclamezucht of zelf
vergoding, waarvoor ieder waar artist zich uit
eigen innerlijken drang zal behoeden.
Doch tegen het dilettantisme, dat serieus is
en zich niet opdringt als ware met hem het ver
lossende woord in den kunstchaos gesproken
daartegen valt niet te tornen; vaak zelfs zal
men tot 'n waardeering kunnen komen, die men
in die mate voor hen, die de kunst als hun be
roep beoefenen, niet ter tafel kan brengen
De bloeitijd' der Haagsche School heeft veel
dilettantisme, serieus en onserieus, in de hand
gewerkt. De laatste categorie kon welig tieren op
het veld der comimerpieele successen, door de
werkelijke Meesters behaald en ze heeft een
moeizaam verworven roem dier Grooten op of-
ficiente wijze voorloopig in de schaduw der wis
selende inzichten doen verdwijnen. Maar een
serieus dilettantisme was ontstaan bij vele an
deren, wien de oogen voor een levende natuur
schoonheid geopend waren en die, meer of min
der daartoe begaafd, er een deël van hun geluk
in vonden die natuurschoonheid in beeld te bren
gen. Arbeid, niet om gewin, doch uit liefde voor
dien arbeid en de natuur zelf: het dilettare, d.i.
het behagen scheppen in, in den zuiversten zin
van dat woord, De toen juist weer herleefde be
langstelling voor de etskunst profiteerde daar
mede van. Het vastleggen op de koperen plaat
van gesmaakt natuurgenot werd door de besten
onder de dilettanten met zoo grooten ernst be
oefend, dat de resultaten vaak verre boven het
liefhebberij-werk wat het dn den grond toeh
bleef kwam uit te staan.
Een aardig voorbeeld daarvan geeft de kleine
ets door Eduard Becht, die bij dit stukje gerepro
duceerd wordt. De maker ervan, in wiens artistieke
nalatenschap ik dezer dagen weer eens te snuf
felen had, genoot in zijn jeugd weliswaar eenig
scilder- en teekenkundig onderricht, (van den
ouden Julius van de Sande—©akhuyzen) doch
begaf zich later in een ambtelijke carrière, die
hij bij zijn dood als referendaris bij het Depar
tement van Marine afsloot, als hooggeschat
werker op dien voornamen post, waartoe hij reeds
op veertig-jarigen leeftijd geroepen was. Maar
diezelfde ernstige werker op zijn ambtelijk
terrein, gebruikte al zijn vrijen tijd en zijn
maand zomervacantie om zijn groote genegen
heid voor kunst, natuur en schoonheid in het
leven te houden. En evenals Whistler's zwager
Seymour Haden die in het dagelijkseh leven
een bekend chirurg was, vond ook Becht in
zijn kunstbeoefening een hem volledig bevre
digende ontspanning, die hem wel niets op
bracht, maar toch een aantal zuiver doorvoelde
technisch perfecte etsjes voortbracht, die
door den meest,, veeleischenden liefhebber met
belangstelling bekeken kunnen worden. Wij
hebben Becht in onzen Haagschen tijd goed ge
kend. Over zijn werk op het Ministerie sprak hij
met ons zelden, des te meer over ons beider liefde
voor mooie prentjes. De zije drukte hij zelf op
een prachtige groote etspers die hij zich daar
toe had aangeschaft. Want hij wilde ook van het
kunstvak, niet alleen alles weten, doch ook alles
zelf kunnen doen. En hoe groot was zijn vreugde
als geen ambtelijk werk zijn zomersche vacantie-
maand in de war kwam sturen en de heer Refe
rendaris zich met zijn schetsboeken en schil
derkistjes rustig mocht terugtrekken naar dat
hoekje van Noord-Limburg, waar hij ieder jaar
bij een onderwijzer een kamer in huur had, waar
hij naar hartelust kon werken aan wat hem
lief was. Daar in de buurt, in de omgeving van
Broekhuizen-Vorst, vond hij ook het sujet voor
her hier afgebeelde etsje. Welnu, laat het dan
geen Seymour Haden of Lepère of Tholen of
andere graphische beroemdheid zijn, wie een
beetje oog voor die kunstsoort heeft, zal er nog
heel wat van kunnen aflezen. Hij zal de één
voudige gevoelszuiverheid ervan, zoowel als het
juiste begrip der gebezigde etstechniek er
herkennen en het, met ons, tot dat bevredigend
dilettantisme rekenen, dat, de handelswaarde
ervan moge dan klein zijn, aan velen een zuiver,
on-snobistisch genot zou kunnen verschaffen
alsmen slechts de moeite wilde nemen te
leeren kijken naar het werk en niet naar naam
of étiket.
J. H. DE BOIS.
(Adv. Ingez. Med.)
door MELIS STOKE
Iedereen wascht voor tafel de handen
en borstelt zoonoodig het haar. (Voor
tafelmanieren zie letter T.)
„Hoe hoort het eigenlijk?"
door Amy Groskamp-Ten Have.
Uw boekwerk, Amy, bracht een wending in mijn
leven.
Op elk gebied hebt gij mij goeden raad gegeven
en bij uw licht weet ik wat ik moet doen.
Om zoo te zeggen heb ik het verslonden,
en allen die mij onbehoorlijk vonden
feliciteer en mij met mijn fatsoen.
Dit nieuwe leven met zijn feilloos-fijn-bewegen
is voor mijn huisgezin een werkelijke zegen
na de onhebbelijkheid waartoe 'k was afgezakt,
'k Heb thans manieren, goede vormen, tact,
en soberheid en'smaak in mijne kleeren,
dank zij uw boek, en 't vlijtige studeeren.
Soms zegt mijn vrouw nog wel, berispend en
verwonderd:
„wat zeide Amy nu, op bladzij honderd....?"
Ik denken bloosen ik herinner mij uw les,
en drink weer uit mijn glas, en niet meer uit de
flesch,
of doe mijn best niet meer met 't vischcouvert te
worstelen,
en ga, voor het diner, mijn haren netjes borstelen.
Maar over 't algemeen gedraag ik me al beter.
Men roemt mij inderdaad reeds als asperge-eter.
Ik heb mijn roode smoking-dasje weggedaan,
en nooit meer bij jacquet mijn tennisschoenen aan.
'k Zou tegenwoordig liever in den grond verzinken
dan zooals vroeger uit mijn vingerkom te
dr inleen.
Als iemand zooals ik zich plotseling bekeerd heeft,
dan vraagt men in zijn kring waar hij dat zoo
geleerd heeft.
Welnu.mijn tact en 't feit dat 'k niet zoo vaak
meer vloek,
schrijf ik uitsluitend toe aan 't lezen van uw boek.
'k Geef u de volle eer, en waar ik word geprezen
verklaar ik eerlijk: „Ik heb Amy's boek gelezen."
't Is altijd in mijn zak. Bij elke situatie
kijk ik nog bliksemsnel in uwe publicatie.
Diner staat onder D„ Voorstellen bij de V.
Ik ken mijn alphabet en ben er handig mee.
Het eenige bezwaar, wanneer een mensch in nood is
om wat hij nu moet doen, is dat uw boek zoo groot
Is....!
Eerst heb ik het discreet onder mijn jas gedragen,
en 't achter een gordijn voorzichtig nageslagen.
Dan keerde ik, met manieren, tactvol in de zaal.
Maai- dat behoeft niet meer. Ze lezen 't allemaal.
D'r is geen receptie meer, geen bruilof of diner,
ja, geen begrafenis, of ieder brengt het mee....!
Waar menschen samen zijn, voor feesten of
vergaderen
hoor je aan eiken kant het ritselen van de bladeren,
'k Wist laatst niet wat voor fooi ik aan een knecht
moest geven.
Hij fluisterde discreet: „het staat op bladzij zeven!"
En als ik mij voortaan als een mijnheer beschouw,
dan is dat door dat mooie, dikke boek en joul