Engeland kan de Noorsche houding
niet aanvaarden.
I '7AT1 ;X«1
Borgaa: een droeve tocht door
een brandende Finsche stad.
IN FINLAND.
KOU OP
DE BORST f
W0ENS_DAGJ1_F
EBRUARI 1940
Chamberlain in het Lagerhuis
over het gebeurde met de
„Altmark".
TH een Dinsdag in het Lagerhuis afgeleg-
s. verklaring over het incident met de „Alt-
rk" heeft de Engelsche minïster-presi-
frf chamberlain gesproken over „deze op
bewonderenswaardige wijze geleide opera
tie".
mrwiizende naar de verklaring van den
„.«-hen minister van Buitenlandsche Zaken,
Kt zeide Chamberlain, dat deze Noorsche
ïïèloosheid zelfs nog moeilijker te begrijpen
lït ziin dan hij vroeger veronderstelde. Wij
v Hr.en gemeend, aldus Chamberlain, dat de
fwwhe autoriteiten de .Altmark" in zekere
5e zouden hebben doorzocht. Thans blijkt
venwel dat de Noorsche atuoriteïten geen enkel
onderzoek hebben ingesteld.
Chamberlain verklaarde dat de Noren niet
slechts een keer, doch bij drie of vier gele
genheden heblben nagelaten een behoorlijk
onderzoek in te stellen.
Gezien de weken geleden gepubliceerde
berichten gaf Chamberlain uitdrukking aan
rijn verrassing over de verklaring van Koht,
dat de Noorsche autoriteiten niets afwisten
van de aanwezigheid van Engelsche gevan
genen aan boord van de „Altmailk". -
De Noorsche autoriteiten, aldus vervolg
de Chamberlain, hebben een volkomen on
verschilligheid aan den dag gelegd met be
trekking tot het gebruik, dat van hun ter
ritoriale wateren gemaakt zou kunnen wor
den door de Duitsche vloot.
Naar de meening van de Britsche regeering
zou de houding van Koht, nl. geen bezwaar
te maken tegen de doorvaart van een Duitsch
oorlogsschip het misbruiken van neutrale
wateren door Duitsche oorlogsschepen wet
tigen en een toestand scheppen, welke de
Britsche regeering onder geen omstandighe
den zou kunnen aanvaarden.
Koht
motiveert het Noorsche standpunt.
Het Noorsche Telegraafagentschap meldt:
In een interview met het Noorsche Telegraaf
agentschap naar aanleiding van de Dinsdag
door Chamberlain afgelegde verklaring heeft de
minister van Buitenlandsche Zaken Koht het
volgende verklaard:
1. wat betreft de door Chamberlain ter spra
ke 'gebrachte theorie betreffende het varen van
oorlogsschepen door neutrale territoriale wate
ren, heeft de Noorsche regeering gemeend dat
haar inzicht volstrekt in overeenstemming was
met dat van Engeland.
In 1938 heeft de Noorsche regeering de be
palingen inzake de verplichtingen en rechten
van de neutraliteit herzien.
Onder deze bepalingen kwam er ook een
voor, die betrekking had op het recht van een
oorlogsschip eener oorlogvoerende mogendheid
■zich in de Noorsche territoriale wateren te be
vinden. De Britsche règeering meende dat deze
bepaling ook betrekking had op het varen door
de Noorsche wateren, terwijl de Noorsche re
geering slechts het oog had op het verblijf in
een haven van een oorlogsschip eener oorlog
voerende mogendheid. In den zomer van 1939
vroeg de Britsche aan de Noorsche regeering
hoe deze bepaling moest worden opgevat en de
Britsche regeering wees er met nadruk op, dat
oorlogsschepen het recht moesten hebben, zoo
lang zij kunnen in de Noorsche territoriale wa
teren te varen, ongeacht de 24-uurs limiet. De
Britsche regeering voegde hieraan toe dat een
dergelijke regel in alle andere landen gold.
De Noorsche regeering antwoordde dat zij de
betreffende bepaling uitlegde op dezelfde wijze
als de Britsche regeering zulks wenscht en dat
de Noorsche regeering den tekst had opgesteld
in overeenstemming met de intex-nationale con
ventie van 1907, welke odk door de Britsche re
geering was onderteekend.
2. Het kan betwist worden of een regeerings-
vaartuig als in het onderhavige geval beschouwd
moet worden als oorlogsschip of niet, doch het is
duidelijk dat het in geen geval als een koop
vaardijschip kan worden beschouwd. En daar
het internationale recht slechts twee soorten
schépen kent, moet het als oorlogsschip worden
beschouwd, in dit g-eval als hulpschip voor de
Duitsche marine. De „Altmark" kon bijgevolg
dezelfde rechten laten gelden als een oorlogs
schip, met inbegrip van het recht, zich niet te
laten doorzoeken.
De Noorsche regeering, zoo vervolgde Koht.
heeft niet toegegeven aan druk van welken kant
ook. In dit, als in andere gevallen, heeft de
Noorsche regeering er slechts naar gestreefd, te
handelen overeenkomstig de regelen van het in
ternationale recht.
De werken, die Britsche deskundigen op het
gebied van het internationale recht hebben ge
schreven, wijzen er met nadruk op dat de aan
wezigheid van gevangenen aan boord van zulk
een schip geen verschil maakt en niet belet dat
het schip recht op vrije doorvaart kan doen
gelden.
Londen". Een uit dezen noodtoestand ontstaan
comité voor de kolen voorziening in de Londen-
sche voorstad Barnes heeft den burgemeester
verzocht- den minister van het mijnwezen te
telegrafeeren als volgt: „Daar de ernstige kolen-
schaarschte een groote last gelegd heeft op de
inwoners van deze stad verzoekt oud en jong u
met verschuldigde gevoelens uw onmiddellijke
aandacht eraan te willen besteden dat ons eenige
voorraad wordt gezonden".
Er is geen werkelijk kolen-gebrek in Engeland,
maar de critici beweren dab de règeering 'heeft
toegestaan dat groote voorraden werden opge
hoopt op de terreinen der mijnen in het begin
van den oorlog om het gevaar te vermijden van
luchtaanvallen op een centraal kolendepót.
Sedertdien is dooi' den hevigen sneeuwval, ge
paard met de edsclien, die de oorlog stelt, het
-ransport ontwricht.
Daar rantsoeneedng van brandstof in den
afgeloopen herfst verwacht werd hadden velen
een voorraad aangelegd, maar deze voorraden
raken thans ongeveer gelijktijdig uitgeput, waar
door de kolenhandelaren thans met orders wor
den belegerd, evenwel zonder resultaat. Tot rant-
soeneering van den brandstoffenvoorraad is nim
mer. overgegaan.
(United Press).
,,'ALTMARK" WAS AANVANKE-
LIJK OP WEG NAAR ROTTERDAM
Gezagvoerder voor de radio aan
het woord.
UITDRUKKELIJK VERLOF GEKREGEN DOOR
DE NOORSCHE TERRITORIALE WATEREN
TE VAREN.
[De gezagvoerder van de „Altmark" heeft
gisteravond naar het Duitsche Nieuws
bureau meldt, in een radioverslag een uit
voerig relaas gegeven van de belevenissen
van het schip tot aan den overval door den
Engelschen torpedobootjager „Cossack".
„Toen de oorlog uitbrak" zoo vertelde de
gezagvoerder, „bevonden wij ons onderi
weg van de Golf van Mexico naar Rotter
dam met een lading olie. Wij kregen het
bevel de reis niet voort te zetten maar de
„Altmark" als verzorgingsschip ter beschik
king te stellen van een Duitsch oorlogs
schip.
In den loop van. September kwam de „Alt
mark" toen in contact met de „Graf Spee" wel
ken oorlogsbodem zij tijdens den geheelen
duur van haar optreden in den Atlantischen
Oceaan diende als verzorgingsschip. Toen de
Engelschen, evenals in den vorigen oorlog, be
gonnen bemanningen van Duitsche schepen,
die zij kaapten, weg te halen, ja zelfs Duit-
schers van neutrale schepen haalden, om ze te
interneeren, kreeg de „Graf Spee" hevel op ge
lijke wijze op te treden tegenover Engelsche be
manningen. De ruimen der „Altmark" werden
met stoffen en dikke tapijten, die van het tot
zinken gebrachte Engelsche stoomschip
„Huntsman" afkomstig waren, als woonruimte
voor de gevangenen ingericht. Toen ik daarop
in kennis was gekomen van den ondergang van
de „Graf Spee" zag ik mijn taak erin mijn
schip naai- huis te brengen. Op welke wijze
dat gebeurd is kan ik natuurlijk niet verraden.
Ik kan alleen zeggen, dat ik op 14 Februari bij
de Halten-vuurtoren in Noorsche wateren aan
kwam en bij Christianbrand een loods kreeg
om verder te varen door de scheren.
Tegelijk met dezen loods kwam een
Noorsch marine-officier aan boord, die de
verlangde inlichtingen kreeg en uitdruk
kelijk verlof gaf tot varen in de territoriale
Noorsche wateren. Op 16 Februari bevond
het schip zich aan de Zuid-Noorsche
kust, ongeveer op 1,2 zeemijl van de kust,
toen drie Engelsche verkenningsvliegtui
gen verschenen. Hierin kan men reeds een
eerste ernstige schending van de neutraliteit
van Noorwegen zien".
;De gezegvoerder gaf -vervolgens een beschrij
ving van het binnendringen der Britsche oor
logsschepen in „Noorsche territoriale wateren
en de eerste pogingen om de „Altmark" met ge
weld te enteren.
Hij sprak daarbij over de gebeurtenissen in
de Joesin-gjord en schilderde hoe de Engel
schen de geheele bemanning van de „Alt
mark" bijeendreven en met pistolen in be
dwang gehouden hadden, terwijl de Engelsche
gevangenen aan boord van den torpedojager
..Cossack" gebracht werden. „Ik zelf", aldus de
kapitein beleefde het dat een zeer groot deel
van deze gevangenen met woorden van dank
voor de goede behandeling afscheid namen van
mi3 en den naast mij staanden officier, wiens
speciale taak het geweest was de gevangenen te
'bewaken en te verzorgen, zeer velen zochten
ook voor zij het schip verlieten den scheeps
dokter op om hem in het bijzonder dank te be
tuigen".
Voortgaande, vertelde de gezagvoerder hoe
de Engelschen blindelings op de Duitsche ma
trozen hadden gevuurd. Naar volgens de won
den van de dooden vastgesteld kon worden,
hadden deze verwondingen een doorsnede van
5 tot 6 c.M. zoodat men moet aannemen, dat
de Engelschen dumdumkogels gebruikten, al
dus besloot de gezagvoerder.
Recordcijfer voor vernietigde
scheepstonnage.
In de afgeloopen week ging 86.077
ton verloren.
Reuter meldt: Tot de neutrale sche
pen, die de vorige week verloren zijn ge
gaan behooren er twee, welker ondergang
nog niet gemeld is: het Finsche schip „Wil-
ja" (3396 ton) en het Noorsche schip
„Sangstad" (4217 ton)De „Wilja" zonk
na een ontploffing, de „Sangstad" is getor
pedeerd.
De Britsche admiraliteit merkt op dat de
tonnage van 86,077, die de vorige week
verloren is gegaan, een record voor dezen
oorlog beteekent.
In de tweede week van den oorlóg bedroeg
het Verlies aan koopvaardij tonnage 78.193 ton
en dat cijfer was tot dusverre niet overtroffen
In totaal, aldus de Admiraliteit, is thans door
Duitsche actie een scheepsinhoud van 1.059,766
ton verloren gegaan. Gedurende de maand
April 1917, tijdens den onbeperkten duikboot
oorlog, werd 869.000 ton tot zin-ken gebracht,
met een weekgemiddelde van ongeveer 203.000
ton.
De admiraliteit merkt verder op dat Duitsch-
land thans den onbeperkten duikfoootoorlog te
gen Ifritsche en Fransche schepen heeft aan
gekondigd, „naar aanleiding van Ohurchills
mededeeling, dat alle geallieerde schepen
voortaan gewapend zouden zijn". Het komt ons
voor, aldus de Admiraliteit, dat Duitschland
dezen vorm van oorlog al eenigen tijd heeft
gevoerd en dat hoofdzakelijk tegen de neutrale
schepen, die zeker niet gewapend zijn.
Waarschijnlijk zijn 13 van de 15 neutrale
schepen zonder waarschuwing getorpedeerd
De Britsche vloot heeft echter de jacht op
duikbooten verscherpt: in zes dagen van de vo
rige week zijn vier duikbooten zeker door de
vloot tot zinken gebracht en twee waarschijn
lijk door oorlogsschepen of luchtvloot. Tot 14
Februari hebben 8969 schepen in Britsche
convooien gevaren. Van deze schepen gingen
er 19 verloren. De „Sultan Star" en de „Greta
field", die de vorige week vergaan zijn, voeren
niet in convooi.
Nog een Noorsch schip als verloren
beschouwd.
Het Noorsche Telegraafagentschap deelt mede
dat het te Bergen thuisfoehoorende stoomschip
„Hop", naar men gelooft, verloren gegaan is.
Alle opvarenden, zeventien man, zouden zijn om
gekomen. De „Hop" was op 3 Februari van Ber
gen naar Tyne vertrokken.
Opvarenden van de „Sangstad" gered.
Over het Noorsche stoomschip „Sangstad'
meldt United Press dat dit in de Noordzee tot
zinken is gebracht, terwijl het op weg van La
Plata naar Noorwegen was. De geheele lading
bestond uit graan bestemd voor de Noorsche re
geering. Het schip behoorde aan de reederij
Klaveness and Company. De bemanning van
acht en twintig koppen en een blinde passagier
werden gered.
De reederij van het Donderdagavond gezonken
Deensehe s.s. „STeipnir" -deelt mede, dat de
zeven leden der bemanning en zes Grieksche
passagiers, die nog vermist werden, Dinsdag in
een Britsche haven zijn aangekomen.
KolenscTiaarsclite ook in
Engeland.
Labour richt zich tot de regeeving.
LOMDEN, 21 Februari. Evenals elders be
reikt de kolensahaarschte hier een acuut sta
dium en veroorzaakt allerwegen groot ongemak
en in de armere stadisdieelten zelfs een ernstigen
toestand, terwijl degenen, die daartoe financieel
in de gelegenheid zajai, verhuizen naar apparte
menten met centrale verwarming.
Een commissie uit de arbeidersbeweging onder
leiding van Herbert Morrisson heeft het verzoek
gericht tot Chamberlain om een deputatie te
ontvangen betreffenden den „uitzonderlijk ern
stigen 'toestand. van den brandstofvoorraad te
Inbraak met den dood bestraft.
Parijsche militaire gerechtshof velt twee
doodvonnissen.
Het militair gerechtshof te Parijs heeft de ka
nonniers René Lillier en Paul Germain Roy ter
dood en den kanonnier Léon Jean Marie tot tien
jaar dwangarbeid .veroordeeld wegens inbraak
in een verlaten villa.
Thorez verliest het Fransche
Staatsburgerschap.
Maurice Thorez, de vroegere communistische lei
der, is van de Fransche nationaliteit vervallen ver
klaard. Het desbetreffende decreet is vandaag in
het officieele Fransche staatsblad verschenen.
Borgaa is in brand geschoten en het vuur woedt op zoovele plaatsen tegelijk, dat
de brandweer voor een schier onmogelijke opgave staat.
„ik heb geloopen, neen gestrompeld
door de onuitsprekelijke ellende van
een brandende stad, waar niets van
ook maar de geringste militaire be-
teekenis is te vinden en waar vreed
zame menschen wonen in doorgaans
bescheiden houten huizen...."
(Van. onzen bijzonderen correspondent).
BORGAA., 13 Februari. Twee uur geleden
zat ik in een comfortabele zaal van een deftig
hotel. Oud-minister Ca jander ontving er een
aantal journalisten en hield een rede over de
Finsche Volkshulp, waarvan hij voorzitter is.
Die rede was belangwekkend. Zij ge-waagde van
den sterken vooruitgang op velerlei gebied, dien
men in het Finland' van de laatste twintig jaar
opmerken kan, maar ook van den nood, die
door den oorlog onder de burgerbevolking is
ontstaan. Cajandier gaf ear tal van staaltjes van:
geëvaeueerden, die nu geen werk hebben, men
schen die in de oorlogsgebieden woonden, waar
de Russen hun vernielend werk hebben gedaan,
anderen wier have en goed door bombarde
menten is vernietigd. Terwijl Prof. Cajander,
op dien vriendelijk doceerenden toon, die menig
hoogleeraar levenslang eigen blijft, ons om
trent dit alles voorlicht, wordt er iemand uit
de zaal. weggeroepen: telefoon. Een paar mi
nuten later keert hij terug en een -gerucht neemt
zijn snellen loop langs de tafeltjes, waaraan
wij zitten te luisteren: Borgaa staat in brand!
Kan het waar zijn? Borgaa, met zijn herinne
ringen aan den dichter Runeberg, met zijn
volkomen onmilitair karakter, met zijn Dom
kerk, zijn Vallgren-museum, zijn schilders en
zijn schrijvers? Prof. Caj ander beëindigt zijn
redevoering. Er wordt in allerijl overlegd: hoe
komen wij naar Borgaa? Ieder zoekt zijn heil.
Vikstén en ik, vermeerderd nog met een even
vriendelijken als omvangrijken Amerikaan en
een man van de Engelsche B. B. C., die een
oprechte belangstelling voor de geschiedenis
van Finland blijkt te bezitten, vinden het bij
Minister Hannula, wiens regeeringsauto ter be
schikking komt. Haastig schieten wij dikke
kleeding aan en dan gaat het door de duister
nis, met twee groene lichtspleet)es in de kop
lampen, maar toch met zeventig kilometer per
uur, op Borgaa aan. „Wij weten het nieuws
van den minister van B-innenlandsche Zaken,
baron Von Born," vertelt minister Hannula. Hij
belde tijdens de rede' van Caj ander op, maar
détails gaf hij niet. „De stad staat in brand",
zei hij.. „Misschien valt hét mee. Laten we
hopen". Wij vorderen snel. De chauffeur kan den
weg blijkbaar droomen. „See there" roept
Amerikaan, die voorin zit. Onheilspellend ros
sig is de hemel boven Borgaa! Op drie, vier
plekken lijkt het vreemde schijnsel heller dan
elders. Neen. hier valt niet meer te hopen
Borgaa staat in brand
Het was ongeveer drie uur in den namiddag,
toen boven Borgaa zeventien Russische vlieg
machines verschenen. Er kon tijdig alarm wor
den geslagen: twaalf minuten vóórdat de bom
menregen begon. De menschen vluchtten in de
schuilkelders en wachtten gelaten hun lot en
dat 'van hun have en goed af. Negen van de
zeventien machines wierpen geen bommen uit
de acht andere des te meer. In luttele minuten
werd het stadje getroffen door ongeveer fcyee
honderd brandbommen en door een twintigtal
sterk-explosieve. Het effect van dit bombar
dement was in één woord afzichtelijk. Tegelij
kertijd ontstonden drie en twintig branden op
allerlei plaatsen in de stad. Woonhuizen, een
bioscoop, een groot hotel, een klein hotel,
machinekamer van een skifabriek het vloog
alles in orand! De kleine bommen, die een on
dragelijke hitte veroorzaken, boren door alle
daken en vloeren heen en richten overal het- ver
schrikkelijkst onheil aan. Daarnaast vernietigen
de springbommen dit keer werden exem
plaren van 25 tot 100 kilo gebruikt heele
huizen en straten. Zij slaan diepe kraters in
den grond, herscheppen ordelijke huizen in on-
Een overzicht van het door de Russen in brand gebombardeerde Finsche stadje
Borgaa, waar op den avond van den 13den Februari na een hevigen aanval uit
de lucht op meer dan 20 plaatsen tegelijk de vlammen hun vernielend spel
aanvingen. En dat terwijl er in heel Borgaa geen militair object te vinden is
Wrijf s avonds rug en borst in met
Dampo. Dan onder de wol! Volgende
torgenbeter! Pot50ct. Doos30ct.
(Adv. Ingez. Med.)
herkenbare puinhoopen en versplinteren al wat
zij op hun weg ontmoeten.
Ik neem aan dat het Russische oorlogscom
muniqué van gisteravond zegevierend ver
meldt, dat „onze luchtstrijdkrachten" met
succes „militaire doeleinden" van.den vijand
bestookten, en dat alle machines, „behouden op
haar basis zijn teruggekeerd". Maar ik heb die
zege van nabij «gezien! Ik heb geloopen, neen
gestrompeld door de onuitspekelijke ellende van
een brandende stad, waar niets van ook de ge
ringste militaire beteekenis is te vindn, waar
vreedzame menschen wonen, in doorgaans be
scheiden houten huizen. En ik kan u nauwe
lijks zeggen, welk een gevoel van onoverwinne-
lijken weerzin tegen den oorlog zich van mij
meester maakte, toen ik getuige moest zijn van
de „successen" van dit volslagen zinneloos
bombardement, recht gericht tegen de burger
bevolking, blijkbaar met geen ander doel on
dernomen dan om deze menschen te berooven
van hun huis en hun dak, van hun leven en hun
bezit.
Als wij de stad binnenrijden, laaien aan alle
kanten de vlammen eruit. Heele huizenblokken
staan in rossigen gloed. Rook en smook doen
de oogen tranen en stukken neerstortende bal
ken en dakgooten veroorzaken telkens wilde
vonkenregens, waarvoor wij ons in allerijl uit
de voeten moeten maken. Brandslangen liggen
overal. Een brigade uit Stockholm, tot hulp aan
Finland sinds kort in Helsinki gestationneerd,
werkt mee en doet het hard. De mannen dra
gen deels over hun kleeren witte overalls: wio
weet of straks de Russen niet zullen afkomen op
hun rossigen prooi om met machinegeweren
los te trekken op de menschen, die bezig zijn t|,
redden, wat er nog te redden valt? Overal op
de straten staan meubels. Ik zie vrouwen, dW
telkens opnieuw -door een dichten walm haal
huizen binnendringen, om er vervolgens uit tA
komen met een stoel, een tafel, een matras, eei|
paar stukken keukengerei. Ik loop achter mi»
nister Von Born, dien wij in de stad aange
troffen hebben, door de eene straat na de an
dere. Hij raapt iets op: een stuk van een brand
bom. Een man van de luchtbescherming voegt
zich bij ons. Hij zal de ergste kraters aanwij
zen, door de springbommen in den grond gesla
gen. Hier! Wij staan vlak achter het stand
beeld van Runeberg, dat ik tien dagen geleden
zoo rustig met Segerstraale stond te bekijken.
Op anderhalven meter afstand van het beeld
heeft een bom een gat van meer dan een meter
diep en van zeker twee meter doorsnee in den
grond geslagen. Maar Runeberg staat onge
deerd. Fier verheft zich zijn rijzige gestalte
boven al deze ellende en het is, alsof de rust van
zijn beeltenis op de menschen zelf is overge
gaan. Niemand schreit. Niemand zegt meer dan
het hoog noodige. Stil zijn deze menschen, stil
en vastberaden. Zij werken als paarden aan de
redding van eigen en anderer eigendommen,
zij zijn tot het uiterste behulpzaam en voorko
mend, maar zij blijven dezelfde rustige burgers
die zij altijd waren.
Wij dringen het „Grand Hotel" in. Heel het
dak staat in lichte laaie. Het andere hotel,
„Uri-ter den Linden" heet het, is al tot den grond,
toe afgebrand. Hier rest noig een hoop op ge-
gedeeltelijk behoud. Langs de trappen druipt
stinkend bluschwater. Op de eerste verdieping
zien wij een venijnig gloeiend gat van nog geen
tien centimeter middellijn: het markeert den
weg van de brandbom, die dooi' dak en plafonds
ingeslagen is midden in het podium van die groote
zaal. De groote zaal! Hier stond ik, bij mijn vorig
bezoek, met Segerstraale te kijken naar zijn
prachtig fresco aan den wand. Nu lekt vies water
langs de nobele figuren, waarin hij de vrijheid
geëerd heeft. E-n het zaklantaarntje van Minister
Von Bom verlicht schamel en spookachtig de
ruïne van het podium. Hier, in dit hotel, heeft
de kunstenaarskring van Borgaa zijn onderdak.
Hier plachten schilders en schrijvers elkander te
ontmoeten en van gedachten te wisselen over
wat mooi, goed en belangrijk is in deze wereld.
Nu slaan overal venijnige vlammen uit, en
straks zal woestenij zijn wat vanmiddag nog orde
was en bezit van waarde. Wij gaan mistroostig
verder. De commissaris van politie heeft zich bij
ons kleine gezelschap gevoegd en vertelt hoe de
machines na hun eersten raid nog eens zijn
teruggekomen, gelukkig zonder veel nieuwe scha
de aan te richten. De straten .zijn deels modder
poelen geworden: de hitte doet de hardbevroren.
snee.uw smelten en verandert ze in smerige brei.
Moeizaam gaan wij voort. Een plons: onze gids
valt in een diepen bomkra-ter en haalt een nat-
pak. Wij kunnen niet anders doen dan hem
raden, haastig huiswaarts te gaan: doorloopen
met natte kleeren ln twintig graden vorst is
onverantwoordelijk. Dan zoeke-n wij den burge
meester. Hij is niet te vinden. Segerstraale is óók
niet te vinden. Iedereen heeft iedereen gezien,
maar niemand weet iemand te vinden. In liet
raadhuis liggen een vier, vijf niet geëxplodeerde
bommen. Ik bekijk dat helsche tuig met bitter
heid en afschuw. Uit het kelderluik zie ik in de
verte links en rechts de vlammen uit de stad
slaan. Wat baat hier zelfs die beste brandweer?
Waar moet men beginnen? Wij hervatten onzen
triesten tocht. Een oude vrouw loopt me-t een
plant, die zij in een doek gewikkeld heeft. Een
man sleept meubelen op een hoop. Een. ander
probeert vergeefs, zich een weg door rook en
vlammen te banen. Af en toe zakken wij tot diep
over de enkels in de papperige snèeuw. Zijn er
menschenlevens met dit bombardement ge
moeid? Niemand weet 't. Waarschijnlijk is een ve-r
lamde vrouw in haar vlammende huis omgeko
men. En een man is zijn huis binnengegaan, maar
niemand heeft hem eruit zien komenGeen
•zekerheid is er omtrent zijn lot te -krijgen. Eerst
de nieuwe morgen zal gelegenheid geven om de
balans van Rusland's „zege" op te maken.
In den stillen nacht rijdt onze auto terug naar
Helsinki. Niemand zegt een 'stom woord. Wij zit
ten in de beklemming van het brandende Bor
gaa. Wij voelen iets van schaamte, dat wij kwa
men om „te kijken". Ik had graag willen hande
len. Ik had de macht willen hebb en om dit
razende vuur te bezweren, om een eind te ma
ken aan de verschrikking van dit beestachtig
bedrijf, dat de hel doet los barsten over een
stil stadje. Ik ben machteloos. Wij zijn allemaal
machteloos. Ik zou willen weten, of nu werkelijk
in de harten van dde vliegers daarboven een
gevoel van vreugde en briornf was, toen zij zagen,
dat zij Borgaa in lichtelaaie hadden gezet. Maar
ik weet het niet. Ik weet alleen, dat dit een
helsch werk is en dat ik machteloos ben. Buiten
Helsinki stoppen wij: Minister Hannula stapt
uit. Hier woont hij. Meegaan met ons? De Mi
nister bedankt: ik wil liever alleen zijn, zegt
hijEn eigenlijk willen wij dat allemaal
liever.
(Nadruk verboden.
Auteursrecht voorbehouden).