„BLOED VAN HET VERGAAN VAN DE „IDA". BOEDDHA" De heer F. C. baron Aerssen Beyeren van Voshol is benoemd tot buiten gewoon gezant en gevolmachtigd minister van Nederland bij de regeering van Iran Het Groningsch kustvaartuig „lda"( dat aan de Westkust van Engeland ter hoogte van St David vergaan is. Het schip had een lading steenkolen van Groningen naar Salcombe vervoerd en na lossing aldaar een lading ijzererts ingenomen Het huis aan de Bernard Kochstraat te Amsterdam, dat het ongewild doelwit werd van de granaat, welke Woensdagnacht tijdens actie van het bij de hoofdstad opgestelde luchtdoelgeschut insloeg Een etmaal drijvende. Met een nieuw soort zwemvest werd Woensdag te Amsterdam een demonstratie gegeven. Dit apparaat stelt den drenkeling in staat 24 uur boven water te blijven granaat uit het luchtdoelgeschut, dat Woensdagnacht te Amsterdam in actie was, sloeg in een vier verdiepingen hoog huis op den hoek van de Bernard Kochstraat in de hoofdstad. De commandant van de brandweer, de heer C. Gordijn, bekijkt de aangerichte schade Het eerste contigent Canadeesche luchtvaart-troepen is in Engeland aan. gekomen, om daar opgeleid te worden voor den dienst bij het expeditie-leaer in Frankrijk Een wegwedstrijd over 3 K M voor deelnamen, is Woensdag te Hoek de haven. Voorop militairen, waaraan honderd manschappen van Holland gehouden. De finish aan de winnaar C. W. de Haan Met het sloopen der overkapping van het voormalig Weesperpoort Station te Amsterdam is men thans begonnen, nadat de wachtkamers en andere gebouwen reeds geheel zijn afgebroken door HAROLD WARD 2 HOOFDSTUK H. De Bloeddruppelen van Boeddha. De snelheid waarmede Fenton, de sheriff van het district Arrapahoe, op Lee's telefonisch be richt reageerde, was in flagrante tegenspraak met de spreekwoordelijke indolentie der Zuiderlin gen. De klok sloeg juist eert, toen Fenton's wagen de bocht om gierde, en remmen-knarsend onder de porte-cochère stopte. Het helle licht van zijn koplampen bescheen een groep mannen en vrou wen, die onder de overhangende takken van den grooten eik geschaard stonden om een stille fi guur in het gras. Ze stonden dicht opeen, als bescherming zoekend bij elkaar. Fenton sprong uit den wagen, een lange, ma gere, gebogen man, met een borsteligen grijzen snor. Hij liep haastig op de groep toe, gevolgd door drie anderen. Een van hen, een kleinen man met een Van Dijk-baard, was Fay, de lijkschou wer. Hij droeg een zwart lederen dokterstasch in de hand. Fenton had tegen Lee gezegd, dat hij hem mee zou brengen. Dan was er nog een slordig ge kleed man, in een verschoten blauw shirt, waarop een zilveren ster prijkte, waarschijnlijk de ver vanger van den sheriff. De vierde persoon, die met de auto meegekomen was, was niet zoo dade- Iyk thuis te brengen. Hij was lang, met breede schouders, bruine oogen en rood haar. Hij droeg een onberispelijk wit flanellen pak, zijn heele hou ding verried den militair. Hij bleef echter een paar passen achter de anderen. „Wie van U allen is Lee?" vroeg Fenton, en, toen Lee naar voren kwam, vervolgde hij: „Ik ben sheriff Fenton. Ik hoop, dat u mijn instructies uit gevoerd hebt?" Lee stak hem zenuwachtig de hand toe. „Ik heb precies gedaan, wat u me door de tele foon opgedragen hebt," antwoordde hij. „Ik heb drie man by de porte-cochère gezet, zoodat nie mand het ïyk heeft kunnen naderen. Maar al m'n gasten zyn er in de buurt geweest, ze waren te opgewonden,dan dat ik zeFenton knikte. „Hm." bromde hg in zijn snor. Nadenkend wreef hy zijn kin, en wendde zich toen tot den man in het wit. „Zullen we eerst eens rondkijken?" vroeg hij. „Goed," antwoordde deze, en kwam naar voren. De anderen bleven bij het verschrikte groepje, ter wijl de sheriff en zyn roodharige vriend de stille gestalte onder den boom bij het licht van hun zak lantaarns onderzochten. „Zelfmoord, zou ik zeggen," zei Fenton, na een haastig onderzoek. De andere antwoordde niet, en Fenton wendde zich tot Lee. „U telefoneerde dadelijk, nadat u het lyk ontdekt had, nietwaar „Ja. Maar ik heb het niet ontdektdat deed meneer Page hier." Fenton keek naai- het bleeke gelaat van den jongeman, toen gleden zyn blikken onderzoekend naar de bemodderde broekspypen. „Hm," knorde hij andermaal. Toen keek hij naar den langen man, die zich weer over den doode ge bogen had. Fenton porde zyn beenigen vinger in Jimmy's borst. „Vertel es, wat u ervan weet!" be val hy kortaf. De roodharige man voegde zich weer by de groep, en leunde tegen een van de zuilen van de porte-cochère, zyn oogen strak op Page's gezicht gericht. Mechanisch ging zyn rechterhand in zijn zak, hy haalde er een korte pijp uit, die hy in zyn mond stak. Page kleurde, toen hy zich plotseling .het middel punt van aller aandacht zag. De dreigende toon van den sheriff bracht hem in de war, met moeite hield hy zich kalm. „Veel weet ik er ook niet van, „begon hy, „ik liep buitenop het pad daar „Alleen?" viel Fenton hem in de rede. Page knikte. De sheriff zei „Hm", en keek met een oog naar de maan. „Alleen?" vroeg hij weer. „Op zoo'n mooien maanavond?Maar daar zullen we het later nog wel eens over hebben. Ga maar door!" Iemand lachte, Fenton fronste zyn wenkbrauwen, Page slikte iets weg. „Ik had behoefte aan een koelen dronk," ging hy voort. „Dat heb ik dikwijls," zei Fenton," maar wat heeft dat met het verhaal te maken?" „Nu, ik had dorst," ging Jimmy flauw glim lachend door. ,Ik wilde dus het huis weer ingaan, maar had geen zin door de hall te gaan, waar ze aan het dansen waren. Een paar lui hadden bene den in het sous-terrain een cocktailbar gemaakt en ik herinnerde me dat er ergens in de buurt van de porte-cochère een trap naar beneden moest zyn. Ik liep dus dezen kant uit, botste tegen het lichaam aan, en ging direct Lee waarschuwen." „Hy kwam binnen zoo wit als een doek en hy rende of de duivel hem op de hielen zat!" zei Lee. „Lag het lichaam in dezelfde houding, waarin het nu is?" vroeg de roodharige man. „Ik hen er niet zeker van," antwoordde Page, „het was er nogal donker, ziet u. Ik geloof, dat het op de knieën lag, toen ik er tegen aan liep, daarna zakte het op den grond en struikelde ik erover." „En het touw?" „Ik denk, dat het over een tak gehangen heeft, het viel naast me op den grond, toen ik er tegen aan liep". De lange man knikte en keerde zich om, hij nam z'n zaklantaarn, liet het koude licht over de stille gedaante op het gras spelen. Een van de vrouwen gilde. „Wie is het?" vroeg de roodharige, Niemand antwoordde. „We hebben hem allemaal goed aangekeken", zei Lee, „maar niemand heeft het flauwste idee, wie hij is". Roodhaar keek hem verwonderd aan. „Eigenaardig, dat iemand naar een andermans tuin gaat, om zich op te hangen", bracht Fenton in het midden. „Er zyn hier anders overal boomen genoeg. Ik snap alleen niet hoe dat touw los ge raakt is. Hij kan zich toch moeilijk zelf opgehe- schen hebben en het andere eind van het touw vastgehouden hebben, tot hij gestikt was!" De lange man belichtte met zijn lantaarn we derom de doode, toen zocht hij de naaste omge ving af. „Wanneer heeft het hier geregend?" vroeg hy. „Tusschen tien en elf, meen ik", zei Lèe, „ik herinner me, dat het om elf uur droog was". „Dan kan hij niet naar deze plek geloopen zijn", stelde de ander vast. „Er zijn geen voetsporen, behalve die van me neer Page". „Dus?" vroeg Fenton. Roodhaar knielde naast het lijk, hy tilde een arm op, en liet hem weer vallen, waarna hij zijn handen met zijn zakdoek schoon veegde. „Het gras onder het lichaam is nat", zei hij tot Fenton, „hy moet hier dus na derr regen geko men zijn." „Dan zou hij zich dus opgehangen moeten heb ben, terwijl Page hier rondliep," merkte die op. De ander keek hem vragend aan. „Wie zegt je, dat hy zichzelf opgehangen heeft?" vroeg hij. Fenton keek verlegen. „Ik ehik dacht „Die man is al eenige uren dood, zooals dokter Fay zoo meteen zal bevestigen. Hy was dood, toen hy uit dien boom viel, of waar hij anders uit gevallen mag zijn. Kijk maar, de halsspieren on der het touw zijn strak, het gezicht vertoont geen enkel van de typische verschijnselen die bij doöd door wurging optreden, de oogen puilen niet uit..." Fenton was niet op zyn gemak. Diep in gedach ten wreef hy met den rug van zijn hand over z^n kin. „Jy wilt dus beweren, dat iemand die arme kerel doodde, voor hij hem in dien boom hing?.» Hij hing toch aan dien boom, toen Page er tegen aan liep, niet?" Roodhaar trok zijn schouders op. „Ik kan je alleen vertellen, wat ik ae," zei hij. „Ja, in ieder geval hing het touw nog over een tak. Page heeft het immers zien vallen, toen hy tegen het lichaam aanliep?" „Ik begrijp er niet veel van," zei Lee, naar voren komend. „Ik was zelf onder de porte-coc'nère, te gen elf uur. Ik heb de groote lamp aangedraaid om te zien waar ik liep, er lagen overal plassen. Na een oogenblik voegde hij eraan toe: „Ik wil de zien, of het opklaarde." De lange man keek hem scherp aan. „Wat zag U?" vroeg hij. „Niets," antwoordde Lee. „In ieder geval g562 lyk." „Ik kan me toch niet voorstellen, dat er iemand met dat lijk hier rondgezeuld heeft, in afwachting van een kans om het hier aan een boom te han gen!" riep Fenton uit. „Toch moet ie op de een of andere manier hier gekomen zijn. Jy zegt, dat h.; al een paar uur dood is, Lee beweert, dat hij a nog niet was, toen de regen ophield, Ik zou wel een! willen weten, hoe dat kan!" Jimmy Page kwam een pas naar voren. schien kan ik er toch nog licht op werpen", zei hij- „Ik herinner me, dat ik om kwart over twaalf op m'n horloge keek, daar ik verwonderd was, dat Vireh, omdat ik wou weten, hoe laat het was. Op dat oogenblik gebeurden er twee dingen. Ik zag een vliegtuig recht over het huis gaan, en een oogenblik later hoorde ik een plof dicht bij". „Hm", zei Fenton, en wreef met verdubbelde ijver langs zijn kin. Hij haalde een pluk tabak uit een gedeukte blikken doos, en stopte dat achter zyn kiezen. „Hoor je dat?" vroeg by aan den langen m®1 „Nou weten we het!" Deze antwoordde niet direct. Hy belichtte de derate takken van den eik en keerde zich toen wwr tot Fenton. (Wordt vervolgd),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8