BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. W' Deze week schrijf ik weder geen briefje vooraf. Beste LENTEBODE. Prettig dat je pols weer genezen is. Je speelt dus stukjes met speciale voordrachttekens. Het Wiegelied van Mozart ken ik. Doe maar goed je best. Neen •het schieten op vliegtuigen heb ik niet gehoord. lAls ik te bed lig. slaap ik. 'k Wens je veel succes met je pianostudie. Dag Lentebode. Beste ANEMOON. Ja, dat kalendertje is schattig. Prettig zeg dat je a.s. Vrijdag over 'gaat. Je komt dus in de zesde klas. Attie gaat natuurlijk ook over. De hr. S. heeft de op- 'leidingsklas. Het gaat er dus nu op aankomen voor je. Enfin,, als je je best doet kom je er, dat is zeker. Je kunt leren en dat is een be langrijke factor. Dag Anemoon. Lief KABOUTERTJE. Je juffrouw geeft aardige prijsjes zeg. Een netje met Paaseitjes is maar niet even een fijn bezit. Gelukkig dat de juffrouw weer hersteld is. A.s. Donderdag heb je weer openb.-les op school. Je zorgt maar dat je een goed figuur slaat. Het beste hoor. Dag Kabouter je. Lief MEIBLOEMPJE. Wat gezellig zeg dat je op de zangles een operette instudeert. „Goud- muiltje" heb ik al eens gezien. Je zus, moet er dus een hoofdrol in vervullen, 'k Begrijp dat ze het prettig vindt. Ook ik wens dat je met Pasen een goed rapport krijgt. Is het rapport goed, dan zal het cijfer voor je Frans ook wel in orde zijn. Ja, de bonbonnière wordt heel mooi, vooral als ze met Paaseitjes gevuld is. Dag Mei bloempje. Best TEKENAARSTERTJE. Wat prettig dat je morgen over gaat. In welke klas kom je nu? iSchrijf je me a.s. week je rapportcijfers? 'k Ben zeer benieuwd. Dag Tekenaarstertje. Lief MAARTS VIOOLTJE. Je zus heeft Zaterdags na 12 uur zeker Franse les. Je hebt daardoor eenige tijd voorsprong op haar en kunt dus eerst de rubriek lezen. Ja, ook ik vind het prettig dat de erge koude wat over is. Men beweegt zich thans vel gemakkelijker en ziet er niet tegen op om in een onverwarmd vertrek iets te gaan halen. Fijn dat je evenals de andere meisjes graag naar de club gaat. Tot Woensdag. Dag Maarts viooltje. Lief GOUDMUILTJE. Prettig zeg dat je een goed cijfer voor je Nat. Hist. hebt. Je ibroer zal a.s. Zaterdag heel wat te vertellen heb ben. Gezellig dat H. S. naast je zit. Nu maar goed je best doen, zodat je niet voor straf op een andere plaats moet zitten. Als Hennie weer wil schrijven, is ze weer van harte welkom. Ze moet echter tijd kunnen vinden voor geregeld te schrijven. Wil je haar a.s. Maandag op school m'n groeten overbrengen. Dag Goudmuiltje. Best BLONDJE Heb je 1.1. Donderdag je best gedaan tijdens de openb. les? Je handwerkjes ■wil ik graag eens zien. Prettig dat je over gaat. In welke klas kom je nu? Dag Blondje. Best DIKKOPJE. Dat zal op school een prettige dag geweest zijn toen mej. v. d. H. jarig was. Een gehele dag feest is geen kleinigheid. Ga je ook over? Zo ja, naar welke klas ga je Dan? Dag Dikkopje. Best ZONNEKIND. Je hebt maar weer goede cijfers zeg voor je repetitie. Een 8 voor algebra en een 9 voor Frans. Goed zo. Ja Pasen nadert met rasse schreden. Het is dit jaar echter zeer vroeg Pasen n.i, 24 en 25 Maart. We krijgen dus ook een vroege Paasvacantie. Als nu het weer ook maar wat wil mede werken, zodat we dan eens fijn van de buitenlucht kunnen ge nieten. Men krijgt er zo langzamerhand behoefte aan. Tot Woensdag. Dag Zonnekind. Lief RAMENLAPSTERTJE. Ja, ook ik ben blij dat de sneeuw weg is en de straten weer schoon zijn. Men loopt nu vel prettiger en ge makkelijker. Hoe heb je het 1.1. Donderdag tijdens de openb. les gemaakt? Ben je overge gaan? Dag Ramenlapstert-je. Lief BERGKONINGINNETJE. Je bezoeken bij den tandarts zijn dus weer afgelopen. Je kunt dus tot het gehele clubuur blijven. Prettig dat je overgegaan bent. Nu maar verder goed je best blijven doen en zorgen dat je goede cijfers krijgt. Dag Bergkoninginnetje. Best BRUINOOGJE. Ook ik hoop dat je over gaat. Je komt dus dan in de opleidingsklas bij den hr. S. te zitten. Prettig dat je naar de UX.O. mag. Nu maar eerst nog een goed jaar extra je best doen, zodat je met goede cijfers de L. S. verlaat. Maakt je zus het nog steeds goed? Dag Bruinoogje. Lief KRULLEKOPJE. Zo meisje ben je snip verkouden? Gelukkig dat je niet het enige verkouden snipje bent. Ja, nu is de grote dag, de dag van het verlaten der school, voor je zeer nabij. Je zult later nog wel vaak aan je school jaren terug denken. De schooljaren blijken dan meestal nog zoo slecht niet geweest te zijn. 'k Ben benieuwd wat je nu gaat doen. Dag Krui- lekopje. Beste MAJA. Dus volgende week ga je naar „Thalia"? Er is veel animo voor de voorstelling. Ik hopdat je je goed amuseert. Wat heeft je zus me een keurig briefje geschreven. Ze krijgt een zeer goede hand van schrijven en het is heel goed dat ze zo nu en dan eens een briefje schrijft, 't Zou jammer zijn als ze, door weinig te schrijven, het schrijven verleerde. Haar stijl en taal zijn ook uitstekend. Je verhaaltje zal ik indien enigszins mogelijk, plaatsen. Dat je zus je geholpen heeft, schrijf ik er bij. Dat is voor de beoordeeling eerlijker. Dag Maja. Beste POLLY. Ja, jongenlief je krijgt na Zondag het beloofde briefje. Er was deze week weer zoveel, dat hoognodig verricht moest wor den en waardoor al m'n vrije ogenblikken in be slag werden genomen. Alles wat wachten kon. moest wachten. Maar nu ben je spoedig aan de beurt hoor. Wat jammer dat je moeder mis schien naar het ziekenhuis moet. 'k Wens haar liet beste toe en een spoedig herstel. Dag Polly Wie heeft het gedichtje getiteld: „Twee Volen- dammertjes" ingezonden? Ik kon naam, noch schuilnaam op het blaadje vinden Het gedichtje is zeker ergens uit overgeschre ven? Wil de inzendster zich volgende week be kend maken? Veel groeten van Hieronder volgt een verhaaltje onder het opschrift „Kwekkertje". Het is door Maja onder toezicht en met enige hulp van haar oudere zus geschreven. „KWEKKERTJE". 't Was lente geweest, toen Kwekkertje het schaaltje van z'n huisje had stuk gepikt. En toen had hij de grote wereld gezien. De sloot, waarin hij met z'n broertjes en zusjes vrolijk rond zwom in het park met de bomen. „Kwekkertje" had z'n moeder hem genoemd, cmdat hij "t brutaalst was en 't hardst van allemaal kon snateren. Maar toen was 't grootste probleem van z'n leventje begonnen. „De mensen". O, „Kwekkertje" had zo'n bewondering voor die rare witte beesten! Die op twee poten rond liepen en altijd lekkere stukjes eten voor hem in het water gooiden. „Kwekkertje" was dan ook helemaal niet bang voor ze. Hij dorst wel op de kant te komen om het brood uit hun hand zo maar op te pikken. Maar hij wist wel, dat mocht niet, want dan kreeg hij altijd een standje van zijn moeder. Moeder Eend vertrouwde de men sen niet.Ze had immers ondervixiding van een paar ruwe jongenshanden, die haar eens had den willen pakken en pijn doen. Daarom was ze ook altijd heel voorzichtig en wenste dit van haar kindertjes ook. En nu was de winter gekomen. Een dikke ijskorst lag op alle sloten en plassen in het park. En moeder Eend met haar kroost en ook alle andere vogels had den het zwaar te verantwoorden. Ze konden nu immers niet vrolijk zwemmen, en eten was er ook bijna niet. Alleen Peter en Anneke, de kinderen van de parkwachter, kwamen wel eens wat brood brengen. Maar zo als het dikwijls gaat, wanneer ze aan het sleën waren of aan het sneeuwballen gooien, vergaten ze de vogels. En dan moest „Kwekkertje" met z'n familie zonder eten naar zijn nestje. En dan viel hun de kou 's nachts dubbel zwaar. Zo kon het niet langer, dacht „Kwekkertje" Hij zou en moest eten voor z'n broertjes en zustjes vinden. Hij keek goed uit en bedacht een plannetje. Om een uur of acht zag hij Peter altijd des morgens met een brood onder z'n arm van de bakker komen. Toen hij op zekere morgen Peter weer eens met een brood zag lopen, trok hij de stoute schoenen aan en liep de jongen achterna. Deze, helemaal vervuld van het spelen wat hij straks zou doen, merkte het kleine eendje niet op. Vijf minuten daarna, toen de familie van de parkwachter rustig zat te eten, trok opeens een luid snateren hun aandacht. Anneke liep vlug naar het raam en och, daar zag ze dat kleine „Kwekkertje" luid snaterend en slaande met z'n vleugels. Het was zo'n grappig gezicht dat ze er hai-d om lachen moest. Maar opeens bedacht ze dat het eendje honger had. Vlug nam ze een boterham en ging er mee naar buiten. Toen „Kwekkertje" dat zag, nam hij de benen, bleef toen weer even staan, totdat An neke weer dichter bij hem was gekomen en liep toen vlug weer weg. Net zo lang tot hij bij de sloot was gekomen, waar hij woonde. Daar stonden ook z'n broertjes en zusjes en z'n moeder. En toen begreep Anneke het. „Kwek kertje" vroeg om eten voor z'n familie. En zo ging het nu elke morgen. De kindei-en zeiden dat „Kwekkertje" het eten vex-diende met snateren Maar dat kon hem toch niets schelen, want nu kregen ze tenminste elke morgen op tijd hun bróód. En daar was het hem tenslotte om te doen geweest. Mej. E. yULBRIEF. KLIMPLANTEN Een bladzij uit het wonderboek der natuur Ieder jaar, als 't weer winter wordt, vallen de bladeren af Ja, maar niet alle. De klimop doet het precies andersom als de andere bladeren: in de herfst begint hij juist te bloeien en vruchten te dragen. Wonderlijk? Och, misschien is 't niet zo vreemd als 't wel lijkt. De stengel van de klimop is teer. Veel te teer en te slap om zich omhoog te kunnen heffen. Hij kruipt over de grond voort, net zo lang totdat het een of andere steunsel (een muur, een boom, een paal misschien) hem gelegenheid geeft, zijn naam van „klimop" eer aan te doen. Er zijn heel wat soorten van klimplanten, maar ze „klimmen" niet allemaal op dezelfde wijze. De erwt heeft aan 't eind van zijn samengestelde, gevinde bladeren ranken, die zich om takken en stokken slingex-en. De snijboontjes maken met hun stengel-uiteinden een draaiende beweging in ongeveer twee uur heeft de top een cirkeltje beschreven zoeken naar steun en winden zich met de stengel om de stok. De wijnstok heeft ook ranken, maar niet aan het uiteinde der bladeren, wel er tegenover ont springend uit de tak. En die ranken, takranken geheten, die eigenlijk uit bloemstelen zijn ont staan, winden zich als kurketrekkers om de lat ten. De Oost-Indische kers doet 't weer op een an dere manier. Om zijn tere stengel omhoog te hef fen slaat hij de bladstelen om ieder steunpunt, dat hij maar tegenkomt. Nog weer andex-s is de klimop ingericht om zich vast te klemmen aan boom of muur. Op verschei den plaatsen komen uit de stengels rijen dunne worteltjes, die zicli vasthechten aan alles wat ze maar tegenkomen: de ruwe muur, het gladde glas, de hobbelige boomstam. Aan al die steun punten houden de heehtwortels van de klimop zich vast en wel zó stevig, dat je na korte tijd moeite hebt, zo'n stengel los te trekken. Deze heehtwortels dienen alleen om te „hech ten". Maar nu komt het wonderlijke: wanneer ze in een spleet van boom of muur, aarde vinden, dan veranderen ze. Dan dienen ze niet meer oxxx te hechten maar groeien uit tot echte zuigwortels, zooals de plant in de grond heeft en nemen ijve rig deel aan de voedselvoorziening. De bladeren van de klimop blijven altijd groen en zijn goed bestand tegen weer en wind. „Win terhard" noemt men dat. En waarom bloeit de klimop nu juist in de herfst? Vraag je dat heus nog? Natuurlijk omdat de plant in de volzomer verborgen in de schaduw van bomen, geen licht genoeg kx-ijgt. Maar in de herfst, als het blader dak dagelijks dunner wordt en de zonnestralen tot de klimop doordringen, begint voor hem het hoogtepunt van zijn leven. Het zweten van de bladeren vindt plaats door kleine huidmondjes waarvan sommige blader soorten duizenden bezitten. Gelukkig heeft de klimop er maar weinige; an ders zou hij nooit in de winter kunnen bloeien en vruchtdragen. - GUITENSTREKEN VAN JAN PIEREWIET Hij was een vreselijk brutale mussen- jongen met een goed hartje. En toen 't zo koud was, redde hij de hele kolonie van de hongerdood. Jan Pierewiet was een vreselijk stoute, brutale mussenjongen! Iedereen in de mussenheg had de mond vol over alles wat hij zo dag aan dag uithaalde. Ja, dat was niet gering hoor! Nu eens vocht hij zó erg met z'n zusje Twin- keloogje (óók een bijdehandje!) dat het nest vol uitgetrokken veertjes lag, dan weer zat hij Ba rendje Scheef snavel, het jongste zoontje van de buren, net zolang achterna tot die zielige stak kerd 't op z'n zenuwtjes kreeg! Nu was er ook niet zo héél veel nodig om 't Barendje op z'n zenuwtjes te doen krijgen hoor! Maar ja, juist met zwakke, bangelijke kinderen moet je een beetje voorzichtig zijn, hè? Dat kon Jan Pierewiet zeker maar nooit begrijpen! En daarom was hij de grootste zorg van z'n brave ouders en de schrik van de buurt! 't Was anders een reuze-gezellig buurtje, die mussenheg, waar Jan Pierewiet's familie woonde. De heg stond rondom een grote boerderij, zodat er haast altijd wel iets te bikken was op 't erf of op 't weiland. Er hadden zich in dat woningen complex dan ook zeker een honderdtal gezinnen gevestigd en telkens kwamen er xiog meer fami lies bij. Vader en moeder Pierewiet hadden 't dan ook een échte bof gevonden, toen ze, juist in 't voor jaar, toen ze van hun huwelijksreisje terug kwa men, deze huisjes hadden ontdekt. „Wel een beetje érg druk, had 't jonge mussen- vrouwtje gesjilpt. De andere mussen kijken zó bij je op tafel, vind ik". Maar vader had haar breedvoerig uitgelegd, dat het voor een mussenfamilie altijd een groot voor deel is met velen bij elkaar te zijn. 't Is ten eerste gezellig, ten tweede kun je elkaar nog eens helpen in geval van nood en ten derde, nu als je. véél mussen bij elkaar zag, zooals in deze heg, dan kon je er vast op aan dat 't een goed plaatsje was en er heel wat te bikken viel. Nu, voor die lange redenering was juffrouw Pierewiet gezwicht - 't waren ook werkelijk prach tige huizen in die ligusterhaag en zo heerlijk be schut tegen de wind! en zo waren ze maar di rect beginnen te nestelen. Dat was eind April ge weest en een poosje later, in Mei, was de olijde dag gekomen, dat er di'ie beeldige eitjes in het nestje lagen. Eén van die eitjes was werkelijk an derhalve millimeter groter dan de twee andere. Moeder Pierewiet had dan ook direct al tegen vader gezegd: „Je zult zien, dat wordt een bru taaltje!" Nou, en 't was uitgekomen. De voox-spelling van moeder bedoel ik en 't ei bovendien! En wel een halve dag eerder dan de andere twee. En van 't eerste ogenblik af, dat hij met z'n puntig snavel tje z'n ei had opengepikt en naar buiten was ge stapt in de grote wijde wex-eld, had Jan Pierewiet schik in z'n leven gehad! Hij had met twee pikzwarte, brutale flikkerogen om zich heen gekeken, had z'n veren geschud en was direct beginnen te schreeuwen om eten, zo dat vader en moeder al doodmoe waren van het sjouwen nog vóór z'n beide zusjes Frankeloogje en Grijsborstje nog het levenslicht hadden aan schouwd! Ja. 't was een mooi nummer, die Jan! Dat grijze veertje achter z'n moeder's rechteroor had h ij op z'n geweten, omdat hij eens zomaax een hele nacht was weggebleven, zodat vader en moeder niets anders dachten of hij was dood. Weggehaald door de dikke vette poes van de boerderij En dat vader oud was vóór z'n tijd was eveneens jan's schuld. Want die goeie vader kon de hele dag wel eigenlijk niets anders doen dan alle kwaje mussenstreken die Jan bij de buren uit haalde, weer goed praten. En toch't was een béste jongen met een hart van goud als 't er op aan kwam. Had hij niet eens de arme Grijsborstje gered uit de klauwtjes van een jong poesje dat haar al bijna te pakken had? En hielp hij niet reusachtig mee als 't er om ging nog wat eten te zoeken voor 't hele gezin? Ja, vader en moeder Pierewiet hadden een week plekje in hun hart voor hun zoon Jan, al wilden ze 't eigenlijk niet weten! is in iedere stad zijn prettig speelgoed worden dagelijks gebruikt is het schip der woestijn wordt 's zomers veel bezocht is een ander woord voor schoorsteen is de gebiedende wijs van spreken is goed behoren tot onze kleding is het gebied van een bisschop wonen in Afx-ika is een meisjesnaam is een moeilijke tijd eten de paax-den is een meisjesnaam is het tegenover-gestelde van hoogte is het tegenovergestelde van diepte is het tegenovergestelde van bekend. vindt men in Zwitserland zijn giftige slangen zijn heerlijke boomvruchten is niet diep zijn slimme roofddieren vindt men in ieder huis heeft bijna elk dier de vroegere naam voor een kruidenierswinkel heeft ieder geldstuk Dit letterraadsel bestaat uit 27 letters, die in 27 woorden als kruisjes staan vermeld. Deze kruisjes- letters vormen samen een spreuk. En nu was 't winter, écht winter met sneeuw en ijs, een steenharde grond en spiegelgladde wegen Zelfs de ligusterhaag was bevroren, wat in geen jaren gebeux-d was! Op een morgen, toen de fami lie Pierewiet wakker was geworden, hadden alle gx-oene blaadjes om hen heen stijf gestaaxi van de vorst. En later waren ze een voor een afge vallen. Dat was een toestand! 't Gebabbel en gekweb bel was de hele dag niet van de lucht geweest, dat kun je je voox-stellen! Maar met dat al was goede raad duur, waxit 't was vx'eselijk koud, zo'n woning zonder bladerdak en van die kale takjes viel ook niets, letterlijk niets meer te halen! Drie wekexi hield de vorst aan. In 't begin ging 't nog al met de voedselvoorziening, want de boerin was een best mexxs, die haar diertjes niet vex-gat en vast iedex-e morgen de bx-oodkx'uimels, de restjes rijst en de appeltjes die een plekje had den op 't ex-f gooide. En nauwelijks had ze dat gedaan of de hele zwex-m mussen, die al in de haag op de loer had gelegen viel er op aan. Als stenen kwamen ze voor haar voeten rollen. De boerin moest er weieens om lachexi, zo brutaal als die rakkers waren. En Jan Pierewiet was de brutaalste van allemaal. Als de grote kraaien van 't land kwamen opzetten en midden tussen de musserx neerstreken, zoodat ze allemaal rts! rts! weg vlogexr, dan bleef hij nog ijskoud zitten Ja, die durfde! Maar eens op een morgen, toen 't vroor dat het kraakte, zaten de mussen tever geefs in de heg op de loer. 't Werd negen uur, tien uur, elf uurmaar de boerin kwam maar xiiet buiten met haar bord Vex-baasd zaten de mussenvaders en -xnoeders elkaar aan te kijken en de kleintjes bibberden van teleurstelling en van kou. Want er stond een gure Oostenwind, die dwars door de kale haag blies en je nekveertjes zo ijzig omhoog deed waaien. „Mexis, mens", zei moeder Pierewiet tegen tante Wipstaart, „is me dat een kou! Ik heb er schele hoofdpijn en oorpijn van". „Ja, kindlief", antwoordde de wijze juffrouw Wipstaart, „maar jij hebt ook 't tochtigste huis van onze hele buurt. In 't voorjaar, als er huizen leegkomen, zou ik beslist eens naar iets anders om zien". „Ja", zei moeder Pierewiet, „maar dat helpt me nu niet, hè!" Neen, dat was zo. Hè, wat was dat? Grutjes, was me dat schrikken! Daar kwam me juffx-ouw Kwebbel, die oude, dikke mussentante van zeker wel zestig jaar met-allemaal grijze veren, plof voor hun voetexi neex-gestrekenZe hijgde van de kortademigheid en klaagde: „Gunst, weten jullie ook, waarom er vandaag xiiets gestrooid is? Mens, mens, ik heb zo'n honger, ik verga gewoon! Exi dat voor iemand met een zwak hart! O, en dan die kou! 't Zal nog m'n dood zijn!" Toen Jan Pierewiet thuis kwam van een ver geefse tocht om voedsel te zoeken hij had niets gevonden dan twee halfbevroren rijstkorrels zat tante Kwebbel nóg op de tak voor 't huis te klagen en te lamenteren. Dat ging Jan vervelen, want hij zag wel, hoe moe z'n moeder er van werd. En weet je wat hij deed? Hij klemde stilletjes de staart van tante Kwebbel vast tussen twee takjes en vloog toen met een vaartje weg om uit een boom de gevolgen gade te slaan. Dat gaf me een gekijf en gekwetter van belang. „Gunst nog an toe!" riep tante, „me staart is vastgevroren! O, O! daar heb je 't al! Straks vries ik helemaal vast. O, kinderen help me toch, help me toch!" En toen ze eindelijk na veel moeite van de hele mussenkolonie haar vrijheid terug had, riep Jan plagend uit de boom: „Ha. tante, bent u nou een beetje warm gewor den?" Je begrijpt dat iedereen verontwaardigd was over die streek van Jan, al moest moeder er in haar hart een klein beetje om lachen en al was ze blij dat ze die vervelende tante Kwebbel met goed fatsoen kwijt was! GRAPJES VAN DE TORADJA'S. De Toradja's een natuurvolk van Celeb« zijn bekend om hun geestigheid. Vaak drukken ze hun gedachten uit in vierregelige versje? waarvan de derde en vierde regel een IE van jullie in de zomer van 1937 de pad vinders] amboree te Vogelenzang bezocht heeft, heeft zeker telkens als hij er voor in de gelegenheid was, bij de Schotse deelnemers het mooie veelkleurige korte rokje be- wonderd. Nu las ik dezer dagen dat de Engelse re gering het dragen van dit rokje voor 't vervolg ver boden heeft. Alleen op Zondag en bi] feestelijke ge- legenheden mogen de Schotten er zich nog mee tooien. Het regeringsbesluit heeft heel wat tegen stand uitgelokt bij de Schotten. Onwillekeurig dacht ik aan een hoofddeksel, dat in ons land zonder re geringsbesluit toch langzamerhand bijna verdwe- nen is en nog alleen maar gedragen wordt bij bij zondere gelegenheden. Ik bedoel de hoge hoed. Een lang leven is dit hoofddeksel niet beschoren geweest. Wie dit hoofddeksel heeft uitgevonden weet men niet. Als men het wel wist zou men geloof ik toch nooit een standbeeld voor hem opgericht hebben. Het schijnt een inwoner van Florence geweest te zijn, die in 't jaar 1760 met deze uitvinding voor de dag kwam. Veel navolgers schijnt hij in den beginne niet gehad te hebben, althans niet in Europa. In Amerika, dat omstreeks deze tijd zijn bevrijdings oorlog tegen Engeland voert, schijnt de hoge hoed als hoofdbedekking meer ingang gevonden te heD- ben, want als in 1783 Benjamin Franklin als Ame- rikaans afgezant te Versailles komt om namens de Ver. Staten van Amerika het vredesverdrag te on dertekenen, draagt hij een hoge hoed. Wat had de goede man, wiens naam bekend was als de uitvin der van de bliksemafleider, een bekijks door zijn zondei-linge en nooit geziene hoofddeksel. Al wat deftig was droeg in die tijd en niet alleen in Frank rijk een steek en droeg die dan het liefst onder de arm om zijn pruik niet in de war te brengen. Geen wonder dus dat alles uitliep om het nieuwe hoofd deksel te bekijken. Of hierbij het gedrang zo" groot was dat er ongelukken bij voorkwamen weet ik niet. Dit was wel het geval toen in Londen zich iemand verstoutte om met een hoge hoed getooid zich op straat te begeven. In een Engelse courant van 16 Januari 1797 komt namelijk het verslag van een rechtszitting voor waarin vei-teld wordt, dat een kleermaker, John Hetherington een oploop ver oorzaakt had, door zich met een hoge hoed getooid op straat te vertonen. Enkele politiegagenten ver klaarden, dat tal van vrouwen bij 't zien van t vreemdsoortige ding flauw gevallen waren en dat kinderen van angst begonnen te gillen, en honden te blaffen en dat een jongen in 't gedrang gevallen was en zijn arm gebroken had. Öf de arme Hetherington al beweerde, dat iedere Engelsman het recht had gedaan. Jan vloog brutaalweg op de vensteïbank I een hoofddeksel te dragen naar zijn eigen idêe en keek naar binnen en.ja hoor, daar lag de baatte hem met Hj,i werd veroordeeld ot een wse boerin in de bedstee, met een geruite doek om Yan„ p° ïng.' °"danks deze veto het hoofd. heeft de hoge hoed niet alleen in Engeland En Betje, het tienjarig dochtertje van En intussen zat Jan Pierewiet in de boom en dacht na. Over z'n zonden en z'n streken, denk je? Welnee hoor. Hij peinsde hoe hij toch vandaag aan eten zou komen, want z'n maagje begon vreselijk te jeuken. Hij dacht: „Er moet iets zijn gebeurd, waar door de .boerin vandaag niet heeft gestrooid. Zou ze misschien óók schele hoofdpijn en oorpijn heb ben van de kou? Effentjes kijken! Zo gezegd, zo met andere woorden is van hetgeen in de eerste twee regels gezegd is, een vorm van po^u die ook in het Oude Testament voorkomt, Een Toradja begon eens zijn pleidooi tnej dit versje: Kom, laat ons het eens tegen elkaar opnemen om te zien wie de dapperste is. Kom. laat ons eens tegen elkaar opspreken om te zien wie het 't eerst aflegt. Die geest en humor kunnen soms gevaarlijk worden, wanneer men ze laat werken om ande ren te hekelen en in een bespottelijk daglichi te stellen. Vooral als dit gebeurt, wanneer men bij maanlicht samen is en danst, degeen die de versjes dicht, daarin een der dorps- genoten ertussen neemt. Soms komen daar wei- eens vechtpartijen uit. voort, maar meestal wordt het liedje onder daverend gelach door'al len meegezongen. Zo bezong een man met één oog een ander, die geen haar meer op 't hoofd had: Ik, stakkerd, ben niet de enige Die de Poso-rivier afvaart, Daar achter die ijle wolken Komt van tijd tot tijd de hemel te voorschijn. Hij wilde daarmee zeggen: Ik ben niet de enige die ertussen genomen wordt; ik zie telkens je kale schedel tussen je haren te voorschijn ko- men. De kaalhoofdige maakte dadelijk een vers op den éénoog, dat onder veel gelach gezongen werd: Ik stakkerd, ben niet de enige, Die een dikke buik heeft, De zon, die reeds scheef staat, Is op t ondergaan» En er is slechts één fakkel. De dichter had niet eens een dikke buik, di andere wel, en zijn ene oog (één fakkel) teek nog scheel ook, w&t den dichter aan de onder gaande zon deed denken. boerin, bracht juist haar moeder een glas warme melk. „Zie je wel, oorpijn van de kou", dacht Jan, „maar daar hoeven wij toch niet onder te lijden" En bom! daar vloog hij zo hard hij kon tegen 't raam. 't Deed wel een beetje pijn, maar hij moest Betje's aandacht trekken! „Hè, wat is dat?" riep de boerin uit het bed „O, moeder, een mus", zei Betje. „Kind, hebben die vandaag al iets te eten ge had?" „Gunst nee, moeder. U moet denken, ik heb 't zo druk gehad!" „Nu strooi dan maar gauw, Betje". Zoo gebeurde het, dat de mussen die dag tóch nog eten kregen. En Jan Pierewiet bracht een groot stuk wittebrood, uit z'n mond gespaard, aan tante Kwebbel, die niet had durven uitgaan uit vrees dat ze ergens aan vast zou vriezen. Ja, hij was heus zo kwaad nog niet, die Jax^ Pierewiet! R. DE RUITER-v. d. FEER heel Europa het pleit gewonnen. Er is een t weest, dat al wat deftig was of meende te zijn ziö tooide met een hoge hoed. Ik kan me tal van Haar lemmers uit de tijd van een 50 jaren geleden niet anders voorstellen dan met een hoge hoed. Dat was in die tijd het hoofddeksel van de deftige Haarlem mer. En nu? Het wordt alleen gedragen bij bijzon dere gelegenheden, maar niemand zal het tegen woordig in zijn hoofd krijgen om b.v. op de wan deling een hoge hoed op zijn hoofd te zetten. En weet je wat nu in deze hoge hoedengeschiedenis h« merkwaardigste is? In Engeland, waar de eerste man, die het waagde zich op straat te vertonen met een hoge hoed tot een boete veroordeeld werd, is h® dragen van de hoge hoed zeer in ere gehouden. Geen deftig Engelsman zal het wagen zich met een ander hoofddeksel te vertonen dan de hoge hoed. Als je een plaatje ziet van een Engels regeringsper soon, is hij steeds hooggedopt. Ja, in 't Engelse par lement onze 2e of le kamer is het soms een vereiste, dat een spreker een hoge hoed op heeft Nog niet lang geleden is het gebeurd, dat een parle mentslid een voorstel moest verdedigen, toen hij zijn hoge hoed niet bij de hand had. Hij leende er toen maar gauw een van een medelid, die het in geM enkel opzicht met hem eens was. Hij mocht echter zijn redevoering afsteken. w. B,-J|

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8