BLOED VAN
HOOGE BELANGSTELLING VOOR DE IJSHOCKEY-SPORT,
BOEDDHA"
Scheveningen bereidt zich voor op het komend seizoen. - D»
lantaarns op den boulevard krijgen een goede beurt
1 Hl
Het ongeluk met de „O. 11", die Woensdag in de haven van den
Helder door de sleepboot -Amsterdam" werd aangevaren en zonk. Het
oogenblik,, waarop het grootste deel der opvarenden wordt gered door
hulp, welke ijlings geboden werd, toen het achterschip boven water
kwam
Dr. F. H. Meihuizen, de leider van de
Nederlandsche ambulance, welke naar
Finland zal worden uitgezonden
De mijnontploffing te Callantspog richtte belangrijke materieele schade
aan. Van vele huizen bleef vrijwel geen ruit heel
Zeldzaam kunstwerk. Het museum
Amstelkring te Amsterdam is verrijkt
met een zeer groote, kunstig gedreven
ciborie, gedateerd 1661 en gemaakt
door Johannes Lutma den Oude, den
bekenden 17den eeuwschen edelsmid
een duiker der Nederlandsche marine wordt in het pak gestoken, om af te
dalen in de haven van den Helder, teneinde een onderzoek in te stellen naar
de positie van de -O. 11"
tt
door
HAROLD WARD
Lee kreeg een kleur. „Ik was niet alleen, maar
ik wil u liever niet zeggen, wie er bij me was. Als
de ander dat vertellen wil, dan vind ik bet best,
maar ikWilt u me op m'n woord gelooven als
ik u zeg, dat het niets te maken heeft met den
dood van dien armen kerel, dien wjj onder den
boom vonden?"
York grinnikte. „We zullen wel moeten!" zei hij.
„Ik veronderstel dat u op dat oogenblik niets van
het lijk gezien bebt?"
„Niets!"
„U kent de yermoorde niet?"
„Ik heb hem nooit eerder gezien. Bent u er ze
ker van, kapitein, dat hij vermoord werd?"
„Absoluut zeker. Waarom zouden we anders
dit onderzoek beginnen?"
Lee glimlachte flauw. „Dat is waar!" zei hij
verlegen.
York veranderde plotseling van tactiek. Hij
leunde voorover, en vroeg scherp: „Hoe kent u
Dore Watson, en wat doet hij hier?"
„Hij is gekomen om op de robijnen te bieden,
evenals de anderen".
„Hoe lang is hij al hier?"
„Twee dagen"
„Lang genoeg om duplicaat sleutels gemaakt
te hebben, en
Lee werd donkerrood. „Ik zou wel willen dat u
bedacht, dat u het over mijn gasten hebt, kapitein
York!" zei hij. York stopte hem met een handge
baar.
„U kunt die ouderwetsche ideeën en Zuidelijke
hoffelijkheid gerust overboord zetten", zei bij
koud. „Er is hier een moord begaan, en moorder.
zijn ernstige misdrijven! Bovendien is er een po
ging gedaan om de „Bloeddruppels van Boeddha"
te stelen. Ik weet nog niet, in hoeverre het een
met het ander te maken heeft. Maar ik ben er
vrijwel zeker van, dat achter dit alles iets zeer
belangrijks schuilt, iets, dat de veiligheid van de
Amerikaansche natie raakt! Nu zult u misschien
begrijpen dat ik, een officier van het Amerikaan
sche leger, geen tijd heb om te luisteren naar uw
praatjes over uw plichten als gastheer? Ik hoop,
dat u me goed begrijpt, temeer, waar de moorde
naar waarschijnlijk onder uw gasten gevonden zal
worden!"
Lee stond op, bleek van woede. „Bent u klaar?"
vroeg hij kort.
York keek hem rustig aan. „Voor het oogen
blik wel," zeide hg.
„Ik veronderstel, dat het niet zou helpen, wan
neer ik u zei, dat uw aanwezigheid hier mij onwel
kom is," vroeg Lee, de vuisten gebald, „met an
dere woorden, dat ik, u de deur wijs?"
„Niet in het minst," antwoordde York kalm.
„Het zou u inderdaad niets helpen! Ik ben hier...
en ik blijf hier, tot deze zaak tot klaarheid ge
bracht is."
„Ik beschouw u echter niet als gast in mijn
huis," ging Lee huiten zichzelf voort. „Ik be
schouw u
„Loop naar den duivel met je geklets!" barstte
York uit.
„U zit nu eetmaal in het schuitje," ging hij
kalmer voort, „en er zit niets anders op, dan mee
te varenDe Amerikaansche sta'at loopt misschien
gevaar en dan is het de plicht van eiken Amen-
kaanschen staatsburger, zich te onderwerpen aan
de wetten en aan hen, die deze vertegenwoordigen.
.Als mijn behandeling u niet aanstaat, dan be
klaagt u zich maar bij uw vertegenwoordiger in
het Congres, of andere voor mijn part direct bij
den president! Goed begrepen, jongmensch
Lee haalde zijn schouders op en liep woedend de
deur uit.
„Aanstellerige jonge ezel!" bromde York. Toen
zei hg zacht iets tot Fenton. Deze stond op, riep
Jake, de zwijgende helper, en dokter Fay. Samen
hadden ze een lang gesprek op de veranda. Daarna
klom Fay in z'n wagen en reed weg in de richting
van de stad. Fenton en Jake kwamen weer binnen
en de sheriff tikte Jimmy Page op den schouder.
„Kom jij maar es binnen, jongeman," zei hij, „we
hebben met je te bepraten!"
Wat Page him te vertellen had klopte geheel met
de gegevens, die hij reeds eerder op den avond me
dedeelde. Toen men hem echter naar de reden van
zijn wandeling buiten vroeg, bleef hij zwijgen. York
gaf het ditmaal niet op en tenslotte bekende Pa
ge, dat hij een afspraak met Virginia Lee gehad
had.
„Waarom kwam U op Oakwood Manor?" vroeg
York.
Page vertelde, dat hij juweelen expert was, in
dienst van de firma Alberts en Anderson, de be
kende New-Yorksche juweliers. Het was zijn taak,
een bepaald soort klanten te helpen, speciaal rijke
dames.
Nu had er een paar dagen geleden een cliënt op
gebeld, wie het was had Anderson hem niet ver
teld, die geïnformeerd had, of de firma interesse
had voor de „Bloeddruppelen van Boeddha". Ander
son had geantwoord, dat zij geen interesse hadden,
daar er momenteel weinig vraag naar robijnen
was. De klant had toen gevraagd, of de firma
iemand naar Arrapahoe kon zenden, om voor hem
op het snoer te bieden. Er was een bedrag ge
noemd, dat men besteden mocht, de firma zou een
commissie voor haar bemoeiingen ontvangen. Pa
ge was gekozen om de firma te vertegenwoordi
gen. Toen hg op Oakwood Manor aankwam, werd
hem verteld, dat de verkoop een paar dagen uit
gesteld was, daar Dittmars niet eerder klaar kon
komen met het catalogiseeren van de nalaten
schap. Behalve de robijnen zouden er nog meer
edelgesteenten verkocht worden. Lee had hem ge
vraagd zijn gast te zijn, tot de verkoop plaats
zou hebben. Page had toen zijn firma opgebeld en
de order gekregen te wachten. Dat was alles, wat
lig te vertellen had.
York knikte. „Ik ken Uw firma," zei hij „ze ge
niet een zeer goede reputatie. Kan ik ze hier op
bellen
„Ja zeker," zei Page. „Maar als het U te doen
is om een bevestiging van mijn verhaal, dan kan
ik U wel mijn aanbevelingsbrief laten zien".
„Daar gaat het niet om! Ik zou graag ergens wil
len telefoneeren, waar ik niet afgeluisterd kan
worden. Wilt U nu Uw baas uit z'n bed halen en
hem vertellen, wat er hier gebeurd is? Veel weet
U er tenslotte ook niet van, maar genoeg om hem
op de hoogte te brengen. Zeg hem maar, dat het
huis onder politiebewaking is, en dat alle gasten,
U ook, voorloopig in arrest blijven. Enne
vraagt u hem dan ook maar meteen, of hij den
naam van die cliënt noemen wil!"
„Dat zal hij wel niet doen," betwijfelde Page.
„We krijgen wel eens meer dergelijke opdrachten
en die zijn altijd confidentieel."
„Als hij het niet wil zeggen, krijgt hij er last
mee, vertel hem dat maar, desnoods stuur ik de
New-Yorksche politie op hem af. We kunnen dit
zaakje niet met fluweelen handschoenen aanpak
ken, er staat waarschijnlijk teveel op het spel."
Page verliet het kantoortje om zijn opdracht uit
te voeren en Fenton ging het volgende slacht
offer halen. Een oogenblik later verscheen hij met
Dore Watson op sleeptouw.
De dikke man viel in een stoel tegenover York,
en bette zijn voorhoofd met een zakdoek. York
keek hem scherp aan.
„Wat zoek jij in fatsoenlijk gezelschap?" blafte
hij hem opeens toe.
Watson had zich waarschijnlijk moed in ge
dronken. Hij scheen niet op zg'n gemak en sloeg de
oogen neer voor Yorks scherpen blik.
„Ik heb evenveel recht om hier te zijn als de
anderen," zei hg verontwaardigd. „Ik ben Ameri-
kaausch burger en ik ben niet van plan, me door
jou te laten afsnauwen, York. Je moet niet den
ken
Verder kwam hij niet. York was opgestaan, en
om de schrijftafel geloopen, vlak voor den dik
ken man bleef hij staan, en keek hem kwaad
aardig aan. Zijn rechterhand schoot uit, en pakte
Watson bij zijn kraag. Met een ruk heesch hij hem
uit den stoel en gaf hem met den linker een
stomp op zijn onderkin, zoodat het vollemaans
gezicht van Watson achterover knikte. York hield
hem vast, en zei rustig tegen Fenton: „Kijk even
of hij schiettuig bij zich heeft!"
Fenton onderzocht hem handig. „Ik hou niet
van die vette kerels," zei hij, terwijl hij uit een
heupzak een klein caliber 22 te voorschijn haalde.
„Aardig speelgoed," merkte York nonchalant op»
stak het wapen in zrjn zak, en liet Watson als een
zoutzak in den stoel terug vallen. Deze opend#
de oogen en keek York valsch aan.
„Daar zul je spijt van hebben," mompelde hij-
„Misschien," antwoordde York rustig. ..Mis
schien schrgf je meteen naar den Minister van
Oorlog!Ben je nu van plan de waarheid te
vertellen, of moet ik de behandeling voortzetten?"
dreigde hij. „Je maakt me niet bang met je be*
dreigingen, verstaan, ik weet hoe je individuen
zooals jij behandelen moet!"
„Ik zal je alles vertellen", zei Watson angstig»
over de plek op zijn kin wrijvend, waar York heM
geraakt had.
„Verstandig!" merkte deze op, en ging weer
achter de schrijftafel zitten. „Antwoord op m'n
vragen. Wat kom je hier doen?"
„Wat denk -je dat ik hier zou komen doen... e®11
weekend voor m'n pleizier? Je hebt de robijnen
gezien en je weet wat de anderen hier zoeken-
Ik kom voor de robijnen, dat is begrijpelijk, dunkt
me!"
„Voor je zelf, of in opdracht?"
Watson dacht een oogenblik na.
„Lieg niet, ik waarschuw je!"
„In opdracht."
„Van wie?"
.(Wordt vervolfdli