„BLOED VAN STAPELLOOP VAN DE O. 24. B BOEDDHA" Russische olie voor Duitschland. Een groot olie-transportschip arriveerde dezer dagen uit Rusland in de haven van Danzig, om er zijn kostbare lading te lossen De meisjes van de Britsche agrarische hulpdiensten werden aan koningin Elizabeth voorgesteld, toen de Engelsche vorstin haar officieek bezoek aan het hoofdkwartier van deze civiele organisatie bracht Smakelijk eten. De burgemeester van Roermond deed zich op de trappen van het stadhuis zijner gemeente te goed aan de echte Hollandsche olie bollen, die ten bate van Finland op den oliebollendag werden verkocht De onderzeeër O. 24 is Maandag bij de Rotterd. Droogdok Maatschappij voor de Nederlandsche Marine tewater ge laten Het vaartuig in zijn element Koning George van Engeland wilde even als controleur fungeeren, toen hij een bezoek bracht aan het station van een der havens aan de Britsche Zuid-Oostkust, waar juist een contingent van het expeditie- leger uit Frankrijk met verlof terugkeerde Hong Kong, een der Britsche steun punten in het verre Oosten. Zwaar geschut beheerscht de kust en maakt het tot een tweede Gibraltar Te Den Burg op Texel werd Maandag door de Prov. Commissie ter bevordering van de Rundvee-fokkerij in Noord-Holland een stierenkeuring gehouden, waarvoor van deskundige zijde veel belangstelling bestond De staf der Finsche ambulance van het Nederlandsche Roode Kruis is Maandag per vliegtuig via Malmö naar de plaats van bestemming vertrokken. Het vervullen der formaliteiten op Schiphol. V.r.nl.: de leider dr. F. H. Meihuizen; dr. A. de Ruyter en zuster P. Mesdag De Belgische minister van Cauwelaert sprak te Maas tricht over de economische samenwerking tusschen Nederland en België. V.l.n r.: Oud.-minister prof. dr. ir H. Gelissen, minister van Cauwelaert, ir. C. G. Driessen, de heer Plate en mr. Kortebos door HAROLD WARD 18 „Denkt u, dat ze weer een poging zullen wagen om zich van het snoer meester te maken?" vroeg Dittmars opgewonden. „Zou het dan niet beter zijn, dat ik in het museum ging slapen, om de steenen te bewaken?" „Geen kwestie van! Dat zou den moordenaar beletten in den val te loopen!" Hij maakte een plotselinge beweging, zijn arm stootte tegen het étui, dat op den grond viel. Mopperend over zijn onhandigheid bukte York zich, om het op te ra pen, hij sloot het opengevallen étui, en gaf het aan Dittmars terug. „Sluit het weg", zei hij tegen den professor, „het verdraaide ding begint op mijn zenuwen te werken!" Hij wachtte, tot Dittmars de deur weer gesloten had, daama verlieten zij het museum. Boven, op zijn kamer, haalde York het hals snoer uit zijn zak! „We moeten er een veiliger plaats voor vinden", zei hij, „het zal niet zoo gemakkelijk gaan den moordenaar voor den gek te houden, met Dittmars kostte het geen moeite! De moordenaar zal wel geen tijd hebben, het snoer eerst nauwkeurig te onderzoeken!" Muer grinnikte. „Een aardig goocheltoertje", aei hij. „Dat imitatie-snoer vonden we op het lichaam van dien vermoorden verit onder den boom", licbtte York toe. „Toen ik. bet snoer van den grond opraapte heb ik het verwisseld!" HOOFDSTUK Xül. Carol Spencers idee. - Daar alle kamers bezet waren had men Muer de keus gegeven tusschen de ledige kamer van Lewis en die van York. Hij gaf er de voorkeur aan de kamer met zijn chef te deelen en Tim geholpen door een der andere negers, had eer? bed naar de kamer gesleept en opgesteld. De beide mannen zaten op hun gemak in hun hemdsmouwen te rooken, terwijl York den jonge ren man alles vertelde wat er sinds zijn komst op Oakwood Manor gebeurd was, te beginnen met het vinden van het lyk onder den boom, tot den dood van Jake als gevolg van den valstrik voor Muer gespannen. De luitenant luisterde zwygend naar het relaas van zijn chef. Toen deze uitge sproken was deed hij een langen haal aan zijn pijp en wilde juist zijn commentaar ten beste geven op het oogenblik, dat York met een waarschuwend ge baar zijn hand ophief. Meteen liet hij zich op zijn knieën vallen en rolde het tapijt op, terwijl bij een vroolijk liedje neuriede. Muer dacht een oogenblik dat zijn chef gek geworden was. maar weldra be merkte hg wat de oorzaak van Yorks vreemde be wegingen was. De kapitein wenkte zijn assistent naderbij te komen, en wees hem een dunne draad, die bijna onzichtbaar onder het tapijt naar de deur liep. York haalde zyn mes te voorschijn en sneed den draad door, daarna trok hij het losse gedeelte naar zich toe, en aan het andere einde kwam een plat metalen doosje te voorschijn. „Een dictaphone!" riep Muer uit. York bekeek het instrumentje nauwkeurig, daar na volgde hg het andere einde van de draad op de gang, de draad bleek daar echter eveneens doorge sneden te zijnHg rende de trappen af en de woon kamer in. Behalve Page en Virginia Lee was er niemand te zien. „Waar zijn de anderen?" riep hg hec toe. „Overal", antwoordde Page. „Waarom vraagt u dat? Is er iets gebeurd?" Zonder antwoord te geven draaide York zich om en rende de trappen weer op. Op zijn kamer terug gekomen, pakte hg de dic taphone uit Muer's handen. „Handig gedaan!" riep York uit. „Beneden is er niemand te zien, ze zijn overal verspreid. Het is onmogelijk uit te maken, wie dat ding aangelegd heeft. Iedereen komt er voor in aanmerking, be halve Page en miss Lee, die in de woonkamer zaten te praten. Natuurlijk liep die draad naar een an dere kamer, maar zoodra ze hoorden, dat ik de draad hier afsneed, hebben ze direct de draad op de gaag ook doorgeknipt, waardoor het onmogelijk werd uit te maken, in welke kamer zich het andere uiteinde van dsn draad bevond". „Wel, in ieder geval hebben ze ons gesprek af geluisterd", zei York. „En misschien ook mijn op merking over het verbergen van het halssnoer!!" „Dat geloof ik niet", zei Muer hoofdschuddend. „Toen wij door de hall kwamen, waren ze allemaal nog beneden. En we hebben niet over het snoer ge praat dan op net oogenblik dat we je kamer bin nentraden. De moordenaar beeft dus geen tijd gehad, zoo gauw naar zijn kamer te rennen, zonder in de ga ten te loopen. Hij zal hebben moeten wachten tot net gezelschap beneden opbrak, vóór hij zijn post aan het andere eind van de draad in heeft kunnen nemen." „Dat is wel waarschijnlijk," stemde York toe, „maar ik zal vannacht de robijnen toch maar by me houden als ik ga slapen. Tenminste, als ik ga slapen!" Muer ging wat gemakkelijker iir zijn stoel zitten. „Denk je, dat het in de bedoeling van de moorde naar gelegen heeft, jou van middag ook om zeep te helpen?" vroeg hij. „Ik ben er niet zeker van," antwoordde York. „Ik geloof dat hg me na gegaan is naar het mu seum met de bedoeling er voor te zorgen dat ik die notities in geen geval in handen kreeg, ook al zou hjj me hebben moeten vermoorden om dat te voor komen. Misschien herinner je je dat er een rij kasten staat, van de deur af tot aart het afgescho ten gedeelte. De moordenaar moet een pientere kerel zijn, met een gave om je handelingen van te voren te raden. Hij zag me het museum binnen gaan en stelde onmiddellijk vast, wat ik daar zou kunnen zoeken. Het kostte hem natuurlijk geen moeite achter de beschutting van de kasten achter mijn rug te komen ei? wanneer ik hem gezien had zou hij wel een uitvlucht bij de hand gehad hebben. Maar ik was te verdiept in de notities om hem te zien of te hooren en toen bij er zeker van was, dat het mij om de aanteekeningen te doen was, is hij uit z'n schuilhoek te voorschijn gekomen, en heeft me dien tik op m'r? hoofd gegeven!" „Waarom?" vroeg Muer. „Omdat er iets in die aanteekeningen stond, dat ons een aanwijzing had kunnen geven in welke rechting wij den dader moeten zoeken!" Muer knikte. „Misschien vond hij het op dat oogenblik voldoends je buiten westen te slaan" en kwam een moord hem niet zoo gewenscht voor... Hij zal wel begrepen hebben, dat al9 hy jou ver moordde, dat hij dan meteen het heele Intelligen ce Departement achter zich aan kreeg. Aan den anderen kant heeft hy er natuurlijk rekening mee gehouden, dat jij niet zou vertellen, wat er gebeurd was, dat je het wel als een ongeluk voor zou stel len. Waar hij echter niet op rekende was dat je later mij te hulp riep. Hij had hoogstens gedacht, dat je Fenton zou roepen, of misschien, dat je verdere actie zou wachten, tot je hoofd weer beter was, hetgeen hem voldoende tijd gaf om te hande len. Dat telefoontje naar mij bracht hem van zijn stuk, en hij wist in de gauwigheid niets beters te bedenken dan mij buiten gevecht te stellen daarom spande hij de staaldraad, die de arme Jake het leven kostteVoor ik het vergeet, kapi tein, hebt u gemerkt, hoe die draad gespannen was?" „Je bedoelt, dat de man of de vrouw die de draad spande, nogal pootig geweest moet zijn?" Muer knikte. „Juist. Ik weet niet of u wel eens een waschlrjn gespannen hebt, maar om die zoo strak te spannen als die draad over den weg moet je aardig merg in de knopen hebben. Ik geloof ten minste, dat we de vrouwen wel kunnen uitscha kelen". „Misschien! Herinner jij je Bessie O'Neill, da acrobate? Als je haar zag dacht je dat ze niets zwaarder dan een mes of een vork zou kunnen hanteeren, in werkelijkheid had ze de la-acht van tien man!" „Ja, dat is zoo! En om je de waarheid te zeggen heb ik geen flauw idee van de kracht van de meis jes- hier in huis!" Een oogenblik rookten de mannen zonder een woord te zeggen. „Wat ik alleen rziet begrijp", ging Muer toen voort, „is, waarom de moordenaar al. die moeite gedaan heeft om dien vent onder den boom met zoo'n bombarie uit het raam te werken? wat heeft het nu voor nut, een dooie vent een strop om zijn hals te binden? AJs hij de kerel boven ver moordde, dan was het toch wel zoo eenvoudig ge weest het lichaam zonder meer uit het raam t« schuiven?" „Op het oogenblik kan ik je nog niet zeggen, wat daarvoor de reden geweest is," antwoordde York. „Maar ik ben er van overtuigd, dat er een goede reden voor bestaan heeft. De moordenaar maakt op mij niet den indruk van iemand die iets doet wat rriet direct noodzakelijk is." „Het merkwaardigste vind ik, dat er hier in huis zooveel lui by elkaar zijn, die het allen op de „Bloeddruppels van Boeddha" begrepen hebben, merkte Muer op. „Toch is dat zoo vreemd niet. De meesten heb ben een opdracht van een vreemde mogendheid om ten koste van wat ook zich in het bezit van het halssnoer te stellen. Watson wex-kt voor Horaka- wa, onze gele broeders hebben een goede reden om graag in het bezit van de robijnen te komen, het zou hun een besliste voorrang in Azië ge* ven. Page is te goeder trouw, naar het schijot dat achter zijn opdrachtgever de gezant van Hue- ria zit. Waarom? Om dezelfde reden natuurlijk 1 (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8