„BLOED VAN BOEDDHA" Neville Chamberlain, de Britsche minister-president, brengt een jovialen groet tijdens zijn ochtendwandeling door Londen op zijn 71 sten verjaardag, welke hij dezer dagen vierde In het clubhuis der Amsterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging had Dinsdagavond de jaarlijksche uitreiking der Almanak aan de leden plaats De kroongetuige in de moordzaak op den veehandelaar C. v. d. Horst te Leidschendam, mej. A. van Es, bij aan komst aan het gerechtsgebouw te den Haag, waar Dinsdag de behandeling van deze geruchtmakende zaak een aanvang nam De R. van Hasselt de veerboot der Ned. Spoorwegen, kwam Dinsdag nabij Stavoren in aanvaring met de Stanfries lil', die daarop zonk, De veerboot, die aan den voorsteven werd beschadigd, na aankomst in Enkhuizen Terug naar het front. Een afscheidstafreeltje op een station te Londen bij den terugkeer van de ver lofgangers van het Britsche Expeditieleger in Frankrijk Dinsdag te Amsterdam zijn laatste be sprekingen in tegenwoordigheid van mevr. de Vlugt-Flentrop, echtgenoot# van den burgemeester De gouveneur-generaal van Ned. Indie maakte met zijn echtgenoote een reis naar Sumatra. De aankomst der hooge gasten per vliegtuig te Medan Voor de behandeling van de geruchtmakende moordzaak op den veehandelaar C. v. d. Horst te Leidschendam voor de Haagsche rechtbank bestond Dinsdag veel belangstelling. De drukte voor den ingang van het gerechtsgebouw Door den ijsgang en het wassende water zijn op verschillende plaatsen de kaden der Schipbeek in Overijsel be schadigd. Een gedeelte, dat over een lengte van 30 meter was weggeslagen, moest in allerijl hersteld worden door HAROLD WARD IB Lydia Vaughan werkt als gewoonlijk voor Egy- rlë, dat kunnen we veilig aannemen, al heeft ze het ook niet direct bekend". „Is het niet mogelijk, dat er een godsdienstige ondergrond in de zaak zit?" vroeg Muer. „Het snoer heeft in Tibet toch zeker een godsdienstige waarde, niet alleen in Tibet, maar ook voor de andere Boeddhisten in Azië. „Het is mogelijk, stemde York toe. „Ofschoon ik tot nog toe niemand ben tegengekomen, die ook maar eenigszins op een Aziaat lykt Plotseling hield hij op. Zyn onderkaak zakte in Terbazing een paar centimeter naar beneden. „De oude dag Tommy!.Er is een punt, dat ik vol komen over het hoofd gezien hebt!" „En dat is.' „Toen ik met Carol Spencer sprak vertelde zij me immers, dat zij en Lewis voor Blumenthal werken?Maar wie hun opdrachtgever is, wist ook niet!" ^Nouen?" „Natuurlijk had ik. Blumenthal op moeten bel len om te informeeren, van wie die opdracht af komstig, is!" Hij keek op zijn horloge en liep naar de deur. „Het is nog niet te laat, bij Blumenthal Is er dag en nacht iemand op het kantoor." Er was niemand in de hall. Hij nam de tele foon op en vroeg zacht de verbinding aan. Het duurde niet lang of de opgeroepene meldde zich. Blumenthal was zelf op het kantoor en met een paar woorden bracht York dezen op de hoogte. Hy hoorde een verbaasden uitroep aan het andere einde van de lijn. „Wat, wordt Lewis ook vermist! Dat is niet zoo mooi!Het is anders niet onze gewoonte de na men van onzeopdrachtgevers te verraden, kapi tein, maar in dit geval wil ik wel een uitzondering makenhet was een dokter GrassMartin Grass." York kon een uitroep van verbazing niet weer houden. „Grass?!!Bent u daar zeker van?... Kunt u hem my beschrijven?" Blumenthal gaf een duidelijke beschrijving van doctor Grass. Er was geen twyfel mogelijk. Ver der vertelde hij nog, dat de dokter van plan was, het halssnoer te koopen, maar dat hij bang was, dat het in den tusschentijd gestolen zou kunnen worden, daar hij wist dat er andere liefhebbers waren, die niet zouden schromen minder eerlijke praktijken toe te passen, als zy daardoor in het bezit van het snoer zouden kunnen geraken. Hij had Lewis en Spencer er op afgestuurd met de opdracht zich als juweelen-experts voor te doen. Blumenthal had er voor gezorgd, dat ze aanbeve lingsbrieven van vooraanstaande juweliers by zich hadden. Verder wist hij niets, daar hy nog geen enkel rapport van zyn menschen had ontvangen. York bedankte hem voor zyn inlichtingen en Blumenthal vroeg of de kapitein nog hulpnoodig had bij het opsporen van Lewis, welk aanbod ech ter van de hand geslagen werd. York hing de telefoon op en ging met een na denkende uitdrukking op zijn gezicht naar zyn ka mer. Onderweg hield Carol Spencer hem aan. Hy vroeg haar, of ze even mee naar binnen wilde gaan. Ze ging zitten en accepteerde de sigaret, die Tommy haar haastig aanbood, maar ze weigerde iets te drinken „Ik heb niet veel tyd," zei ze, „ik beloofde Wat son wat met hem op de veranda te komen praten." Ze glimlachte. „Maar ik had u eigenlijk iets te vertellen." Ik weet niet, of het iets met de zaak heeft uit te staan, maar daar kunt u beter over oordeelen". Ze aarzelde, York drong er op aan, dat ze door zou gaan. „Ik herinner me namelijk", ging ze voort, „dat op den avond, dat de vermoorde man onder den boom gevonden werd, Lewis, die een dans met me uitzat, plotseling naar boven rende. Een paar mi nuten later kwam hij buiten adem terug". „Denkt u, dat Lewis die man vermoordde?" vroeg York. Carol schudde haar hoofd. „Nee", zei ze lang zaam, „maar het kwam me voor, dat hij iets ge zien hadmisschien had hy iemand naar boven zien gaanmisschien zag h^j meer, dan goed voor hem was. Ook is het niet onmogelijk dat hy chantage probeerde en dat hij daarom uit den weg geruimd is". York keek haar aan. „Waar is zyn lyk dan, miss Spencer?" vroeg hy. Carol Spencer haalde haar goed gevormde schouders op. „Dat is een vraag die door een beteren detec tive dan ik ben beantwoord moet worden!" zei ze spottend. HOOFDSTUK XIV. Muer gaat vtaschen. Dr. Molander Fay, lijkschouwer van het district Arrapahoe was, hoewel geen jongeman meer, nog steeds vol energie. Hij was bekend en als h\j gewild had, zou zyn praktijk hem geen tijd voor andere bezigheden gelaten hebben. Maar hy liet het ver strekken van drankjes en pillen meest aan zyn jongen assistent over en besteedde het grootste deel van zijn tjjd aan politiek en aan zyn plichten als lijkschouwer. Een onderzoek was voor Fav een gebeurtenis. Moorden kwamen in Arrapahoe heel weinig voor, maar als het voorkwam haalde Fay dan ook alles er uit, wat er in zat. De Oak- wood Manor moordzaak was dan ook een kolfje naar zyn hand. De officieele zitting zou den morgen na Muer's komst plaats hebben, alle gasten waren als getuige gedagvaard, zonder aanzien des persoons. De nacht verliep, zonder dat er iets bijzonders gebeurde. York wist niet of Dïttmars nog in de safe had gekeken om zich van de aanwezigheid van de robynen te overtuigen, dan wel dat hij het val- sche snoer voor de echte „Bloeddruppels van Boeddha" hield. In ieder geval liet de professor niets blijken. De kapitein nam dus aan, dat hy de verwisseling der .steenen niet bemerkt had. De zitting zou om tien uur beginnen. Eenigen tyd te voren waren de gasten op de varan da ver zameld, in afwachting van het gezamenlijke ver trek naar Arrapahoe. Jimmy Page was de eerste die het onderwerp ter sprake bracht. „Gaat de verkoop vandaag nog door, Lee?" vroeg hy. „Ik bedoel na de zitting natuurlijk". Lee keerde zich vragend naar York. Deze schud de het hoofd. „Nee, vandaag niet", zei hy daarop. „Wanneer denk je?" vroeg de Page weer. „Wie zal het zeggen?" antwoordde York met een handgebaar. „Wel, als de verkoop voorloopig toch niet door gaat, kunnen we na de zitting wel naar huis gaan", ging Jimmy door. „Ik denk niet dat Lee er veel voor voelt al dien tijd gratis kost en onderdak aan ons allen te verstrekken!" „Mag ik jullie er nog eens op attent maken, dat niemand het huis verlaten mag!" zei York met nadruk. „En waarom niet?" vroeg Jacob Lancaster nijdig. „Omdat jullie allemaal onder arrest zijn!" ant woordde York droog. „Ik meen dat al eerder onder Uw aandacht gebracht te hebben! Jullie hebben nog de keus als gasten van meneer Lee op Oakwood Manor te blijven, ofschoon ik er aan twyfel of hij dat nu wel zoo prettig vind als hij, goed gastheer die hij is, laat voorkomen, dan wel je intrek te ne men in de gevangenis van Arrapahoe als gasten van Fenton, maar ik raad jullie aan hier te blij ven, het verschil tusschen de beide gelegenheden is te groot!" Niemand zei verder iets. Lancaster liep als een getergde leeuw heen en weer op de veranda, zoo nu en dan zei hy iets tot Pendrill. Adele Lathrop, die op de leuning van Lee's stoel zat, gichelde, Lancaster kwam vast besloten op York af en ging met de handen in zyn zakken voor hem staan. „Ik kan niet zeggen, dat ik uw methoden be wonder," zei hij langzaam, „evenmin als uw op treden!" voegde hij er dreigend aan toe. „De gevoelens zyn wederkeerig!", antwoordde York, de asch uit zyn pijp kloppend tegen de balustrade. De anderen, opmerkzaam geworden, kwamen in een kring om de beide mannen staan. „Ik zou graag willen weten, wie u machtigt, op een dergelijke wijze op te treden, kapitein," giug Lancaster voort. York stond op en hield den juwelier zijn vuisten onder den neus. „Ik zou kunnen zeggen, dat dit een voldoende argument was," zei hij op agressieyen toon, „ik zou ook kunnen zeggen, dat u er niets mee te maken hebt, maar dat zal ik niet doen. Ik zal uw vraag beantwoorden en ik deel u mede, dat ik hierin handel in opdracht van de regeering der Vereenigde Staten. Vannacht, toen jullie allemaal sliepen, of althans behoorden te slapen, had ik een telefonisch onderhoud met den Minister van Bin- nenlandsche Zaken. Ik heb hem van een en ander op de hoogte gebracht en van hem heb ik het be vel gekregen hier te handelen zooals mij dit in be lang van het land het beste voorkomt. Zyn deze inlichtingen" u voldoende „Is dit dan een zoo belangrijke zaak?" vroeg Pendrill. „Dit is een zoo belangrijke zaak, dat als ik het noodig oordeel één telefoon van my voldoende is om een afdeeling mariniers van Quantico naar hier te laten komen, om mijn orders met geweld uit te voeren!" „Waarom?", vroeg Pendrill weer. „Wel verdraaid," barstte York uit, „omdat van jullie een moordenaar is en omdat het in het belang van den Staat is dien moordenaar zoo spoe dig mogelijk te arresteeren! Begrypen juH*6 da nu eindelijk?" Hy draaide zich om op zijn hielen en ging. volgd door zyn luitenant, de hall in. {Wordt vervolgd}/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8