Wie handwerkt er mee?
Een Dag Heeft
Vier En Twintig Uur
Hoe we van oud
nieuw maken
Nogeens: Wat kunnen we doen?
Nieuwe Uitgaven.
dag heeft vierentwintig uur, en daarvan moe-
vii er nog acht gebruiken voor rust en slaap.
t£nat weten wij wel, zult u zeggen, maar er zijn
1 altijd nog heel wat vrouwen, die het vergeten,
riie in de zestien uren dat zij bezig kunnen zijn,
e"nr minstens twintig uur op zich nemen,
n't kan verschillende oorzaken hebben, zooals een
-1- indeeling van hét werk en van den dag,
of heelemaal geen indeeling,, wat natuurlijk nog
elHel'kan ook zijn, dat men teveel hooi op zijn
T genomen heeft, omdat men van het wei'k
Ü°udt of omdat men niet in staat is, om op een
oker 'oogenblik „neen" te zeggen, wat ook inder-
j"acl erg moeilijk kan zijn.
Een derde mogelijkheid is, dat men zijn eigen phy-
- ke krachten overschat, en er niet voor wil uitko-
n dat de eene nu eenmaal meer Iichamelijken
weerstand heeft dan de ander.
Dit nieer-willen-doen-dan-mogelijk-is komt in de-
n tijd van het jaar- altijd vrij vaak voor, omdat het
Voorjaar ons tot nieuwe energie opwekt zie de
v hoonmaakwoede van sommigen onzer en dan
s.-n er, die gewoonweg niet meer te stoppen zijn.
De oneconomisch-aangelegden rennen van het een
n het ander, zij zijn net met het eene begonnen, of
e bedenken, dat ook iets 'anders noodzakelijkerwijs
gedaan moet 'worden, waarvoor zij dan het eerste
Ler ha1f-afgewerkt laten liggen.
Zij komen wiskunstig zeker nooit klaar, tollen te
laaien doodmoe 's avonds in hun bed, en hebben hel.
gevoel dat werken in geen enkel opzicht bevrediging
schenkt, je komt er immers toch nooit doorheen.
Maar zij weten dan ook niet, dat één ding tegelijk
doen en dat dan ook afmaken wel die bevrediging
«eeft, en dat het springen van den hak op den tak
een mènsch zoo'n ademloos gevoel geeft, alsof het
leven een rijstebrijberg is, die toch nooit te verzet-
^Er zijn heel wat vrouwen die teveel hooi op hun
vork laden; dit is ook weieens de schuld van de bui
tenwereld: lang niet elke vrouw wil een taak, grool
of klein, voor een ander op zich nemen, en wanneer
er nu iemand gevonden is, die dat wel wil doen,
en die daarvoor ook wel. werken wil, dan komen er
allicht anderen, die eveneens haar hulp vragen. Zoo
komen allerlei werkzaamheden, of het nu op sociaal,
huishoudelijk of zakelijk gebied is, maar al te vaak
op telkens dezelfde menschen neer, en vooral wan-
neer vrouwen dan met mannen samenwerken ver
geten zij weieens, dat zij physiek minder sterk zijn,
en het werken in dit tempo niet kunnen volhouden.
Of het streelt haar ij delheid dat er iedere keer
weer een beroep op haar hulp wordt gedaan en
sommige menschen hebben er goed den slag van om
op de ijdelheid te werken van iemand die zij er
gens voor willen spannen! Als daarbij dan nög de
moeilijkheid komt om iemand iets te weigeren, dan
is inderdaad de werkdag van zestien uren veel te
kort.
Maar zelfs al is het werk systematisch ingedeeld
en al wordt het met overleg uitgevoerd, dan is er
toch nog het nadeel aan verbonden, dat deze vrou
wen nooit toekomen aan den geestelijken opbouw
dien zij voor zichzelf noodig hebben omdat de
cagnu eenmaal maar vierentwintig uur lang is. Voor
deze vróuwen bestaan geen stille oogenbl-ikken die
tot rust en zelf-inkeer leiden, zij draven maar voort,
en weten tenslotte nauwelijks meer dat erzooiets als
tot-jezelf-komen bestaat. Daarom meenen zij er oók
geen behoefte aan te hebben, maar op den du'ur
schenkt al dat gedoe geen bevrediging en zij gaan
op zoek naar weer andere werkzaamheden, want ér*
gens moet de bevrediging toch te vinden zijn. Als
deze vrouwen dooi ziekte of door andere moeilijkhe
den niet op. een oogenblik gedwóngen wjorden, om
tot rust te komen ën eindelijk eens aan1 het eigen
'zieleleven te gaan werken, dan hollen zij hun leven
door met een onbevredigd gevoel, wat haar tot, nog
harder hollen aanzet.
Een dag heeft vierentwintig uren, maar van die
uren moeten wij er ook zeker gebruiken voor ons
eigen heil, en daardoor 'in sta,at zijn om uit ons
eigen gemoed weer veel aan anderen te geven, Ieder
mensch die zijn leven voor anderen opoffert, werkt
ook altijd aan zichzelf, en dat bereikt niemand door
dag in dag uit door te draven, maar door op zijn
tijd met besliste hand de deur te sluiten en. de rust
te zoeken.
E. E. J.—P.
Eenvoudigmaar practisch overgooiertje
Tegen de schoonmaak maken wij fleurige
tafelmatjes van ringen en raffia
ORDIJNRINGEN en raffia, het zijn beide
van die zeer ongecompliceerde- materia
len. Doch welke mogelijkheden bieden
zij ons nie! Met de ringen als steun of
zonder deze kunnen wij van raffia de leukste voor
werpen maken. Altijd weer treft dit materiaal ons
door fleurigheid en, originaliteit en steeds weet het
zich te handhaven, ten spijt van de vele modes, die
er ook op handwerkgebied heerschen.
Wat wij thans er mee gaan maken? Leuke zon
nig gele tafelmatjes met donkerbruine „hartjes"
er in, waardoor zij ons aan de kleine zonnebloe
men doen -denken, die 's- zomers zoo prachtig in
onzen tuin bloeien. Door de vele mogelijkheden van
variëeren' "met de kleuren kan ieder echter naar
hartelust zelf aan het fantaseeren slaan bij het
maken ervan! Het kan een ware bloementuin wor
den op onze tafel!
Als ringen voldoen het beste de gewone beeneri
ringen, die in velerlei grootte en dikte maar heel
weinig behoeven te kosten: door groote en kleine
ringen door elkaar te gebruiken in één matje,
kunnen wij nog tot allerlei andere blpemenvormen
korrien ook.
Hoe wij de ringen omwerken? Door ze eenvoudig
té festonneeren, meer niet. Omhalcen gaat lang zoo
pi-ettig niet ómdat dan blijkt, hoe taai raffia is.
Wel gaat dit uitstekend met glansgaren of brei
katoen.
Nemen wij nu de matjes van onze afbeelding als
uitgangspunt .van ons ;niétaw'e. handwerkje dan
hebben wrj vóorhet kleine matje links. 31 ringen
van ongeveer 2'A c.M. doorsnede noodig, terwijl
het grootere matje rechts 49 ringen telt. Twee
bosjes gele en één bosje donkerbruine raffia plus
een gemakkelijke maasnaald en wij kunnen aan
den slag.
Voor ieder klein matje festonneeren Wij zeven
ringen in bruin, voor ieder,groot 13 exemplaren.
Alle overige ringen, worden gecamoufleerd met
gele raffia. Zoo'n klein knutselarijtje van ringen
festonneeren kan op ieder moment ter hand ge
nomen worden en vergt slechts een klein plaatsje
in de handtasch. Alle anders verloren minuten
kunnen wij dus nuttig en prettig vullen.
Zijn alle ringen klaar, dan gaan wij ze met een
dungespleten raffiaatje aan de achterzijde aan
elkaar naaien. Wij beginnen in het midden met één
donkerbruinen ring. Daaromheen groepeeren wij
voor ieder klein matje 6 gele en voor ieder groot
nog 6 bruine ringen. De volgende ronding van
't Is nu de tijd om aan onze voorjaarsgarderobe
te denken! Natuurlijk hebben we allerlei hartewen-
schen voor nieuw aan te schaffen kleeding, maar
daarnaast loont -het de moeite, onze kasten eens na
te kijken of daar nog niet 't een of ander hangt, dal
net wat moeite en goeden smaak pasklaar kan wor
den gemaakt voor den overgangstijd, als 't te zoel is
voor winterjurken en de echte zomerkleeding nog
al te luchtig aandoet.
Zeer practisch voor dit doel is een oude fluwee-
len jurk, waarvan de hals- en okselgedeelten ver
schoten of kaal geworden zijn.
Onze teekening laat -u zien, hoe gemakkelijk u
hietVan een aardige overgooier kunt maken.
Nu nog een klein lapje geruit of gebloemd flanel
gekocht voor het blousetje, een smal ceintuurtje in
de kleur van de blouse en klaar is Kees!
Ook een katoenen zomer stof je kan hier gerust on
der worden gedragen.
ieder klein matje bestaat uit om de andere een
gele en een bruine ring (in totaal 12 exemplaren)
en wel zoodanig, dat de. gele ringen juist, op de
hoeken vallen. Bij het groote matje zijn dit uit
sluitend gele ringen. Met 'dé' volgende ringen is nu
het kleine matje reeds klaar; de ronding bestaat
dan uit telkens twee 'gele ringen, juist ter weers
zijden van iederen bruinen ring in den vorigen
toer, meer niet. Op de foto is dit duidelijk te zien.
Vóór echter ieder groot matje daarmede besluit
komt er nu- eerst nog een toer van afwisselend
twee gele en 'een bruine ring, in totaal 18 stuks. De
twee gele ringen moeten juist ter weerszijden van
den gelen hoekring v,an de vorige ronding vallen.
Door de ringen pp deze wijze te groepeeren zal
ieder matje inderdaad uit een klein bloemenbou-
quet bestaan; willen' wij ieder echter één bloem;
laten voorstellen, dan vervangen. Wij de bruine
ringen in de op één na laatste ronding door gele
en wij hebben dé stralendste zonnebloem, die wij
ons wenscheh kunnen!
NORA HANA.
'T SPROOKJE VAN DE VOLMAAKTE VROUW.
Of: Hoe een „onhoudbare toestand" een gelukkig
huwelijk werd.
Ze zouden werkelijk -toch.zoo'n uitstekend-huwe
lijk hebben" gehad,- als er maar eens eèri- enkel
keertje :moeilijkhedén warén geweest. De liefde
immers groeit tegéri'de verdrukking in!
Als haar eene wang b.v. door een wratje ontsierd
was geweest, dan zou ze een mooie en een minder
móóie kant hebben gehad en hij had, telkens als de
minder mooie kant hem opviel, haar den mooien
kunnen verlangen! Maar helaas: ze had geen wratje
op de wang. Ze was eenvoudig volmaakt! Een ellen
de, die volmaaktheid!
Ze was gezellig, zacht, verstandig, vroolijk, uit
gelaten soms, maar steeds met mate, ze vervulde
al zijn wenschen. Wat kon hij nóg meer verlangen?
Toen hij haar voor 't eerst zag, was hij verrukt
van haar! Dat was op zichzelf .natuurlijk uitstekend,
maar hij bleef verrukt. Verrukking werd zijn chro
nische toestand en dat was niet goed, dat was ver
moeiend. Hij was onbeschrijfelijk gelukkig als hij
bij haar was en dat zou ook goed geweest zijn, als
hij maar niet altijd gelukkig was geweest. Dat was
niet goed, dat maakte hem diep ongelukkig.
Toen hij haar een half jaar lang goed had leeren
kennen, haar in allerlei omstandigheden had gade
geslagen en ze altijd maar volmaakt bleef, werd hij
zich met afgrijzen bewust: dit is onmogelijk! Vurig
begon hij ernaar te verlangen, dat ze toch eens een
gaatje in haar kous had, dat haar vingers eens een
enkele maal vuil waren, dat heur haar eens slordig
zat, dat haar eens een ruw woord, een boozen blik,
een onvriendelijk gebaar ontsnapte. Zijn hoop was
tevergeefsch.
„Wéés toch niet zoo volmaakt" -smeekte hij haar.
„Geef me eens een keertje de gelegenheid, je iets
te vergeven. Breek m'n vulpenhouder, spreek
„psycho-analyse" verkeerd uit, vraag me op de thee
en vergeet het en wees dan niet thuis als ik kom!"
Ze deed niets van dit alles: ze lachte alleen maar.
Een stralend, innig lachje.
Dolgraag zou hij met haar gebroken hebben. Maar
het lukte hem niet. Men breekt niet zoo gemakke
lijk met. de volmaaktheid. En dus trouwden ze. Hij
schreed naar het altaar alsof hij het schavot moest
betreden, zijn „ja" klonk gedempt-berustend. De
vrienden wenschten hem geluk en benijdden hem
om strijd. Haar benijdde echter niemand.
Ze gingen op de huwelijksreis en installeerden
zich daarna in hun eigen huis. En toen.... ja, nu
denkt u zeker, dat ze absoluut niet koken kon of de
pannen liet doorbranden?O neen, ze kookte
uitstekend, ze hield het huis voorbeeldig in orde, ze
werd nóg volmaakter. Ze was trouw, lief, mooi,
verstandig. Wat gebeurde er toen?
Er gebeurde iets met den man. Hij was eigenlijk
niet wat men noemt een modeljongen. Hij schoor
zich vrij regelmatig, vloekte niet, dronk niet teveel,
maar toch.er ontbrak nog al wat aan zijn vol
maaktheid. Hij kon humeurig zijn, hij kón razend
worden, 't razendste natuurlijk als hij merkte, dat
er aan zijn vrouw niets ontbrak! Hij was nu niet
bepaald lui, maar hij liep zich toch ook niet bepaald
't vuur uit de sloffen.
Zijn zonde, zijn ellende, zijn vloek was eigenlijk,
dat hij er vurig naar verlangde, zich de meerdere
van zijn vrouw te toonen, niet altijd maar met be
schaamde kaken voor baar te staan.
En na een langen innerlijken strijd begon hij in te
zien, dat hij, om dit te bereiken, ook werkelijk nóg
volmaakter moest worden dan zij.
En dus begon" hij hoewel hij eigenlijk een tikj
lui was, 's morgens vroeger op te staan, de hand
doeken niet meer telkens met z'n scheermesjes
door te snijden, op bureau precies om vijf uur klaar
te zijn als ze hem afhaalde. Hij ging zelfs mineraal
water drinken en een keer, toen hij een buitenge
woon knap meisje zag voorbijkomen, keek hij zoo
maar naar den grond.
Maar het raadselachtige was, dat hij niets op
schoot. Eerst begreep hij er niets van en in oogen-
blikken van hevige moedeloosheid dacht hij, dal
zijn vrouw stilletjes nog véél hoogere graden van
yolmaaktheid nastreefde om een eeuwigdurendeu
voorsprong op hem te krijgen.
Maar toen op eens want hij was eigenlijk
heelemaal niet dom! begon hij er iets van te be
grijpen: naarmate hij zelf vooruitkwam, verloor de
volmaaktheid van zijn vrouw haar .afschuwelijken
prikkel. De wensch om haar meerdere te zijn ver
dween, zoodra hij haar gelijke geworden was.
Het werd een heel gelukkig, een heel écht huwe
lijk: niet vervelend, niet zoetsappig, maar hartelijk
en zonder verstoppertje spelen.
En daar deze man en deze volmaakte vrouw niet
gestorven zijny leven ze nu nog.
Een kwartiertje kooktheorie
Tweede vervolg van onze tabellen.
Rauw klaarmaken van groenten.
Alle groenten eerst goed schoonmaken, in klei-
ere deelen verdeelen en wasschen. Dan zeer goed
uit laten lekken. Onderhand een slasaus maken.
Hier voor kan gebruikt worden: een fijngewreven
hard gekookt ei of een fijn gewreven gekookte
aardappel. Verder is noodig olie, azijn, zout, mos
terd en d.g.w. peper.
Per krop sla gebruiken 1 lepel slaolie en 3/4
lepel azijn. Voor 4 kroppen sla kan met 1 ei of 1
aardappel worden volstaan.
Als slasaus kan ook gebruikt worden mayon
naise of de slasauzen die in den handel verkrijg
baar zijn.
Vrijwel alle groenten kunnen als sla gebruikt
worden, sommige harde groenten als boontjes wor
den enkele minuten gekookt voor we ze met de
saus vermengen.
Koken van groenten. Dit kan op 3 manieren:
-f-doe sneller 2e rijden, hoe meer
benzine er oerspild mordl
des Ie spoediger krijgen me
benzine-dislribnlie en dan
zou een paard ooor de aulo
goede diensten kunnen bemijzen!
LHIillUIIHyaillll-BIIJI.iHilHi
Aan ,,half werk" heeft de gemeenschap niets
De vraag, die in de. eerste mobilisatiemaanden 1
zoovele vrouwen pijnigde en niet met rust liet, die
vraag: „wat kan ik in dezen moeilijken tijd voor
de gemeenschap, voor de gemobiliseerden, voor mijn
stad, voor mijn land en volk doen?" is nog niet min
der klemmend geworden.
Met instemming las ik onlangs het verslag van
twee-Nederlandsche dames, die in Zwitserland wa
ren geweest en daar gezien hadden, hoe de burger
bevolking werkelijk als één man en als één vrouw
eih als één kind ja, want zelfs de kleine meisjes
op school doen b.v. mee aan het breien voor de sol
daten! aan het werk was getogen om elkander in
dezen noodtoestand bij te staan en een'zoo hecht
mogelijke eenheid te vormen.
Meisjes en vrouwen breien, worden opgeleid voor
passieve luchtbescherming, zijn in functie bij het
Roode Kruis, verstrekken hulp aan gemobiliseerden
(o.a. wasschen en repareeren van ondergoed, in
richten en verzorgen van militaire tehuizen), hel
pen gezinnen van gemobiliseerden, vervangen de
soldaten in hun'burgerwerkkring. En dit alles wordt
georganiseerd door de overheid.
Als we 't lijstje nagaan van wat er in Zwitser
land en in ons land door vrouwen wordt gedaan,
dan zien we niet zoo heel veel verschil. Alleen er
is één zeer groot verschil: hier is alles vrijwillig,
terwijl in den anderen neutralen staat dwang van
overheidswege wordt opgelegd. En daardoor juist
hebben de organisaties voor Vrijwillige Vrouwelijke
hulp, die in verschillende plaatsen van ons land met
zooveel toewijding haar taak verrichten, het on
eindig moeilijk. Immers: zij kunnen niemand
dwingen, óók niet wanneer allerlei werk, dat
enthousiast wordt begonnen, halverwege in den
steek wordt gelaten!
Als ik me zoo eens indenk in de moeilijkheden
van de leidsters dezer organisaties, in haar vele
teleurstellingen en me voorstel wat een moed, be
leid, souplesse, overredingskracht, geduld en vol
harding zij noodig hebben om, zoo heelemaal zon
der machtspositie, de zeker welwillende, maar zéér
heterogene en lang niet steeds evenwichtige massa
der Nederlandsche vrouwen op te voeden tot iels dat
een beetje op eenheid lijkt, danzou ik hart
grondig wenschen, dat één-twee-drie de dwang van
de overheid werd ingevoerd!
De redenen, die de overheid heeft om dit niet te
doen, mogen hier buiten beschouwing blijven; ik
kan ze als leek niet beoordeelen.
Misschien een diep respect voor onze nooit vol
prezen indivldualiteitsdrang en een vast vertrou
wen, dat wij tóch wel onzen plicht zullen doen, al
worden we hiertoe niet gedwongen?
Met dit laatste is 't eigenaardig gegaan. In de al
lereerste maanden van l panning, nog voor het af
kondigen van de mobilisatie, was ieder van ons
doodsbang voor de zenuwen van de anderen. Wij
vermeden angstvallig alles, dat naar „bangmakerij"
zweemde. Ik herinner me, dat op de „Hutspot" te
Amsterdam, waar een dame over de vrijwillige
hulp zou spreken, alles zorgvuldig in 't vage werd
gehouden, uit vrees voor „griezeligheden". Over dit
standpunt zijn we nu gelukkig wel heen. Polen en
Finland hebben er helaas voor gezorgd, dat we ons
noodgedwongen in alle verschrikkingen hebben
ingedacht!
Een feit is intusschen: als alle vrouwen ter wereld
zich diep genoeg in de afzichtelijkheid en den
waanzin van eiken oorlog indachten, de vraag: „kan
er nu nog een oorlog uitbreken?" zeker gerechtvaar
digd zou zijn. Maar dit tusschen haakjes.
Wanneer we moeten constateiren, dat de Neder
landsche vrouwen, hoewel reeds veel doende, toch
nog niet genoeg doen tot onderlinge hulp en tot
versterking van onze volkseenheid, dan geloof ik dat
de bovengeschetste angst voor het zich indenken in
griezeligheden geen ról meer speelt.
Wel een rol spelen: vér doorgevoerde individua
liteit, onevenwichtigheid, en gebrek aan volharding.
Over de eerste specifieke Nederlandsche eigenschap,
de afkeer van kudde en gareel, is al genoeg gezegd
We weten dat ieder rechtgeaard Nederlander auto
matisch kwaad wordt en de neiging heeft stil te
blijven staan als de politie zégt „doorloopen". Ook
dat hij, zoodra hij voor zijn gevoel al te veel men
schen naar een bepaalde vereeniging ziet gaan,
automatisch een eigen, miniem vereenigingetje óp-
richt.
't Is een fout van onze deugden en we moeten er
mee doortobben. Maar 't zijn in hoofdzaak de twee
andere eigenschappen: onevenwichtigheid en ge
brek aan volharding, die ons hinderen bij ons wer
ken voor de gemeenschap.
We zijn onevenwichtig,
Ja, en dit is maar ten de'ele onze eigen schuld.
Natuurlijk wordt er veel gepraat over vrijwillige
hulp en men vraagt elkaar: „Wat doe jij?" of „wat
zouden we eigenlijk 't beste kunnen doen?" of „ge
loof je, dat we moreel verplicht zijn, dit of dat te
doen?" M. a. w.: er heerscht verwarring, ónwetend
heid. In een' gezelschap van. huisvrouwen, die alle
maal schoolgaande kinderen hadden, hoorde ik on
langs de meening verkondigen, dat het een gewei-
di| gewetensprobleem :was. of men in geval van
evacuatie met dé kinderen mee zou gaan of in de
plaats blijven om vrij willigen hulpdienst te ver-
richten.
Ilc, die in mijn eenvoud gedacht had, dat iedere
moeder met jongere kinderen natuurlijk bij die
kinderen hoort, raakte hiex-door in verwarring e
was eerst weer gerustgesteld toen één der K. V. V.
leidsters mij verzekerde, dat zij er px-ecies zoo over
dacht. Ik vernam toen bij die gelegenheid ook, dat
de overheid van allerlei landen het standpunt „de
moeder hoort bij de kinderen" volkomen deelt.
In Zwitserland wordt voor den verplichten hulp
dienst geen beroep op de moeder.s van jonge kin
deren gedaan!
Juist omdat we in den grond zeer welwillend zijn
en enthousiast om te helpen, denken we ons onze
taak weieens té romantisch en te overdreven. Zoo
komt het voor, dat moeders nu al soms haar gezin
tekort doen om voor de vrijwillige hulp te' gaan
zwoegen. Dit is natuurlijk fout! En daarnaast doen
tallooze ongehuwde of kinderlooze vrouwen nog
heelemaal niets. Dit is nog meer fout.
't Zou ons in dit opzicht wel een rust geven, als de
overheid ons maar kort en goed naar de geschikt
heid indeelde! Enbestaat er al een eenvoudig,
moederlijk gesteld geschriftje van de vrijwillige
hulp, waarin den vrouwen van Nederland wordt
uitgelegd, wat elke categorie van haar het best kan
doen en wat zij vooral niet moet beginnen?
Gebrek aan volharding is onze laatste,
meest ei-nstige fout, die ten deele wortelt in de vo
rige. Immers: als men onevenwichtig is, niet pre
cies weet, wat men doen moet en dus meest in op
wellingen handelt, heeft men veel, ja alle kans, dat
men niet volbrengt, wat men zich had voorgesteld,
't Is b.v. de algemeene klacht, dat de cursussen van
den vrijw. dienst verloopen, d.w.z. met veel meer
leden beginnen dan ze eindigen. Me dunkt: dit hoeft
toch niet, als iedere vrouw, die zich voor zulk een
cursus opgeeft, vooraf goed realiseert, wat er aan
vast zit. Een uitzondering maken de E. H. B. O.
cursussen, die in 't algemeen zeer trouw bezocht
worden. Zij hebben dan ook veel practische voor-
deelen. Te Utrecht b.v. bestaat de aanvanggcursus
Uit 18 lessen, daarna wordt beoordeeld, wie door
kunnen gaan en na nog 8 lessen wordt dan het een
heidsdiploma van het Oranjekruis uitgereikt. Bo
vendien heerscht er een allerprettigste sfeer en het
samenwerken met vrouwen van alle rang, stand,
geloof en richting werkt zéér goecl op het gemeen
schapsgevoel, dat wij in moeilijke tijden meer dan
ooit noodig hebben
Doch ook de andere cursussen hebben veel nut:
denkt u maar eens aan de cursussen voor sociale
werksters, voor huiselijke ziekenverzorging enz. Het
oorlogsschrikbeeld behoeft hierbij volstrekt geen rol
te spelen. Ook als we hier geen oorlog krijgen
wat we allemaal vurig hopen! kan ons Neder
landsche volk er slecht1 bij :-oh: :iv l- zijn .-rou
wen kalm evenwichtig oekwnarr 011 van alle- r.ark
ten thuis zijn! Enals wij een vaste onwrikbare
eenheid vormen, die een basis geeft' voor het nu
reeds beginnende vredeswerk, waarbij de neutrale
staten hoogstwaarschijnlijk een groote rol zullen
spelen!
R. DE RUYTER-v. d. .FEER.
Ie met aanhangend water
2e met weinig water
3e met ruim water.
Met aanhangend water worden waterrijke groen
ten gekookt als andijvie, spinazie, sla enz.
Deze groenten bevatten zooveel vocht, dat het
niet noodig is extra water toe te voegen.
Met ruim water worden alleen die groenten ge
kookt waarbij dat voor de smaak noodig is, dus
i.v groenten uit het zout, boerenkool, spruitjes enz.
Met weinig water worden alle andere groenten
gekookt. Steeds zoo weinig mogelijk water ge
bruiken om de voedingsstoffen te behouden.
Per liter water 1 lepel zout toevoegen.
Zondag:
Groentesoep,
Vischcroquetten,
Kalfsbiefstuk,
Aardappelen.
Compote van
gedroogde vruchten,
Montagne Russe.
Maandag
Runderrollade,
Spruitjes,
Aardappelen,
Vermicellipap.
Dinsdag:
Koude runderrollade,
Koolraap,
Aardappelen,
Macaroni met rozijnen
Woensdag:
Biefstuk,
Pommes frites,
Sla,
Koude griesmeel
pudding met
citroensaus.
Donderdag:
Gehakt,
Knolselderij met
Aardappelen,
Fruit.
Vrijdag:
Zoute visch,
Wortelen.
Amandelbollen.
Zaterdag:
Stamppot van witte
kool met kaas.
Vruchtengruel
Recepten
Montagne Russe. (4 personen.)
Benoodigdheden: 3/4 L. melk, iets -zout, 35 gram
maïzena, 50 gram suiker, 1 ei, 1/4 stokje vanille,
100 gram zachte biscuits, '/2 d.l, madera, jam.
Bereiding: Besmeer de helft van de zachte
biscuits met jam. Leg de andere helft er op. Doe
het geheel in een vlaschaal en giet de madera
er over.
Maak van de overige ingrediënten een vanille-
vla. Giet deze, na bekoeling, over de biscuits. Sla
het eiwit stijf. Garneer hiermee de vla. Even
tueel kan voor garneering ook gebruikt worden
jam en geconfijte vruchtjes.
Citroensaus (4 personen).
Benoodigdheden: 3/4 1. water, het sap van 2
citroenen, de schil van Vs citroen, plus 40 gram
suiker, 15 gram sago.
Bereiding: Schil een halve citroen zeer dun
aL Laat deze schil in het water een half uur
zachtjes trekken. Zeef het vocht en bind het
met de sago. Voeg de suiker en het citroensap
tóe. Laat de saus bekoelen.
Knolselderij met aardappelen 4 pers.)
Benoodigdheden: 6 kleine selderijknollen, 3/4
K.G. aardappelen, 50 gram boter, 30 gram bloem
1 ui, 3 lepels tomatenpuree, 2dl. kooknat van
de selderij.
Bereiding: Schil de selderijknol, snijd hem in
reepjes en kook de reepjes gaar in water met
zout, kook de aardappelen. Houd beide warm.
Fruit de fijngesnipperde ui in de boter, voeg de
bloem toe en de tomatenpuree. Roer de massa
glad. Giet nu langzamerhand onder goed roeren
het kooknat er bij. Laat de saus 8 minuten door
koken. Maak de saus desgewenscht op smaak af
met peper.
Schud de aardappelen en de knolselderij door
elkaar. Giet er in de schaal de saus over.
Duizend en één nacht.
Bij de uitgeverij „De Torentrans" N.V. te Zeist
verscheen een prachtige uitgave van de „Dui
zend en één nacht" in de bewerking van M. A.
L. J. Cuypers. De charme van dit boek ligt voor
een belangrijk deel in de vijftig illustraties van
den knappen Engelschen teekenaar Edmund
Dulac. Deze artist kan tot de kundigste illustra
tors van opzen tijd gerekend worden. Dulae's
teekeningen ademen den romantischen, mystie
ken geest, waarmede de Arabische sprookjes
doortrokken zijn en kenmerken zich door op
merkelijke fijnheid. In kleurige tafereelen rij
zen de fantastische verhalen voor het oog van
den lezer op en het is of men er nimmer genoeg
van zal krijgen, naar die imposante paleizen,
schoone prinsessen en wonderlijke sprookjesfi
guren te kijken.
Met deze kleurenreproducties legt de uitgeverij
alle eer in.
r> io fr
uen gegeven onder den titel: „Wat vind ik
daar?" Het werkje is geschreven door A. Koch
en drs.-J. R. Müller. Bij dezelfde uitgeverij is een
beschouwing verschenen van dr. J. Brouwer over
„De verzonken vloot van Vigo", een bijdrage- tot
raming ..der verloren gegane schatten. -