Wie handwerkt er mee? Een Dag Heeft Vier En Twintig Uur Hoe we van oud nieuw maken Nogeens: Wat kunnen we doen? Nieuwe Uitgaven. dag heeft vierentwintig uur, en daarvan moe- vii er nog acht gebruiken voor rust en slaap. t£nat weten wij wel, zult u zeggen, maar er zijn 1 altijd nog heel wat vrouwen, die het vergeten, riie in de zestien uren dat zij bezig kunnen zijn, e"nr minstens twintig uur op zich nemen, n't kan verschillende oorzaken hebben, zooals een -1- indeeling van hét werk en van den dag, of heelemaal geen indeeling,, wat natuurlijk nog elHel'kan ook zijn, dat men teveel hooi op zijn T genomen heeft, omdat men van het wei'k Ü°udt of omdat men niet in staat is, om op een oker 'oogenblik „neen" te zeggen, wat ook inder- j"acl erg moeilijk kan zijn. Een derde mogelijkheid is, dat men zijn eigen phy- - ke krachten overschat, en er niet voor wil uitko- n dat de eene nu eenmaal meer Iichamelijken weerstand heeft dan de ander. Dit nieer-willen-doen-dan-mogelijk-is komt in de- n tijd van het jaar- altijd vrij vaak voor, omdat het Voorjaar ons tot nieuwe energie opwekt zie de v hoonmaakwoede van sommigen onzer en dan s.-n er, die gewoonweg niet meer te stoppen zijn. De oneconomisch-aangelegden rennen van het een n het ander, zij zijn net met het eene begonnen, of e bedenken, dat ook iets 'anders noodzakelijkerwijs gedaan moet 'worden, waarvoor zij dan het eerste Ler ha1f-afgewerkt laten liggen. Zij komen wiskunstig zeker nooit klaar, tollen te laaien doodmoe 's avonds in hun bed, en hebben hel. gevoel dat werken in geen enkel opzicht bevrediging schenkt, je komt er immers toch nooit doorheen. Maar zij weten dan ook niet, dat één ding tegelijk doen en dat dan ook afmaken wel die bevrediging «eeft, en dat het springen van den hak op den tak een mènsch zoo'n ademloos gevoel geeft, alsof het leven een rijstebrijberg is, die toch nooit te verzet- ^Er zijn heel wat vrouwen die teveel hooi op hun vork laden; dit is ook weieens de schuld van de bui tenwereld: lang niet elke vrouw wil een taak, grool of klein, voor een ander op zich nemen, en wanneer er nu iemand gevonden is, die dat wel wil doen, en die daarvoor ook wel. werken wil, dan komen er allicht anderen, die eveneens haar hulp vragen. Zoo komen allerlei werkzaamheden, of het nu op sociaal, huishoudelijk of zakelijk gebied is, maar al te vaak op telkens dezelfde menschen neer, en vooral wan- neer vrouwen dan met mannen samenwerken ver geten zij weieens, dat zij physiek minder sterk zijn, en het werken in dit tempo niet kunnen volhouden. Of het streelt haar ij delheid dat er iedere keer weer een beroep op haar hulp wordt gedaan en sommige menschen hebben er goed den slag van om op de ijdelheid te werken van iemand die zij er gens voor willen spannen! Als daarbij dan nög de moeilijkheid komt om iemand iets te weigeren, dan is inderdaad de werkdag van zestien uren veel te kort. Maar zelfs al is het werk systematisch ingedeeld en al wordt het met overleg uitgevoerd, dan is er toch nog het nadeel aan verbonden, dat deze vrou wen nooit toekomen aan den geestelijken opbouw dien zij voor zichzelf noodig hebben omdat de cagnu eenmaal maar vierentwintig uur lang is. Voor deze vróuwen bestaan geen stille oogenbl-ikken die tot rust en zelf-inkeer leiden, zij draven maar voort, en weten tenslotte nauwelijks meer dat erzooiets als tot-jezelf-komen bestaat. Daarom meenen zij er oók geen behoefte aan te hebben, maar op den du'ur schenkt al dat gedoe geen bevrediging en zij gaan op zoek naar weer andere werkzaamheden, want ér* gens moet de bevrediging toch te vinden zijn. Als deze vrouwen dooi ziekte of door andere moeilijkhe den niet op. een oogenblik gedwóngen wjorden, om tot rust te komen ën eindelijk eens aan1 het eigen 'zieleleven te gaan werken, dan hollen zij hun leven door met een onbevredigd gevoel, wat haar tot, nog harder hollen aanzet. Een dag heeft vierentwintig uren, maar van die uren moeten wij er ook zeker gebruiken voor ons eigen heil, en daardoor 'in sta,at zijn om uit ons eigen gemoed weer veel aan anderen te geven, Ieder mensch die zijn leven voor anderen opoffert, werkt ook altijd aan zichzelf, en dat bereikt niemand door dag in dag uit door te draven, maar door op zijn tijd met besliste hand de deur te sluiten en. de rust te zoeken. E. E. J.—P. Eenvoudigmaar practisch overgooiertje Tegen de schoonmaak maken wij fleurige tafelmatjes van ringen en raffia ORDIJNRINGEN en raffia, het zijn beide van die zeer ongecompliceerde- materia len. Doch welke mogelijkheden bieden zij ons nie! Met de ringen als steun of zonder deze kunnen wij van raffia de leukste voor werpen maken. Altijd weer treft dit materiaal ons door fleurigheid en, originaliteit en steeds weet het zich te handhaven, ten spijt van de vele modes, die er ook op handwerkgebied heerschen. Wat wij thans er mee gaan maken? Leuke zon nig gele tafelmatjes met donkerbruine „hartjes" er in, waardoor zij ons aan de kleine zonnebloe men doen -denken, die 's- zomers zoo prachtig in onzen tuin bloeien. Door de vele mogelijkheden van variëeren' "met de kleuren kan ieder echter naar hartelust zelf aan het fantaseeren slaan bij het maken ervan! Het kan een ware bloementuin wor den op onze tafel! Als ringen voldoen het beste de gewone beeneri ringen, die in velerlei grootte en dikte maar heel weinig behoeven te kosten: door groote en kleine ringen door elkaar te gebruiken in één matje, kunnen wij nog tot allerlei andere blpemenvormen korrien ook. Hoe wij de ringen omwerken? Door ze eenvoudig té festonneeren, meer niet. Omhalcen gaat lang zoo pi-ettig niet ómdat dan blijkt, hoe taai raffia is. Wel gaat dit uitstekend met glansgaren of brei katoen. Nemen wij nu de matjes van onze afbeelding als uitgangspunt .van ons ;niétaw'e. handwerkje dan hebben wrj vóorhet kleine matje links. 31 ringen van ongeveer 2'A c.M. doorsnede noodig, terwijl het grootere matje rechts 49 ringen telt. Twee bosjes gele en één bosje donkerbruine raffia plus een gemakkelijke maasnaald en wij kunnen aan den slag. Voor ieder klein matje festonneeren Wij zeven ringen in bruin, voor ieder,groot 13 exemplaren. Alle overige ringen, worden gecamoufleerd met gele raffia. Zoo'n klein knutselarijtje van ringen festonneeren kan op ieder moment ter hand ge nomen worden en vergt slechts een klein plaatsje in de handtasch. Alle anders verloren minuten kunnen wij dus nuttig en prettig vullen. Zijn alle ringen klaar, dan gaan wij ze met een dungespleten raffiaatje aan de achterzijde aan elkaar naaien. Wij beginnen in het midden met één donkerbruinen ring. Daaromheen groepeeren wij voor ieder klein matje 6 gele en voor ieder groot nog 6 bruine ringen. De volgende ronding van 't Is nu de tijd om aan onze voorjaarsgarderobe te denken! Natuurlijk hebben we allerlei hartewen- schen voor nieuw aan te schaffen kleeding, maar daarnaast loont -het de moeite, onze kasten eens na te kijken of daar nog niet 't een of ander hangt, dal net wat moeite en goeden smaak pasklaar kan wor den gemaakt voor den overgangstijd, als 't te zoel is voor winterjurken en de echte zomerkleeding nog al te luchtig aandoet. Zeer practisch voor dit doel is een oude fluwee- len jurk, waarvan de hals- en okselgedeelten ver schoten of kaal geworden zijn. Onze teekening laat -u zien, hoe gemakkelijk u hietVan een aardige overgooier kunt maken. Nu nog een klein lapje geruit of gebloemd flanel gekocht voor het blousetje, een smal ceintuurtje in de kleur van de blouse en klaar is Kees! Ook een katoenen zomer stof je kan hier gerust on der worden gedragen. ieder klein matje bestaat uit om de andere een gele en een bruine ring (in totaal 12 exemplaren) en wel zoodanig, dat de. gele ringen juist, op de hoeken vallen. Bij het groote matje zijn dit uit sluitend gele ringen. Met 'dé' volgende ringen is nu het kleine matje reeds klaar; de ronding bestaat dan uit telkens twee 'gele ringen, juist ter weers zijden van iederen bruinen ring in den vorigen toer, meer niet. Op de foto is dit duidelijk te zien. Vóór echter ieder groot matje daarmede besluit komt er nu- eerst nog een toer van afwisselend twee gele en 'een bruine ring, in totaal 18 stuks. De twee gele ringen moeten juist ter weerszijden van den gelen hoekring v,an de vorige ronding vallen. Door de ringen pp deze wijze te groepeeren zal ieder matje inderdaad uit een klein bloemenbou- quet bestaan; willen' wij ieder echter één bloem; laten voorstellen, dan vervangen. Wij de bruine ringen in de op één na laatste ronding door gele en wij hebben dé stralendste zonnebloem, die wij ons wenscheh kunnen! NORA HANA. 'T SPROOKJE VAN DE VOLMAAKTE VROUW. Of: Hoe een „onhoudbare toestand" een gelukkig huwelijk werd. Ze zouden werkelijk -toch.zoo'n uitstekend-huwe lijk hebben" gehad,- als er maar eens eèri- enkel keertje :moeilijkhedén warén geweest. De liefde immers groeit tegéri'de verdrukking in! Als haar eene wang b.v. door een wratje ontsierd was geweest, dan zou ze een mooie en een minder móóie kant hebben gehad en hij had, telkens als de minder mooie kant hem opviel, haar den mooien kunnen verlangen! Maar helaas: ze had geen wratje op de wang. Ze was eenvoudig volmaakt! Een ellen de, die volmaaktheid! Ze was gezellig, zacht, verstandig, vroolijk, uit gelaten soms, maar steeds met mate, ze vervulde al zijn wenschen. Wat kon hij nóg meer verlangen? Toen hij haar voor 't eerst zag, was hij verrukt van haar! Dat was op zichzelf .natuurlijk uitstekend, maar hij bleef verrukt. Verrukking werd zijn chro nische toestand en dat was niet goed, dat was ver moeiend. Hij was onbeschrijfelijk gelukkig als hij bij haar was en dat zou ook goed geweest zijn, als hij maar niet altijd gelukkig was geweest. Dat was niet goed, dat maakte hem diep ongelukkig. Toen hij haar een half jaar lang goed had leeren kennen, haar in allerlei omstandigheden had gade geslagen en ze altijd maar volmaakt bleef, werd hij zich met afgrijzen bewust: dit is onmogelijk! Vurig begon hij ernaar te verlangen, dat ze toch eens een gaatje in haar kous had, dat haar vingers eens een enkele maal vuil waren, dat heur haar eens slordig zat, dat haar eens een ruw woord, een boozen blik, een onvriendelijk gebaar ontsnapte. Zijn hoop was tevergeefsch. „Wéés toch niet zoo volmaakt" -smeekte hij haar. „Geef me eens een keertje de gelegenheid, je iets te vergeven. Breek m'n vulpenhouder, spreek „psycho-analyse" verkeerd uit, vraag me op de thee en vergeet het en wees dan niet thuis als ik kom!" Ze deed niets van dit alles: ze lachte alleen maar. Een stralend, innig lachje. Dolgraag zou hij met haar gebroken hebben. Maar het lukte hem niet. Men breekt niet zoo gemakke lijk met. de volmaaktheid. En dus trouwden ze. Hij schreed naar het altaar alsof hij het schavot moest betreden, zijn „ja" klonk gedempt-berustend. De vrienden wenschten hem geluk en benijdden hem om strijd. Haar benijdde echter niemand. Ze gingen op de huwelijksreis en installeerden zich daarna in hun eigen huis. En toen.... ja, nu denkt u zeker, dat ze absoluut niet koken kon of de pannen liet doorbranden?O neen, ze kookte uitstekend, ze hield het huis voorbeeldig in orde, ze werd nóg volmaakter. Ze was trouw, lief, mooi, verstandig. Wat gebeurde er toen? Er gebeurde iets met den man. Hij was eigenlijk niet wat men noemt een modeljongen. Hij schoor zich vrij regelmatig, vloekte niet, dronk niet teveel, maar toch.er ontbrak nog al wat aan zijn vol maaktheid. Hij kon humeurig zijn, hij kón razend worden, 't razendste natuurlijk als hij merkte, dat er aan zijn vrouw niets ontbrak! Hij was nu niet bepaald lui, maar hij liep zich toch ook niet bepaald 't vuur uit de sloffen. Zijn zonde, zijn ellende, zijn vloek was eigenlijk, dat hij er vurig naar verlangde, zich de meerdere van zijn vrouw te toonen, niet altijd maar met be schaamde kaken voor baar te staan. En na een langen innerlijken strijd begon hij in te zien, dat hij, om dit te bereiken, ook werkelijk nóg volmaakter moest worden dan zij. En dus begon" hij hoewel hij eigenlijk een tikj lui was, 's morgens vroeger op te staan, de hand doeken niet meer telkens met z'n scheermesjes door te snijden, op bureau precies om vijf uur klaar te zijn als ze hem afhaalde. Hij ging zelfs mineraal water drinken en een keer, toen hij een buitenge woon knap meisje zag voorbijkomen, keek hij zoo maar naar den grond. Maar het raadselachtige was, dat hij niets op schoot. Eerst begreep hij er niets van en in oogen- blikken van hevige moedeloosheid dacht hij, dal zijn vrouw stilletjes nog véél hoogere graden van yolmaaktheid nastreefde om een eeuwigdurendeu voorsprong op hem te krijgen. Maar toen op eens want hij was eigenlijk heelemaal niet dom! begon hij er iets van te be grijpen: naarmate hij zelf vooruitkwam, verloor de volmaaktheid van zijn vrouw haar .afschuwelijken prikkel. De wensch om haar meerdere te zijn ver dween, zoodra hij haar gelijke geworden was. Het werd een heel gelukkig, een heel écht huwe lijk: niet vervelend, niet zoetsappig, maar hartelijk en zonder verstoppertje spelen. En daar deze man en deze volmaakte vrouw niet gestorven zijny leven ze nu nog. Een kwartiertje kooktheorie Tweede vervolg van onze tabellen. Rauw klaarmaken van groenten. Alle groenten eerst goed schoonmaken, in klei- ere deelen verdeelen en wasschen. Dan zeer goed uit laten lekken. Onderhand een slasaus maken. Hier voor kan gebruikt worden: een fijngewreven hard gekookt ei of een fijn gewreven gekookte aardappel. Verder is noodig olie, azijn, zout, mos terd en d.g.w. peper. Per krop sla gebruiken 1 lepel slaolie en 3/4 lepel azijn. Voor 4 kroppen sla kan met 1 ei of 1 aardappel worden volstaan. Als slasaus kan ook gebruikt worden mayon naise of de slasauzen die in den handel verkrijg baar zijn. Vrijwel alle groenten kunnen als sla gebruikt worden, sommige harde groenten als boontjes wor den enkele minuten gekookt voor we ze met de saus vermengen. Koken van groenten. Dit kan op 3 manieren: -f-doe sneller 2e rijden, hoe meer benzine er oerspild mordl des Ie spoediger krijgen me benzine-dislribnlie en dan zou een paard ooor de aulo goede diensten kunnen bemijzen! LHIillUIIHyaillll-BIIJI.iHilHi Aan ,,half werk" heeft de gemeenschap niets De vraag, die in de. eerste mobilisatiemaanden 1 zoovele vrouwen pijnigde en niet met rust liet, die vraag: „wat kan ik in dezen moeilijken tijd voor de gemeenschap, voor de gemobiliseerden, voor mijn stad, voor mijn land en volk doen?" is nog niet min der klemmend geworden. Met instemming las ik onlangs het verslag van twee-Nederlandsche dames, die in Zwitserland wa ren geweest en daar gezien hadden, hoe de burger bevolking werkelijk als één man en als één vrouw eih als één kind ja, want zelfs de kleine meisjes op school doen b.v. mee aan het breien voor de sol daten! aan het werk was getogen om elkander in dezen noodtoestand bij te staan en een'zoo hecht mogelijke eenheid te vormen. Meisjes en vrouwen breien, worden opgeleid voor passieve luchtbescherming, zijn in functie bij het Roode Kruis, verstrekken hulp aan gemobiliseerden (o.a. wasschen en repareeren van ondergoed, in richten en verzorgen van militaire tehuizen), hel pen gezinnen van gemobiliseerden, vervangen de soldaten in hun'burgerwerkkring. En dit alles wordt georganiseerd door de overheid. Als we 't lijstje nagaan van wat er in Zwitser land en in ons land door vrouwen wordt gedaan, dan zien we niet zoo heel veel verschil. Alleen er is één zeer groot verschil: hier is alles vrijwillig, terwijl in den anderen neutralen staat dwang van overheidswege wordt opgelegd. En daardoor juist hebben de organisaties voor Vrijwillige Vrouwelijke hulp, die in verschillende plaatsen van ons land met zooveel toewijding haar taak verrichten, het on eindig moeilijk. Immers: zij kunnen niemand dwingen, óók niet wanneer allerlei werk, dat enthousiast wordt begonnen, halverwege in den steek wordt gelaten! Als ik me zoo eens indenk in de moeilijkheden van de leidsters dezer organisaties, in haar vele teleurstellingen en me voorstel wat een moed, be leid, souplesse, overredingskracht, geduld en vol harding zij noodig hebben om, zoo heelemaal zon der machtspositie, de zeker welwillende, maar zéér heterogene en lang niet steeds evenwichtige massa der Nederlandsche vrouwen op te voeden tot iels dat een beetje op eenheid lijkt, danzou ik hart grondig wenschen, dat één-twee-drie de dwang van de overheid werd ingevoerd! De redenen, die de overheid heeft om dit niet te doen, mogen hier buiten beschouwing blijven; ik kan ze als leek niet beoordeelen. Misschien een diep respect voor onze nooit vol prezen indivldualiteitsdrang en een vast vertrou wen, dat wij tóch wel onzen plicht zullen doen, al worden we hiertoe niet gedwongen? Met dit laatste is 't eigenaardig gegaan. In de al lereerste maanden van l panning, nog voor het af kondigen van de mobilisatie, was ieder van ons doodsbang voor de zenuwen van de anderen. Wij vermeden angstvallig alles, dat naar „bangmakerij" zweemde. Ik herinner me, dat op de „Hutspot" te Amsterdam, waar een dame over de vrijwillige hulp zou spreken, alles zorgvuldig in 't vage werd gehouden, uit vrees voor „griezeligheden". Over dit standpunt zijn we nu gelukkig wel heen. Polen en Finland hebben er helaas voor gezorgd, dat we ons noodgedwongen in alle verschrikkingen hebben ingedacht! Een feit is intusschen: als alle vrouwen ter wereld zich diep genoeg in de afzichtelijkheid en den waanzin van eiken oorlog indachten, de vraag: „kan er nu nog een oorlog uitbreken?" zeker gerechtvaar digd zou zijn. Maar dit tusschen haakjes. Wanneer we moeten constateiren, dat de Neder landsche vrouwen, hoewel reeds veel doende, toch nog niet genoeg doen tot onderlinge hulp en tot versterking van onze volkseenheid, dan geloof ik dat de bovengeschetste angst voor het zich indenken in griezeligheden geen ról meer speelt. Wel een rol spelen: vér doorgevoerde individua liteit, onevenwichtigheid, en gebrek aan volharding. Over de eerste specifieke Nederlandsche eigenschap, de afkeer van kudde en gareel, is al genoeg gezegd We weten dat ieder rechtgeaard Nederlander auto matisch kwaad wordt en de neiging heeft stil te blijven staan als de politie zégt „doorloopen". Ook dat hij, zoodra hij voor zijn gevoel al te veel men schen naar een bepaalde vereeniging ziet gaan, automatisch een eigen, miniem vereenigingetje óp- richt. 't Is een fout van onze deugden en we moeten er mee doortobben. Maar 't zijn in hoofdzaak de twee andere eigenschappen: onevenwichtigheid en ge brek aan volharding, die ons hinderen bij ons wer ken voor de gemeenschap. We zijn onevenwichtig, Ja, en dit is maar ten de'ele onze eigen schuld. Natuurlijk wordt er veel gepraat over vrijwillige hulp en men vraagt elkaar: „Wat doe jij?" of „wat zouden we eigenlijk 't beste kunnen doen?" of „ge loof je, dat we moreel verplicht zijn, dit of dat te doen?" M. a. w.: er heerscht verwarring, ónwetend heid. In een' gezelschap van. huisvrouwen, die alle maal schoolgaande kinderen hadden, hoorde ik on langs de meening verkondigen, dat het een gewei- di| gewetensprobleem :was. of men in geval van evacuatie met dé kinderen mee zou gaan of in de plaats blijven om vrij willigen hulpdienst te ver- richten. Ilc, die in mijn eenvoud gedacht had, dat iedere moeder met jongere kinderen natuurlijk bij die kinderen hoort, raakte hiex-door in verwarring e was eerst weer gerustgesteld toen één der K. V. V. leidsters mij verzekerde, dat zij er px-ecies zoo over dacht. Ik vernam toen bij die gelegenheid ook, dat de overheid van allerlei landen het standpunt „de moeder hoort bij de kinderen" volkomen deelt. In Zwitserland wordt voor den verplichten hulp dienst geen beroep op de moeder.s van jonge kin deren gedaan! Juist omdat we in den grond zeer welwillend zijn en enthousiast om te helpen, denken we ons onze taak weieens té romantisch en te overdreven. Zoo komt het voor, dat moeders nu al soms haar gezin tekort doen om voor de vrijwillige hulp te' gaan zwoegen. Dit is natuurlijk fout! En daarnaast doen tallooze ongehuwde of kinderlooze vrouwen nog heelemaal niets. Dit is nog meer fout. 't Zou ons in dit opzicht wel een rust geven, als de overheid ons maar kort en goed naar de geschikt heid indeelde! Enbestaat er al een eenvoudig, moederlijk gesteld geschriftje van de vrijwillige hulp, waarin den vrouwen van Nederland wordt uitgelegd, wat elke categorie van haar het best kan doen en wat zij vooral niet moet beginnen? Gebrek aan volharding is onze laatste, meest ei-nstige fout, die ten deele wortelt in de vo rige. Immers: als men onevenwichtig is, niet pre cies weet, wat men doen moet en dus meest in op wellingen handelt, heeft men veel, ja alle kans, dat men niet volbrengt, wat men zich had voorgesteld, 't Is b.v. de algemeene klacht, dat de cursussen van den vrijw. dienst verloopen, d.w.z. met veel meer leden beginnen dan ze eindigen. Me dunkt: dit hoeft toch niet, als iedere vrouw, die zich voor zulk een cursus opgeeft, vooraf goed realiseert, wat er aan vast zit. Een uitzondering maken de E. H. B. O. cursussen, die in 't algemeen zeer trouw bezocht worden. Zij hebben dan ook veel practische voor- deelen. Te Utrecht b.v. bestaat de aanvanggcursus Uit 18 lessen, daarna wordt beoordeeld, wie door kunnen gaan en na nog 8 lessen wordt dan het een heidsdiploma van het Oranjekruis uitgereikt. Bo vendien heerscht er een allerprettigste sfeer en het samenwerken met vrouwen van alle rang, stand, geloof en richting werkt zéér goecl op het gemeen schapsgevoel, dat wij in moeilijke tijden meer dan ooit noodig hebben Doch ook de andere cursussen hebben veel nut: denkt u maar eens aan de cursussen voor sociale werksters, voor huiselijke ziekenverzorging enz. Het oorlogsschrikbeeld behoeft hierbij volstrekt geen rol te spelen. Ook als we hier geen oorlog krijgen wat we allemaal vurig hopen! kan ons Neder landsche volk er slecht1 bij :-oh: :iv l- zijn .-rou wen kalm evenwichtig oekwnarr 011 van alle- r.ark ten thuis zijn! Enals wij een vaste onwrikbare eenheid vormen, die een basis geeft' voor het nu reeds beginnende vredeswerk, waarbij de neutrale staten hoogstwaarschijnlijk een groote rol zullen spelen! R. DE RUYTER-v. d. .FEER. Ie met aanhangend water 2e met weinig water 3e met ruim water. Met aanhangend water worden waterrijke groen ten gekookt als andijvie, spinazie, sla enz. Deze groenten bevatten zooveel vocht, dat het niet noodig is extra water toe te voegen. Met ruim water worden alleen die groenten ge kookt waarbij dat voor de smaak noodig is, dus i.v groenten uit het zout, boerenkool, spruitjes enz. Met weinig water worden alle andere groenten gekookt. Steeds zoo weinig mogelijk water ge bruiken om de voedingsstoffen te behouden. Per liter water 1 lepel zout toevoegen. Zondag: Groentesoep, Vischcroquetten, Kalfsbiefstuk, Aardappelen. Compote van gedroogde vruchten, Montagne Russe. Maandag Runderrollade, Spruitjes, Aardappelen, Vermicellipap. Dinsdag: Koude runderrollade, Koolraap, Aardappelen, Macaroni met rozijnen Woensdag: Biefstuk, Pommes frites, Sla, Koude griesmeel pudding met citroensaus. Donderdag: Gehakt, Knolselderij met Aardappelen, Fruit. Vrijdag: Zoute visch, Wortelen. Amandelbollen. Zaterdag: Stamppot van witte kool met kaas. Vruchtengruel Recepten Montagne Russe. (4 personen.) Benoodigdheden: 3/4 L. melk, iets -zout, 35 gram maïzena, 50 gram suiker, 1 ei, 1/4 stokje vanille, 100 gram zachte biscuits, '/2 d.l, madera, jam. Bereiding: Besmeer de helft van de zachte biscuits met jam. Leg de andere helft er op. Doe het geheel in een vlaschaal en giet de madera er over. Maak van de overige ingrediënten een vanille- vla. Giet deze, na bekoeling, over de biscuits. Sla het eiwit stijf. Garneer hiermee de vla. Even tueel kan voor garneering ook gebruikt worden jam en geconfijte vruchtjes. Citroensaus (4 personen). Benoodigdheden: 3/4 1. water, het sap van 2 citroenen, de schil van Vs citroen, plus 40 gram suiker, 15 gram sago. Bereiding: Schil een halve citroen zeer dun aL Laat deze schil in het water een half uur zachtjes trekken. Zeef het vocht en bind het met de sago. Voeg de suiker en het citroensap tóe. Laat de saus bekoelen. Knolselderij met aardappelen 4 pers.) Benoodigdheden: 6 kleine selderijknollen, 3/4 K.G. aardappelen, 50 gram boter, 30 gram bloem 1 ui, 3 lepels tomatenpuree, 2dl. kooknat van de selderij. Bereiding: Schil de selderijknol, snijd hem in reepjes en kook de reepjes gaar in water met zout, kook de aardappelen. Houd beide warm. Fruit de fijngesnipperde ui in de boter, voeg de bloem toe en de tomatenpuree. Roer de massa glad. Giet nu langzamerhand onder goed roeren het kooknat er bij. Laat de saus 8 minuten door koken. Maak de saus desgewenscht op smaak af met peper. Schud de aardappelen en de knolselderij door elkaar. Giet er in de schaal de saus over. Duizend en één nacht. Bij de uitgeverij „De Torentrans" N.V. te Zeist verscheen een prachtige uitgave van de „Dui zend en één nacht" in de bewerking van M. A. L. J. Cuypers. De charme van dit boek ligt voor een belangrijk deel in de vijftig illustraties van den knappen Engelschen teekenaar Edmund Dulac. Deze artist kan tot de kundigste illustra tors van opzen tijd gerekend worden. Dulae's teekeningen ademen den romantischen, mystie ken geest, waarmede de Arabische sprookjes doortrokken zijn en kenmerken zich door op merkelijke fijnheid. In kleurige tafereelen rij zen de fantastische verhalen voor het oog van den lezer op en het is of men er nimmer genoeg van zal krijgen, naar die imposante paleizen, schoone prinsessen en wonderlijke sprookjesfi guren te kijken. Met deze kleurenreproducties legt de uitgeverij alle eer in. r> io fr uen gegeven onder den titel: „Wat vind ik daar?" Het werkje is geschreven door A. Koch en drs.-J. R. Müller. Bij dezelfde uitgeverij is een beschouwing verschenen van dr. J. Brouwer over „De verzonken vloot van Vigo", een bijdrage- tot raming ..der verloren gegane schatten. -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 7