„BLOED VAN BEEEDIGING VAN OFFICIEREN TE DEN HELDER BOEDDHA" Dr. W de Vlugt, burgemeester der hoofdstad, als geïnteresseerd bezoeker der tentoonstelling van ontwerpen, welke de Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten in het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft georganiseerd De „Uhenfels die, op weg van Wes< Indië naar Duitschland met koffie, mav en palmpitten, door de Erigélschê marine werd buitgemaakt, is in eer Britsche haven binnengebracht, waai de lading gelost werd De commandant van de Kon. Ned. Marine, Schout-bij-nacht H, Jolles, heeft Maandag te Den Helder een vijftigtal nieuwe offi cieren beëedigd. Overzicht tijdens de plechtigheid ien van oorlog. De Canadeesche diplomaat Vanier inspecteert in gezel van een der Fransche generaals de eerewacht tijdens zijn officieel bezoek aan Parijs Sir Samuel Hoare, de nieuwe Engelsche minister van Luchtvaart inspecteerde dezer dagen een der stations van de Royal Air Force in de nabijheid van Londen. De minister neemt een aantal gevechtsmachines en haar bemanning in oogen- schouw net verjaringsgeschenk voor Adolf Hitler. De inzameling van oude metalen is in heel het Duitsche Rijk in vollen gang. Scheepsladingen vol zijn reeds bijeengebracht Een deskundige kijk op de voorjaars bijenmarkt te Tilburg, welke Maandag veel belangstelling had Het Duitsche transportschip „Rio de Janeiro*, werd ter hoogte van Christiansand door een Engelschen onderzeëer getorpedeerd Een groot aantal opvarenden kwam om het leven. De „Rio de Janeiro" tijdens een verblijf in de haven van Amsterdam door HAROLD WARD 35 De anderen hadden al gegeten, Tim kwam aan dragen met een schaal spiegeleieren met spek en koppen dampende koffie. York's keel deed pijn als hij slikte, maar hij slaagde er in een paar eieren en brood te verwerken, wat hem goed deed. Fenton kwam op de lucht van: de koffie af, en hij deed zich tegoed aan het zwarte heete vocht. Plotseling hoorden ze opgewonden stemmen in de hall. Opkijkend zagen zij Muer en Pendrill in woordenwisseling. Fenton stond op en ging met zijn koffie in de hand naar de beide mannen toe. „Ik ga weg!" schreeuwe Pendrill. „Ik moet naar New-York, jullie hebben geen recht me hier vast te houden!" Fentor raadde Pendrill aan zich kalm te hou den, en hij wilde juist weer naar de eetzaal terug gaan, toen Pendrill een beweging maakte, alsof hy Muer opzij wilde schuiven. Fenton legde een hand op den schouder van den opgewonden marr. „Kalm aan!" zei hij. „Haal je handen van m'n schouders!" schreeuw de Pendrill, draaide zich om, en wilde er van door gaan Dooi de plotselinge beweging gleed Fenton op den gladden vloer uit, hij verloor zijn evenwicht en kwam met een bons op den grond terecht, de heete koffie spatte in zijn gezicht. Hij brulde als een getergden leeuw en sprong over eind. Pendrill verloor zijrr hoofd, hij rukte zich los en trok een revolver. Virginia Lee begon te gillen, onder de andere gasten brak een paniek uit. „Houdt hem!" brulde Fenton, de koffie uit zijn oogen vegend en in zijn zak naar zijn revolver tastend. Pendrill deinsde achteruit. De tweede politie man kwam van achteren rennen en viel den vluchteling van opzij aan. Pendrill's revolver knalde, de kogel suisde langs de ooren van den aanvaller, en sloeg in het houtwerk van de deur. De gasten vluchtten, doodsbenauwd. „Terug, jul lie!!" schreeuwde Pendrill, „terug, of ik schiet jullie een voor een neer!" Met een sprong was hij door de deur naar bui ten, Fenton rende hem met getrokken revolver na, hij durfde niet te schieten, omdat Virginia Lee zich tusschen hem en den vluchteling bevond. York en Fay kwamen nu uit de eetzaal en namen aan de vervolging deel. De auto, waarin Fay en de sheriff gekomen waren stond voor het huis, de vluchteling sprong erin en drukte zijn voet op de starter. Met een ruk vloog de wagen vooruit. Fenton schoot, maar miste. „De banden!" riep York, „mik op de ban den!" Fenton liet zich op zijn knieën vallen, zijn eenen arm voor den borst gebogen gebruikte hij als rust en zuiver mikkend ledigde hij zijn revolver. Een band begaf het, de wagen slingerde over den weg en botste tegen een boom. Pendrill werd door de voorruit geslingerd, en lag onbeweeglijk. Voor hg weer tot bezinning kwam was Muer bij hem, met een sprong zat hij op den rug van den vluchteling, hy rukte de hand met de revolver achterover, het wapen viel uit zijn vingers. Meteen was Fenton erbij, de handboeien knipten om de polsen van Pendriil. Fenton was woedend, hij rukte den gevangene overeind, maar York. die nu ook naderbij geko men was, kalmeerde hem. „Verslaafd aan cocaïne", zei hg, hetgeen de aanslenterende Lancaster bevestigde. „U hebt gelijk", zei Lancaster met zijn be schaafde stem. „Ik wist hetof liever, ik ver moedde het al eenige dagen. Gisteren vertelde hg me dat hij geen cocaïne meer had. In Arrapahoe kon hij het niet krijgen en hij kon er niet langer buitenhij werd razend. Ik verwachtte een dergelijke uitbarsting ieder oogenblik. De laatste moord heeft hem totaal van zijn stuk gebracht. Ik had u willen waarschuwen, maar ik zag u van morgen niet". Pendrill werd naar het huis terug geleid, Fay onderzocht hem en gaf hem een injectie. De on gelukkige, die als een razende tekeer ging, kal meerde onmiddellijk, en zakte op een stoel in el kaar. „Is hij de moordenaar?" vroeg Fenton. Yord schudde zijn hoofd. „Nee, ofschoon ik r.iet zeker weet of hij er niets mee te maken heeft. Als jullie even wilt wachten tot ik nog een paar din gen onderzocht heb, dan zal ik er een eind aan maken. Ik doe het hier liever niet", voegde hij er er aan toe, met een blik op Carol Spencer, die aan het andere einde van het vertrek met Lydia Vaughan stond te praten. „Wil je zeggen, dat je weet wie de moordenaar is?" vroeg Fenton stomverbaasd. York keek hem een oogenblik aan zonder iets te zeggen. Toen fluisterde hij: „Dokter Grass werd ver moord door Horace Anson Lee!" HOOFDSTUK XXIX. Jlet Loon van de Zonde. York wendde zich tot Fentom. „Wil je Lukens opbellen en hem vragen zoo spoedig mogelijk hier te komen. Er zijn een paar dingen die hij me helpen moet te bewijzen." Fentoa haastte zich naar de telefoon. „Jullie bent vrij om te gaan. zooals je wilt," zei York tot de anderen, „onder voorwaarde dat jullie in de buurt blijft, zoodat ik je bereiken kan als dat noodig is. Diegenen, die haast hebben om weg te komen kunnen hun koffers gaan pakken, want ik vermoed dat we na de lunch allemaal naar huis kunnen gaan!" Er ging een verheugd hoeratje op, voor iemand nog verder iets had kunnen vragen was York de trap al opgegaan, Fenton kwam zeggen, dat hij Lukens op zijn kantoor getroffen had, en dat de advocaat dadelijk zou komen York liet verder niets uit, zoodat Fen ton teleurgesteld naar de veranda ging waar hij bij Fay ging zitten, die den nog steeds bewuste- loozen Pendrill bewaakte. Een oogenblik later kwam de begrafenis-aanne mer uit Arrapahoe met zijn helpèrs. Zij droegen een lange rieten mand, waarmede ze naar boven gingen. Kort daarop keerden ze terug, de mand scheen zwaarder dan toen ze kwamen, met moeite tilden ze hun vracht in de auto. Carol Spencer klopte op de deur van York's kamer. „Binnen!" riep hij ongeduldig, maar zijn hou ding veranderde toen hij zag wie zijn bezoekster was. Hij ging op haar hoe, nam haar in zijn armen. Toen vroeg hij haar hem alleen te laten en naar haar kamer te gaan om te pakken. Hij bracht haar naar de deur, kuste haar lang en duwde haar toen zacht de gang op. Hij ging weer voor het raam zitten en staarde, diep in gedachten, naar buiten. Een auto kwam de oprijlaan op. York keek op en zag Lukens uitstappen. York ging naar bene den, zonht Fenton en Fay op en droeg den laatste op alle gasten bij elkaar in het woonvertrek te verzamelen. Muer en Lydia Vauglian ontbraken. Een oogenblik later kwamen zij uit den tuin aan- Iconen. York zag een vlekje rouge op de. wang van zijn assistent en maakte hem er opmerkzaam op. Muer, verlegen, poetste het met zijn zakdoek weg. Toen het geheele gezelschap verzameld was zet te York zich aan de tafel, zoo, dat hij ze allen overzien kon en stuurde toen Mue,- naar boven om een bundel te halen, die, gepakt in krantenpapier op zijn kamer moest liggen. Muer kwam met het gevraagde terug en legde het voor zijn chef op tafel. Daarna ging hij met Fenton bij de deur zit ten. De twee politiemannen hielden de wacht in de hall. gereed om te assisteeren als dat noodig mocht blijken. „Ik vind het prettig, dat u me üet roepen", zei Lukens. „Ik dacht wel, dat ^t u zou interesseeren," ani woordde York. Toen wendde hij zich tot de aanwezigen. „Ik heb reeds eenigen tijd vermoedens gehad," begon hij, „maar het is aan een toevallige opmer king van miss Spencer te danken, dat ik tenslotte zeker van mijn zaak ben." „Van mij?" riep Carol verbaasd uit. York knikte glimlachend. „Ten einde duidelijk te zijn zal ik eerst eenige jaren, terug moeten gaan. Ik zal eenigszins uitvoerig hierop ingaan, ik geloof wel dat het u zal interesseeren. Ik weet, dat u het de laatste dagen niet zoo erg naar uw zin gehad zult hebben, wat ten deele aan mij te wijten is, daarom veel ik, dat ik een verklaring schuldig ben. „Het was zoo erg niet," zei Lancaster met een buiging, „het was uw plicht te. handelen zooals u deed, daarvoor behoeft u zich niet te verontschul digen." „Het motief, dat ten grondslag ligt aan de moor den van deze laatste dagen is in het verleden te zoeken," ging York voort. „Horace Anson Lee was een man die nooit vergat, wanneer iemand hem iets gedaan had. Hij was wraakzuchtig als een In diaan, en even sluw. Als jongeman werd hij ver liefd op de knappe dochter van een naburigen plan ter en zijn jongere broer. William, werd verliefd op hetzelfde meisje. Zij koos William en daardoor haalde hij zich de eeuwige vijandschap van z9n broer op zijn hals. De jongehuwden gingen naar Richmond. William Lee maakte niet veel van zgn leven, mgn gastheer en zijn zuster willen me deM opmerking wel vergeven, alles wat hij ondernam mislukte. Volgens mij was dit voor een g™ deei de schuld van den ouderen broer „Wilt u zeggen, dat mijn oom de hand had m mijns vaders ongeluk?" viel Lee hem verontwaar digd in de rede. York knikte. „Ik heb telegrafisch inlichtm0 in Richmond ingewonnen, bovendien heb ik kenni sen in Richmond, verbonden aan de politie daar. „De ellendeling", riep Lee uit, ,.ik wilde dat( nooit een cent van zijn geld had aangenomen. (Wordt vervolgd!» j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8