EEN VIOOL NA DAGEN VAN HISTORISCHE BETEEKENIS. VERDWEEN.... Amsterdam groeit. In „Oost wordt lijn 6 doorgetrokken tot den Insulinde- weg De duiven op het Binnenhof te den Haag zijn goede maatjes met de Duitsche militairen Voorjaar in Artis te Amsterdam De pinguïns broeden in hun rustige verblijven Overal functionneeren de gemeentelijke diensten weer normaal Personeel van het Amsterdamsch electriciteitsbedrijf aan den arbeid op den Dam Het stadsbeeld heeft zijn traditioneel uiterlijk herkregen. De marktdagen hebben weer de belangstelling als voorheen De kraampjes op de Nieuwmarkt te Amsterdam Waar ze werden weggenomen, zijn de verkeersborden yan den A.N.W.B. in de grensstreken weer aangebracht DeArnhemsche jeugd en de Duitsche mili tairen kunnen het best met elkander vinden Een ritje op de paarden van den proviandwagen is een ongeken de attractie Ook het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers te Amsterdam werkt ijverig mede voor de hulpverleening aan Rotterdam Al wat milde handen gaven, werd voor het gebouw gereed gezet, om naar de Maasstad getransporteerd te worden v door Paul Schott 30 Jk geloof u. Waarom zoudt u een halfdooden wan nog een trap geven?" Wederom gaat hij nwteloos in de cel op en neer. Dan buigt hij zijn toofd dicht naar dat van Grangg, en fluistert: 'Dat is slechts het oppervlak. Datgene, wat de oenschen er van weten, wat men Faustina ver bid heeft, toen men haar naar Engeland zond. «aar het is niet alles. Ik heb mijn eer verloren," 2 zwijgt eenige oogenblikken uitgeput. „Hij is k schuld van alles, ik heb nooit willen gelooven, kt er dergelijke menscben bestaan, menschen, ®®t een karakter, zwart als de nacht. Of is hij "let slecht, maar waanzinnig? Alle verzamelaars waanzinnig." Grangg schrikt. De man spreekt over zijn broer, over Ugo Lorenzetti. „Toen ik terug kwam, arm en gebroken, gesloopt door de opium, ik rookte dien tijd wel twintig pijpen per dag, toen heeft me gevleid. Hij nam mij en mijn kind op, eerst 10 het palazzo in Florence, daarna hier in Vicen- k Waarom? Uit ijdelheid, opdat men zeggen zou: "6 goede, brave Lorenzetti? Uit angst voor zijn kam? Ik weet het niet. Ik leefde in zijn huls, «austina kreeg een opvoedster. Haar moeder bij haar geboorte." Girolamo staarde naar kt licht, dat door het matglas stroomde. verder," dringt Grangg aan. maar voor de j®der kan antwoorden, wordt de deur geopend. Grangg gaat haastig op den directeur toe, en zegt: «Kunt u mij nog vijf minuter? geven Het is van kt hoogste belang... Ik ben bijna klaar." De di recteur staat het toe. Nauwelijks is de deur ach ter hem gesloten, of Lorenzetti vervolgt haastig: „U kunt zich niet voorstellen, wat ik daar gele den heb, in dat huis, dat toch ook het huis van mijn vader was. lederen dag verweet hij me, dat ik mijir erfdeel verspeeld had, dat ik een misdadiger, een slappeling was. wanneer hij er niet geweest was, zat ik nu in de gevangenis of in het krank-' zinnigengesticht. Maanden ging dat zoo door. Ik had steeds grootere doses opium noodig, en hij gaf me geen geld ervoor. Ik smeekte, ik bedelde. U weet mischien, hoe het gif iemands waardigheid neerhaalt. Hij gaf mij steeds minder geld, ook mocht ik Faustina slechts een enkele maal zien, en eindelijk..." Grangg vulde den zin voor hem aan: ein delijk dwong hij u, die boeken voor hem te stelen. Ik vermoedde het." Lorenzetti knikte. „Zeven boeken heb ik gesto len. Niemand in de stad wist, dat ik verslaafd was aan opium, men hield mij voor een longpa tiënt. Het kostte mij geen moeite, de boeken te krijgen Hij wees mg, hoe ik ze uit de banden moest nemen, en er waardelooze boeken voor in de plaatst moest zetten. De gestolen boeken ver stopte hij in zijn bibliotheek. Op een dag zag een bediende, dat ik bezig was, de oude zwijnslederen banden van de boeken af te nemen. Toen was het spel uit." „Maar waarom hebt u niet uw mond openge daan!" riep Grangg uit. „Daar heeft die satan ook aan gedacht. Hij kwam direct in het bureau bij me, en waarschuw de me, mijn mond te houden, anders zou Faustina als dochter van een dief gebrandmerkt worden. Trouwens, niemand zou mij gelooven, als ik be weerde, dat Ugo Lorenzetti mij tot diefstal aan gezet had. Wie gelooft nu een opiumschuiver? Wanneer ik mijn mond hield, beloofde hij voor Faustina te zorgen, zij zou een man van standing kunnen trouwen, dat maakte hij wel in orde. Ik was onder den invloed van het gif, ik dacht aan de toekomst van mijn kind, en zweeg. Faustina hoorde alles pas veel later, zij werd direct naar Engeland gezonden." „Verschrikkelijk! Het is bijna niet te gelooven," zei Grangg, hem op den schouder kloppend. Vertrouwelijk ging hij verder: „Weet u er iets van, dat uw broer veel geld ver loren heeft?" „Heeft hij geld verloren Dan zal hij zeker pro- beeren, Faustina aan een rijken man uit te huwe lijken. Signor Grangg, als u werkelijk van mijn kind houdt, mag u dat niet toestaan." „Er bestaat kans op, ik heb daar zelf ook aan gedacht. Voor zijn verzameling heeft hij ook geld noodig. Faustina heeft mij verteld, dat ze een prins of een automobiel fabrikant zal moeten huwen, beiden onmetelijk rijk." Lorenzetti had de handen gevouwen, smeekend keek hij den violist aan. Grangg stelde hem ge rust. „Maakt u zich maar geen zorgen!" Hij lachte grimmig, en keek den man tegenover hem trouw hartig aan. Een sleutel draaide om in het slot, en Grangg stond op. „Ik ben gereed," zei hij tot den binnentredenden directeur, en verliet, zonder om te kijken, de ceL „Nu, wat maakt u eruit?" vroeg de directeur, nadat hij de deur achter zich gesloten had. Grangg antwoordde luid, zoodat Lorenzetti het moest kun nen hooren: „Niets. Ik ben niets te weten geko men, dat niet reeds gedurende het proces geble ken is." De beide mannen verwijderden zich. In de cel, achter de gesloten deur, wierp een onge lukkig mensch zich, ontroerd snikkend, op zijn bed. HOOFDSTUK XIV. De Marchese had op een groote kaart van de stad Genua nauwkeurig zrjn plan uitgezet. De al- bergo „Rissorgimento" lag in een dichtbebouwd gedeelte van he': havenkwartier. Het was een oud, hoog hoekhuis, en dat zou de belegering niet ge makkelijk maken, beweerde de markies. Om tien uur 's avonds rukte men uit met dertig man, die allen een nauwkeurig omschreven instructie had den. Het huis was den geheelen dag bewaakt, geen „dikke, bleeke vreemdeling" had het verla ten. De markies, die blij was, eindelijk in actie te komen, had de kranten geheimzinnige aanwijzin gen gegeven. Ze moesten in de ochtendbladen maar een ruimte vrij houden, wellicht zou hij, laat ln den avond, gewichtige berichten kunnen publicee- ren. De daken van de huizen in den omtrek waren bezet met een sterke politiemacht, als ging het er om een sterke bende gangsters te overmeesteren. In de herberg er tegenover, en in den groenten- winkel ernaast zaten als bedelaars vermomde po litiemannen. Op straat was een „arbeider" van de telefoon uren lang met reparaties bezig, ja, zelfs werden eenige kamers in de herberg door zooge naamde matrozen gehuurd. Al deze voorzorgsmaatregelen waren volkomen overbodig. Om kwart voor elf trad de markies met twee agenten, revolvers in de hand, de kamer van den reeds te bed liggenden Portugees binnen, die zonder tegenstand en doodsbleek zijn handen bo ven het hoofd hief. „Jij bent de moordenaar van Cavalcanti!" brulde de mai'kies, „In naam van den koning arresteer ik je!" Bevend stond Gomez in een kort nachthemd midden in het ver.trek. met bevende stem huilde hij„Wat wilt u van mij Ik ken geen Cavalcanti. ik ben steward, over drie dagen vertrekt mijn schip naar Java, u vergist zich!" De markies gaf een teeken, waarop de bediende van Cavalcanti, die er uit zag als een bonvivant uit een ouderwetsch tooneelstuk, de kamer bin nentrad, Gomez aandachtig beschouwde, en knik kend zei: „Senza dubio, dit is de man die den naam Salimbeni noemde." „U hoort het," zei de markies. „Salimbeni," krijschte de Portugees, en wilde het hemd wat verder over zijn knieën trekken, maar de dreigende revolvers deden hem ver schrikt de armen weer opheffen. „Salimbeni? Ik ken geen Salimbeni! Dit is een verschrikkelijk misvei'stand!" Intusschen was ook de portier naderbij gekomen opgewonden verklaarde hij, dat dit de man was, die hij bijna gepakt had, de moordenaar van den ongelukkigen commendatore, en woedend schudde hij zijn vuist onder den neus van den verschrikten Gomez. De man schrompelde zichtbaar ineen, als een kïnderballon, waar men met een speld in prikt. Zijn gezicht verschx-ompelde, en werd vaalbleek, de oogen werden kleiner, en de mond zakte open. „Jij hebt de viool ook gestolen," ging de mar kies zegevierend verder, „je wist, dat. Cavalcanti hem gekocht had, en toen je geld van hem wilde afpersen, wat hij niet wilde geven, heb je hem neergeschoten." „Viool, wat voor een viool?" jammerde de on gelukkige. Hij zag er nu uit als een zuigeling, die op het punt staat in spreien los te barster.. We derom gaf de marchess een wenk, en de jonge Modena kwam binnen. Hg zwaaide met beide armen bij het zien van Gomez, en riep onmiddellijk uit: „Dat is hij, dat is de vreemdeling, die mij de viool verkocht heeft. Ut kon zijn gezicht niet zoo goed zien, maar dit is hij zeker, marchese, ik wil het zweren bij alle heiligen!" De markies maakte een theatraal gebaar, Go mez liet zich uitgeput en verslagen op een stoel zinken, terwijl hij in een mengelmoes van Portu- geesch. Maleisch en Engelsch mompelde. „Voer hem weg!" beval de markies. Twee gen darmen wierpen Gomez een jas om, hij trok zijn schoenen en kousen aan, men pakte hem bij de armen, en sleurde hem de trappen af. Uit alle ka mers keken verschrikte en nieuwsgierige hoofden, zeelieden van alle naties, negers, de moeder van den waard, een vrouw met verwarde haren. Op de straat had zich reeds een menigte voor de deur van den albergo verzameld, die wild door elkaar schreeuwden. Voorop ging de markies, naar rechts en links buigend, als een generaal, die na een ge wonnen veldslag zegevierend naar huis terugkeert. Gomez, die slap tusschen de twee politiemannen hing, werd als een zak over de steenen voortge- sleurd. Bij het verhoor vroeg Fillipepi: „Waar hebt u den naam Salimbeni gehoord? Liegen heeft geen zirr, door ern bekentenis kunt u hoogstens uw zaak in een beter licht stellen. „Automatisch zegde hij deze woorden, zooals hij die in honderden andere gevallen gezegd had. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 5