DeLotgevaüen van een Collier
DONDERDAG S SEPTEMBER '19-10
Verkoop en aflevering van
vaste brandstoffen'
Regeling betreffende de geldigheid
tot 1 Oct. 1940.
Naaf aanleiding van de vele tot het Rijks
kolenbureau gerichte vragen met betrekking tot
den verkoop en aflevering van vaste brandstof
fen volgt hieronder een nadere uiteenzetting
aangaande de getroffen regeling: z
Vaste brandstoffen voor kook- en
verwarmingsdoeleinden.
1. Zonder vergunning mogen brandstofhande
laren voor kook- en verwarmingsdoeleinden in
de periode 1 Mei tot. en met 30 September 1940
afleveren:
a. Aan oude afnemers 20 pet. van de hoeveel
heid. die van April 1939 tot en met Maart 1940
door hen werd afgenomen;
b. Aan nieuwe afnemers, zooals nieuw geves-
tïgden en in het algemeen zij. die een grooter ge
schat verbruik in de periode 1940-1941 zullen
hebben dan in de periode 1939-1940 werd aan
geschaft. 20 pet. van het geschatte jaarverbruik,
welke schatting door de handelaren dient te ge
schieden, die hiervoor verantwoordelijk zijn.
Aan den handel worden hiervoor echter geen
extra hoeveelheden ter beschikking gesteld.
2. Onder de categorie lb vallen ook zij, die in
andere jaren voor koken en/of verwarming an
dere dan vaste brandstoffen gebruikten, bijv.
olie, petroleum, en die nu genoodzaakt zijn,
thans tot het gebruik van vaste brandstoffen
over te gaan.
3. De verbruikers, die voor hun centrale ver
warming van olie op vaste brandstoffen overgaan
worden gerangschikt in twee categorieën, nl.:
a. verbruikers met een geschat jaarverbruik
van minder dan 10 ton cokes;
b. Verbruikers met een geschat jaarverbruik
van meer dan 10 ton cokes.
Voor de categorie a. worden aan den handel
geen extra hoeveelheden beschikbaar gesteld. De
handelaar dient deze afnemers uit de hém ter
beschikking staande hoeveelheden te bedie
nen.
Voor de categorie b. zullen zoo mogelijk extra
hoeveelheden aan den handel of groothandel
worden toegewezen.
Te dien einde dient de verbruiker van catego
rie b. zich schriftelijk tot het Rijkskolenbu-
reau te wenden onder opgave van: 1. Het olie-
verbruik in de periode 1 April 193931 Maart
1940; 2. de gewenschte afmeting van de brand
stof (nl. cokes 1, 2 of 3)3. Den groothande
laar of handelaar, van wien hij de brandstof
wenscht te betrekken.
Na beoordeeling van deze aanvraag kan het
Rijkskolenbureau eventueel een toewijzing aan
den betrokken groothandelaar of handelaar ver
strekken.
Als basis wordt, hierbij aangenomen, dat 1000
L. olie gelijk te stellen zijn met 1500 K.G. cokes.
4. Indien een verbruiker zijn met olie gestook
ten centrale-verwarmingsketel niet voor het ge
bruik van vaste brandstoffen laat ombouwen en
overgaat tot het stoken van haarden of kachels,
bestaat er geen bezwaar tegen, dat de handelaar,
wanneer deze uit de hem ter beschikking staande
hoeveelheden er toe in staat is, aan dezen ver-
v bruiker andere vaste brandstoffen dan cokes le
vert. In dit geval mag ook in de periode van 1
Mei tot en met 30 September 1940 niet meer
dan 20 pet. van het geschatte jaarverbruik wor
den geleverd met een maximum van totaal 5
H.L. Aan handelaren wordt in deze gevallen
geen extra hoeveelheid beschikbaar gesteld.
5. Indien een verbruiker, die normaal des zo
mers petroleum gebruikte voor kookdoeleinden,
dit jaar is overgegaan tot het verbruiken van
vaste brandstoffen voor dit doel. omdat hem geen
petroleumdistributiezegels hiervoor ter be
schikking konden worden gesteld, kan de han
delaar hem zonder speciale vergunning voor dit
extra verbruik van vaste brandstoffen beschou
wen als nieuwen verbruiker en dus boven de
reeds toegestane 20 pet. van het verbruik in de
perioden April 1939 tot en met Maart 1940 nog
20 pet. leveren van het geschatte jaarverbruik
voor kookdoeleinden.
6. Verbruikers, die voor einde September 1940
de hoeveelheid van 20 pet. van hun jaarverbruik
niet hebben, afgenomen, hebben na dien datum
geen recht op levering van deze hoeveel
heid of het resteerende gedeelte hiervan. De be-
teekenis, die hieraan moet worden gehecht, is
slechts deze, dat op 1 October a.s. de huidige re
geling wordt vervangen door een nieuwe regeling.
Zij, die de hoeveelheid van 20 pet. van hun
jaarverbruik niet vóór 1 October a.s. hebben ont
vangen, behoeven zich echter niet ongerust te
maken, daar rekening zal worden gehouden met
den dan aanwezigen voorraad bij de verbruikers.
7. Levering bij toerbeurt (d.i. wanneer de leve
rantie van brandstoffen het eene jaar aan dezen
het andere jaar aan genen leverancier wordt ge
gund) dient door de betrokken handelaren in
onderling overleg geregeld te worden, daar in
deze gevallen geen extra hoeveelheden aan den
handel ter beschikking gesteld kunnen worden.
Vaste brandstoffen voor industrieel
verbruik.
1. Aan industrieele verbruikers van vaste
brandstoffen met een jaarverbruik van 240 ton
of meer mogen slechts brandstoffen worden af
geleverd op een door het Rijkskolenbureau aan
den verbruiker verstrekte toewijzing. Deze ver-
bruikersc moeten zich, voorzoover zulks nog niet
is geschied, ter registratie aan het rijkskolen
bureau opgeven.
Klein-industrie.
2. Voor industrieele verbruikers met een jaar
verbruik van minder dan 240 ton geldt de vol
gende regeling.
Handelaren mogen zonder speciale vergunning
afleveren:
a. Aan oude afnemers per maand 1/12 gedeelte
van de in de maanden April 1939 tot en met
1940 ontvangen hoeveelheid; Aan seizoenbedrij-
ven of bedrijven, welke in September 1940 een
grooter verbruik mochten hebben dan per maand
1/12 van het jaarverbruik, mag in de genoemde
maand eveneens het maandverbruik worden ge
leverd;
b. Aan nieuwe afnemers per maand 1/12 ge
deelte van het geschatte jaarverbruik (met de
zelfde afwijking voor seizoenbedrijven etc. als
sub 2a.)
3. Indien ondernemingen (geen producenten)
gewoon zijn, vaste brandstoffen aan eigen werk
nemers en daarmee gelijk gestelden te verkoo-
pen en af te leveren, is hiertoe een vergunning
van het Rijkskolenbureau vereischt, welke ver
leend kan worden na aanvrage bij genoemd
bureau.
Turf.
Buiten de bovenvermelde regeling vallen alle
soorten turf. Vragen betreffende de voor turf
geldende bepalingen moeten tot het verkoop
kantoor Fabrieksturf N.V. te Assen of tot de
plaatselijke distributiekantoren gericht wor
den.
Overtreding en afwijking van boven
staande regeling.
Een eventueele klacht betreffende vermeende
overtreding van de geldende bepalingen zal uit
sluitend het plaatselijk distributiekantoor in
ontvangst kunnen nemen.
Ten slotte wordt er de aandacht op gevestigd,
dat afwijkingen van deze regeling niet kunnen
worden toegestaan.
Moeder en kind onder een auto.
Knaapje op slag gedood.
Op den Antwerpschen straatweg te Bergen
op Zoom is Woensdagmiddag om vijf uur een ern
stig ongeluk gebeurd. Ter hoogte van de wieler
baan Raayberg wandelde mevrouw De Groot
de Nijs met haar 2jarig kind. Op een gegeven
oogenblik struikelde de knaap, rukte zich van de
moeder los en liep den rijweg op. De moeder
zag een vrachtauto naderen en ging eveneens den
weg op, om haar kind in veiligheid te stellen. De
chauffeur week. nog uiterst links uit maar kon toch
niet verhinderen, dat beiden onder zijn wagen
terecht kwamen. Zij bleven roerloos liggen. Toen
de dokter arriveerde, bleek het knaapje reeds te
zijn overleden. De moeder was ernstig gewond.
Neclerlandsch Bijbelgenootschap.
Op Dinsdagavond 3 Sep&>mber waren aan
den vooravond van de algemeene vergadering een
zestigtal afgevaardigden, voornamelijk uit de ver
afgelegen provincies, in het Bijbelhuis te Am.
sterdam bijeen voor het bespreken van een aan
tal punten met betrekking tot de organisatie van
het Bijbelgenootschap en ter bespreking van wat
er in hel najaar door de afdeelingen ten behoeve
van den arbeid van het Bijbelgenootschap gedaan
kan woi'den.
De eigenlijke jaarvergadering op Woensdag
morgen werd door 230 stemhebbende afgevaar
digden bezocht en werd door den voorzitter, prof.
dr. F. W. Grosheide, geopend met een rede, waarin
hij een terugblik gaf over den arbeid van het
afgeloopen jaar en inzonderheid ook memoreerde
de omstandigheden, waaronder het bijbelgenoot
schap thans moet werken.
Hierna kwam in behandeling het jaarvérslag,
waarbij door den zendingsdirector D. Ci-ommelin
inzonderheid gewezen werd op het groote belang,
dat de zending heeft bij het werk van het
Bijbelgenootschap.
Bij de bespreking van wat er in het afgeloopen
jaar door het Bijbelgenootschap gedaan was voor
de bijbelverspreiding onder de gemobiliseerden,
bracht dr. W. G. Harrenstein namens de leger-
predikanten en veldpredikers aan het Bijbelge
nootschap hartelijk dank voor het vele dat het in
dezen gedaan had, waar het meer dan 125.000
bijbels en bijbelgedeelten gratis ter beschikking
der gemobiliseerden gesteld had. Ook memoreerde
hij verschillende voorbeelden van den zegen, die
aan dezen arbeid verbonden was.
Ten opzichte van den steun voor hen, die door
den oorlog getroffen werden, werd door den secre
taris dr. H. C. Rutgers uiteengezet, hoe door be
middeling van de afdeelingen van het bijbelgenoot
schap en van de kerken, in samenwerking met den
heer A. de Bruin van de autozending, vele duizen
den bijbels beschikbaar gesteld wesden voor hen,
die met hun huis en hun bezit ook hun bijbel ver
loren hadden.
Bij de bespreking over de nieuwe vertalingen
werd door den secretaris vermeld, hoe de nieuwe
Friesche vertaling goed vordert, zoodat reeds-een
groot gedeelte van het Oude Testament ter perse
is. De nieuwe Nederlandsche vertaling van het
Oude Testament is nog niet zoo ver gevorderd,
maar verschillende boeken zijn toch reeds pers
klaar.
Tot nieuwe leden van het hoofdbestuur werden
gekozen de heeren A. B. C. Dudok de Wit, ds.
W. J. Kooiman, mr. B. ter Linden, dr. G. Oort-
huys en Prof. mr. J. Oranje, terwijl herkozen wer
den mevrouw J. C. E. de JongZeydner en prof.
dr. N. H. Swellengrebel. Tot ondervoorzitter werd
gekozen ds. G. J) Koolhaas.
Nadat naar aanleiding van desbetreffende vragen
nog was medegedeeld dat het Bijbelgenootschap
bereid was bijbels en nieuwe testamenten beschik
baar te stellen, zoowel voor hen die bij den
Opbouwdienst werkzaam waren, als voor hen, die
voor arbeid naar Duitschland vertrokken, zoodat de
afdeelingen, wanneer verzoeken dienaangaande in
kwamen, zulke bijbels en bijbelgedeelten konden
verstrekken, werden bij de rondvraag nog enkele
wenschen geuit aangaande nieuwe bijbeluitgaven.
Een geschenk aan Hensbroek.
Van ex-geëvacueerd en uit Amersfoort.
Een deputatie van ex-geëvacueerden uit
Amersfoort heeft zich Woensdag naar Hensbroek
(N.-H.) begeven, om het bestuur van deze ge
meente een geschenk aan te bieden, als blijk van
erkentelijkheid en waardeering voor de verleende
gastvrijheid. Namens de vroegere geëvacueerden
werd het woord gevoerd door dr. B. Keulen, rec
tor van het Johan van Oldenbarnevelt-gymna-
sium.
HERZIENING DER GRENZEN IN HET
COMPLEX VALKENBURG
De staatscourant van Woensdagavond be
vat een beschikking van den secretaris-generaal
van het departement van Binnenlandsche Zaken
van 30 Augustus, waarbij wordt bepaald, dat met
ingang van 1 October a.s. de gemeente Oud-Val
kenburg, Schin op Geul en Houthem behoudens
een van laatstgenoemde gemeenten naar de ge
meenten Berg en Terblijt over te brengen ge
deelte zoomede gedeelten van de gemeenten
Hulsberg en Berg en Terblijt aan de gemeente
Valkenburg worden toegevoegd.
VOOR DE KINDEREN
NEKKIE-RAF
Al zoo hollend en mopperend ziet
de vos net, dat er iets voorbij Manus
vliegt. Hij kijkt naar boven en daar
ziet hij, hoe Raf statig gezeten is op
heer Langbeen en voorbij Manus
vliegt. Verontwaardigd zegt hij„Ach,
lief, valsch girafje, ik zal je wel krij
gen!" Maar Manus lacht. Zij lacht om
heel de zotte dierenwereld, die toch
bedot wil wezen. Maar zij bemoeit
zich er niet mee, hoor.
Spoedig komt mijnheer Raf met
den ooievaar boven het koninklijk
paleis aan. Twee vogels uit de lijf
wacht van den koning staan met
flambouwen op hun post. Het is nu
niet zoo erg donker en daardoor kan
heer Langbeen gemakkelijk naar be
neden komen. Manus doet haar best
om erg mee te werken. Zij schijnt
helderder dan ooit. Ze sloven zich
anders wel uit voor Raf, hoor! En zij
lacht met breeden mond.
Met prachtigen zwier daalt heer
Langbeen op het voorplein van het
paleis. Geflankeerd door de twee lijf
wachten, loopt de verwaande Raf met
zijn neus in de lucht het plein over.
Wat vermaakt Manus zich weer koste
lijk. Het begint weer goed vanavond.
Kijk die vogels zich toch eens bij den
neus laten nemen door dien verwaan
den kwast! Toch een slim Raf je, hoor.
Het is te hopen, dat hij er voorloopig
niet invliegt, want dan heeft de maan
's avonds nog eens wat te beleven.
Keurig in doozen verpakt worden
groote hoeveelheden rozen te Aals
meer getransporteerd voor export naar
Duitschland (Foto Pax-Holland)
Nieuwe Zomerpostzegels,
In verband met de gewijzigde posttariera
- Bekend mag worden geacht, dat in vete
met de tijdsomstandigheden waaronder dit ,k-i
zomerpostzegels zijn uitgegeven het besluit is
nomen, dat de uitgifte van deze zegels z
verlengd tot 31 October a.s.
Onderwijl heeft zich mede het feit voorgels;
dat de posttarieven zijn verhoogd en dat met nas
het tarief van den postzegel van 5 cent verheq
is tot 71/2 cent.
In verband hiermede heeft het hoofdbestuur n
P.T.T. bepaald, dat de zomerzegel van 5 een! (Js
Steen) thans in rood zal worden uitgegeven c.
een opdruk in zwart: 7y2 -f 2y2, zoodat de x
van dezen nieuwen zegel 10 cent zal bedragen.
De bijslag van 2 f2 cent is bedoeld a
moetkoming in de leniging van oorlogsnood 0f|
ciaal en cultureel gebied, voor welk doel de 1
zomerpostzegels 1940 dezen keer zijn uitg
Deze nieuwe zegel zal nog in de eerste fij
September worden uitgegeven.
Mede kan nog worden vermeld, dat ook, a
uitsluitend bij de plaatselijke comités een
postzegelboekje verkrijgbaar zal worden
zijnde een mapje, voorzien van vier ongesto?
zomerpostzegels van 5 cent, de beeltenis van i
Steen dragende en bestemd voor stadsverkêtfi
briefkaartenport. Dit mapje is versierd mil
teekening van Anton Pieck, nl. een schrijn
soldaat, als historische herinnering aan onzen s
bilisatie- en oorlogstijd.
Ter bevordering van den verkoop
postzegels, die uiteraard door de tijdsomstai#
den dit jaar eenige stagnatie heeft ondervotó
zal in de eerste helft van September, op n
te kondigen datum en uur, door den voorzitters
het comité voor de zomerpostzegels 1940,1
C. P. M. Romme, voor de radio een propags
rede worden gehouden.
door
NORMAN FRAZER.
36)
(Nadruk verboden).
Het was juist dat hoofdinspecteur Nicholson de
stad had verlaten, maar dat spoedige vertrek stond
in verband met den persoon van mr. Joe Kilner.
Hij had dien morgen van zijn collega uit Leeds ant
woord op zijn brief gekregen, en na een heele poos
te hebben zitten nadenken, was hij tot het besluit
gekomen, dat hij de rest van zijn vacantie beter
kon doorbrengen met visschen naar de ontraadse
ling van een mysterie, dan naar forel in de wateren
van Wales. Hij keek trein- en bootverbindingen
na, pakte zijn koffer en was reeds voor twaalven
op weg naar Holyhead met Dublin als doel van
zijn reis. Onderweg las hij den brief herhaalde
malen aandachtig over, trachtend duidelijk de per
spectieven te zien, die deze voor hem opende. Voor
een man van de scherpzinnigheid van hoofdinspec
teur Nicholson, die combinaties en mogelijkheden
zag, die de meeste menschen zouden ontgaan, was
de informatie vol van vruchtbare aanduidingen en
suggesties. Zijn oude vriend schreef dat Joseph
of Joe Kilner reeds drie jaren geleden uit Leeds
was weggegaan, voor zoover men wist naar Dublin,
waar hij eigenaar van een café was geworden.
Verder had men niets meer van hem gehoord
en het was niet onmogelijk, dat hij nog in Dublin
woonde. Daarop volgde een passage, waarop Ni
cholson's aandacht zich vooral concentreerde.
„Ik heb een vage herinnering dat die Kilner op
een of andere manier betrokken was in (of beter
gezegd dat zijn naam genoemd werd in verband
met) een geheimzinnige geschiedenis in Dublin die,
voor zoover ik weet, nooit is opgehelderd. Er
heeft toen iets over in de kranten gestaan. Mis
schien dat je het óók herinnert een dame,
Jersche van geboorte, miss O'Connor heette ze,
reisde van Castleford naar Limmerick, werd
Dublin van een diamanten collier beroofd door
twee mannen die uit Yorkshire afkomstig bleken te
zijn een zekere Ninian Bexendale, de zoon van
een advocaat en notaris uit Castleford, en iemand
uit Leeds, een goede bekende van de politie onder
de namen Richard Claye en James Creighton.
Deze beide mannen verdwenen vrijwel onmiddel
lijk na den diefstal van de diamanten, waarvan de
waarde, om een onbekende reden, nooit is publiek
gemaakt, en sedertdien heeft nooit iemand meer
iets van hen gehoord. Als mijn geheugen mij geen
parten speelt, werd Bexendale het laatst in de buurt
van het café van Kilner gezien ik kan zoo gauw
de oude kranten niet nasnuffelen en moet op mijn
herinnering afgaan, maar ik weet bijna zeker dat
de naam Kilner genoemd werd, omdat ik dien
direct herkende als die van den man uit Leeds die
de oestersalon had gehouden. Kilner had echter,
meen ik, niets met de zaak uitstaande. Maar sinds
je brief me vanochtend bereikte, ben ik iets ge
waar geworden dat ik niet wist, namelijk dat
Kilner dikke vrienden was met dien Claye of
Creighton en een poos bij hem in dienst was als
zetbaas in een sigarenwinkel in Bradford, waar nog
al wat clandestien gedoe met weddenschappen
gaande was. Ik weet niet of dat toentertijd aan de
politie in Dublin bekend was, maar wetend wat ik
nu weet, vraag ik me af of er misschien geen
zakelijke relaties bestonden tusschen Kilner en
Claye op het moment dat clie miss O'Connor van
haar collier beroofd werd. Het lijkt niet onwaar
schijnlijk als je alle gegevens goed overwegt! Zoo
als ik zei, sinds die historie met die diamanten
zijn Bexendale en Claye spoorloos verdwenen en
men veronderstelt dat ze kans hebben gezien om
„via het zuiden van Ierland, naar het vasteland te
komen".
Toen hoofdinspecteur Nicholson 's middags om
zes uur in Dublin arriveerde, liet hij geen tijd
verloren gaan, maar stelde direct pogingen in het
werk om in contact te komen met den detective
die den diamantendiefstal indertijd had behandeld
met het resultaat, dat. hij, nog eer de klok zeven
sloeg, met Davidson thans inspecteur in diens
kamer bijeenzat.
„Ik zou graag een paar dingen met je be
spreken", stak hij na de eerste kennismaking van
wal, „in verband met een geschiedenis, waar je
ongeveer twee en een half jaar geleden in betrok
ken was. Herinner je je een Engelschman, Joseph
Kilner, die hier in Dublin een café had?"
„Zeker", bevestigde Davidson, „ik heb hem heel
goed gekend. Hij nam een café over in Lower Abbey
Street, dat aan een zekeren Phelim Hanrahan had
toebehoord de man was overleden ik her
inner mij Kilner heel goed een groote, zware,
plompe man hij. moest de zaak opgeven omdat
hij het aan het hart had. Ik had nog een gesprek
met hem voar hij uit Dublin wegging. En wat is er
met Kilner?"
„Wat er met hem is?", herhaalde Nicholson. „Wel
niets anders dan dat hij als een gefortuneerd Lon-
densch zakenman in ruste tegenwoordig in Den
bigh woont, in Noord-Wales. Maar hij heet nu geen
Joseph Kilner meer, maar is sinds zijn vestiging
daar bekend als mr. John Keene".
Op Davidson's gelaat teelcende zich plots gespan
nen belangstelling af.
„Hé!", viel hij scherp uit. Hoe is dat in vredes
naam mogelijk?"
„Nu vraag je meer dan ik weet", antwoordde
Nicholson lachend, „ofschoon ik wel zekere vermoe
dens heb. Maar daar komen we straks vanzelf op.
Vertel me eerst maar eens iets anders. Jij had toch
de leiding van het onderzoek in de zaak van de
gestolen diamanten van miss O'Connor, nietwaar,
waarbij de twee daders, Bexendale en Claye, erin
slaagden zich uit de voeten te maken?"
Davidson zette een zuur gezicht.
„Ja", gaf hij toe. „Ik probeerde een nieuw systeem
?n faalde hopeloos". Hi1 gaf daarop zijn collega een
relaas van de gebeurtenissen, en besloot op na
denkenden toon: „Er waren eigenaardige elementen
in die zaak. Miss O'Connor kon geen aannemelijke
verklaring geven van de wijze waarop de diamanten
in haar bezit waren gekomen, of juister gezegd,
in het bezit van den man, die ze haar had nage
laten en ze wilde geen toestemming geven tot
meerdere publiciteit dan een zoo kort mogelijk
krantenbericht. Maar ze deelde mij mee dat het
collier vijftigduizend pond waard was".
De hoofdinspecteur klakte veelbeteekenend met de
tong.
„Aha", zei hij; ik dacht al zooiets. Kilner heeft ze
Nu weet je waar zijn plotselinge rijkdom vandaan
komt!"
Davidson veerde half overeind in zijn stoel. Hij
keek zijn Liverpoolschen collega aan of hij zijn
ooren nauwelijks kon gelooven.
„Wat?!", stiet hij uit. „Kilner? Wat bedoel je
eigenlijk precies?"
„Wel", was het antwoord, „je zei, dat Bexendale
nadat hij in zijn vermomming Kilner's café was
binnengegaan, nooit meer teruggezien is, niet
waar?"
„Zeker, dat is zoo", beaamde Davidson.
„Dan zal ik je vertellen, hoe dat komt, ver
klaarde Nicholson geheimzinnig: „Jij wist dat niet
en niemand wist het hier tenministe niet maar
Kilner was een oude, vertrouwde kameraad van
Claye en was in Yorkshire bij hem in dienst ge
weest. Terwijl jij naar Claye zocht hield hij zich
zoo goed als zeker schuil bij Kilner'.
Davidson sprong op met een gesmoorde ver-
wensching.
„Verdraaid", riep hij, „als ik dat maar geweten
had! Maar Kilner stond gunstig bekend in Dublin,
we hadden nooit ook maar de minste klacht over
hem gehad en er was geen enkele reden om hem
te verdenken. En hij was werkelijk een talentvolle
leugenaar Ik geloofde woord voor woord wat
hij vertelde over Bexendale dat die de toon
banklade gelicht had en door een zijdeur verdwe
nen was precies wat je van een kruimeldief
verwachten kon! Goeie hemel te bedenken da^
ze alle drie bij elkaar waren
En Davidson verviel in een peinzend stilzwij
gen.
,Ik geloof", hernam zijn collega na enkele
oogenblikken, „dat de vork zóó in de steel zit:
Kilner kwam hierheen misschien met een paar
spaarduiten, maar heelemaal niet iemand die dik
in zijn contanten zat, toen hij uit Leeds wegging.
Dat kan ik bewijzen. Nog geen jaar later vertrekt
hij weer uit Dublin om kort daarna in het noorden
van Wales op te duiken, waar hij leeft als een
vermogend man. Waar heeft hij plotseling dat geld
vandaan? Het antwoord ligt voor de hand, zou ik
zeggen. Ongeveer in denzelfden tijd, dat hij uit
Dublin verdwijnt, verdwijnt voor een waarde van
vijftigduizend pond aan diamanten! Dus b
logische conclusie uit al deze coïncidentie»
een paar dagen na dé roof het collier i
kwam van mr. Joseph Kilner en dat hij nu
van de opbrengst".
Davidson knikte zwijgend en zwijgend li?:
een poos de kamer op en neer. Toen keek hi
bezoeker aan.
„Er is nog wat anders verdwenen dan i
diamanten. De twee mannen!"
„Juist", bevestigde Nicholson. „En als ik -
hard vergis twee menschenlevens".
„Met andere woorden je bedoelt, dat.Ka
dat tweetal vermoord heeft".
„Dat bedoel ik inderdaad".
Weer maakte Davidson een nadenkende w
ling door het vertrek.
„Ik geloof niet, dat ik het er mee eens bi-
verklaarde hij eindelijk. „Ik zal je zeggen h«-
me de gang van zaken voorstel. Het lijkt w
dat Claye Bexendale vermoordde of dat Cla.w
Kilner het samen deden en erin slaagden het licju
te laten verdwijnen en dat Kilner naderhand CS
uit den weg ruimde. Ik heb mijn hersens gepij^s
om alles precies te herinneren én nu is me :f-
'oinnen geschoten. Den avond,, dat ik aan he:c
kwam om nasporingen te doen naar Bexec-£
vond ik de zaal gesloten. Het was tegen ach®
dat was natuurlijk heel ongewoon. Kilner dew*
slotte open en vertelde, dat zijn bediende-
boodschap was doen en hij zelf achter in huis»
was geweest en daarom de deur een paar nu?-;
gesloten had. Dat was op zichzelf heel aannK&
voor iemand, die absoluut geen reden heeft a®j
docht te koesteren, vooral omdat het om djtf
altijd stil is in dat soort cafés. Maar nu gek»*
dat als we ooit achter de heele waarheid
het zal blijken, dat een van de beide slacht®5
op dat moment aan zijn eind is gekomen'.
Het komt me voor, dat we zoo gauw nt$-
ren onderzoek daar in huis moeten instellen
(Wordt ver