Wij- ij harden ons door te wandelen. Het menu van den dag. Als het Herfst wordt. NEKKIE-RAF Nuttige wenken voor uw maaltijden. Een man verdween... ZATERDAG 14 SEPTEMBER 194Ü VOOR DE VROUW Iedereen beseft dat de winter die voor de deur staat, geen gemakkelijke zal zijn, wij zullen meer dan ooit goed ons verstand moeten gebruiken bij inkoopen en uitgaven, wij zullen meer dan ooit vooruit moeten zien voor zoover dat mogelijk is, teneinde onaangename verrassingen te vermijden. Ik hard me zoo vast, zegt mijn jonge vrien dinnetje en ze loopt nog in een dun zomerjurkje met een kort jasje en kouslooze beenen, wanneer de gure Septemberwind groote wolkengevaarten, waaruit ieder moment een regenbui kan los breken, door de lucht doet zeilen. Waarna wij even later een echtpaar tegenkomen waarvan de man, diep in den opstaanden kraag van zijn regenjas gedoken, en de vrouw met een jas met 'n grooten bontkraag al aan November doen denken. Wat een tegenstellingen, het meisje met het dunne zomerjurkje en de dame met den winter mantel, de eerste zien we in gedachten van den winter loopen puffen van de warmte in 'n dunnen wintermantel, de tweede zal vermoedelijk met dekens nog niet voldoende op temperatuur komen. Intusschen is het wel aan te bevelen om niet te snel over de kou te jammeren en er echt win- tersche maatregelen tegen te nemen, want hoe eer- dei' wij daarmee beginnen, des te hooger zal onze behoefte aan warmte worden opgevoerd. Wy zijn een volk van fietsers en nu de auto's weinig gebruikt kunnen worden zijn er nog meer stalen rossen op het pad dan vroeger. Op die fiets trappen wij ons, bij al de winden die de ligging van onze omgeving ons brengt, vaak door en door warm, zoodat dit een best middel is om op z'n tijd flink warm te worden. Maar onze voeten en onze handen hebben aan die warmte te weinig deel, dan dat wij met koud weer ons heelemaal be- hagelijk zouden voelen, daarvoor is wandelen een veel beter middel. Waarom zouden wij ons, bij wijze van afwis seling, van den winter niet eens meer met wan delen bezighouden? Hei heeft veel voordeelen, en heusch niet alleen van die ouwelijke en bet weterige, waaraan jonge menschen terecht zoo'n hekel kunnen hebben, omdat zij hun maar te vaak op zoo'n weinig aantrekkelijke manier worden aanbevolen. Een van de allereerste voor deelen van wandelen is voor dezen tijd de warmte die wij ermee opdoen. Alleen onze handen komen misschien weieens tekort, maar onze voeten pro- fiteeren er des te meer van en daar koude handen veel minder onaangenaam zijn bij de meeste van ons dan koude voeten, is dat nog best te ver dragen. Bovendien kunnen mantelzakken of stevige handschoenen of wanten toch meestal de handen voldoende warm houden. Ten tweede is wandelen een gezonde sport, mits wij er geen slenteren van maken, maar een be hoorlijke wandelpas erin houden. Natuurlijk be hoeven wij allerminst te gaan hollen, en kunnen wy de pas regelen naar onze eigen bouw en aan leg; met het loopen in verband bestaat altijd het gevaar dat de pas aangegeven wordt door enkelen die fiks en stevig kunnen loopen, er zijn er dan altijd bij, die doorloopend boven hun macht mee willen doen en dat is ongeloofelijk vermoeiend en allerminst een genoegen. Bent u gewend aan kleine passen, houd dat dan ook vol, draagt u schoenen met hooge hakken omdat uw wreef hoog is, probeer dan niet op platte schoenen te strompelen, dat is vermoeiend en onaangenaam. Ten derde en nu kom ik op specifiek vrouwe lijk terrein is wandelen een prachtig natuurlijk schoonheidsmiddel. De beweging doet het bloed sneller stroomen waardoor de spijsvertering wordt bevorderd, de frissche lucht is een heerlijk op wekkende gewaarwording, en de lichamelijke moe heid maakt dat wij 's nachts goed kunnen slapen, allemaal eenvoudige schoonheidsmiddelen, waar van sommigen het nut nooit heelemaal hebben leeren inzien. Ten vierde is wandelen een allergenoegelijkste bezigheid en zelfs als wij ver van natuurschoon wonen, waar naar ons hart hunkert zooals er mensohen zijn die alleen maar van bosschen of hei houden, want kun je hier nu wandelen zelfs dan is er nog genoeg te vinden waar we prettig en mooi, of anders interessant wandelen kunnen. Ken de weg in uw eigen stad: is het nog nooit in u opgekomen om een nieuw stratenplan eens te exploreeren, de straatnamen te lezen en .u eens te verdiepen in deze nieuwe uitbreiding. Kent u de oude stad eigenlijk wel heelemaa-l, en waar. om zouden wij altijd in ons buurtje blijven en niet eens van het zuiden naar het oosten, westen en noorden tijgen, of omgekeerd. Goed wandelen is echter ook een kunst die ge leerd moet worden. De kleeding speelt er een niet onbelangrijke rol bij: een gemakkelijk hoofddeksel dat ook bij storm uit zich zelf blijft staan, een sportieve mantel die ertegen kan, een paar stevige housen en goed passende schoenen met hakken die bij uw vorm van voeten behooren, zooals ik al zei. Taschjes en paraplu zijn op een wandeling vaak belemmeringen die wij beter thuis kunnen laten, want hoe vrijer wij onze armen kunnen bewegen hoe warmer wij zullen worden. Jussoep. Gestoofde snoekbaars. Worteltjes. Aardappelen. Rijstkoekjes. JUSSOEP. 4 d.L. bruin van. jus. Een fijngesnipperd uitje. 1 theelepel kerry. wat vet van jus, 20 gr. rijst. Fruit het uitje met de kerry in het vet van de jus, voeg er het op smaak gekeurde mager van de jus met het water aan toe, en daarna de rijst. Kook de soep vijf minuten voor en laat ze verder in de hooikist gaar worden. GESTOOFDE SNOEKBAARS. Wasch de mooten visch, wrijf ze in met wat zout, bestrooi ze met wat paneermeel of fijngemaakt be schuit en leg ze in een pan mot goed sluitend dek sel, waarin ze ook opgedaan kan worden, an ge smolten boter. Stoof ze gedurende drie kwartier a een uur onder zoo nu en dan bedruipen. Desver- kiezerd kunnen er ook een paar uitgetande schijf jes citroen op de visch worden meegestoofd RIJSTKOEKJES. 100 gr. rijst. 1 ei. y2 ons suiker, 'A ons bloem. Kaneel of citroensap. wat zout boter om in te bakken. Kook de rijst op de gewone wijze in water gaar. Roer intusschen de eidooier met de suiker, meng er de bloem, het smaakje, het zout en tenslotte het stijf geslagen eiwit -door. Bak kleine hoopjes van dót mengsel in boter in de koekepan. Strooi nog wat suiker over de koekjes op de schaal. HOE WE VAN OUD NIEUW MAKEN. Dit meisjesjurkje is bijzonder geschikt om van iets ouds te worden gemaakt; voor een jurkje waar van de zijpanden en mouwen versleten zijn, leent het zich al heel goed. Deze versleten deelen kunnen dan vervangen worden door een geruit stofje zooals op de teekening, ook wel door gestreepte of ge bloemde stof. Van dit model zijn geen patronen verkrijgbaar. Nu zijn er velen die wandelen zonder bepaald doel allerakeligst vinden en daarom wandelen zij alleen als er boodschappen te doen zijn. Maar dit wandelen ontaardt dan vaak in slenteren langs de winkelétalages, in stadsstraten, stoep op, stoep af. Dat is de bedoeling zeker niet, maar heeft u toch behoefte aan zoo'n doel en zijn de winkels vlak bij uw huis in de buurt, wandel er dan met een omweg heen en neem een ander ommetje naar huis terug. Woont u ver van winkels af, des te beter, dan kunt u er best heen wandelen. En verder zou u voor de variatie ook weieens het doel van uw wandeling naar buiten kunnen verleggen, of naar de een of andere steedsche beziens waardigheid; wie wandelen wil, kan altijd wel' een doel vinden, en het zal een belangrijke hulp zijn om ons wat meer hardheid te geven in een tijd die niet vriendelijk kan zijn voor weeke men schen. E. E. J.—P. KLEINE TIPS VOOR DE HUISVROUW. Gekrompen wollen lijfjes of hemden worden aan weerszijden van midden-armsgat tot beneden los geknipt; dan worden smalle reepen gebreid in dezelfde kleur wol en deze worden ingevoegd. Van heerenoverhemden, die als zoodanig niet meer gedragen kunnen worden, kunnen met enkele wijzigingen in sluiting aan hals en manchetten zeer bruikbare nachthemden gemaakt worden, vóór men ze als lappen opmaakt. Hebt u skisokjes, die versleten zijn? Verwijder de bestopte hiel en teen, knip ze een weinig in model; ze zijn omgehaakt als „aanvattertjes" nog van groot gemak. Kousenbeenen worden op de bekende wijze tot lange reepen geknipt en zijn dan heel prettig om houten kleerhangers mee te omwoelen, desnoods als onderlaag voor fraaier bekleeding.- Dun geworden theedoeken, die geen gaten ver- toonen (kleine gaatjes eerst stoppen!) kan men alvorens ze geheel af te gebruiken beter twee aan twee op elkaar stikken. Ze kunnen dan nog ver rassend lang mee. Nieuwe theedoeken, paarsgewijs aan onder- en bovenkant samengenaaid, gaan veel langer mee. Hebt u misschien twee overtollig of leelijk ge worden divankussens? Maak er een heerlijke voe tenzak van door ze eerst te voeren met wollen lappen, die u b.v. uit afgedankte truien knipt. Deze worden netjes overtrokken en tenslotte worden de kussens halverwege tegen elkaar genaaid. U kunt desgewenscht het bovenste kussen nog aantrekke lijker maken door het te versieren met een ge haakt wollen kleedje, dat u er op vastnaait, b.v. van een overgeschoten kluwtje wol. 't Wordt herfst! Wij kunnen het constateeren met een lang- gedragen zucht óf met een berustenden glimlach, maar we voelen het aan den lijve. Plotseling is de najaarskilte ingetreden. Plot seling zijn we op een morgen opgestaan met een killen neustop en hebben even gerild bij 't over steken van een tochtig portaaltje, waar het raam openstond. Plotseling hebben we 's nachts geconstateerd, dat onze voeten eenigen tijd noodig haddden om warm te worden en misschien zijn we na eenig aarzelen het bed uitgestapt om ergens een echt warme deken op te delven Ja, 't wordt gaandeweg herfst. En de vrouw en moeder bemerkt dat niet alleen aan zichzelf, maar tevens aan al de kleine steunzoekende „lootjes" om zich heen. „Moeder, m'n knieën zijn zoo koud, mag ik maar vast lange kousen aan?" en „moeder, 'k heb zulke koude handjes!" klagen de kleine meisjes. Dat kost een heele middag kas ten uithalen, ordenen en uitzoeken, wat direct gebruikt kan worden en wat eerst de verstelmand ingaat om te worden uitgelegd en bijgestopt. dat kost eenige uren van ingespannen nadenken en soms piekeren. Want was 't in vorige jaren al moeilijk, omdat de raven 't ons niet thuisbren gen en het nu eenmaal de uiterste inspanning vergt ons gezin op peil te houden zooals het in onzen levensstandaard past, dit jaar is het wel extra ingewikkeld. We tobben over punten, rekenen met punten en onontwarbare puntenproblemen bevolken onze droomen! Onherroepelijk gaan we den winter tegemoet. Misschien na een heerlijken gouden herfsttijd zooals 't vorig jaar, misschien door een nevel van mist en regen. Maar stellig komt de tijd, dat 't buiten donker is nu donkerder dan ooit! en dat we weer met ons gezin een afgesloten wereldje zullen vormen. Wat een groote taak krijgen wij moeders in den komenden winter, waarin meer dan ooit moet worden gezorgd. Gezorgd voor voeding en kleeding met een nimmer verslappende toewijding. Doen we dit, dan zullen we er toch ook dezen winter in slagen ons gezin op peil te houden. En nu merken we misschien pas, welk een groote kracht die toewijding, die moederlijke zorg is! Zij weet van bijna niets nog iets aardigs te maken; een oud jurkje toovert zij om tot een alleraardigste nieuwe creatie. Want u moet niet denken, dat de dingen dood zijn, of om met Louis Couperus te spreken r alle dingen hebben een ziel, óók de kleeren, die onze gezinsleden iederen dag dragen. In die kleeren leeft een stukje van de gezins. sfeer en leeft vooral een groot stuk van het hart der moeder. Of kunt u niet zien als u onderwij zeres is en een klasse overziet, welke kinderen met zorg gekleed zijn en welke niet? En zijn het juist altijd de meest gegoede kinderen, die dat stempel dragen van onberispelijke correctheid, dat alleen de echt toegewijde moeder eraan kan geven? VOOR DE KINDEREN Het is een grootsche tocht, die Raf maakt. Nieuwsgierig stak hij zijn lan gen nek naar buiten, toen hjj aan het paleis van den koning kwam. Zijn paarlsnoer hangt wel een meter bui ten het raampje. En op het verlichte bordes van het paleis staat de koning zelf. Ook heer Langbeen is van de partij en uitgenoodigd samen met den koning den beroemden zanger te ont vangen. Daar komt hij net aan gereden. Voor dezen avond heeft de koning zich in zijn volle waardigheid aange kleed. Een hermelijnen koningsman tel valt statig om zijn schouders. Op zijn hoofd de koninklijke kroon. „Hm," dacht de koning, toen hij Raf zag, „wat is het toch een heer. Keurige verschijning, dat is waar." En vriendelijk trad hij op den ver waanden Raf toe, en parmantig stapt Langbeen om Raf heen, blij dat hij ook van de partij is. Koning Nobel geleidt daarop zijn gunsteling naar de ministerskamer. „Hé," denkt Raf, „wat zal ik nou weer voor geschenken krijgen." Be- geerig rekt hij zijn langen nek heelemaal over den koning heen. In zijn haast trapt hij bijna op de sleep van den koning, maar juist bijtijds waarschuwt Langbeen hem nog, door hem aan zijn slipjas te trekken. „Kijk," denkt Raf, „daar staan ge loof ik drie ministers op mij te wach ten." Neen, in dit opzicht staan wij moeder arm, allen gelijk. En in deze dagen van V'Ji' invallende herfstkou, nu de meisjes bv binnenkomen met de vraag om een dikk- en de jongens zich nog met hand en ta zetten tegen het bevel om mar vast de rfs r aan te trekken want bloote knieën -J fijn bij het voetballen, weet u nu y Z:E k weer echt, hoe ons gezin ons in al die klein noodig heeft. Straks komen weer de gure, koude re?P komt de tijd dat de schoenen iederen avo ten worden nagekeken of er geen kleine v lijke spleetjes zijn waar het water doorril' Straks moeten bij het thuis komen de Ir worden nagevoeld of ze soms voehtri zijn verkleumde voetjes duchtig worden" d-i" wreven met een ruwen handdoek. Dan stellig al heel gauw de excursie naar den winkel om nieuwe waterlaarzen die ->•— ding van dezen tijd. Piacht.^ En straks, als de kachel weer snort, dan k ons kroost na den maaltijd gezellig 0'm on met een boek of handwerkjes: vroeger dan J* als het buiten stikdonker is en de goed verd'^ de huiskamer een intiem, afgesloten JÏÏ? vormt. Dan is het zoo heerlijk als vader eenf^' bij de knutselarijtjes, eens een paar S>.T> karton of wat kopspijkertjes, wat lijm of bbhC papier heeft bewaard, als moeder helptb> huiswerk en daarna eens een uurtje voorleai een mooi boek. Dan ontstaat weer ajs v maar toch niet vanzelf die heerlijke, vertrok cos omdat Z|i 5 gezinssfeer, die onze kinderen bij vinden zullen en die de moeder, eenmaal de „vaste ster" in huis is, j opbouwt. Die gezinssfeer, die zóó goed kan zijn, dai s het beste baken wordt, waaraan later onze k ren zich, volwassen geworden, zullen vasSi men in buien van moedeloosheid. Die gezind die in zoo talloos vele van de best gesitu»0' gezinnen ontbreekt, omdat de moeders zich al veel buitenshuis bewegen. Oflaat ik zegggen: bewogen, want het- gaan zal dezen ginter wel tot een 'minimum wt" den beperkt. Dit heeft dan naast de vele nsd«- die eraan verbonden zijn, tenminste dit voord* dat alle moeders thuis1 zullen moeten blijven dus nog een kansje krijgen de gezelligheid van gezinsleven in den winter te leeren kennen. H=ï vaak moet men immers ergens toe gedwongen w den om de schoonheden ervan le ontdekken Ik sprak eens een jongeman, een stiii kamermensen, die altijd met z'n neus in de bc zat en geen musch van een vink of een roos v» een anjer kon onderscheiden. Hij werd gemoV' seerd en lag jarenlang met z'n neus in de Toen ontdekte hij opeens, welk een rijkdom natuurleven geeft. Zoo zal het en wij mogen dit innig wensda ook met sommige uitgaande moeders gaan winter. Zij zullen even moeite hebben de gent*, gens buitenshuis op te geven, maar welk eon v«| diepere en rijke vreugde krijgen zij ervoor torn;! De winter ligt voor ons; een winter, waarin meer dan ooit moeten zijn het levend, rustgevend middelpunt van ons gezin. Deze verantwoordelijkheid staalt onze kradrt We weten: geeft moeder den moed op, hetgeen uiting komt in allerlei kleinigheidjes die niet z orde zijn, dan daalt het gezinspeil. Als moeder moed houdt, blijft vertrouwen 03 een betere toekomst na de zware tijden, die nu doorleven en dit vertrouwen zal niet be schaamd worden dan blijft het gezin fit a flink. Met hart en ziel moeten we dit jaar onze tercampagne gaan beginnen. Met hart en ziel zorgen voor al die duizend wissewasjes, die ona ingewikkelde gezinsmachine gladjes doen loope, zoodat alleen wij weten, hoe griezelijk zij soe knarst. Dan bouwen we zelf mee aan onze volkskracht Want goede, geordende gezinnen vormen krachtig, eensgezind volk! R. DE RUYTERv. d. FES Op het oogenblik kan men beter vet vleesch kno pen dan mager, omdat men bij het braden da veel minder vet of boter gebruiken kan. Men pi als volgt te werk: fn de ijzeren pan of b laat men een klein stukje boter of vet bruin wa den, voegt een scheutje water toe en legt hierf het vleesch. Onder het braden smelt er nu doende vet uit. zoodat men toch voldoende jus d hebben. Is het vleesch aan alle kanten mooi bnh van kleur, dan voegt men water toe en laat bel vleesch onder af en toe keeren gaar stoven. Rijst met krenten of rozijnen wordt heel dikwijl; met boter en suiker gegeten. Kan men hiervoor geen boter missen, dan maakt men op de volgend? manier kaneelsaus: voor 4 personen: 3 d.l. melk, l'i lepel maïzena, 2 lepels suiker, 2 theelepels kane^ iets zout. De kokende melk binden met de aante mengde maïzena. De suiker met de kaneel doort* kaar roeren, en door het sausje mengen. Wat s» er door roeren. door LESLIE FORD. 3) Cecily wierp een vluggen blik op George die nog steeds naar de hoes van zijn hengel rondkeek. Haar levendige sensitieve gezicht betrok. Ze liep naar de khaki hoes die nog steeds op dezelfdoe plaats lag en gooide die hem zwijgend toe. Toen draaide ze zich om en liep Bill achterna. Ik kon niet hporen wat ze tegen hem zei, maar hij kreeg een kleur en grinnikte, en gaf haar een staart om naar de meeuwen te werpen, die weer krijschend te ruggekomen waren. Op dat oogenblik leek het onbegrijpelijk dat er hier in het hartje van de wildernis, iets kon gebeuren dat al deze dingen onbelangrijk en van geen waarde zou maken en volkomen uit Cecily's gedachten kon wegvagen. En dat ze er op aan zou dringen, onmid dellijk met George te trouwen, ondanks alles. En dat we zouden blijven hopen wanhopig aan een stroohalm ons vastklemmend dat het niet zou ge beuren. Tenminste niet op die manier. II. Van een gewoon grootestads standpunt be schouwd was er natuurlijk op George Pelham niets aan te-merken en was hij een uitstekende partij. Maar die vierkante kordate oude dame had al even weinig zin voor stadsche normen als de groote eland stier die aan den anderen oever van het meer vre dig tot zijn nek in het water stond rond te plassen. En ik had gedacht dat haar kleinkind er wel een der over zou denken. Ik weet niet precies meer, hoe gedurende die eer ste dagen op Cinnabar, het gesprek op George's fi- nancieele vooruitzichten gekomen was. In elk ge val, mevrouw Chapman had op een avond, toen wij alleen zaten, plotseling gezegd: „Het is heelemaal geen kwestie van geld, Grace. Alles wat zijn moe der had, heeft hij geërfd, en dat geld heeft hij goed fceheerd. Cecily's vader: vindt hem een uitstekende kracht begrijpt niet, waarom hij nog bij hem blijft, terwijl hij ergen anders zooveel meer kans zou hebben. Begrijpt niet dat het om Cecily is. Va ders zijn in dat opzicht stekeblind". „Zijn vader heeft een belangrijk fortuin gemaakt met een soort bocht, dat de menschen gedurende het drankverbod dronken, toen ze niet aan sterken drank konden komen. Dat heette een geneesmiddel. Hij is er tijdig uitgestapt en heeft daarna zijn geld in nettere zaken belegd, zoodat de Pelhams er zich nu niet meer over behoeven te schamen." „Is zijn vader dood?" Zij knikte en ging voort: „Ik heb hem niet gekend maar hij moet een sluwe oude heer geweest zijn. Toen hij de pretendenten voor zijn dochters eens bekeken had, kondigde hij aan dat zijn nala tenschap niet verdeeld zou worden, vóór zijn jong ste kleinkind eenentwintig werd. Dat dunde de ge lederen aanzienlijk. En ik moet zeggen, ze hebben allebei een goed huwelijk gedaan geen echtschei dingen, aardige lui. May, de oudste, trouwde met Alexander Ridley, van de advokatenfirma Ridley en Hall in New-York. Anna trouwde met een mijn ingenieur en woont in Mexico. Die hebben twee zoons, waarvan de oudste twee jaar geleden afstu deerde. De Ridley's hebben ook twee kinderen Philip, van Cecily's leeftijd en Lisa die nu negen tien is. Dus over een paar jaar zullen die goed af zijn met het groote voordeel er bij dat ze tevoren allemaal hebben moeten aanpakken. En onderling schijnen ze merkwaardig goed met elkaar te kunnen opschieten." Ik overdacht dat alles terwijl ik in mijn eentje aan den oever van het meer zat, toen George naar mij toekwam slenteren. Hij liet zich naast me neervallen en vroeg: „Geloof je het ook wel?" Hij strekte zich languit in het gras uit, zonder de min ste aandacht voor de blauwe klokjes en gentianen, die hij verpletterde. „Het is hier zalig, hè. Het is voor het eerst dat ik hier in het Westen ben. Een paar jaar geleden zou ik eens met een vent van het kantoor hierheen ge komen zijn. Maar hij kreeg kinderverlamming en dus kon het niet doorgaan. En ik ben toen naar Pa rijs gegaan." Ik moest me bedwingen om mijn verwondering niet hoorbaar te uiten. Het klonk zoo harteloos en onverschillig, na hetgeen mevrouw Chapman er over verteld had. George scheen het zelf te voelen, want hij ging voort: „Hij werd weer beter. En toen werd hij bij een auto-ongeluk gedood. De meeste menschen dachten dat het zelfmoord was, en mij lijkt dat ook wel de juiste verklaring. Je hebt hem zeker niet gekend, Steve Grant?" „Nee," zei ik. „Het was een zonderlinge geschiedenis met hem." Hij ging overeind zitten en vischte een pakje siga retten uit zijn broekzak. „Ik heb altijd gedacht dat zijn verstand mis schien toch aangedaan was. Ik weet wel dat de dokters dat niet aannemen, maar hij heeft verdraaid gekke dingen gedaan. We hadden een klerk op het kantoor Johnny Brice heette hij. Op een goe den dag zei hij zonder eenige reden op. Niemand kon begrijpen waarom, tot dat Steve gedood werd." Hij stak een cigaret aan en wierp de lucifer non chalant in het gras. Joe Anders die hem blijkbaar als een havik in de gaten hield, zei snijdend scherp: „Is die lucifer uit, Pelham?" George keek met beleedigde verbazing op pakte de lucifer en drukte het voortkruipende vlam metje uit. „Sorry" zei hij onverschillig. „Denk daar voortaan aan alsjeblieft", zei Joe kortaf. „Het is verboden in het Park boschbranden te stichten." „Loop naar de maan alsjeblieft", antwoordde George kalm, maar haa^t onhoorbaar. Daarna ver volgde hij tegen mij: „Nadat Steven gedood was, ontdekten wij dat hij den armen kerel letterlijk weggepest had." „Waarom?" vroeg ik op vrij onhebbelijken t.oon. Er was geen reden om boos te zijn, maar toch werd ik nijdig omdat George dit zei. „Ik denk dat hij misschien te veel wist", zei hij terloops. „We hebben nog getracht hem te vinden, om het weer goed te maken, maar hij was verhuisd. Je weet hoe dat gaat in New-York. Ik trachtte mijn stem zoo gewoon mogelijk te doen klinken wat ging mij de doode Steve Grant eigenlijk aan toen ik vroeg: „Wat bedoel je dat hij te veel wist?" „We zijn daar nooit verder op ingegaan", zei hij. „Cecily's vader heeft het den kop ingedrukt, vóór het bekend werd. Er was iets zonderlings gebeurd met een chèque. Steve had het weer in orde gebracht, dat moet ik hem nageven. Onze klant was trou wens een eenigszins getikte oude juffrouw en ze zou nooit in een vervolging toegestemd hebben. En me dunkt dat Brice er bekaaid af gekomen is. Hij was een geschikte kerel." Hij stond op en wilde zijn sigaret wegwerpen. Toen bedacht hij zich en schopte met zijn hiel een blokje gentianen uit den grond om het peukje te begraven. „Maar ik heb altijd gevonden dat Steve niet meer de oude was, nadat hij teruggekomen was" zei hij toegevend. „Hij was werkelijk niet heelemaal verantwoordelijk voor zijn daden." De kok gongde met een lepel tegen de koekepan Ik ben dol op visch, maar de verrukkelijk bruin ge bakken forellen smaakten me maar half. In de eer ste plaats begreep ik niet, waarom George me dat alle maal verteld had. Het was me vrij duidelijk dat mevrouw Chapman nooit de historie van die chèque en van Brice gehoord had. Ik betwijfel of iemand ooit het hart gehad zou hebben, ook maar te trach ten het haar te vertellen. Maar Cecily was wat an ders. Een veronderstelling van zelfmoord kon moei lijk zoo'n uitbarsting bij haar tengevolge gehad heb ben, als haar grootmoeder over de scène in de biblio theek verteld had. In die eindelooze eerste maanden moest ze dat zelf natuurlijk wel eens overdacht heb ben. Vooral omdat alleen zij precies wist, wat er vlak voor zijn dood was voorgevallen. Maar het ver haal- dat George mij gedaan had zou, meende ik, meer dan genoeg geweest zijn om haar in harts tochtelijke woede tegen den verteller te doen uitbarsten en tegen haar vader die hieraan had mee gewerkt. En George behoefde ze niet te gelooven, maar ze kon onmogelijk haar vader niet gelooven. Hoe held haftig ze zich er ook tegen verzet had, ze moest toch eindelijk zich eenigszins met de gedachte ver trouwd gemaakt hebben, anders had ze George nooit toegestaan, haar opnieuw te bezoeken. Dat leek me ook de eenig mogelijke oorzaak van den vragenden blik in haar ernstige, ambergevlekte oogen. Het was een conflict dat nooit tot een oplossing gekomen was, een eindelooze strijd tusschen geloof en twij fel, tusschen verstand en gevoel, blijkbare feiten én instinct. Het leek bijna of de geest van den dooda man aan ons kampvuur zat. Een dun rookwolkje steeg omhoog en trok lang zaam vervélend over 't meer heen. Het eenzame Si- huil van een coyote klonk spookachtig over L donkere water. Steve Grant was dood, maar op c- oogenblik was hij herleefd in de gedachten var. dj* menschen in deze uitgestrekte wildernis, was levend op drieduizend kilometer afstand van c plaats, waar hij geleefd en gewerkt had. En nu* schien zelfs nog wel heviger en schrijnender leva» voor een vierde uit ons gezelschap. Ik zag hoe Ce- cily plotseling haar bord neerzette, opstond en we? liep langs den oever van het meer. Haar groot moeder keek haar een oogenblik stilzwijgendlij. toen zei ze: „Ben je ook klaar, George? Dan fa-' nen we wel afwasschen". Zelfs den volgenden morgen, toen we op het T»-j Oceanen Plateau over de waterscheiding trw®| kon ik de gedachte aan Steve Grant niet ga^- van me afzetten. Terwijl we over het steile krori^ lende boschpad langs de Lynx Creek afdaalden, George en ikzelf ook' zorgvuldig naar grw beren uitkeek, bleef ik onwillekeurig over hem denken. Ik wist nu zeker dat ook Cecily aan ft gedacht had. Haar grootmoeder had, toen We(saB terugkwamen van een wandelingetje langs het vóór het ontbijt, onverwacht gezegd: De 1»*'- maal dat we hier gekampeerd hebben, was met ve. Het was zoo aan hem besteed om hem mee nemen; hij was dol op de bosschen". Ik vergat hem evenwel toen het pad vlaWtar'? en bij het passeeren van de schuimende Lynx t een elandkoe met haar dikneuzig kalf over ras in de lage wilgenboschjes wegvluchtte. Toen de Yellowstonerivier tusschen de boomen door gezicht kregeen, kruisten drie Wapiti's met F weldige geweien ons pad om rustig in het wou verdwijnen. Het spoor boog naar links af, en r voor ons uit lag een uitgestrekte groene weide een stralenden saffierblauwen hemel. Ver weg..Jvj boven den donkeren gordel van pijnbosschen, v zich het vaalbruine bastion van De Driel doorwaadden de rivier en trokken verder docrc bloemen overdekte weiden van het dal. {Wordt yervoltftti

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6