JCuasfr
Met Brein en Browning.
D'
Je Dow-theorie aan de praktijk getoetst.
,rhKNSPAG 18
SEPTEMBER 1940
Father Brown
DE STOOMTRAMMEN WEER AAN HET BOD. In de werkplaatsen van de
Geldersche Tramweg Maatschappij te Doetinchem wordt met spoed gewerkt aan
de restauratie der oude stoomtrammen voor de lijnen in den Achterhoek.
(Foto Fax Holland.)
Toepassing blijkt zeer moeilijk te zijn
lat houdt de theorie in?
ïior grondslagen.
Velen zouden gaarne een betrouwbare barome-
z voor beurskoersen bezitten, een apparaat, waar-
jjj tijdig zouden kunnen aflezen of, „mooi weer",
hinderlijk" of „storm" te verwachten is. De
asdi is begrijpelijk, maar niet wèl doordacht.
jTy, er een of andere theorie was op te stellen,
^nioor inderdaad te vertrouwen toekomstvoor-
BÜingen zouden kunnen worden gedaan, de handel
sbeurze zou spoedig lam gelegd zijn.
De laatste jaren heeft in ons land de Dow-theorie
Kaag gemaakt en een aantal aanhangers ver
ben Sommigen meenden er een mogehjkheid
lie zien aan de beurs spoedig rijk te worden en
&-:en haar met dat doel ook gebruikt. Of zij be
id; hebben wat zij wenschten, is niet bekend. In
Jit Annalist", een Amerikaansch financieel blad,
i ester een artikel gepubliceerd over de practische
Bearing van de Dow-theorie en daaraan wordt
hïet een en ander ontleend.
De Dow-theorie, aan het einde der vorige eeuw
il igsield door Charles H. Dow, gaat uit van de
rndstelling, dat de dagelijksche slotkoersen van
Éutrieele en spoorwegwaarden de resultante
ïróen van al de hoop, al de teleurstelling en al
wetenschap van.iedereen, die ook maar iets af-
wt van financieele aangelegenheden. Deswege
op de uitwerking van toekomstige gebeurte-
steeds ten volle in het koersverloop vooruit-
en-
Drie verschillende soorten van beweging worden
jdit koersverloop onderscheiden:
De breede, algemeene op- of neerwaartsche
fcweging, de primaire tendenz. Deze bewegingen
terden aangeduid met de namen hausse- of baisse-
Hikt, Omtrent den duur van deze bewegingen kan
al veel voorspeld worden. Ze kunnen soms jaren
ahouden.
J,Een belangrijke daling in een primaire hausse-
rukt of een belangrijk herstel in een primaire
temarkt (dat zijn dus de markten van de breede
femeene opgaande of neerwaartsche beweging).
de theorie duren deze reacties gewoonlijk
ris drie weken tot drie maanden.
1 De dagelijksche koersfluctuaties, waaruit slechts
piradisch eenige conclusies kunnen worden ge-
skken. Zij hebben weinig waarde en zijn bijna
Her misleidend, tenzij „lijnen" gevormd worden.
I». tewegingen moeten echter dagelijks worden
a föeiwkend en bestudeerd, omdat een serie van
ia dagelijksche koersfluctuaties altijd te een of
cietijd een figuur vormt.
Dit zijn zeer in het kort de verschillende soorten
ns beweging, welke bij het koersverloop worden
©ierscheiden. Voor volledig begrip zijn evenwel
eenige aanvullingen noodig.
De baisse-markt wordt door economische mis
taken veroorzaakt. Zij eindigt niet vóór de koer-
Rt ergste, dat mogelijkerwijze kan gebeuren,
k;a verdisconteerd.
De primaire haussemarkt duurt gemiddeld niet
dan twee jaar en wordt gedurende dien tijd
opgaande beweging onderbroken door secun-
&R reacties. De opwaartsche beweging der koer
sten gevolg van vraag, welke ontstaat uit spe-
tiïeve operaties en uit beleggingsaankoopen. In
e hausseperiode zijn drie phasen te onderschei-
De eerste phase weerspiegelt het herleefde ver
been in de toekomst van het zakenleven. De
fase is het beantwoorden van de koersen aan de
wad geworden toeneming van winsten. De derde
Jas is die van de speculatie. De koersen zijn dan
Jaelyk overdreven hoog en stijgen op hoop en
Bncbting,
jwals hierboven is uiteengezet, moeten de slot-
«Jen iederen dag worden aangeteekend. Men
ff voor ^0 industrieele en 20 spoorweg-
ïwseaj genomen. Door deze aanteelceningen ont-
curven. Elkaar opvolgende stijgende lijnen,
he steeds' voorafgaande hoogtepunten doorbreken,
F#©ar°p volgende perioden van daling, welke
eindigen boven de voorafgaande laagtepunten,
,m in de richting van een hausse. Voor een
u»i ^eekenen natuurlijk omgekeerd.
deze hoogte- en laagtepunten kent de
e nog „lijnen". Een „lijn" is een zich over
weken uitstrekkende prijsbeweging, gedu-
'fen tijd de koersschommelingen van beide
ritl? z'°h binnen een marge van ongeveer
v Procent bewegen. Een dergelijke koersbeweging
L, n> dat het publiek bezig is óf met voor-
^i^bamsteren of met voorzichtig uitslijten. Een
^K»Jdige doorbraak van beide gemiddelden
H u1 Z0U op koogere koersen, eén gelijktij
doorbraak naar beneden op lagere koersen
gevolgtrekkingen maken uit het verloop van
de theorie zelfs helpen uitbouwen, waarschuwen
voor het hanteereii van de Dow-theorie. De man,
die haar heeft opgesteld, heeft nimmer vastomlijnde
voorspellingen gedaan, omdat hij heel goed wist, dat
zijn theorie nog slechts in de kinderschoenen stond.
Daarom is de toepassing ervan door den belegger
niet van gevaar ontbloot. Want hoewel de theorie
er vrij eenvoudig uitziet, is practische verwerkelij
king ervan heel moeilijk. Men kan tot toepassing
van zulk een theoretische wetenschap pas overgaan,
indien men er een zeer gedegen studie van heeft
gemaakt. En wat dan nog de gevolgen kunnen zijn,
daarover later.
De belangstelling welke voor de Dow-theorie
in ons land bestaat, blijkt wel 't best daaruit, dat in
1939 een Nederlandsche vertaling is verschenen van
het boek „Wat is de Dow-the orie?" van den be
kenden Amerikaanschen expert Robert Rhea, aan
welk, werk in dit artikel verschillende gegevens zijn
ontleend.
jjj,: -is niet juist, dit verloop moet door
Jodelden worden bevestigd.
"e ziet de Dow-theorie verband tusschen
Dienstplicht voor Weermacht en
Arbeidsdienst voor Duitsche Staats,
burgers.
's-GRAVENHAGE, 17 Sept. (A.N.P.) De kor-
telings in de pers gepubliceerde bekendmaking van
den Duitschen weermachtsbevelhebber in Neder
land is, in vele gevallen door de in aanmerking
komende mannelijke Duitsche staatsburgers ten
onrechte aldus uitgelegd, dat volgens punt c alle
lichtingen, ook als zij niet gediend hebben, zich
moeten aanmelden. Deze uitlegging is verkeerd,
daar onder punt c van de bekendmaking uitdruk
kelijk alleen de gediend hebbende dienstplichtigen
van alle lichtingen worden genoemd. Wie niet ge
diend hebben moeten zich slechts melden, indien
naar punt a van de bekendmaking vermeldt zij
in 1921 geboren zijn en niet reeds vrijwillig die
nen, zoomede indien zij overeenkomstig punt b
hoewel behoorende tot de dienstplichtige lich
tingen 1914 tot 1920 tot nu toe ontheffing van
dienstplicht hebben gehad of nog niet gediend heb
ben.
Alle betrokken Duitschers, die ingevolge punt c
reeds meldingen verricht hebben bij den bevoeg
den stafofficier der Ordnungspolizei moeten hun
meldingen terstond herhalen en daarbij uitdrukke
lijk verklaren, dat zij gediend hebben. Bij welk on
derdeel zij gediend hebben, is van geen belang.
Ook andere bijkomstige mededeelingen moeten als
overbodig achterwege worden gelaten.
E Graaf van Glengyle is verdwenen. Heeft
zijn knecht hem vermoord of is hij een
natuurlijken dood gestorven? Mr. Craven,
Flambeau en Father Brown doen onder
zoek. Mr. Craven is Inspecteur bij Scotland Yard,
Flambeau is een bekeerde boef en Father Brown is
een kleïn priestertje in een verfomfaaide soutane,
een onooglijk manneke met een gezicht zoo rond
en uitdrukkingloos als een appelbol, verbaasde
knipperende oogjes, stug peperkleurig haar en af
getrapte schoenen. Hij is het toonbeeld van on
handigheid en onnoozelheid, vergeet honderd maal
zijn geliefde, ouderwetsche parapluie, maar heeft
een rotsvast geloof en een diep inzicht in het ziele-
leven van den misdadiger.
Ze zitten bijeen in de groote zaal van het oude
slot der Glengyles. Voor hen op tafel liggen de
merkwaardigheden die ze op hun tocht door het
kasteel ontdekt hebben: groote hoopen snuif, pak
ken kaarsen zonder kandelaars, losse diamanten en
kleine metalen radertjes, die afkomstig schijnen
uit een mecano-doos.
Hoe kunnen we tusschen deze zaken ooit eenig
verband vinden? vraagt Craven.
Dat is niet zoo moeilijk, zegt Father Brown.
Deze graaf was blijkbaar een verwoed tegenstan
der van de Fransche revolutie; hij imiteerde het
hofleven der Bourbons vóór die bloedige jaren. Hij
snoof, omdat men in de 18e eeuw snoof, gebruikte
kaarsen ornaat men die toen brandde, had de ra
dertjes, omdat Lodewijk XVI een knutselaar was
en de diamanten wel die behooren tot de hals
sieraden van Marie Antoinette.
Zou dat de waarheid zijn? vraagt Flambeau.
Ongetwijfeld niet, zegt de kleine priester.
Maar je vroeg toch alleen naar een verband tus
schen deze dingen hier voor ons? Neen, de waar
heid is anders: de Graaf was een dief. Hij had
geen kandelaars noodig, omdat hij alleen stompjes
gebruikte in zijn lantaarn. De snuif wierp hij zijn
tegenstander in het gezicht. De diamanten en de
wieltjes? Daarmee sneed hij ruiten uit.
Is dat de oplossing? vraagt Craven.
Neen, neen, alleen een ander verband. De op
lossing is veel alledaagscher. Glengyle vond deze
steenen in een gewelf van dit kasteel. De wieltjes
gebruikte hij om ze te snijden. Een paar Schotsche
herders, die, zooals bekend is, dol zijn op snuif,
hielpen hem en ze droegen de kaarsen in hun ver
eelte handen. Kandelaars hadden ze niet noodig.
Dus nu zijn we er?
Heelemaal niet. Het is mogelijk deze zaak en
ook het gansche heelal op tien foutieve manieren
te verklaren. Maar èn voor dit raadsel èn voor dat
van het heelal is maar één verklaring juist.
En dan komt die verklaring, die vreemder en
fantastischer is dan eenig lezer verwacht. Ze is te
vinden in het eerste bundeltje avonturen van
Father Brown „The Innocence of Father Brown",
in het verhaal „The Honour of Israel Gow".
Men kan wel met zekerheid zeggen dat in deze
bundel het detective-verhaal zijn hoogtepunt heeft
bereikt. Elke novelle is een juweeltje, een juweel
tje van scherpzinnigheid, levenswijsheid en humor.
Scherpzinnige detectives hebben wij reeds ontmoet
op onzen speurtocht, maar detectives die een zoo
groote wijsheid, liefde, mildheid en begrip paarden
aan een ongeëvenaard gevoel voor humor, niet.
Toen G. K. Chesterton zijn Father Browns schreef
was hij nog niet Katholiek. Het zou zelfs nog vele
jaren duren voor hij zich tot de Moederkerk be
keerde. Maar reeds was hij de overtuiging toege
daan, dat de belijder van een dogmatisch Chris
tendom door zijn geloof geenszins wordt belet lo
gisch en helder te denken, dat zelfs veeleer het
omgekeerde het geval is. En naar dezen gedachten-
gang heeft hij een nieuw soort detectiveverhalen
geconstrueerd, vergeestelijkte, leerrijke, litterair
hoogstaande, verhalen die echter geenszins ver
velend zijn. Integendeel. Elke novelle is kunstig,
levendig en uitermate boeiend, adembeklemmend
en humoristisch. Maar bovenal en allemaal zijn ze
menschelijk.
Father Brown kent het menschelijk hart door en'
door: „ik ben een mensch en dus heb ik alle dui
vels in mijn hart", zegt hij tot een moordenaar dien
hij juist ontmaskerd heeft. En als de man zich dan
door zelfmoord aan zijn straf tracht te onttrekken,
voegt hij er vriendelijk aan toe: „Ga niet door die
deur. Die leidt naar de hel".
Chesterton heeft niets nagelaten om de figuur van
Father Brown uiterlijk tot een caricatuur te maken.
Hij beschrijft hem „op handen en voeten kruipend
door de kamer, plotseling stilhoudend, als ware hij
in een ongewijd gebed verzonken. Hij bleef eenigen
tijd in deze houding, en wendde toen het gezelschap
n bolrond gezicht toe. zoodat hij er uitzag als een
eemde viervoeter met een dwazen menschenkop."
Maar in dit onooglijke lichaam leeft een ziel die
zoo innig aan de menschen verknocht is, die hen
zoo volkomen doorschouwt, dat de diepste roerselen
an hun hart aan de oppervlakte komen, wanneer
worden aangeraakt door zijn alles begrijpende
liefde.
Men is geneigd zich af te vragen of de verhalen
an Father Brown nog wel tot het detective-genre
gerekend mogen worden. De eischen die een kenner
eens gesteld heeft, zijn: een vlotte stijl, zonder uit-
eidingen, spanning, een goed gesteld probleem en
een oplosing die te vinden moet zijn met de gege-
ens die de lozer in handen heeft. Men kan be
zwaarlijk volhouden dat Chesterton's verhalen aan
al deze voorwaarden voldoen. In zijn wereld is geen
plaats voor een empirisch criminoloog en Father
Brown gaat dan ook alleen af op zijn intuïtie. Hij
heeft zooveel menschenkennis, opgedaan door ge
sprekken in gevangenissen, dat hij ieders karakter
in een oogmerk leest. Hij heeft een zintuig dat waar
heid van leugen, goed van kwaad onderscheidt. Hij
.ruikt het booze" en soms op de vreemdste plaat
sen en bij de vreemdste gelegenheden. De grillige
figuren op een Perzisch tapijt zijn voldoende om zijn
verdenking in een bepaalde richting te sturen en
als iemand de leuze verkondigt: Schep vreugde in
het leven!, dan weet Father Brown al met volkomen
zekerheid dat de belijder van deze leer binnenkort
zelfmoord zal plegen. Wie zóó leeft, kan immers niet
waarlijk gelukkig zijn.
Eén ongewilde aanwijzing geven ons vele verha
len van Father Brown. Wanneer ergens een atheïst,
een vrijmetselaar, een Zonaanbidder, een Deïst, of
zelfs zoomaar een levensblije philanthroop opduikt,
wees dan op uw hoede. Met aan zekerheid gren
zende waarschijnlijkheid is hij de misdadiger. Na
tuurlijk is hij tevens de man op wien in de verste
verte geen verdenking rust. In dit opzicht ademt
het werk van Chesterton wel bijzonder sterk den
geest van den man voor wien geloofsovertuiging en
moraal hand in hand gaan.
Chesterton is bekend om zijn paradoxen. Het
denkbeeld een Katholiek priester als detective te
laten optreden is al paradoxaal, maar ook is dat
de wijze waarop deze priester werkt. Zijn grootste
kracht is de plotselinge inval op het toppunt van
verwarring. „Father Brown's hoofd is het meeste
waard, als hij het kwijt is", laat Chesterton een
zijner figuren zeggen. Maar evenzeer bemint G. K.
C. de groteske fantasie en wat zijn brein op dit ge
bied uitdenkt, is waarlijk overbluffend. „Stel dat
het mogelijk ware", zegt hy in een inleiding „en
ik bedoel mogelijk voor ons, fantasten die dag en
nacht over niets anders peinzen dan over verschil
lende methoden om iemand van het leven te be-
rooven, maar die de practische ervaring van den
.zakenman" missen, een man te vermoorden door
middel van een stofzuiger die zijn adem opzoog of
hem geheel en al inslikte, dan zou daar een denk
beeld voor ons staan, een denkbeeld in al zijn een
voud, waarachtigheid en schoonheid."
Lees Chesterton's verhalen en ge zult ondervin
den dat zijn verbeeldingskracht over nog heel wat
andere middelen beschikt om iemand het levens
licht uit te blazen dan onze trouwe klop-veeg-
zuiger.
P. H. SCHRÖDER.
middag officieel begonnen, aldus meldt Domei
uit Batavia.
De Japansche minister van Handel en Nij
verheid Ichizo Kobayasji, hoofd van de Japansche
delegatie en de Japansche consul-generaal te
Batavia, Otodzji Saito, kwamen met de Neder
landsche onderhandelaars samen in Kobayasji's
kamer in hotel des Indes. Laatstgenoemden ston
den onder leiding van den directeur van economi
sche zaken, H. J. van Mook. Voorts namen van
Nederlandsche zijde aan de besprekingen deel de
directeur van Justitie K. L. J. Enthoven en J. E.
van Hoogstraten, directeur van het bureau voor
handelsaangelegenheden.
De conferentie van Dinsdag begon om half vier
en duurde tot zes uur. Omtrent het verloop der
besprekingen is evenwel geen officieel communiqué
uitgegeven.
DE A.S. MARNIX-HERDENKING.
Naar wij vernemen is de onthulling van het
Marnix-raam in de Pieterskerk te Leiden thans
definitief bepaald op Zaterdag a.s. des middags
te 3 uur en wel in den vorm van een besloten bij
eenkomst, welke uitsluitend toegankelijk is op
vertoon van door het secretariaat verstrekte kaar
ten.
Tengevolge van den oorlog is een aantal ge
gevens van het comité verloren gegaan, waardoor
het niet is uitgesloten, dat personen, die aan het
raam hebben bijgedragen, toch geen uitnoodiging
voor de plechtige onthulling hebben ontvangen.
Dezulken gelieven zich te wenden tot den secre
taris van het comité, prof. dr. J. N. Bakhuizen
van den Brink, Rapenburg 40, Leiden of tot mej.
dr. P. W. Havelaar, „De Sternberg" Ede (Gld).
Gevluchte Belgische regeering
ontbonden.
GENèVE, 17 September (D.N.B.) Naar uit
Vichy gemeld wordt is de naar Fransch gebied
gevluchte Belgische emigrantenregeering ont
bonden.
Het Italiaansche legerbericht.
ERGENS IN ITALIë. 17 September (Stefa-
ni). Het 102de Italiaansche weermacht-
bericht luidt als volgt:
„Gedurende den dag van gisteren hebben
zich in het gebied van Sidi el Barrani hevige
gevechten afgespeeld tusschen onze opruk
kende troepen en Engelsche pantserafdeelin-
gen. De slag wordt voortgezet te midden van
wolken van zand, opgejaagd door den gloei-
enden ghibli van de Sahara. In de gelederen
van den vijand worden crisisverschijnselen
waargenomen."
Het bezoek van Kobayasji aan
Ned.-Indië.
Beschouwingen der Japansche pers.
TOKIO, 17 September (A.N.P.) De waar
schijnlijke omvang der onderhandelingen tusschen
Japan en Nederlandsch-Indië wordt door de Ja
pansche pers uitvoerig besproken.
Naar aanleiding van de onlangs door den Ja-
panschen minister van economische zaken Ko
bayasji afgelegen verklaring, dat de onderhande
lingen zich tot handelsvraagstukken zouden be
perken, geeft het te Tokio verschijnende blad
Tsjoegai Sjogyo als zijn meening te kennen, dat
bij de besprekingen met den Gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië ook andere belangrijke
zaken behandeld zullen worden. Het blad noemt
als voorbeelden de vraagstukken van het Japan
sche kolonisatierecht in Nederlandsch-Indië, de
Japansche beleggingen in economische onderne
mingen en de actieve deelneming aan het win
nen van grondstoffen. Tenslotte merkt het blad'
op, dat de onderhandelingen met groote omzichtig
heid gevoerd moeten worden, daar Engeland en de
Vereenigde Staten trachten de Japansche pogingen
te verijdelen en ook van de zijde der Nederlandsch-
Indische ambtenaren een zekeren tegenstand ver
wacht kan worden.
HANDELSOVERLEG
BEGONNEN.
De onderhandelingen tusschen Japan en Neder
landsch-Indië ter oplossing van economische vraag
stukken tusschen de beide landen zyn Dinsdag-
in Haarlem
en daarbuiten.
£ea eigenaardig debuut*
ULVU *y«"SDewegmg. Een markt met teveel
ItÜ WP°SJ',wordt traag bij herstel en ontwik-
«ïeel ff1*6® kb koersdalingen; een markt met
m a!?seri|psities wordt traag bij koersdalingen
bkabtt herstel. Hausse-markten begin-
inife en riudigen in een periode van abnormale
Beprinij
•aire tendenz kan door koersschommelingen
rnaar n*e* bepaald, aangezien het
jjjj .'Uurverloop daarvoor richtinggevend is.
in het kort, de grondslagen waarop
dat j^eorie is gebouwd. Wie mocht meenen,
Wla? nauwkeurige bestudeering van deze
tb-V °en zelfs na bestudeering van de heele
t; staat zou zijn op de beurs met succes op
feS'vergist zich zeer. Deskundigen, die zich
Biet deze stof hebben bezig gehouden, die
Op de kleine tentoonstelling van werk der Haar-
lemsche Vrije Schilderschool-leerlingen, waarvan
wij, een paar weken geleden verslag gegeven heb
ben, zullen allicht een drietal zeer gecompliceerde
figuratieve voorstellingen van een voor het eerst
in het openbaar iets toonenden jongen Haarlemmer
de aandacht getrokken hebben. Ik bedoel de op het
eerste gezicht wel wat eigenwijs-houterige, maar
met veel overleg en onvermoeibare koppigheid
samengestelde beeldingen van volksmenigten, mas
sa's in actie, in den stijl van den, ditmaal eenza
men, cellist, die hierbij wordt gereproduceerd.
Werk van één dier leerlingen van Jan Visser's
Academie, die waarschijnlijk iets meer in den
mars voeren, dan de loutere zucht naar de wel ple
zierige bezigheid, die het teekenen en schilderen
voor de meesten is. Maar die toch, evenals die an
deren, over een bepaald, liefst zoo groot mogelijk
quantum nuchtere, praktische kundigheid zal moe-
te gaan beschikken om van den typischen aanleg
van zijn wezen partij te trekken en iets te kunnen
voortbrengen wat ook voor een ander dan voor
hem zelf de moeite waard kan zijn. En daarvoor
is Sjoerd de Vries onze debutant in quaestie
den weg naar Jan Visser ingeslagen, die hem veel,
zeer veel zal kunnen bijbrengen, wat hij gébrui
ken kan, doch die ook en dat is zeer verdienste
lijk bij intuïtie voelde dat, wat er in den nog
wankelen autodidact, die zijn leerling werd, aan
eigenaardigs voorhanden was, niet dadelijk bruut
kapot gemaakt moest wordenwat bovendien
vermoedelijk door den Frieschen Vries met afweer
geschut zou zijn beantwoord. Zoodoende kon de
bezoeker der leerlingen-expositie met de gebrui
kelijke studieteekeningen naar pleister en stilleven,
waarin De Vries al een heel eind opgeschoten is,
bij wat hij een paar jaar geleden maakte, ook
eenige dier „eigenwijze" teekeningen zien, waar
voor sommigen misschien maar matig waardeering
konden hebben. Op zich zelf is dat nu weer niet
zoo heel vreemd, want als men die teekenwijs van
De Vries zoo terloops beschouwt ook onzen cel
list hier dan herinnert men zich gemakkelijk
werk van anderen, uit humoristische bladen voor
al, die, een figuur op blokkendoos-achtige manier
tot de simpelste lijnen terugbrengend, een bewust
komisch effect bereiken. Bij ons teekende Ko
Doncker soms wel zoo, in De Ware Jacob, of Jor-
daan of Ton van Tast, bij gelegenheid in hun or
ganen, en buitenlanders, Roubille b.v. zouden er ge
noeg te noemen zijn. Speelschheid van knappe
kunstenaars, wier bedoeling amusement, spotternij
was. Bij Sjoerd de Vries is van die amusements
bedoeling geen spoor te vinden. Bij hem is het een
dwingende behoefte van de eerst scherp waarge
nomen omtrekken van figuren in stilstand of in
actie, als het ware den kern, het essentieele in den
eenvoudigsten lijnvorm vast te leggen. Hij ver
mijdt daarbij dus alle bijkomstigheden die door
een impressionistische weergeving van int dit ge
val een cellospeler uit te beelden zijn, als daar
zijn: volumen, licht en schaduw, enz. Al dat moet
door de simpelste lijn uitgedrukt worden, en, wil
dat gelukken, dan is daartoe tevoren scherpe waar
neming, concentratie en. vermoedelijk, een aantal
vóórstudies noodig. Heei iets anders dus dan de
speelschheid waarmee een handig teekenaar een
i vlotte krabbel tot een amusant-naieve caricatuur
maakt. Van caricaturen hebben deze teekeningen
van Sjoerd de Vries niets en dat zeker niet in de
groote figurenensembles, waar hij ook tracht aan
een bepaald levensinzicht uiting te geven, dat niet
bepaald vroolijk, doch ook weer niet al te sinister is.
Bezien we den cellist een oogenblik aandachtig,
dan bemerken wij in die zoo geforceerde hoekig
heden een opmerkelijke activiteit uitgedrukt. Men
lette eens op de zeer kenmerkende houding van
armen en handen, die typisch die van een in zijn
spel opgaanden cellist zijn. Het geheele daar neer
zitten van den musicus is uitstekend uitgedrukt en
het treffende verschil in verhouding tusschen kop
en voeten kan men als iets opzettelijks beschouwen
waardoor de geheele figuur iets van een monument
in actie krijgt. Trouwens deze geheele opvatting
van voorstellen dunkt mij verband te houden met
de bouwbeelhouwkunst der laatste jaren.
Wil dit alles nu zeggen dat dit werk geniaal is?
Niet in het minst. Doch wanneer iemand van meet
af aan zichzelf alles moest bijbrengen om tot iets
te komen waaraan zeker karakter niet valt te mis
kennen, dan verdient zoo iemand aanmoediging.
Sjoerd de Vries, in Leeuwarden geboren in een
onbemiddelde familie had, tot voor kort noch les,
noch leiding. Wel meende hij iets te vertellen te
hebben, dat voor anderen interessant kon zijn,
maar eigenlijk gezegd, geleerd had hij niets. Wie
in de praktijk van het kunstleven staat, kent deze
enthousiasten wier willen en wenschen ver boven
hun kundigheden, maar niet altijd boven hun aan
leg uitgaan. Ze hebben het moeilijk omdat ze een
aanleg, indien aanwezig, aanvankelijk slechts op
de meest stuntelige wijze kunnen openbaren, omdat
ze ook door gemis een eruditie, geen maatstaf bij
de hand hebben om er hun gewrochten aan te me
ten en al spoedig meenen dat uiteen aardig klein
eendje, dat zij toevallig uitgebroed hebben, een
zwaan gaat groeien. Ze zijn boordevol goeden wil
en strijdlust, doch vinden noch geloof, noch tegen
stand. Er zijn er ook te veel, bij wie op den grond
van hun wezen niets sluimert waaruit vroeg of
laat een artist geboren wordt. Dan blijft het prut
sen, tot de dood er op volgt of een draaglijk bur
gerbestaan de illusies bij de familiesouvenirs voegt.
Het wilde my voorkomen dat Sjoerd de Vries
niet tot dezen behoeft te behooren. Er is een eigen
aardige koppigheid in hem, die hoewel zichzelf niet
onderschattend, een toegankelijkheid voor inzicht
in eigen zwakheden niet in den weg staat. Of hij
„wat worden" zal, kan hij zelf noch een ander
voorspellen maar dat er iets van den artist in hem
aanwezig is lijkt mij vrij vast te staan. Waardoor
hij uwe en mijne belangstelling in ieder geval ver
dient.
J. H. DE BOIS.
Geen oorlogswinsten in Duitschland.
Dividenden waarschijnlijk gelijk aan die van
verleden jaar.
BERLIJN, 16 September. De V.P.B.-corres-
pondent meldt: In Duitschland wordt consequent
vastgehouden aan het beginsel, dat niemand in het
rijk aan den oorlog mag verdienen. Dit blijkt zelfs
uit bijzonderheden, die tot dusver bekend geworden
zijn omtrent de commercieele resultaten, die drie
bekende Duitsche concerns, welke voor een zeer
belangrijk deel voor de bewapening werken, in
het boekjaar 19391940 hebben bereikt. Deze drie
concerns Klöckner, Hösch en de „Gute Hoffnungs-
Hüette", zien bij het einde van hun boekjaar op 30
Juni op tien maanden oorlogswerkzaamheid terug.
De hoogte der productie wordt om begrijpelijke
redenen in Duitschland geheim gehouden. Het
is echter bekend dat aan alle eischen van de
oorlogs-economie zonder haperen is voldaan. Hier
uit kan men afleiden dat deze ondernemingen tot
aan de grens van hun capaciteit zijn gegaan. De
vooruitzichten nu zijn dat de financieele resultaten
niet bepaald ongunstiger kunnen worden genoemd
dan die van hel voorgaande jaar en dat even
tueel ook het toenmaals vastgestelde dividend
(6 pet.) weer zal kunnen worden uitgekeerd.
Het kan als een gunstige omstandigheid worden
beschouwd dat de zware verliezen, die de kolen-
export heeft geleden, zijn gecompenseerd, doordat
Engeland als leverancier van de wereldmarkt is
verdwenen en de Oost-Oppersilezische mijnen
weder zijn ingeschakeld. Hierdoor is het mogelijk
geworden weder behoorlijke prijzen te maken voor
de door Duitschland geëxporteerde kolen. De
laatste jaren hebben de kolen een moeilijk pro
bleem gevormd voor deze ondernemingen. Tenge
volge van de lage exportprijzen, die beneden de
eigen productiekosten lagen, konden vaak niet
eens de noodzakelijke afschrijvingen verdiend
worden. Op het gebied van ijzer is de situatie
geheel anders, door het aanzienlijk gebruik van
Duitsche ertsen. Tegelijkertijd werden de verkoop
prijzen van staal en ijzer stabiel gehouden. De
hoogere productiekosten, veroorzaakt door de ver
werking van ertsen tot ruw ijzer werden natuur
lijk door de ondernemingen zelf gedragen. Wat den
ijzer-export betreft zijn de groote hoevelheden, die
overzee gingen, uitgevallen.
Bij den uitvoer in Europa konden daarentegen
de vroegere hoeveelheden op peil gehouden en in
vele gevallen verhoogd worden, terwijl de export
prijzen tegelijkertijd beter werden. Kortom, wij
kunnen van de Duitsche industrie zeggen, dat
zij gezond is en den door de omstandigheden noodig
geworden uitbouw met eigen middelen heeft kun
nen financieren. Te Berlijn wordt het als een
groot succes van socialen aard beschouwd dat
zelfs die tak van industrie, welke bijzonder sterk
bij de oorlogsproductie betrokken is, geen bijzon
dere oorlogswinsten egmaakt heeft.
De dood van den W. A.-man Ton.
Politie-agenten in vrijheid gesteld.
's GRAVENHAGE 17 September (A. N. P.)
Naar wij vernemen zijn de politie-agenten, die Za
terdag 7 September j.l. in de Balistraat te dezer
stede revolverschoten hadden gelost op eenige leden
van de weer-afdeeling der N.S.B., waardoor de W.
A.-man Peter Ton werd gedood en enkele andere
nationaal-socialisten werden gewond, en die des
wege in voorloopig arrest zijn gehouden, weder in
vrijheid gesteld. Deze vrijlating is geschied onmid
dellijk nadat bij den hoofdcommissaris van politie
een verzoekschrift daartoe van de moeder en de
zuster van wijlen Peten Ton, zoomede van het
W. A.-vendel. dat diens naam draagt, was ingeko
men, in welk verzoekschrift tevens uiterste cle
mentie voor deze agenten werd bepleit.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 17 Sept. 1940.
Bevallen: 12 Sept.: B. J. A. PhilippoKluck, d.
15 Sept.: P. A. Hooglugt—v. d Mark, 2 d. N. Mak—
Jansen, d. G. Jonk—Plat, z. J. M. S. Sassenbach
Götte, z. 16 Sept.: J. A. Zeulevoetv. d. Broek, z.
G. J. E. Munnikhuisde Ridder, z. E. A. Küp-
persKollaard, d. 17 Sept. J. M. KoppenOoster-
baan, z.
Overleden: 15 Sept.: D. J. Hensen 55 j., Papen-
torensvest. 16 Sept. E. de Graaff—Jansen, 79 j.,
Coornherstïgat. A. W. 23 mnd., d. v. J. A. Paulus,
Spaarnoogstraat. C. de Wij man, 60 j. Wilhelmina-
straat.