JCuasfr Met Brein en Browning. D' Je Dow-theorie aan de praktijk getoetst. ,rhKNSPAG 18 SEPTEMBER 1940 Father Brown DE STOOMTRAMMEN WEER AAN HET BOD. In de werkplaatsen van de Geldersche Tramweg Maatschappij te Doetinchem wordt met spoed gewerkt aan de restauratie der oude stoomtrammen voor de lijnen in den Achterhoek. (Foto Fax Holland.) Toepassing blijkt zeer moeilijk te zijn lat houdt de theorie in? ïior grondslagen. Velen zouden gaarne een betrouwbare barome- z voor beurskoersen bezitten, een apparaat, waar- jjj tijdig zouden kunnen aflezen of, „mooi weer", hinderlijk" of „storm" te verwachten is. De asdi is begrijpelijk, maar niet wèl doordacht. jTy, er een of andere theorie was op te stellen, ^nioor inderdaad te vertrouwen toekomstvoor- BÜingen zouden kunnen worden gedaan, de handel sbeurze zou spoedig lam gelegd zijn. De laatste jaren heeft in ons land de Dow-theorie Kaag gemaakt en een aantal aanhangers ver ben Sommigen meenden er een mogehjkheid lie zien aan de beurs spoedig rijk te worden en &-:en haar met dat doel ook gebruikt. Of zij be id; hebben wat zij wenschten, is niet bekend. In Jit Annalist", een Amerikaansch financieel blad, i ester een artikel gepubliceerd over de practische Bearing van de Dow-theorie en daaraan wordt hïet een en ander ontleend. De Dow-theorie, aan het einde der vorige eeuw il igsield door Charles H. Dow, gaat uit van de rndstelling, dat de dagelijksche slotkoersen van Éutrieele en spoorwegwaarden de resultante ïróen van al de hoop, al de teleurstelling en al wetenschap van.iedereen, die ook maar iets af- wt van financieele aangelegenheden. Deswege op de uitwerking van toekomstige gebeurte- steeds ten volle in het koersverloop vooruit- en- Drie verschillende soorten van beweging worden jdit koersverloop onderscheiden: De breede, algemeene op- of neerwaartsche fcweging, de primaire tendenz. Deze bewegingen terden aangeduid met de namen hausse- of baisse- Hikt, Omtrent den duur van deze bewegingen kan al veel voorspeld worden. Ze kunnen soms jaren ahouden. J,Een belangrijke daling in een primaire hausse- rukt of een belangrijk herstel in een primaire temarkt (dat zijn dus de markten van de breede femeene opgaande of neerwaartsche beweging). de theorie duren deze reacties gewoonlijk ris drie weken tot drie maanden. 1 De dagelijksche koersfluctuaties, waaruit slechts piradisch eenige conclusies kunnen worden ge- skken. Zij hebben weinig waarde en zijn bijna Her misleidend, tenzij „lijnen" gevormd worden. I». tewegingen moeten echter dagelijks worden a föeiwkend en bestudeerd, omdat een serie van ia dagelijksche koersfluctuaties altijd te een of cietijd een figuur vormt. Dit zijn zeer in het kort de verschillende soorten ns beweging, welke bij het koersverloop worden ©ierscheiden. Voor volledig begrip zijn evenwel eenige aanvullingen noodig. De baisse-markt wordt door economische mis taken veroorzaakt. Zij eindigt niet vóór de koer- Rt ergste, dat mogelijkerwijze kan gebeuren, k;a verdisconteerd. De primaire haussemarkt duurt gemiddeld niet dan twee jaar en wordt gedurende dien tijd opgaande beweging onderbroken door secun- &R reacties. De opwaartsche beweging der koer sten gevolg van vraag, welke ontstaat uit spe- tiïeve operaties en uit beleggingsaankoopen. In e hausseperiode zijn drie phasen te onderschei- De eerste phase weerspiegelt het herleefde ver been in de toekomst van het zakenleven. De fase is het beantwoorden van de koersen aan de wad geworden toeneming van winsten. De derde Jas is die van de speculatie. De koersen zijn dan Jaelyk overdreven hoog en stijgen op hoop en Bncbting, jwals hierboven is uiteengezet, moeten de slot- «Jen iederen dag worden aangeteekend. Men ff voor ^0 industrieele en 20 spoorweg- ïwseaj genomen. Door deze aanteelceningen ont- curven. Elkaar opvolgende stijgende lijnen, he steeds' voorafgaande hoogtepunten doorbreken, F#©ar°p volgende perioden van daling, welke eindigen boven de voorafgaande laagtepunten, ,m in de richting van een hausse. Voor een u»i ^eekenen natuurlijk omgekeerd. deze hoogte- en laagtepunten kent de e nog „lijnen". Een „lijn" is een zich over weken uitstrekkende prijsbeweging, gedu- 'fen tijd de koersschommelingen van beide ritl? z'°h binnen een marge van ongeveer v Procent bewegen. Een dergelijke koersbeweging L, n> dat het publiek bezig is óf met voor- ^i^bamsteren of met voorzichtig uitslijten. Een ^K»Jdige doorbraak van beide gemiddelden H u1 Z0U op koogere koersen, eén gelijktij doorbraak naar beneden op lagere koersen gevolgtrekkingen maken uit het verloop van de theorie zelfs helpen uitbouwen, waarschuwen voor het hanteereii van de Dow-theorie. De man, die haar heeft opgesteld, heeft nimmer vastomlijnde voorspellingen gedaan, omdat hij heel goed wist, dat zijn theorie nog slechts in de kinderschoenen stond. Daarom is de toepassing ervan door den belegger niet van gevaar ontbloot. Want hoewel de theorie er vrij eenvoudig uitziet, is practische verwerkelij king ervan heel moeilijk. Men kan tot toepassing van zulk een theoretische wetenschap pas overgaan, indien men er een zeer gedegen studie van heeft gemaakt. En wat dan nog de gevolgen kunnen zijn, daarover later. De belangstelling welke voor de Dow-theorie in ons land bestaat, blijkt wel 't best daaruit, dat in 1939 een Nederlandsche vertaling is verschenen van het boek „Wat is de Dow-the orie?" van den be kenden Amerikaanschen expert Robert Rhea, aan welk, werk in dit artikel verschillende gegevens zijn ontleend. jjj,: -is niet juist, dit verloop moet door Jodelden worden bevestigd. "e ziet de Dow-theorie verband tusschen Dienstplicht voor Weermacht en Arbeidsdienst voor Duitsche Staats, burgers. 's-GRAVENHAGE, 17 Sept. (A.N.P.) De kor- telings in de pers gepubliceerde bekendmaking van den Duitschen weermachtsbevelhebber in Neder land is, in vele gevallen door de in aanmerking komende mannelijke Duitsche staatsburgers ten onrechte aldus uitgelegd, dat volgens punt c alle lichtingen, ook als zij niet gediend hebben, zich moeten aanmelden. Deze uitlegging is verkeerd, daar onder punt c van de bekendmaking uitdruk kelijk alleen de gediend hebbende dienstplichtigen van alle lichtingen worden genoemd. Wie niet ge diend hebben moeten zich slechts melden, indien naar punt a van de bekendmaking vermeldt zij in 1921 geboren zijn en niet reeds vrijwillig die nen, zoomede indien zij overeenkomstig punt b hoewel behoorende tot de dienstplichtige lich tingen 1914 tot 1920 tot nu toe ontheffing van dienstplicht hebben gehad of nog niet gediend heb ben. Alle betrokken Duitschers, die ingevolge punt c reeds meldingen verricht hebben bij den bevoeg den stafofficier der Ordnungspolizei moeten hun meldingen terstond herhalen en daarbij uitdrukke lijk verklaren, dat zij gediend hebben. Bij welk on derdeel zij gediend hebben, is van geen belang. Ook andere bijkomstige mededeelingen moeten als overbodig achterwege worden gelaten. E Graaf van Glengyle is verdwenen. Heeft zijn knecht hem vermoord of is hij een natuurlijken dood gestorven? Mr. Craven, Flambeau en Father Brown doen onder zoek. Mr. Craven is Inspecteur bij Scotland Yard, Flambeau is een bekeerde boef en Father Brown is een kleïn priestertje in een verfomfaaide soutane, een onooglijk manneke met een gezicht zoo rond en uitdrukkingloos als een appelbol, verbaasde knipperende oogjes, stug peperkleurig haar en af getrapte schoenen. Hij is het toonbeeld van on handigheid en onnoozelheid, vergeet honderd maal zijn geliefde, ouderwetsche parapluie, maar heeft een rotsvast geloof en een diep inzicht in het ziele- leven van den misdadiger. Ze zitten bijeen in de groote zaal van het oude slot der Glengyles. Voor hen op tafel liggen de merkwaardigheden die ze op hun tocht door het kasteel ontdekt hebben: groote hoopen snuif, pak ken kaarsen zonder kandelaars, losse diamanten en kleine metalen radertjes, die afkomstig schijnen uit een mecano-doos. Hoe kunnen we tusschen deze zaken ooit eenig verband vinden? vraagt Craven. Dat is niet zoo moeilijk, zegt Father Brown. Deze graaf was blijkbaar een verwoed tegenstan der van de Fransche revolutie; hij imiteerde het hofleven der Bourbons vóór die bloedige jaren. Hij snoof, omdat men in de 18e eeuw snoof, gebruikte kaarsen ornaat men die toen brandde, had de ra dertjes, omdat Lodewijk XVI een knutselaar was en de diamanten wel die behooren tot de hals sieraden van Marie Antoinette. Zou dat de waarheid zijn? vraagt Flambeau. Ongetwijfeld niet, zegt de kleine priester. Maar je vroeg toch alleen naar een verband tus schen deze dingen hier voor ons? Neen, de waar heid is anders: de Graaf was een dief. Hij had geen kandelaars noodig, omdat hij alleen stompjes gebruikte in zijn lantaarn. De snuif wierp hij zijn tegenstander in het gezicht. De diamanten en de wieltjes? Daarmee sneed hij ruiten uit. Is dat de oplossing? vraagt Craven. Neen, neen, alleen een ander verband. De op lossing is veel alledaagscher. Glengyle vond deze steenen in een gewelf van dit kasteel. De wieltjes gebruikte hij om ze te snijden. Een paar Schotsche herders, die, zooals bekend is, dol zijn op snuif, hielpen hem en ze droegen de kaarsen in hun ver eelte handen. Kandelaars hadden ze niet noodig. Dus nu zijn we er? Heelemaal niet. Het is mogelijk deze zaak en ook het gansche heelal op tien foutieve manieren te verklaren. Maar èn voor dit raadsel èn voor dat van het heelal is maar één verklaring juist. En dan komt die verklaring, die vreemder en fantastischer is dan eenig lezer verwacht. Ze is te vinden in het eerste bundeltje avonturen van Father Brown „The Innocence of Father Brown", in het verhaal „The Honour of Israel Gow". Men kan wel met zekerheid zeggen dat in deze bundel het detective-verhaal zijn hoogtepunt heeft bereikt. Elke novelle is een juweeltje, een juweel tje van scherpzinnigheid, levenswijsheid en humor. Scherpzinnige detectives hebben wij reeds ontmoet op onzen speurtocht, maar detectives die een zoo groote wijsheid, liefde, mildheid en begrip paarden aan een ongeëvenaard gevoel voor humor, niet. Toen G. K. Chesterton zijn Father Browns schreef was hij nog niet Katholiek. Het zou zelfs nog vele jaren duren voor hij zich tot de Moederkerk be keerde. Maar reeds was hij de overtuiging toege daan, dat de belijder van een dogmatisch Chris tendom door zijn geloof geenszins wordt belet lo gisch en helder te denken, dat zelfs veeleer het omgekeerde het geval is. En naar dezen gedachten- gang heeft hij een nieuw soort detectiveverhalen geconstrueerd, vergeestelijkte, leerrijke, litterair hoogstaande, verhalen die echter geenszins ver velend zijn. Integendeel. Elke novelle is kunstig, levendig en uitermate boeiend, adembeklemmend en humoristisch. Maar bovenal en allemaal zijn ze menschelijk. Father Brown kent het menschelijk hart door en' door: „ik ben een mensch en dus heb ik alle dui vels in mijn hart", zegt hij tot een moordenaar dien hij juist ontmaskerd heeft. En als de man zich dan door zelfmoord aan zijn straf tracht te onttrekken, voegt hij er vriendelijk aan toe: „Ga niet door die deur. Die leidt naar de hel". Chesterton heeft niets nagelaten om de figuur van Father Brown uiterlijk tot een caricatuur te maken. Hij beschrijft hem „op handen en voeten kruipend door de kamer, plotseling stilhoudend, als ware hij in een ongewijd gebed verzonken. Hij bleef eenigen tijd in deze houding, en wendde toen het gezelschap n bolrond gezicht toe. zoodat hij er uitzag als een eemde viervoeter met een dwazen menschenkop." Maar in dit onooglijke lichaam leeft een ziel die zoo innig aan de menschen verknocht is, die hen zoo volkomen doorschouwt, dat de diepste roerselen an hun hart aan de oppervlakte komen, wanneer worden aangeraakt door zijn alles begrijpende liefde. Men is geneigd zich af te vragen of de verhalen an Father Brown nog wel tot het detective-genre gerekend mogen worden. De eischen die een kenner eens gesteld heeft, zijn: een vlotte stijl, zonder uit- eidingen, spanning, een goed gesteld probleem en een oplosing die te vinden moet zijn met de gege- ens die de lozer in handen heeft. Men kan be zwaarlijk volhouden dat Chesterton's verhalen aan al deze voorwaarden voldoen. In zijn wereld is geen plaats voor een empirisch criminoloog en Father Brown gaat dan ook alleen af op zijn intuïtie. Hij heeft zooveel menschenkennis, opgedaan door ge sprekken in gevangenissen, dat hij ieders karakter in een oogmerk leest. Hij heeft een zintuig dat waar heid van leugen, goed van kwaad onderscheidt. Hij .ruikt het booze" en soms op de vreemdste plaat sen en bij de vreemdste gelegenheden. De grillige figuren op een Perzisch tapijt zijn voldoende om zijn verdenking in een bepaalde richting te sturen en als iemand de leuze verkondigt: Schep vreugde in het leven!, dan weet Father Brown al met volkomen zekerheid dat de belijder van deze leer binnenkort zelfmoord zal plegen. Wie zóó leeft, kan immers niet waarlijk gelukkig zijn. Eén ongewilde aanwijzing geven ons vele verha len van Father Brown. Wanneer ergens een atheïst, een vrijmetselaar, een Zonaanbidder, een Deïst, of zelfs zoomaar een levensblije philanthroop opduikt, wees dan op uw hoede. Met aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid is hij de misdadiger. Na tuurlijk is hij tevens de man op wien in de verste verte geen verdenking rust. In dit opzicht ademt het werk van Chesterton wel bijzonder sterk den geest van den man voor wien geloofsovertuiging en moraal hand in hand gaan. Chesterton is bekend om zijn paradoxen. Het denkbeeld een Katholiek priester als detective te laten optreden is al paradoxaal, maar ook is dat de wijze waarop deze priester werkt. Zijn grootste kracht is de plotselinge inval op het toppunt van verwarring. „Father Brown's hoofd is het meeste waard, als hij het kwijt is", laat Chesterton een zijner figuren zeggen. Maar evenzeer bemint G. K. C. de groteske fantasie en wat zijn brein op dit ge bied uitdenkt, is waarlijk overbluffend. „Stel dat het mogelijk ware", zegt hy in een inleiding „en ik bedoel mogelijk voor ons, fantasten die dag en nacht over niets anders peinzen dan over verschil lende methoden om iemand van het leven te be- rooven, maar die de practische ervaring van den .zakenman" missen, een man te vermoorden door middel van een stofzuiger die zijn adem opzoog of hem geheel en al inslikte, dan zou daar een denk beeld voor ons staan, een denkbeeld in al zijn een voud, waarachtigheid en schoonheid." Lees Chesterton's verhalen en ge zult ondervin den dat zijn verbeeldingskracht over nog heel wat andere middelen beschikt om iemand het levens licht uit te blazen dan onze trouwe klop-veeg- zuiger. P. H. SCHRÖDER. middag officieel begonnen, aldus meldt Domei uit Batavia. De Japansche minister van Handel en Nij verheid Ichizo Kobayasji, hoofd van de Japansche delegatie en de Japansche consul-generaal te Batavia, Otodzji Saito, kwamen met de Neder landsche onderhandelaars samen in Kobayasji's kamer in hotel des Indes. Laatstgenoemden ston den onder leiding van den directeur van economi sche zaken, H. J. van Mook. Voorts namen van Nederlandsche zijde aan de besprekingen deel de directeur van Justitie K. L. J. Enthoven en J. E. van Hoogstraten, directeur van het bureau voor handelsaangelegenheden. De conferentie van Dinsdag begon om half vier en duurde tot zes uur. Omtrent het verloop der besprekingen is evenwel geen officieel communiqué uitgegeven. DE A.S. MARNIX-HERDENKING. Naar wij vernemen is de onthulling van het Marnix-raam in de Pieterskerk te Leiden thans definitief bepaald op Zaterdag a.s. des middags te 3 uur en wel in den vorm van een besloten bij eenkomst, welke uitsluitend toegankelijk is op vertoon van door het secretariaat verstrekte kaar ten. Tengevolge van den oorlog is een aantal ge gevens van het comité verloren gegaan, waardoor het niet is uitgesloten, dat personen, die aan het raam hebben bijgedragen, toch geen uitnoodiging voor de plechtige onthulling hebben ontvangen. Dezulken gelieven zich te wenden tot den secre taris van het comité, prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink, Rapenburg 40, Leiden of tot mej. dr. P. W. Havelaar, „De Sternberg" Ede (Gld). Gevluchte Belgische regeering ontbonden. GENèVE, 17 September (D.N.B.) Naar uit Vichy gemeld wordt is de naar Fransch gebied gevluchte Belgische emigrantenregeering ont bonden. Het Italiaansche legerbericht. ERGENS IN ITALIë. 17 September (Stefa- ni). Het 102de Italiaansche weermacht- bericht luidt als volgt: „Gedurende den dag van gisteren hebben zich in het gebied van Sidi el Barrani hevige gevechten afgespeeld tusschen onze opruk kende troepen en Engelsche pantserafdeelin- gen. De slag wordt voortgezet te midden van wolken van zand, opgejaagd door den gloei- enden ghibli van de Sahara. In de gelederen van den vijand worden crisisverschijnselen waargenomen." Het bezoek van Kobayasji aan Ned.-Indië. Beschouwingen der Japansche pers. TOKIO, 17 September (A.N.P.) De waar schijnlijke omvang der onderhandelingen tusschen Japan en Nederlandsch-Indië wordt door de Ja pansche pers uitvoerig besproken. Naar aanleiding van de onlangs door den Ja- panschen minister van economische zaken Ko bayasji afgelegen verklaring, dat de onderhande lingen zich tot handelsvraagstukken zouden be perken, geeft het te Tokio verschijnende blad Tsjoegai Sjogyo als zijn meening te kennen, dat bij de besprekingen met den Gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië ook andere belangrijke zaken behandeld zullen worden. Het blad noemt als voorbeelden de vraagstukken van het Japan sche kolonisatierecht in Nederlandsch-Indië, de Japansche beleggingen in economische onderne mingen en de actieve deelneming aan het win nen van grondstoffen. Tenslotte merkt het blad' op, dat de onderhandelingen met groote omzichtig heid gevoerd moeten worden, daar Engeland en de Vereenigde Staten trachten de Japansche pogingen te verijdelen en ook van de zijde der Nederlandsch- Indische ambtenaren een zekeren tegenstand ver wacht kan worden. HANDELSOVERLEG BEGONNEN. De onderhandelingen tusschen Japan en Neder landsch-Indië ter oplossing van economische vraag stukken tusschen de beide landen zyn Dinsdag- in Haarlem en daarbuiten. £ea eigenaardig debuut* ULVU *y«"SDewegmg. Een markt met teveel ItÜ WP°SJ',wordt traag bij herstel en ontwik- «ïeel ff1*6® kb koersdalingen; een markt met m a!?seri|psities wordt traag bij koersdalingen bkabtt herstel. Hausse-markten begin- inife en riudigen in een periode van abnormale Beprinij •aire tendenz kan door koersschommelingen rnaar n*e* bepaald, aangezien het jjjj .'Uurverloop daarvoor richtinggevend is. in het kort, de grondslagen waarop dat j^eorie is gebouwd. Wie mocht meenen, Wla? nauwkeurige bestudeering van deze tb-V °en zelfs na bestudeering van de heele t; staat zou zijn op de beurs met succes op feS'vergist zich zeer. Deskundigen, die zich Biet deze stof hebben bezig gehouden, die Op de kleine tentoonstelling van werk der Haar- lemsche Vrije Schilderschool-leerlingen, waarvan wij, een paar weken geleden verslag gegeven heb ben, zullen allicht een drietal zeer gecompliceerde figuratieve voorstellingen van een voor het eerst in het openbaar iets toonenden jongen Haarlemmer de aandacht getrokken hebben. Ik bedoel de op het eerste gezicht wel wat eigenwijs-houterige, maar met veel overleg en onvermoeibare koppigheid samengestelde beeldingen van volksmenigten, mas sa's in actie, in den stijl van den, ditmaal eenza men, cellist, die hierbij wordt gereproduceerd. Werk van één dier leerlingen van Jan Visser's Academie, die waarschijnlijk iets meer in den mars voeren, dan de loutere zucht naar de wel ple zierige bezigheid, die het teekenen en schilderen voor de meesten is. Maar die toch, evenals die an deren, over een bepaald, liefst zoo groot mogelijk quantum nuchtere, praktische kundigheid zal moe- te gaan beschikken om van den typischen aanleg van zijn wezen partij te trekken en iets te kunnen voortbrengen wat ook voor een ander dan voor hem zelf de moeite waard kan zijn. En daarvoor is Sjoerd de Vries onze debutant in quaestie den weg naar Jan Visser ingeslagen, die hem veel, zeer veel zal kunnen bijbrengen, wat hij gébrui ken kan, doch die ook en dat is zeer verdienste lijk bij intuïtie voelde dat, wat er in den nog wankelen autodidact, die zijn leerling werd, aan eigenaardigs voorhanden was, niet dadelijk bruut kapot gemaakt moest wordenwat bovendien vermoedelijk door den Frieschen Vries met afweer geschut zou zijn beantwoord. Zoodoende kon de bezoeker der leerlingen-expositie met de gebrui kelijke studieteekeningen naar pleister en stilleven, waarin De Vries al een heel eind opgeschoten is, bij wat hij een paar jaar geleden maakte, ook eenige dier „eigenwijze" teekeningen zien, waar voor sommigen misschien maar matig waardeering konden hebben. Op zich zelf is dat nu weer niet zoo heel vreemd, want als men die teekenwijs van De Vries zoo terloops beschouwt ook onzen cel list hier dan herinnert men zich gemakkelijk werk van anderen, uit humoristische bladen voor al, die, een figuur op blokkendoos-achtige manier tot de simpelste lijnen terugbrengend, een bewust komisch effect bereiken. Bij ons teekende Ko Doncker soms wel zoo, in De Ware Jacob, of Jor- daan of Ton van Tast, bij gelegenheid in hun or ganen, en buitenlanders, Roubille b.v. zouden er ge noeg te noemen zijn. Speelschheid van knappe kunstenaars, wier bedoeling amusement, spotternij was. Bij Sjoerd de Vries is van die amusements bedoeling geen spoor te vinden. Bij hem is het een dwingende behoefte van de eerst scherp waarge nomen omtrekken van figuren in stilstand of in actie, als het ware den kern, het essentieele in den eenvoudigsten lijnvorm vast te leggen. Hij ver mijdt daarbij dus alle bijkomstigheden die door een impressionistische weergeving van int dit ge val een cellospeler uit te beelden zijn, als daar zijn: volumen, licht en schaduw, enz. Al dat moet door de simpelste lijn uitgedrukt worden, en, wil dat gelukken, dan is daartoe tevoren scherpe waar neming, concentratie en. vermoedelijk, een aantal vóórstudies noodig. Heei iets anders dus dan de speelschheid waarmee een handig teekenaar een i vlotte krabbel tot een amusant-naieve caricatuur maakt. Van caricaturen hebben deze teekeningen van Sjoerd de Vries niets en dat zeker niet in de groote figurenensembles, waar hij ook tracht aan een bepaald levensinzicht uiting te geven, dat niet bepaald vroolijk, doch ook weer niet al te sinister is. Bezien we den cellist een oogenblik aandachtig, dan bemerken wij in die zoo geforceerde hoekig heden een opmerkelijke activiteit uitgedrukt. Men lette eens op de zeer kenmerkende houding van armen en handen, die typisch die van een in zijn spel opgaanden cellist zijn. Het geheele daar neer zitten van den musicus is uitstekend uitgedrukt en het treffende verschil in verhouding tusschen kop en voeten kan men als iets opzettelijks beschouwen waardoor de geheele figuur iets van een monument in actie krijgt. Trouwens deze geheele opvatting van voorstellen dunkt mij verband te houden met de bouwbeelhouwkunst der laatste jaren. Wil dit alles nu zeggen dat dit werk geniaal is? Niet in het minst. Doch wanneer iemand van meet af aan zichzelf alles moest bijbrengen om tot iets te komen waaraan zeker karakter niet valt te mis kennen, dan verdient zoo iemand aanmoediging. Sjoerd de Vries, in Leeuwarden geboren in een onbemiddelde familie had, tot voor kort noch les, noch leiding. Wel meende hij iets te vertellen te hebben, dat voor anderen interessant kon zijn, maar eigenlijk gezegd, geleerd had hij niets. Wie in de praktijk van het kunstleven staat, kent deze enthousiasten wier willen en wenschen ver boven hun kundigheden, maar niet altijd boven hun aan leg uitgaan. Ze hebben het moeilijk omdat ze een aanleg, indien aanwezig, aanvankelijk slechts op de meest stuntelige wijze kunnen openbaren, omdat ze ook door gemis een eruditie, geen maatstaf bij de hand hebben om er hun gewrochten aan te me ten en al spoedig meenen dat uiteen aardig klein eendje, dat zij toevallig uitgebroed hebben, een zwaan gaat groeien. Ze zijn boordevol goeden wil en strijdlust, doch vinden noch geloof, noch tegen stand. Er zijn er ook te veel, bij wie op den grond van hun wezen niets sluimert waaruit vroeg of laat een artist geboren wordt. Dan blijft het prut sen, tot de dood er op volgt of een draaglijk bur gerbestaan de illusies bij de familiesouvenirs voegt. Het wilde my voorkomen dat Sjoerd de Vries niet tot dezen behoeft te behooren. Er is een eigen aardige koppigheid in hem, die hoewel zichzelf niet onderschattend, een toegankelijkheid voor inzicht in eigen zwakheden niet in den weg staat. Of hij „wat worden" zal, kan hij zelf noch een ander voorspellen maar dat er iets van den artist in hem aanwezig is lijkt mij vrij vast te staan. Waardoor hij uwe en mijne belangstelling in ieder geval ver dient. J. H. DE BOIS. Geen oorlogswinsten in Duitschland. Dividenden waarschijnlijk gelijk aan die van verleden jaar. BERLIJN, 16 September. De V.P.B.-corres- pondent meldt: In Duitschland wordt consequent vastgehouden aan het beginsel, dat niemand in het rijk aan den oorlog mag verdienen. Dit blijkt zelfs uit bijzonderheden, die tot dusver bekend geworden zijn omtrent de commercieele resultaten, die drie bekende Duitsche concerns, welke voor een zeer belangrijk deel voor de bewapening werken, in het boekjaar 19391940 hebben bereikt. Deze drie concerns Klöckner, Hösch en de „Gute Hoffnungs- Hüette", zien bij het einde van hun boekjaar op 30 Juni op tien maanden oorlogswerkzaamheid terug. De hoogte der productie wordt om begrijpelijke redenen in Duitschland geheim gehouden. Het is echter bekend dat aan alle eischen van de oorlogs-economie zonder haperen is voldaan. Hier uit kan men afleiden dat deze ondernemingen tot aan de grens van hun capaciteit zijn gegaan. De vooruitzichten nu zijn dat de financieele resultaten niet bepaald ongunstiger kunnen worden genoemd dan die van hel voorgaande jaar en dat even tueel ook het toenmaals vastgestelde dividend (6 pet.) weer zal kunnen worden uitgekeerd. Het kan als een gunstige omstandigheid worden beschouwd dat de zware verliezen, die de kolen- export heeft geleden, zijn gecompenseerd, doordat Engeland als leverancier van de wereldmarkt is verdwenen en de Oost-Oppersilezische mijnen weder zijn ingeschakeld. Hierdoor is het mogelijk geworden weder behoorlijke prijzen te maken voor de door Duitschland geëxporteerde kolen. De laatste jaren hebben de kolen een moeilijk pro bleem gevormd voor deze ondernemingen. Tenge volge van de lage exportprijzen, die beneden de eigen productiekosten lagen, konden vaak niet eens de noodzakelijke afschrijvingen verdiend worden. Op het gebied van ijzer is de situatie geheel anders, door het aanzienlijk gebruik van Duitsche ertsen. Tegelijkertijd werden de verkoop prijzen van staal en ijzer stabiel gehouden. De hoogere productiekosten, veroorzaakt door de ver werking van ertsen tot ruw ijzer werden natuur lijk door de ondernemingen zelf gedragen. Wat den ijzer-export betreft zijn de groote hoevelheden, die overzee gingen, uitgevallen. Bij den uitvoer in Europa konden daarentegen de vroegere hoeveelheden op peil gehouden en in vele gevallen verhoogd worden, terwijl de export prijzen tegelijkertijd beter werden. Kortom, wij kunnen van de Duitsche industrie zeggen, dat zij gezond is en den door de omstandigheden noodig geworden uitbouw met eigen middelen heeft kun nen financieren. Te Berlijn wordt het als een groot succes van socialen aard beschouwd dat zelfs die tak van industrie, welke bijzonder sterk bij de oorlogsproductie betrokken is, geen bijzon dere oorlogswinsten egmaakt heeft. De dood van den W. A.-man Ton. Politie-agenten in vrijheid gesteld. 's GRAVENHAGE 17 September (A. N. P.) Naar wij vernemen zijn de politie-agenten, die Za terdag 7 September j.l. in de Balistraat te dezer stede revolverschoten hadden gelost op eenige leden van de weer-afdeeling der N.S.B., waardoor de W. A.-man Peter Ton werd gedood en enkele andere nationaal-socialisten werden gewond, en die des wege in voorloopig arrest zijn gehouden, weder in vrijheid gesteld. Deze vrijlating is geschied onmid dellijk nadat bij den hoofdcommissaris van politie een verzoekschrift daartoe van de moeder en de zuster van wijlen Peten Ton, zoomede van het W. A.-vendel. dat diens naam draagt, was ingeko men, in welk verzoekschrift tevens uiterste cle mentie voor deze agenten werd bepleit. BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 17 Sept. 1940. Bevallen: 12 Sept.: B. J. A. PhilippoKluck, d. 15 Sept.: P. A. Hooglugt—v. d Mark, 2 d. N. Mak— Jansen, d. G. Jonk—Plat, z. J. M. S. Sassenbach Götte, z. 16 Sept.: J. A. Zeulevoetv. d. Broek, z. G. J. E. Munnikhuisde Ridder, z. E. A. Küp- persKollaard, d. 17 Sept. J. M. KoppenOoster- baan, z. Overleden: 15 Sept.: D. J. Hensen 55 j., Papen- torensvest. 16 Sept. E. de Graaff—Jansen, 79 j., Coornherstïgat. A. W. 23 mnd., d. v. J. A. Paulus, Spaarnoogstraat. C. de Wij man, 60 j. Wilhelmina- straat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 5