I
V
W «V
Onze huishouding met
bonnen en kaarten.
Het menu van den dag.
NEKKIE-RAF
Gebreide japon.
Een man verdween.
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1940
VOOR DE VROUW
Ook een lampion kunnen we zelf maken.
T' t
:,w
V.' 1 y
f: - V Mfcy'®
é.-- i' 'y:';
V;,:. li'
f' C Aö^w/Ï^a' -.4^*-
Nu we in de komende wintermaanden meer dan
ooit op onze huiselijke omgeving aangewezen zul
len zijn, gaan we er naar streven om onze woon
ruimten dan ook zoo gezellig en warm mogelijk
te maken. Een leuke lampion is zeker een aan
winst boven het gezellige divanhoekje. Men kan
er voor versiering nog een lange kwast aan maken,
tenzij men hem in een kamer met laag plafond
vlak tegen de zoldering bevestigt.
Lijkt het u erg moeilijk? Nu, wanneer u maar
nauwkeurig werkt, is 't heusch geen heksentoer.
In een vorig artikel leerde ik u, hoe een een
voudige plissée_kap gemaakt wordt. In 't kort wil
ik het prepareeren van papier nog even herhalen.
Goedkoop, dun teekenpapier (ongev. 5 ct. per vel)
wordt ingesmeerd met een mengsel van: een halt'
kopje gekookte lijnolie, een kwart kopje terpentijn
en 'n theelepel siccatief. Met een oud lapje het
mengsel goed inwrijven en vooral niet te veel olie
opbrengen. Dan in de zon drogen. Van te voren
kan men in waterverf een vlot, langgerekt motief
opzetten. In een modern milieu staat een geheel
effen lampion zeer decoratief. Behalve de zachtgele
tint, die men krijgt door crèmekleurig teeken
papier met het bovengenoemde mengsel in te
smeren, kan men ook een mooie zachte pastel
tint bei-eiken, wanneer men een tube olieverf door
het mengsel roprt. Men doet dit met een kwast,
want er mag geen enkel klontje in zitten, daar dit
een leelijke streep veroorzaakt. Zachtgroen, ge
brande sienna, licht-vermiljoenrood geven mooie
tinten.
papier en wel van bovenaf op ondei-lingen afstand:
3i/j_4_6H—4^—7—51/2—3—5f2 en 10cM.
Uw geheele papier is nu met hokjes bedekt en
nu gaan we volgens de scheté de schuine lijnen
ingriffen. Goed opletten is nu geboden, want u
moogt u niet vergissen.
Langs de onderste lijn knipt u de vellen af en
zet dan op V/2 cM. van onder- en bovenkant nog
een potloodlijn voor de gaatjes.
Nu komt het moeilijkste werkje: het heen en
terugvouwen van het papier. We beginnen het
vel gewoon te plisseeren, daarna moet de vouw
die eerst boven was, teruggevouwen naar onder;
die onder was komt nu boven en zoo steeds om
en om. De zig-zagstrepen worden nu ook vouwen
en komen altijd naar boven te liggen. Dit lijkt mis
schien geheimzinnig, maar als u 't even probert,
wijst het den weg vanzelf. In het begin is het een
heele toer om het zaakje in de hand te houden,
maar met eenige oefening lukt ook dat tenslotte
wel. De zijkanten worden zoo afgeknipt, dat de
vellen aan elkaar geplakt kunnen worden, terwijl
de vouwen doorloopen. We gebruiken seccotine
biervoor en eenige papiei-clips of waschknijpers om
de kap gedurende het drogen van de lijm op zijn
plaats te houden. De gaatjes worden op het mid
den van de plooi volgens onder- en bovenlijn ge
ponst, het laatste vel aan het eerste geplakt, een
koord doorgeregen en onze lampion is gereed.
Uitgaande van dit principe, kunnen we nu aller
lei aardige vormen maken. U moet natuurlijk even
uitpuzzelen op-welke afstanden u de dwarslijnen
moet plaatsen om de gewenschte rondingen te
krijgen. In bijgaande schetsjes doen we u nog
een paar ideeën aan de hand.
«MARGOT VAN CAPELLE—VAN BUUREN.
moo&M vouw
V
R
N»
k of
m
Hoe plooien we dit exemplaar nu? Wij slaan het
geoliede vel weer dubbel en zetten van de aldus
ontstane vouw af, stippen met een scherp potlood
op afstanden van 2 cM., langs boven- en onder
kant. Geef op het vel een teeken, wat de haaksche
bovenkant is. De lijnen worden weer met een
lijntrekker of vouwbeen ingeritst, echter niet te
diep, want met het heen en weer vouwen, dat we
nu gaan doen, heeft het papier veel te lijden en
het mag vooral niet scheuren. Een secuur mensch
zal dus behalve de drie benoodigde vellen er
één extra voor werkproef bestemmen.
Nu trekt u zeer dunne potloodlijnen op het
„De huishouding behoort alleen tot de praktijk
van het leven"; theoretisch geschoolde vrouwen,
die van de huishouding geen verstand heb
ben en er daarom een klein beetje op neerzien,
verkondigen deze stelling graag,, want de theorie
der geleerdheid voert haar immers heel wat hooger
dan de praktijk van de dagelijksche huishoudelijke
beslommeringen!
Maar de huishouding in onze dagen is niet alleen
meer op praktijk gebaseerd, dat dachten we
maar, de theorie en dan vooral de boekhoudkun
dige en de economische spelen er een belang
rijke rol bij, die niemand over het hoofd kan zien.
En als we er goed mee omgaan, worden wij in
listige uitgeslapenheid moeilijk te overtreffen.
Hoeveel punten moet ik afstaan voor een lap
stof voor een rok, en is er nog niet een oude jurk,
die ik er beter voor kan vermaken?
Hoe lang doen wij in ons gezin met 1 ons
griesmeel per hoofd, en kan ik mijn verbruik ook
zoo wijzigen, dat ik minder noodig heb en dus
kan uitkomen?
Als ik de boterhammen zelf smeer van tevoren,
wat ik een akelig werkje vind. ben ik dan voldoen
de voordeeliger uit, dan wanneer iedereen het
zelf doet en ik met argusoogen op elk likje boter,,
moet letten?
Zit er niet een opvoedkundige kant aan» om het
de kinderen zelf goed te leeren doen en is er niet
iets geringschattends in om de boterhammen
voor manlief ook vooruit klaar te maken.
Welke dagen kunnen het best tot vleeschlooze
worden gemaakt en hoe kan ik het smakelijkste
en het beste de voedingstoffen van vleesch in
andere gerechten vinden?
Heb ik alle bons, die ik wilde inwisselen van
eèn bepaald artikel, opgebruikt voordat de ter
mijn verstreken is?
Is het me niet ontgaan om de nieuwe distributie
kaarten op tijd af te halen?
Met al deze overwegingen en vele andere moe
ten wij rekening houden bij het besturen van onze
huishouding en daarbij komen dan nog de bekende
financieele beslommeringen die er voor de meesten
ook niet gemakkelijker op geworden zijn.
Natuurlijk is iedere nieuwe maatregel in het
begin een nieuwe moeilijkheid, maar gelukkig
blijft dat niet zoo: Wij wennen vi-ij spoedig aan
den omgang met bonnen zfis en kaarten zoo, en
wanneer wij dan vor gewoonte nemen om op
gezette tijden onze nummers en vooiTaad aan
bonnen benevens de noodzakelijkste inkoopen na
te gaan, dan kunnen wij niet voor onaangename
vei-rassingen komen te staan.
Onze nieuwste aanwinst is nu de distributie
van vleesch hoe denkt u intusschen over een
eenvoudige garnalenragout met aardappelpurée en
kropsla, over gepaneerde en gebakken kaaslapjes
met bloemkool en aardappelen, over Iersche stoof
pot met lamsvleesch en gebakken aardappelen,
over witte boonen met tomatensaus, over groene
erwtenpurree met gebakken eieren en stoofsla,
over gekookte visch met worteltjes. Wat een moge
lijkheden blijven er nog over, zelfs met een be
scheiden beurs, om het middagmaal toch pikant en
bevredigend op te dienen.
Maar ik mis de jus bij mijn aardappelen zoo
erg, klaagt er wellicht iemand.
Wie van sausen houdt kan hiermee- al een heel
eind komen: zure saus bij spercieboonen, toma
tensaus bij witte boontjes, donkere ragoutsaus
bij bruine dito's, kaassaus bij bloemkool, en meer
dergelijke sausen kunnen» mits niet al te dik ge
maakt, uitstekend voor de aardappelen dienen.
Moeilijker wordt het een bevredigende oplossing
te bedenken voor hen, die niet graag saus eten;
het is het beste om de jus, al moet zij wateriger
uitvallen dan gewoonlijk, zoo eenvoudig mogelijk
te houden, iedere extra bijvoeging zal hun den
uitroep: „wat een lawaaijus" ontlokken.
Werk dus niet teveel met ui, prei, kerry, mos
terd en dergelijke, maar maak desnoods minder
jus dan andei-s, zoodat er toch „jus als gewoonlijk"
is, alleen wat minder overvloedig. De menschen
die erg behoudend zijn ten opzichte van hun
warme maaltijden, zijn nu eenmaal legio.
Wellicht komt er straks weer een nieuwe distri
butie-maatregel bij, mara wij behoeven er niet
over met de handen in het haar te zitten: com
binaties van andere dingen zijn er altijd wel weer
te maken, terwijl er bovendien nog heel wat
inventieve menschen zijn, die ons hun ideeën
hierover graag willen vertellen, als wij ze zelf maar
uitvoeren.
E. E. J.—P.
Groene ki-uidensoep.
Lamskarbonaden
Spercieboonen
Aardappelen
Gebraden appelen met honig.
Groene Kruidensoep.
Als een aanvulling van vitamines a en c en
van ijzer beschouwen we de peterselie, de kervel
en de bladselderij, die op 't oogenblik in over
vloed op de groenteveilingen wordt aangevoerd
en die ons in staat stellen om met weinig moeite
en kosten een bijzonder smakelijke groene-
kruidensoep te bereiden.
Wij laten het eenvoudige recept hier volgen!
1 L. water met 4 bouillonblokjes,
1/2 L. melk,
60 gr. (6 afgestreken eetlepels) maizena, aard
appelmeel of bloem,
20 gr. (1 afgestreken eetlepel) boter,
4 volle eetlepels fijngesneden groene kruiden
(peterselie, kervel, selderij).
Breng het water aan de kook en laat er de
bouillonblokjes in oplosssen; bind dan de vloei
stof met de maizena, het aardappelmeel of de
bloem, die eerst met een scheutje melk tot ee.n
gelijk papje zijn gevormd en die daarna met de
rest van de melk tot een vloeibaar mengsel zijn
verdund.
Laat de soep even onder voortdurend roeren
doorkoken tot ze de juiste gebondenheid heeft,
voer er de zeer fijn gesneden groene kruiden door,
breng de soep over in de soepterrine en maak ze
af met de boter en met zooveel zout, als voor
den smaak nog noodig blijkt.
Lamskarb onaden.
Slabooncn.
Haal de boonen dubbel af, breek ze, wasch
ze en zet ze op met weinig kokend water en
zout.
Wasch het vleesch, voeg het bij de boonen als
deze koken en kook alles gezamenlijk bijna gaar,
ongeveer een uur.
Neem de karbonaden dan uit de groenten en
bak ze gaar en lichtbruin» stoof de boonen nog
na met een klein stukje boter en een scheutje
azijn en doe het gerecht op een verwarmde schaal
op.
Nu de appelen er weer zijn, maken we ook
eens:
Gebraden appelen met honig.
Benoodigdheden: 8 zure appelen, 1V2 ons honig,
1 dL. water, 2 theelepels kaneel, 1 lepel boter.
Bereiding: De appelen wasschen, boren en in
een vuuurvasten schotel schikken. De holten van de
appelen vullen met honig, waardoor men naar
verkiezing de kaneel mengt. Op eiken appel een
klein stkje boter leggen en in den schotel het
water schenken. Deze in den oven, of op een zacht
vuur zetten tot de appelen gaar zijn. Ze voor het
opdienen met het strooperige sausje bedruipen. Een
steenen schotel kan niet op een gasvlam gezet
worden, wel een geëmailleerde. Men legt er een
deksel op, wat in den oven niet noodig is.
VOOR DE KINDEREN
Zoo kwam dan na een uur Klink
nagel bij het gevangenisraampje van
Raf. Met verheffing van stem las
Klinknagel de straf voor: „Uit naam
van koning Nobel en alle dieren, zijt
gij, Nekkie-Raf, veroordeeld, iederen
winter, gedurende de ergste koude,
zestig dagen alle zangvogels, die er
zijn, te. voederen en in uw woning te
herbergen."
De gierige Raf werd bleek van
schrik. Maar Klinknagel zei„Al is
de leugen nog zoo snel, de waarheid
achterhaalt haar wel."
Raf kreeg verder van koning Nobel
een stukje land. Hierop verdient hij
nu zijn schamel stukje brood. De
koning staat bekend als een zeer
weldadig vorst. Raf kwam berooid en
armoedig uit de gevangenis terug.
Wat moest hij nu beginnen? Hij wilde
het eens probeeren als boer. De ko
ning, vergevensgezind als altijd, heeft
hem toen een stukje grond gegeven
om te bebouwen. En iedereen hoopt
dat Raf nu een behoorlijk dier zal
worden.
EINDE.
(Maandag begint een nieuwe kinder
vertelling.)
Deze flatteuze japon is gebreid van wii„
3 draads wol (800 Gr.) in maat 44, We wkT
pennen No. 3. Den rok breien we in 4
baantjes, die een beetje schuin toeloom»»'"-'
voorbaan loopt door tot aan den kraag v
baantje zetten we 90 steken op, breien u
pennen gerstekorrel id.w.z. l st. r. 1 st3l
den volgenden toer verspringen) én dan T
recht, 1 pen averecht. Is het werk "10 cm
dan minderen we om de 3 c.M. voor en achti
de pen lsteek af tot we 48 st. over hebben
werk 80 c.M. lang. dan zijn we aan de tij
zetten de steken op een draacl. Zoo breiPh
baantjes. n,=
Hebben we de vierde baan ook zoover klan
bestemmen we deze voor de
Voorbaan. We breien door tot 28 c M bov
taille, maar minderen nu om de 3V,'cm -!
weerskanten l st. tot we 32 steken over W?
Nu breien we hierop den kraag van gerstrt»
we maken van 1 steek 2, hebben dan dus L
ken op de pen. Aan den kant, waar de km
de japon vastgenaaid wordt, minderen
4 pennen 1 steek, tot we 44 steken over hw'
Is de kraag 94 toeren hoog, dan kanten
en hebben we den halven kraag klaar In
de 64 st. breien we nu nog een helft we tie-"
dus den achterkant van de lussen on en W
deze helft spiegelbeeldig gelijk aan de eerste
Daarna breien we den rug; dat is: de stea
van een half zijpand 1 pandje half
samen 96 steken. Aan eiken zijkant meerderen»
om de 3 c.M. 1 steek, tot 106 steken. Zijn wij
c.M. boven de taille, dan kanten we voor jg
armsgat aan weeskanten 10 steken af (5-2-2-1)
Is het armsgat 20 c.M. hoog, dan breien wei»
hals op, door heen en weer te breien en telkens!
steken te laten staan, vervolgens aan eiken kr;
14 st. enz. tot we aan weerskanten 28 st, oiï
hebben. Deze zetten we op een draad voor
schouder, de overige 30 st. kanten we af voor da
hals.
Het zijpandje van 24 st. breien we nu op; 1
meerderen aan de zijnaad elke c.M. 1 steek tl
44 st'. Dan zijn we meteen bij het armsgat?
kanten af 16 steken (8-4-2-2). Nu breien wed»
tot dit armsgat ook 20 c.M. hoog is, breien i?
schouder schuin op en kanten de steken saw
af met de steken van den rug.
Het tweede zijpandje is het spiegelbeeld van lid
eerste.
Mouw. Voor de mouw zetten we 40 steken ops
meerderen om de 3 toeren aan weerskant?: 1
steek tot we 60 steken hebben; dan om den te
tot 70 steken; vervolgens zetten we er ineens ai
weerskanten 10 steken bij op. We breien na I
pennen en minderen dan af; om de 3 pennenm
ên achter 1 steek tot 80 steken; dan om de 5pe
nen tot 70 steken. Is de mouw 18 c.M. la-
breien we de kap van gerstekorrel; na 12
kanten we voor en achter aan de pen 10 stek?:
af, de volgende toer weer 10 steken, enz.
Opmaak. Nu alle deelen van de japon klsi'
zijn, rijgen we die in elkaar en strijken alles ci
der een vochtigen doek. Voor we de naden opd?
machine in elkaar stukken, gaan we even paasei
om te zien of alles goed zit. Indien dat noo£|
mocht blijken, kunnen de naden nog wat diepe:
worden genaaid. Ook kunnen we door uitrekke:
het breiwerk altijd nog wat wijder strijken.
Van 16 dubbele draden wol draaien we
koord, dat we voor ceintuur gebruiken.
Ter versiering haken we nu 2 x 55 c.M. las;-::
in eiken steek knoogen we een draadje, waarte
we twee reepen franje krijgen, die op de -Ki
na den van de japon worden genaaid.
De manchet wordt eveneens met franje rc]
sierd.
Sp. Th.
door LESLIE FORD.
9)
Een eerste glimp van Lisa Ridley kreeg ik on
geveer een uur later te zien. Ik was naar de wachtr
hal van het hotel gegaan om kolonel Primrose te
ontmoeten, en hem uit te noodigen, voor het eten
een borrel te komen drinken in de zitkamer van
mevrouw Chapman. Het was prettig hem terug te
zien, en ik vond het een geruststelling hem bij me
te hebben. Hij zag er uitstekend uit; zijn vriende
lijke levendige gezicht was zoo bruin als leer. Zijn
lachende, donkere oogen waren zoo ontwapend, dat
ik voor het oogenblik vergat, hoe scherp en door
dringend zij konden zijn, hoe weinig hen ontging
en hoe zelden zij vemeden wat zij zagen.
„Vei'telt u mij allereerst eens", vroeg ik hem, nog
vóór wij elkaar goed en wel de hand geschud had
den, wie die vriendin van sergeant Buck is?"
Hij wachte. „Ze heet Pearl Pearl St. John",
zei hij een beetje zuur. „Vraag me niet hoe ze aan
dien naam komt. Het eenige wat ik kan vertellen is,
dat het arme vrouwtje twee mannen gehad heeft, die
allebei onmenschen waren die op een schandelijke
manier op haar zak leefden. En, zooals Buck zelf al
eens bij een andere gelegenheid heeft opgemerkt:
er is geen grooter gek dan een oude gek".
Hij glimlachte, en daar zijn factotum deze op
merking had gemaakt in verband met den kolonel
en mij, was de gevolgtrekking duidelijk genoeg.
„Maar", zei hij „vertelt u eens wat over uzelf. Hoe
was de tocht?"
„Schitterend", antwoordde ik. „Het kan niet pret
tiger".
„Misschien waren het bad en de afstand die ons
scheidde van het eenzame spook in de bosschen van
Doorlaat, een verklaring voor mijn gretig enthou
siasme. In elk geval had ik slechts een oogenblik
gewetenspijn over mijn overdrijving.
„En nu gaat u met me mee naar de Chapmans....
en George."
„George?" Hij herhaalde den naam met een
scherpte, alsof hij mijn nadruk verkeerd uitlegde
en met mijzelf in verband meende te moeten bren
gen.
George Pelham", zei ik Onze partij wenscht niet
dat Cecily Chapman met hem trouwt. Zijn partij
was tot nu toe numeriek in de minderheid, maar
dié heeft nu versterking gekregen. Tegelijk met ons
kwam er een buslading familie van hem. Maar gaat
u mee, dan kunt u zelf zien."
We gingen naar de zitkamer van mevrouw Chap
man en ik stelde hem voor. Ik was blij dat hij me
vrouw Chapman niet in haar fantastische ranch-
kleedij gezien had met haar formidabelen Cowboy
hoed. Niet dat ze er in haar vroolijke paarsge-
bloemde japon minder indrukwekkend uitzag, maar
ze maakte tenminste niet den indruk of ze met roo-
kende revolvers rondliep. En het scheen me dat ze
onmiddellijk met elkaar konden opschieten, even ze
ker als het niet boterde tusschen hem en Alexan
der Ridley. George scheen hem maar matig te in
teresseeren en wat zijn houding tegenover Cecily
betreft: sergeant Buck had eens over hem gezegd:
„Vertrouw hem niet, mevrouw; hij stelt zich altijd
zoo aan, als hij een knap gezicht ziet."
Terwijl we zaten te praten, kwam Lisa Ridley
binnen. Ik zette mijn glas neer en sloeg haar met
meer nieuwsgierigheid gade dan wel beleefd was.
Ze was misschien niet „vitaal", maar maakte toch
een veel aardiger indruk dan ik mij voorgesteld
had. Zij had donker krullend haar dat als een wolk
om haar 'n beetje spitse trekken uitstond. Haar oogen
waren mosgrijs en haar verdere gezicht was nogal
kleurloos op een diep oranje streep lippenrood na.
Zij was slank en vrij tenger, en ze zou een soort
elfjes-achtige pikanterie gehad hebben, als ze niet
zoo vaal gekleed was in een muisgrijze rok tot half
weg haai- enkels en een mosterdkleurige blouse die
haar huid geelbleek en levenloos deed schijnen.
Zij stond een beetje onzeker in de deur; het eenige
levende aan haar waren haar werkelijk bijzon-
dère oogen, die op dat oogenblik naar het mij voor
kwam, er nog al verschi-ikt uitzagen.
Mevrouw Chapman legde de ijstang neer en zei:
,,En is dit nu Lisa?" Haar stem klonk minder
bruusk en grimmig dan gewoonlijk.
Een vlug glimlachje deed haar gezicht oplichten.
Zij deed een schuwen stap naar vpren en bleef
plotseling stilstaan. De glimlach was in een oogen
blik weer weggevaagd, toen haar vader opstond en
op haar toekwam.
„Ga eerst je gezicht wasschen, voor je in het pu
bliek verschijnt, beste kind", zei hij met een poging
om grappig te doen, terwijl hij haar goedsmoeds
buiten de deur werkte. „Je weet dat je moeder er
niet op gesteld is dat kinderen een lippenstift ge
bruiken".
Iemand in de kamer hapte hoorbaar naar adem
misschien was ik het zelf wel. Ilc zag nog hoe ze
met een vuui-roode klem- de gang uitholde. Ik kon
den heer Ridley met genoegen in kokende olie ge
bakken hebben! Hij wendde zich tot zijn vrouw
die als een verschrikt vogeltje in een stoel zat weg
gedoken: „Je zult beter toezicht op je dochter moe
ten houden, May."
„U is dwaas, mijnheer Ridley", zei mevrouw
Chapman bars. „Waarom mag dat kind geen lippen
stift gebruiken? Kijk eens naar mijn kleindochter.
Lijkt wel eens verkeer slicht".
De heer Ridley had niet beminnelijker kunnen
zijn. „Maar dat is heel iets anders, mevrouw Chap
man. Haar staat het. Lisa is er geen type voor".
„Klets" zei mevrouw Chapman. Haar oude oogen
spatten vuur.
„Lisa is nog jong genoeg voor zoo iets", zei
George terloops, terwijl hij zijn glas naar zijn mond
bracht.
Cecily stond op. Haar wangen waren rood en haar
oogen gloeiden. „Ik ga er nog even uit, grootmoe
der" zei ze „U excuseert me wel?"
Mevrouw Ridley zat er onbewogen bij; haar
cocktail stond nog onaangeroerd voor haar. Ik
begonnen te lossen. Cecily reed haar auto tusschen
zag haar man het glas nemen en zijn leege glas. er
voor in de plaats schuiven. Zij merkte het ook op,
en keek voor zich. uit naar haar over elkaar gevou
wen handen.
Lisa kwam niet terug. Ik zag haar later, toen ze
achter haar ouders aan in de eetzaal verscheen met
neergeslagen oogen en een vreemd kleurtje op haar
bleeke wangen.
„Het is walgelijk", merkte Cecily op. „Kan jij
daar niets aan doen, George? Ze kunnen haar in
niets haar eigen gang laten gaan."
„Ze is nog maar een kind", zei George.
„Ze is negentien", zei mevrouw Chapman. „Toen
ik zoo oud was, was ik getrouwd én had een kind".
Na het eten zaten wij bij het groote houtvuur,
terwij de stoelen in rijen gezet werden voor een
lezing over de geysers van Yellowstone. Bill had een
jongen van zijn leeftijd opgepikt en zij zouden met
een glijboot in het maanlicht gaan varen. George
stond bij de balie om een paar telegrammen op te
geven. Cecily en Lisa kwamen binnen met hun man
tels aan.
„Lisa en ik gaan naar het woonwagenkamp om
haar neer en zijn vrouw op te zoeken" deelde Ce
cily aan haar gi-ootmoeder mee.
„Kom, kom, Cecily" zei Ridley vriendelijk. „Lisa
wil die lezing hooren".
„Nee, dat is niet waar!" flopte Lisa er uit.
„O ja, dat wil je wel, beste kind. Jè"" moeder wil
niet dat je 's avonds zonder mannelijk geleide uit
gaat. En bovendien: Cecily en Ggeorge willen ook
wel eens alleen zijn."
Mevrouw Chapman keek mij met een hoonen
den glimlach aan. „Mevrouw Latham gaat mee en
zal de meispes chapgronneeren, mijnheer Ridley",
zei ze droog en nog afgebetener dan anders. De ko
lonel zou ook mee kunnen gaan, dat is nóg veiliger.
George kan vierde man zijn als we gaan bridgen. Ik
ben te oud om naar lezingen te luisteren en u ook.
Nou, schiet op jullie allemaal en heb maar veel
plezier. Neem de auto maar, Cecily en denk er aan:
alle wachters die hier langs de wegen patrouilleeren
zijn even knap."
Ik keek nog even om, toen we weggingen: me
vrouw Ridley was dankbaar, maar angstig, haar man
droeg zijn nederlaag met gratie.
De maan scheen bijna verblindend door de zware
dennen heen, toen we over het smalle houten brug
getje reden van de binnenplaats naar den gebogen
oprit. Over het zilveren meer hoorden we in de ver
te het gedaver van de glijboot, en we zagen het wit
te schuim omhoogstuiven. De witte gouvernements
boot gleed het haventje binnen en zijn vervelende
poet-e-poet-e-poet hield eindelijk op. Een groene
patrouille-auto passeerde ons, en de parkwachter
aan het stuur grijnsde vroolijk tegen de twee meis
jes die bootshoofds vóór in de oude auto van me
vrouw Chapman zaten; eén auto die desondanks
nog lang geen rammelkast genoemd kon worden,
omdat hij nieuw de noodige duizenden
en nog steeds blonk van de lak.
„Je weet toch dat ze eerst proef moeten sp£
voor de film, voor ze hier een baan kunnen
gen?" zei Cecily.
Lisa gichelde. Zonder haar vader was ze een.
ander kind. „Je zult Barbara en Dick vèst
vinden, Cecily", zei ze. „Dick's ouders wonen -
Mexico, en ze gaven hen als trouweadeau eenww
wagen achter hun auto. Ze beweren dat ze off
Alaska weer naar huis zullen rijden. Ze hebben»
eenig samen! Ik ben vanmiddag uitgeknepen om
op te zoeken. Ik was al bang dat ik heeleiMW
kans niet zou krijgen om naar hen toe te gaan. Ui-
bus vertrekt morgenochtend om negen uur, en
wist wel dat er een wonder moest gebeuren,»1
ik 'er vanavond uit kunnen komen. Die grooW
van jou is een eenig mensch!"
„Ze is een lammetje in een wolvevacht", zei
cily warm. „Ik ben dol op haar!"
Wij reden langzaam over den verharden v/sg
den oever van het meer. Groepjes „wilden -
worden hied de studenten genoemd die 'szon»
- - - wande!»
de restaurants en slaaphuizen werken
onder de boomen of vormden paartjes. Wij
langs den winkel met zijn zonderlinge verand8
rustieke boomtakken wat de menschen tow
moois vinden aan vergroeide rachitische boo
is me een raadsel. Verderop konden we tussclB
hooge wijdeenuitstaande stammen door de >■-
van het woonwagenkamp zien. Voor ons min
lage blokhut met een wapitigewei boven de
naar de twee die ik reeds gezien had te 00^*
scheen dit de vaste versiering van een hout*
of schuilhut te zijn. De deur stond open: eep
dozijn jongens en blauw katoenen uniforn? 1,
Werkstudenten Organisatie hingen er own
grijnsden en wuifden naar de beide mesj
deinsden onmiddellijk weer af, toen ze den
en mij zagen. ,.1#
Cecily gaf meer gas en zei: liften w
Visschersbrug doorrijden?" Twee roode
midden op den weg namen plotseling den v
van een reusachtigen Wapiti; zij m
remmen dat wij bijna naast den weg be
(Wordt
vervol