ipmtm
Utainand
Wintervoorspelling.
Gas en electriciteit
De „verrassings-factor" in de wedstrijdsportUitwerking
op de spelers dikwijls van beslissende beteekenis voor het
resultaat van den strijd; Verrassingen van het Nederlandsch
elftalMoore en Van Male Wat Vrouwe Fortuna in de
laatste minuten van een voetbalmatch kan bereiken.
Een van de meest interessante elementen in de
wedstrijdsport is de „verrassings-factor", die op
verschillende wijze kan optreden, doch bijna altijd
de term zegt het reeds als niemand er op
bedacht is. Ze kan van ingrijpenden invloed zijn
op het verdere verloop van den strijd door de psy
chologische werking op de spelers van het team,
dat er door wordt getroffen en ze is vaak van
beslissende beteekenis, kort voor het einde van
een match.
Het Nederlandsch voetbal-elftal is bij vele van
dergelijke gevallen betrokken geweest en om te
beginnen met een voorbeeld, dat de meeste sport
liefhebbers zich nog wel zullen herinneren, noemen
we den wedstrijd - tegen de Iersché Vrijstaat te
Amsterdam. Het was kort na het begin van de
tweede helft en de stand was 11, toen doelman
Van Male een hoogen boogbal kalmweg opving en
zich gereed maakte om het leder te retourneeren.
Nauwelijks echter had hij den boven het hoofd
gevangen bal voor de borst gebracht of de Iersche
voorwaarts Moore, die deze manoeuvre had ge
anticipeerd, gaf onze doelman een lichte schouder-
duw, juist voldoende om hem met bal en al over
de lijn te deponeeren. Het volle stadion was van
deze onverwachte gebeurtenis zoo onder den in
druk, dat het muisstil bleef, tot dat het spel reeds
weer lang was hervat. Het duurde gqruimen tijd,
alvorens het nationale elftal zich van deze onaan
gename verrassing had hersteld, maar toen het
effect er van was uitgewerkt, kwam de vex-hoogde
tegenactie. De spelers kwamen plotseling tot het
besef, dat ze niet op een dergelijke, ietwat „goed-
koope" manier behoefden te verliezen en plotse
ling werd als bij stilzwijgende overeenkomst het
tempo over de geheele linie zoodanig opgevoerd,
dat de Ieren eenvoudig onder den voet werden ge-
loopen. Alles, wat onze ploeg in de toen volgende
periode probeerde en riskeerde, gelukte en de
tegenpartij was ten slotte zoo verbluft, dat hun
elftal, dat gedurende het grootste gedeelte van de
match technisch en tactisch den toon had aan
gegeven, volkomen van* de kook x-aakte. En Neder
land won met 52.
Verrassend en tevens van beslissende beteeke
nis was ook het slot van twee wedstrijden, die
onze nationale ploeg kort na den wereldoorlog
in het oude Amsterdamsche Stadion speelde. Het
eerste treffen was met de Zweden, die kort na
den aanvang een fortuinlijk doelpunt' scoorden en
er zeker nog vijf 'of zes meer zouden hebben ge
maakt, als Göbel niet zoo fantastisch goed had ge
keept. Onze voorwaartsen brachten er niets van
terecht en enkele omzettingen in die aanvalslinie
ahdden geen resultaat. Steeds weer stormden de
Zweden op Göbel af, maar onze doelman stond als
een rots in de branding. Met nog zes minuten speel
tijd was de stand 0;1 en reeds verlieten vele
teleui-gestelde toeschouwers hun plaatsen. Toen
gebeux-de het plotseling: een ver schot op het
Zweedsche doel, een misverstand in de defepsie
en de stand was gelijk. Nog geen halve minuut
kwam een verre uittrap van Göbel in het Zweed
sche strafschopgebied; de doelman en onze links
buiten Gupfert liepen beiden toe, eerstgenoemde
liet het leder vallen en de Ajax-man dribbelde den
bal in het net. Het valt te begrijpen, dat de be
zoekende ploeg toen uit haar evenwicht was ge-
bx-acht; daarvoor was de orkaan van toejuichingen
overigens al voldoende. En toen rechtsbuiten Broek
man, die als middenvoor niets had gepresteerd,
twee minuten later een hoogen, mislukten voorzet
gaf, knalde de Zweedsche linksback den bal kei
hard in den bovenhoek van het eigen doel. De
keeper stond als versteend en keek, of hij het in
Upsala hoorde donderen.
Eenigen tijd later kwamen de Italianen, die des
tijds nog niet zoo sterk waren als thans, te
Amstex-dam op bezoek en ook in deze ontmoeting
ging het Nederland niet voor den wind. De blauw-
hemden, die voor de rust de leiding hadden ge.
omnen, vergx-ootten dezen voorsprong tot 20 in
de tweede helft en daarmede leek de kous af.
Hoe nader het einde kwam, hoe minder kracht
-er van den Hollandschen aanval uitging en nie
mand gaf meer een cent voor onze kansen. Maar
weer kwam de verrassing en wederom was ze
van beslissende beteekenis.
Bij een schermutseling om den bal op onzen
linkervleugel, dicht bij de achterlijn, kwam het
leder via een Italiaanschen back en via den keeper
bjj Dé Kesslex-, die, op een meter van het doel
staande, zoo verrast was, dat hij den bal tweemaal
moest raken, alvorens deze in het net rolde. Dat
geschiedde twee minuten voor het einde en het
effect van dit doelpunt op spelers en toeschouwers
laat zich moeilijk beschrijven. Als leeuwen wierpen
de Hollanders zich in den strijd; vrijwel het ge
heele elftal trok naar voren en 'n laatsten massa-
aanval, die verwarring bracht in de Italiaansche
verdediging. Een doelworsteling ontstond, waaruit
de bal door de voeten van Jan van Gent sprong,
die met een keihard schot de partijen op gelijken
voet bracht. Een halve minuut voor het einde
had het Nederlandsch elftal een gelijk spel be
vochten.
Dat zijn dan zoo een paar herinneringen aan
voor ons prettige verrassingen, maar er waren er
ook minder prettige. Zoo speelde Haarlem aan
den Schoterweg eens tegen D.F.C., dat toen nog
de beschikkking had over Dirk Lotsy, Barend
van Hemert, Flip Koopman, de Bouvy's en Breda
Kolff. De thuisclub had in de tweede helft het
beste van het spel en bij den stand 11 verwachtte
men elk oogenblik het winnende doelpunt. Maar
hoe fel Houtkooper en Jur Haak ook. schoten, hoe
snel Jan Bakker ook langs de lijn rende, Van
Hemert en Bouman hielden stand. Reeds bracht
de scheidsrechter de fluit naar den mond om het
eindsignaal te geven, toen Breda Kolff er met
het leder van door ging. Een voorzet naar den vrij
(Uit Zwitserland komt de voor
spelling dat gerekend mag worden
op de zeer groote waarschijnlijk
heid, da,t ivij een zachten zoo niet
zelfs zeer zachten winter zullen
krijgen.)
Ha, daar komen de profeten.
Voor den winter weer op stoot,
Zij die de geheimen weten
Van wat heet "de toekomstschoot,
Door hun tijd vooruit te snellen
Weten zij van 't koud seizoen
Met vertrouwen te voorspellen,
Wat het met ons denkt te doen.
Ook al krijgen ze tenslotte
Steeds de kous haast op den kop,
Ze verduren alle spotten
En ze geven het niet op.
D' eerste heeft na diep beschouwen
Nu zijn stem al uitgebracht
En voorspelt ons vol vertrouwen,
Dat een zacht seizoen ons wacht.
Nimmer (zegt hij onder ander),
De historie toont dat wel,
Zijn twee winters na elkander
Extra lang en extra fel.
Nou, da 's prettig om te lezen.
Want geen mensch of hij hoopt zeer.
Dat de winter niet zal wezen,
Net zooals de laatste keer.
Ik hoef dus niet te vertellen,
Waar 'k op dit punt naar verlang,
Maar het feit dat zij 't voorspellen
Maakt me wel een beetje bang.
en ver van het doel staanden spil Lotsy volgde en
met een hard laag schot ging de bal tusschen tal
van beenen door langs den verbluften Van Eeck
in het net. D.F.C. had gewonnen.
Twee jaar geleden ondex-ging H.F.C. een even
verrassende en onverdiende nederlaag. De blauw-
witten speelden aan de Spanjaardslaan tegen het
pas gepromoveerde Alkmaarsche Boys een van hun
allerbeste wedstrijden en het bezoekende team
moest bijna den geheelen speeltijd heftig ver
dedigen. Wat de voorwaartsen der thuisclub ook
probeerden, tot een doelpunt konden ze het ech
ter niet brengen, want Vrouwe Foi'tuna was en
bleef goede maatjes met den Alkmaarschen doel-
verdediger.
Een minuut voor het einde kreeg de linksbuiten
der bezoekex-s, die den ganschen mïdddag „op
wachtgeld" had gestaan, plotseling den bal vrij. Hij
rende in de richting van het H.F.C.-doel en gaf
toen een laag, als voorzet bedoeld, schot. Reeds
maakte Van der Togt zich gereed om den bal te
stoppen, toen zijn teamgenoot Kruyer kwam aan
snellen en in een poging om het gevaar te keeren,
languit vallend, het leder in eigen doel kopte. En de
Alkmaarsche Boys hadden gewonnen.
Men meene niet, dat de „verrassingsfactor" al
leen bij voetbal optreedt; de boksers, de tennissers,
de athleten en de rugbyspelers weten wel beter.
Ook zij alsmede de beoefenaren van vele andere
takken van sport hebben prettige en onaan
gename verrassingen beleefd, maar daarover een
ander maal.
uit etfyeit lam
We dienen nu reeds te zorgen voor het over
winteren van enkele groentegewassen, die we in
het vroege voorjaar noodig hebben.
Groenteplanten, die we in het najaar zaaien en
waarvan we de zaaiplantjes de winter door over.
houden om ze in het voorjaar uit te planten, noe
men we weeuwen. Het overhouden van deze
weeuwenplanten geschiedt in den bak.
Bloemkoolweeuwen worden in de tweede hell't
van September gezaaid. We gebruiken slechts heel
weinig zaad, daar we voor particulier gebruik toch
altijd nog teveel planten krijgen. Gewoonlijk
levert 5 gr. zaad n.l. ongeveer 500 bruikbare plan
ten op.
We zaaien dus wat zaad uit in den bak, waar het
de eerste 3 a 4 weken op de plaats van zaaiïng
blijft staan. Zoodra de koolplantjes zichtbaar zijn,
wordt er flink gelucht. We halen hiertoe de ramen
zoo veel mogelijk van den bak af en laten ze slechts
bij regenachtig weer op den bak liggen, daar kool-
weeuwen die te nat staan gemakkelijk door ziekten
worden aangetast. Indien de ramen op den bak lig
gen, luchten we toch nog, door aan de onderzijde
van den bak tusschen raam en bak een bloempotje
of een steen te schuiven.
Zoodra de plantjes 3 blaadjes hebben gemaakt,
worden ze uit den grond genomen en op die plaats
in den bak verspeend, war zij gedurende de rest
van den winter zullen blijven staan. Onder ver
spenen verstaan we het op regelmatige afstanden
uitplanten van de jonge plantjes, waarvoor we
slechts gezonde, sterke en gedrongen planten ge
bruiken.
De rijen, waarop we de weeuwenplanten uitplan
ten moeten van oost naar westloopen en we zetten
pl.m. 120 planten onder een éénruiter uit. Bij het
verspenen nemen we enkele van de sterkste plan
tjes en planten deze uit in bloempotjes van 810
cM. diameter, deze bloempotten worden tot aan
den rand in den bak ingegraven, zoodat dus de rand
van den bloempot niet boven het aardoppervlak
van den bak uitsteekt en hieraan evenwijdig loopt.
Wanneer we nu het volgend voorjaar de jonge
bloemkoopweeuwen uitplanten, groeien de in de
potten opgekweekte planten vlugger door dan de
andere en zijn daardoor ook wat eerder oogstbaar.
Nadat de verspeende plantjes zijn aangeslagen,
d.w.z. nadat men ziet dat ze gaan doorgroeien,
wordt de bak regelmatig gelucht. De grootste kunst
bij het opkweelcen van weeuwplanten is om te
voorkomen dat de planten in het najaar te snel
groeien en daardoor zwak en slap worden. Door den
bak veel te luchten en op deze wijze de tempera
tuur en ook het vochtgehalte van de lucht in den
bak zoo laag mogelijk te houden, voorkomen we
tevens ook zwamziekten der planten.
We sluiten den bak dan ook slechts bij vorst. Bij
strenge vorst dekken we om beschadiging der
weeuwen te voorkomen den bak met een rietmat
af.
De grond in den bak, war we weeuwen in willen
kweeken, moet van uitstekende kwaliteit zijn.
We brengen deze gelijkmatig/.en niet te diep onder,
waarna we de aarde in den bak weer tot een vol
komen glad vlak harken. We laten de aarde
in den bak nu een paar dagen rusten en bedekken
deze dan met een laagje zand van pl.m. 1 cM.
wat een uistekend middel is tegen de verschillende
ziekten, waaraan de weeuwenplanten blootstaan.
Voor het kweeken van bloemkoohveeuw
nen we het beste Record nemen. 60
Het opkweeken van siaweeuwen gebeurt
op dezelfde wijze als van bloemkoolw?
leen werken we nu geen mest door den
Vv:
dit het optreden van een zwam, waaraan di'
veel sla te offer valt, bevordert. Om de?1
reden verspeent meen de slaplanten clikwiju
doch zaait ze direct op de plaats van bestek
in den bak uit en neemt later de overtollige ff1
weg. De zaaitijd valt dan echter wat later n?*
gin October.
w
HT-'S
f'1"
p#
De slasoort die het meest vor het kweeW
weeuwen gebruikt wordt is Meikoning^ i
We letten er bij sla nog meer dan bij „<u
op da we den bak bij vorst niet te snel 7%-^
Verder passen we op dat de grond in den bak
te droog wordt.
Bij gunstig weer kunnen we weeeuwen
in Maart op een beschut en zonnig plekje
plant worden, nadat we ze eerst hebben afgehy
door de bakramen dagelij les gedurende steeds!
geren tijd van den bak te halen en ze er eind?
eenige dagen en nachten geheel af te laten.
J. J. L
Ook rantsoeneen
te verwachten
HAARLEM,
'llljl 0
l*
fö!
M
Naar wij vernemen worden voorbereid^ d.
getroffen in ons land, ter aansluiting aan
brandstoffen-distributie, ook een rantsoeneer-"
van gas en electriciteit in te voeren. Dit «ogfe
noodig geacht om te voorkomen dat
situeerden hun tekort aan brandstof tengevolge ia
de kolendistributie zouden aanvullen door e?
gas en electriciteit voor verwarming te gaan
bruiken.
Er worden rantsoenen vastgesteld voor
citeit en gas wat verlichting en koken betreft^
gas of electriciteit ook voor verwarming
bruikt krijgt daarvoor een toeslag maar in
dering van zijn brandstoffenrantsoen.
Voetbalwedstrijden gaan door,
Wij wijzen er nogmaals op dat de voetbal,
wedstrijden Zondag normaal zullen doorgaan.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 20 Sept. IJjf
Ondertrouwd: 20 Sept.: G. Smidt en AC.Sis,
Bevallen: 16 Sept.: E. A. van Trojen—Laeei,jJ
M. StuijtLeeuwenberg, d. 18 Sept.: M. Stand
Doornheim, d. G. v. Ruiten—Droog, d. A, HoltropJ
Snater, z. M. KlompWouda, d. J. A. AnnoU!
Smits, d. 19 Sept.: Ph. J. J. Dinkelbach-v.i
Heuvel, d. N. WesseliusPols, d. M. Verm,
v. Marsbergen, d. C. Jager—Eijskoot, d. L,
kooijMentjox, z. 20 Sept.: S. Beusekamp
Broeke, z.
-Overleden: 18 Sept.: C. M. van't Wout-Ri]«.
veld, 70 j., Engelszstraat.
IN DE DIEPTEN DER ZEE.
Reuzenkerkhoven in diepe duisternis.
Een last van 20 locomotieven.
Als we op een heerlijke zomeravond naar boven
kijken, waar duizenden stralende stei-ren aan de
lichte hemel staan, dan denken we soms met diep
ontzag aan de geheimen van die ontzaglijke ster
renwereld.
Maar veel groter en ondoorgrondelijker nog
is het geheim van de diepte der Oceanen. Geen
mens heeft nog ooit een tipje van de sluier op.
gelicht, die deze geheimen omhult, want de aller
grootste diepten, die duikers ooit hebben bereikt»
zijn onnozele eindjes vex-geleken met de diepste
gedeelten, waar een eeuwig, dodelijk zwijgen
heerscht.
Daar breidt zich naar alle richtingen een tapijt
uit, dat gevormd wordt door slib en door de
stoffelijke resten van alle levende wezens, die in
de zeeën verdrinken.
De geweldigen grote diepzee-vlakten die de vas.
telanden van elkaar scheiden, zijn reuzenkerk
hoven, waar allerlei soorten dode zeedieren te
zamen met de lichamen van landdieren, die door
de rivieren in zee worden gespoeld, zich vereeni
gen. Alles wat daar sedert duizenden jaren is ver
zonken, heeft een hoge muur van slib gevormd,
waarop de geweldige druk van torenhoge water
kolommen rust. En hierdoor wordt dan
slib hard. We kennen deze zeekerkhoven
uit voorhistorische tijden; het zijn de mach
tige kalk- en leisteengebergten, die zich voor
duizenden jaren op de zeebodem hebben gevormd
toen de verdeling van land en water op aarde
heel anders was dan nu.
Je zou denken, dat het spoken waren.
Uit geologische onderzoekingen weten we, dat
sedert het ontstaan der aarde een voortdurende
verschuiving der zeekusten plaats heeft en dat er
geen enkel plekje op aarde kan worden aange
wezen, dat niet eenmaal onder de golven der zee
bedolven lag. Alle zeeën zijn reusachtige kalk
fabrieken en hoe warmer ze zijn, hoe sneller de
kalkvorming in zijn werk gaat.
Volgens een bex-ekening van den Amerikaan
Collins was in het jaar 1882 de zeebodem in
de Delawarebaai over een oppervlakte van 10.000
vierkante kilometer met een twee meter dikke
laag resten van zeedieren bedekt. En zo gaat
het vrijwel overal. Nu is de zeebodem geen plat
vlak,maar zeer verweerd en gekloofd. Er zijn
punten» die dieper zijn dan de hoogte van de
Mount Everest en er zijn ook punten, waar
door zeebevingen de diepte voortdurend snel
wisselt.
In dergelijke woelige gedeelten daalt en stijgt
de bodem als de pap in een kokende heksenketel.
Op een bepaald punt tussen de Azoren en New
foundland, waar zelfs in 1932 nog slechts een
diepte van 200 meter werd gepeild, loodde men
in 18585000 meter. Een paar jaar nadien
was de diepte 160 tot 200 meter en tien jaar
later vond het dieplood van een Engels schip
bij 3000 meter nog geen grond.
Je krijgt nog het beste beeld van de zeebodem
als je je deze voorstelt als een fantastische tover
wereld van steil oprijzende rotsen, diepe kloven
en ketels, scheuren en kraterwallen, zo ongeveer
als je te zien krijgt, wanneer je eens de maan door
een kijker bekijkt. Maar geen mensenoog zal ooit
deze fantastische wereld aanschouwen. En even
min weet men op welke diepte nog leven mo
gelijk is.
Tot dusverre heeft men nog slechts kunnen vast
stellen, dat op een diepte van 2000 meter een rijk
dierenleven heerst. Het aanpassingsvermogen van
deze dieren aan de geweldige druk, die het water
op hun lichamen uitoefent, grenst aan het onge
looflijke. Tot op een bepaalde diepte zijn alle zee
bewoners met vangax-men, aanvals- en vex-dedi.
gingswapenen, uitgebouwde oogen en pantsers uit
gerust. Als je ze zou zien, zou je denken dat het
spoken waren. Maar je krijgt ze nooit te zien,
want nog voor ze boven 't water uitkomen bar
sten ze uiteen door de opheffing van de water
druk.
Duikers hebben verteld, dat het licht der zon tot
200 meter onder de wateroppervlakte doordringt.
Komt men nog dieper, dan heerst er volslagen
duisternis, terwijl het water ijskoud wordt.
Volgens de berekeningen van Mosley bedraagt
de waterdruk op elke 1830 meter diepte 166 atmos
feer. Op een diepte van 3660 meter zou een mens
als hij op de zeebodem kon leven» een gewicht
op zich voelen rusten van twintig locomotieven
en twintig zwaarbeladen goederentreinen.
GROOTSPRAAK.
,,'k Was helemaal van streek en vluchtte", zei een
slak, „zodat ik van de haast bijna mijn benen brak'"
„GEBOORTEBINDEN".
In Friesland was het vroeger gebruik, iemand op
zijn verjaardag te binden. Niet alleen de kinderen,
maar ook volwassenen werden gebonden. Men
bevestigde het geschenk voor den jarige aan een
stevig touw en soms ook wel eens aan een ketting.
Twee of drie personen pakten den jarige on
verwachts beet en bonden hem of haar met dat
touw of met die ketting vast op een stoel. Zij sjor
den hem zo stevig vast, dat hij zonder hulp on
mogelijk weer los kon komen. Er werd steeds voor
gezorgd, dat het geschenk daarbij op de rechterarm
terechtkwam. Daarna ging een der kinderen voor
hem staan en zei een vers op. Om weer los te
komen uit de knellende banden, zo werd er in het
vers gezegd, moest de jarige een of andere tracta-
tie beloven. Het gebruik is nu niet meer in de
mode. Op zijn. hoogst zie je in sommige afgelegen
dorpjes nog wel eens een kind op zijn verjaardag
vol trots met een stuk koek op de arm lopen, waar
van het telkens voorzichtig een stukje afhapt.
BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES.
Ook deze week krijgen jullie geen briefje vooraf.
Lief WINTERKONINKJE. Waar ligt toch de
Geul? Jij en Droomkoninkje schrijven steeds over
de Geul, doch ik begrijp niet welk plekje jullie
bedoelen. Je bent dus Zaterdags ®ok benieuwd
naar je antwoordbriefje. 'lc Begrijp dat halve
schooldagen niet prettig zijn, maar ja er is niets
aan te doen. Je moet maar denken „hierna beter".
Dag Winterkoninkje.
Beste ZEEMEERMIN. Meisjelief je bent als
rubriekertje en clublid hartelijk welkom. Je hebt
een goede schuilnaam gekozen. Zal je me trouw
schrijven en iedere Woensdagmorgen je briefje op
school geven? Je hebt keurig postpapier. Grappig
dat Droste-mannetje. Dag Zeemeermin.
Lief DOORNROOSJE. Gelukkig dat je je
slechts kort onwel voelde. Je hebt dus niet de school
moeten verzuimen. Van harte wens ik je geluk
met de herdenking van je moeders geboortedag
en ik hoop dat zij nog lang voor haar gezin gespaard
mag'blij ven. Een prettige dag en avond. Dag Doorn
roosje.
Best BIJDEHANDJE. Hartelijk dank voor je
keurig briefje. Je wordt al een flinke schrijfster
zeg. Krijg ik a.s. week ook een teekening van je?
Best hoor. Dag Bijdehandje.
Lief GOUDHAARTJE. Ja, je zal me zo onge
veer iedere morgen voorbij zien gaan. Of ik nog
wel eens bij Rie G. kom? Ja hoor. Als ik gelegen
heid heb wel. 's Morgens ga ik echter, als ik langs
kom, naar school. Heb je al weer hele dagen
school? Dag Goudhaartje.
Lief SNEEUWWITJE. Ja ook jij ziet me na
tuurlijk steeds langs gaan. Je broer en zus gaan
zeker van de kastanjes een paardeleidsel maken.
Zij kunnen er ook, met behulp van lucifers, pop
petjes en beesten van maken. Je schrijft me de
volgende week maar eens wat ze met de kastanjes
doen. Postzegels evenals zilverpapier, theelood, enz.
spaar ik voor de bestrijding der T.B.C. op. Ver
leden week zijn er twee grote zakken met zilver
papier enz. bij me op school weggehaald. Pe door
je gezonden postzegels kan ik voor bovenbedoeld
doel dus uitstekend gebruiken. Ik dank je er harte
lijk voor en houd me voor nieuwe zendingen aan
bevolen.
Dag Sneeuwwitje.
Beste STER VAN BETHLEHEM. —Wat jammer
zeg dat je klasseonderwijzeres ziek is. 'k Hoop voor
je dat ze weer spoedig op school kan komen. Is
Pimmie je broertje? Hoe oud is Pimmie. Antwoord
je me op m'n vragen in je volgend briefje? Dag
Ster van Bethlehem.
Best GOUDBLONDJE. Meisjelief je bent,
evenals Zeemeermin, van harte welkom. Natuurlijk
mag je, mits je me trouw blijft schrijven, met Oc
tober aan de clubuurtjes deelnemen. Je schuilnaam
vind ik goed gekozen en passend bij je goud
blonde hax-en. Krijg ik a.s. Woensdagmorgen op
school weer een briefje "van je? Dag Goudblondje.
Lief KLAPROOSJE. Momenteel heb ik nog
een ïmbriekertje, die, evenals jij, Droste postpapier
gebruikt. Gelukkig zeg, dat je, als dit postpapier
op is, je nog ander bezit. Ik behoef me dus voor-
loopig niet ongerust te maken dat je me zal ver
geten of door gebrek aan papier me niet schrijven
kunt. Het volgend jaar September ga je naar de
H.B.S.. Dit laatste jaar nu maar extra je best op
school doen zodat je goed beslagen op het ijs komt.
Je briefje heb je dit keer keurig geschreven. Dag
Klaproosje.
Beste MOEDERS HULP. Flink zo meisje,
schrijf jij maar zonder hulp je briefje, 'k Ben ex-
erg blij mede en 'k hoop nog veel briefjes van je
te ontvangen. Met October kom je natuurlijk ook
op de club. Dag Moeders Hulp.
Lief TEKENAARSTERTJE. Meisje ik dank je
hartelijk voor de keurige tekening. Ze ziet er heus
erg gezellig uit. Je briefje ziet er minder goed uit,
maar ja, dat is de schuld van je pen, zoals je me
schrijft. Neen, ook ik weet nog niet waar ik club
zal houden. Maar deze zaak komt spoedig genoeg
en op tijd voor elkaar. Je bent natuurlijk van de
partij. Dag Tekenaax-stex-tje.
Best ELFENKONINGINNETJE. Prettig zeg,
dat je verhoogd bent. Nog wel gefeliciteerd met je
vader. Je broertje Corrie ken ik niet. Heb je maar
één broertje. Hoeveel zusjes heb je? M'n groeten
aan je moeder. Dag Elfenkoninginnetje.
Lief BLAAUWOOGJE. Dank voor je inlich
tingen. 'k Begrijp nu waax-door Blondje 2 mij ver
gat. Zit je reeds in de 4e klas? Dat is flink. Nu
maar steeds goed je best doen zodat je, wanneer
er weer verhoging op je school is, waar over gaat.
M'n huisnummer is 231 dus niet 17. Dag Blaauw-
oogje.
Best BLONDJE 2. Zeg meisje, weet je wat je
wel eens voor mij kunt maken? Neen? Dan zal ik
het je schrijven. Een mooie tekening. Je moet
onder het getekende of aan de achterzijde van het
papier, je naam en schuilnaam schrijven. Dus ik
krijg een tekening van je. Prettig zeg. Dag
Blondje 2.
Best VERGEETMIJNIETJE. Dus je hebt
een modderbad voor je konijntje moeten trotseren,
'k Wil graag aannemen dat het een schattig dier
tje is. Welke kleur heeft het? Je moet nu zeker ook
het hokje van het beestje schoonhouden. Ik denk
dat het konijntje lekkere, frissche koolbladeren ook
niet zal vei-smaden.
„Als ik 's middags kool ga eten,
Vraag ik altijd aan mijn moe
Om de blaadjes en ik breng ze
Naar mijn lief konijntje toe.
Het beestje komt dan voor de tralies
Z'n neusje gaat steeds op en neer
's Is alsof het mij wil vx-agen:
„Breng je me de blaadjes weer?"
Dag Vergeetmijnietje.
Lief VLECHTJE. Nu je me door omstandig
heden niet hebt kxxnnen schrijven, neem ik je je
verzuim niet kwalijk. Je moet echter er voor
zorgen zooveel mogelijk op tijd je briefje te schrij
ven en weg te brengen. Je behoeft de briefjes aan
je gericht, niet uit te knippen. Er zijn echter ru-
briekex-tjes die het wel doen. Hoe staat het met je
vlechten? Zijn ze sedert de zomervacantie weer
wat langer geworden? Je weet, we moeten nog
altijd een keertje paardje spelen. Plaag ik weer?
Dat denk je maar. Dag Vlechtje.
Beste A. v. I. Wat een grappig heertje heb je
getekend zeg. Je verstaat de kunst. Krijg ik nog
meer tekeningen van je? Bedenk je ook een pas
sende schuilnaam voor je? Dag A. v. I.
Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF.
HET ALFABET IN ZIJN KINDERSCHOEN^
Niemand weet precies hoe het alfabet oft
staan is, raar 't is wel heel zeker, dat niet t?
een goede dag een geleerde aan zijn schr:
is gaan zitten en het alfabet gemaakt heeft. He!
is langzamerhand gegroeid.
Men is begonnen met -het maken van kleine
tekeningetejs, net als een kind dat eerstee!
poppetje tekent en pas later letters leert schrij
ven.
Langzamerhand zijn de tekeningetjes hoe ten
ger hoe meer vereenvoudigd, totdat het letta
werden.
Je kunt je natuurlijk heel goed voor.
hoe dit is gegaan. De letter o stelde b.v. eei
een oog voor, dat steeds vereenvoudigd wsi
totdat alleen het rondje, dat we nu als den
kennen, overbleef. We weten verder, dat de!
ontstaan is uit de tekening van een rechtop
staand mannetje en men neemt aan, dat de lei-
ter A vroeger een huis voorstelde of naar dt
meening van anderen een pyramide, het be
roemde Egyptische bouwwerk.
Vele, vele eeuwen geleden schreven de E?y>
tenaren op twee verschillende manieren: ii
priesters bleven trouw aan de oude tekenoa-
nier, die men het heilige schrift noemde, en :i
gewone mensen begonnen langzamerhrs
letters te schrijven.
Het heeft heel lang geduurd, voordat men e-
in slaagde het heilige schrift van de Egypte^-
ren te ontcijferen. Maar gelukkig.... eens»
een dag vond men een oude, oude steen, waar
op driemaal hetzelfde geschreven stond: dt
eerste keer in tekeningen, de tweede keer is
letters en de derde keer weer in andere
Hierdoor ontdekte men de selutel tot de
fering van het Egyptische hiëroglyphenschrift.
MARKO, DE HELD DER SERVIëRS.
Er bestaat geen menS en geen kind in het Ser
vische land, die den held Marko niet kent. Dat i
zoiets als Grote Pier of Klaas Compaan bij ons. 12
tientallen oude liedjes en legenden wordt over zq-*
heldendaden verteld. Toen Max-ko nog een jonge
was, nam hij een grote os op één hand enml
hem rond zo vertelt een van die liedjes. En
ander verhaal beweert, dat hij een stuk hard I Wjjj
met zijn hand fijnkneep, zodat er
water uitkwamen.
Zonder wijn kon Max-ko het niet uithouden, m*»
hij was zo sterk en krachtig, dat hij erg veel
dragen kon en nooit dronken werd. ffij ree3^
voorkeur op het paard Scharaz, dat hij van1
toverfee gekregen had. Ook dit paard kon W®
wijn drinken als het wilde.
De Serviërs dwepen zo erg met Marko, 0»'^
haast niet kunnen geloven, dat hij net als
gewoon mens gestorven zou zijn.
De verhalen over zijn dood zijn talrijk. Soma-
beweren, dat de vorst Mirtscheta van het v(olK
Karawlachen hem een gouden kogel in .de
schoot en anderen, dat hij met zijn paard oen
in een moeras verdronk.
Maar er bestaat ook een sage, die vertap
Marko in een veldslag ontzaglijk dapper
streed
.xen
trokö
tot alle helden van beide legers om hem
vallen waren en hij alleen overbleef. Toer1 tro»-j
zich terug in een diepe grot en leeft da2
steeds. Hij stak zijn zwaard in een steen er.
slapen, want hij was vermoeid van de stnj1
paard Scharaz slaapt ook, maar ieder jaar
het even wakker om één mondvol hooi
al het hooi op is en het zwaard vanzelf ui.fl'5
valt, zal Marko wakker worden en weer te
schijn komen" zegt het verhaal. w
Een ander verhaal beweert, dat Marko in -j
is gevlucht, toén hij voor de eerste keer een g
zag. Hij wou eens zien, hoe het werkte 00-
zichzelf voor de aardigheid door de hand.
Toen zei hij: „Nu is heldendom niets meer
want het kleinste kogeltje zal voortaan den s-
sten held kunnen doden". nóót
Een wenend trok de held zich in de gr°t t»