SP L| AB'S AVONTUREN Het voorhanden hebb( van rundvee Een man verdween... MAANDAG 23 SEPTEMBER 1<)4Ö Mr. Rost van Tonningen voor de radio. Over de voortzetting van het socialistische werk. Mr. M. M. Rost van Tonningen, commissaris der S. D. A. P.. heeft Zaterdagavond een radio rede gehouden. Het A. N. P. meldt hieromtrent onder meer: Spr. wees erop dat in het Duitsche nabuurvolk de nieuwe nationaal socialistische levenshouding is doorgebroken. Door hoogen nood gedwongen heeft het zich een weg gebaand over het gansehc gebied der Germaansche volkeren. Het is thans bijna drie eeuwen geleden, dat na het ruw geweld van den 80-jarigen oorlog en de systematische volkerenmoord van den 30-jarigen godsdienststrijd van Duitschland oostelijk van onze grenzen de puinhoopen der ellende rookten. Van 26 millioen menschen, die in 1618 in Duitschland leefden, waren slechts 4 millioen overgebleven. Nederland heeft toen het barre en arme achterland aan zichzelf moeten overlaten |en is zijn eigen weg in de geschiedenis gegaan. Het is een der grootste wonderen der schepping geweest, dat de Duitsche moeder in den loop van drie eeuwen uit dc 4 millioen overgeblevenen een volk van 84 millioen zielen wist te baren. Evenals voor 1618 zoo neemt ook thans weer het Duitsche rijk de leiding van het vasteland van Europa. Ons volk is evenals de andere randstaten van Duitschland geplaatst voor het vraagstuk zijn taak in dit machtige gebeuren te herkennen. Het zou verachtelijk en een waar Nederlander on waardig zijn, als wij niet vast besloten de vol brenging van deze taak ter hand nemen. Ieder, die van goeden wille is, om zijn aandeel bij te dragen in de verheffing van ons volk, zal eerlijk zijn kans moeten worden gegeven. Het hoofdbe stuur van de voormalige Sociaal-Democratische Arbeiders Partij had zich echter een andere taak gesteld. Het had na de gebeurtenissen van den liOden Mei het wachtwoord uitgegeven om het werk te staken. Inderdaad moge het hoofdbestuur in de toenmalige omstandigheden aanleiding hebben gevonden tot deze houding, omdat zij niet heeft geweten wat de mogelijkheden van arbeid waren. Voor de wegbaning der nieuwe krachten vormde het oude hoofdbestuur der S. D. A. P. een beletsel. Deze heeren begrepen blijk baar niet, dat het Marxisme tot het verleden be hoort. Gaarne wordt hier erkend, dat in dezen nihilistischen vernielingsarbeid gelukkig lang niet alle leden van het hoofdbestuur op dezelfde wijze werkzaam waren. Het grenst aan misdadigheid, dat de leiding der grootste groep Nederlandsche arbeiders met opzet en voorbedachten rade in de twee maan den, die sinds den 21sten Juli zijn verloopen, ge poogd hebben de cultureele waarden, die met zooveel opofferingen door de allerarmsten onder de arbeiders zijn opgebouwd, aan de vernietiging prijs te geven. De toestand, waarin zich het voornaamste opbouwwerk op cultureel gebied, de Arbeiders pers, op 21 Juli bevond, was waarlijk ontstellend. Het tekort der bedrijfsrekening. berekend naar den stand van het oogenblik, waarop in den toe stand werd ingegrepen, d.w.z. op den 21sten Juli, bereikte een zoo reusachtig cijfer, dat een red ding van het bedrijf wel haast onmogelijk scheen. Thans, twee maanden later, is onder de bekwame deskundige leiding van den nieuwen directeur een zoodanige besparing tot stand ge bracht, dat het ergste voor liet oogenblik is over wonnen, al baren de komende prijsstijgingen van papier ook vele zorgen. Het spreekt vanzelf, dat de reorganisatiemaat regelen op korten termijn een doortastendheid vereischen, die voor geen heilig huisje kan halt- houden. Doch reorganisatierfiaatregelen alleen kunnen een bedrijf niet redden. Daartoe is nieuw leven noodig. Een geloof aan een eigen taak in de toekomst en een nieuwe kracht om zulk een ge loof in de daad om te zetten. Nadat dus de eerste maatregelen om het be drijf der Arbeiderspers voor een onmiddellijke ineenstorting te behoeden, waren genomen, werd een beroep gedaan op de verantwoordelijke man nen der S. D. A. P. Hun werd gevraagd eerlijk een weg te zoeken, die de actieve deelname der arbeiders aan het opbouwwerk van het nieuwe Europa zou mogelijk maken. Het is mij een dure plicht geweest om geen moeite en arbeid te sparen, teneinde in persoon lijke gesprekken de mogelijkheden van het nieu we werk te openen. Daarbij was een ontzaglijk wantrouwen te overwinnen, een wantrouwen, dat tweeledig was en wel in de eerste plaats een wantrouwen der arbeiders tegen de bedoelingen van mijn vriend Woudenberg en mijzelve in on zen nieuwen arbeid. Dit wantrouwen sproot voort uit aantijgingen, dat leden der N. S. B. op vooraanstaande plaat sen gesteld, hun ambt zouden kunnen misbrui ken voor een propaganda voor de eigen bewe ging. Een dergelijke houding zou getuigen van de miskenning van den aard en het wezen van ons volk. Ieder waarachtig Nederlander verwacht en verlangt van zijn volk, dat het uit eigen kracht en in fierheid zijn taak herneemt. Gedurende de afgeloopen twee maanden zijn op het geheele gebied der werkzaamheid der vroegere S. D. A. P. de verantwoordelijke perso nen benaderd, met het oogmerk uit de arbeiders massa's zelf de krachten te doen herleven, die de vormen zouden willen vinden voor een poli tieke wilsuiting in de toekomst. De hitsarbeid van personen van het vroegere hoofdbestuur kan in dit opzicht niet anders dan nuttig worden geacht. Als de arbeiders uit zichzelf niet de kracht of de wil hebben om hun aandeel te nemen in de nationale taak, die het heele Nederlandsche volk wacht, zelfs als dit gepaard zou gaan met een doorbraak door den weerstand en tegenwerking der hoofdbestuurderen, dan beteekent dit, dat de leiding door deze arbeidersmassa's aan andere oe- volkingsgroepen wordt afgestaan. Na de moeizame besprekingen van twee maan den is laatstleden Zondag in Amsterdam een aantal persoonlijkheden der voormalige S.D.A.P. bijeengekomen, die tot de stichting van een Ne derlandsche Socialistische Werkgemeenschap hebben besloten. Hiermede is de eerste beslissen de stap gezet naar de wegbaning der socialisti- sche arbeiders naar de toekomst. Het bestuur der nieuwe werkgemeenschap zal het voorloopige programma ontwerpen, waarop de actie zich in den eerst volgen den tijd zal ont plooien. Hiermede komt eenige teekening in den chaotischen toestand, waarin het bestuur der S. D. A. P. de massa der leden had achtergelaten. Toen op den 21sten Juli de opbouwarbeid in den boezem der voormalige S. D. A. P. weer ter hand werd genomen, was de toestand ongeveer als volgt: De ledenkarthoteken waren op nagenoeg alle plaatsen verbrand; contributies werden haast niet meer geïnd, doch de bestuurderen bleven veelal hun salarissen ontvangen en dus werden de laatste reserves opgeteerd. Op andere plaatsen of in andere organisaties stegen de schulden met den dag. Wij hebben reeds het voorbeeld der Arbeiders pers genoemd, die op den 21sten Juli practisch in staat van faillissement verkeerde. -Het ac- countantswerk over den toestand van deze on derneming nadert zijn voltooiing. Hierover zal zoodra eenigszins mogelijk rekening en verant woording worden afgelegd, welke door een com missie uit 't N.V.V. en de nieuwe Werkgemeen schap zal worden onderzocht. De Arbeiders Jeugd Centrale had een zware schuld, waarvoor geenerlei voorzieningen waren getroffen. De Arbeiders Sportbond was door de houding van het hoofdbestuur der S. D. A. P. door de ge beurtenissen van den lOden Mei en door finan- cieele moeilijkheden practisch tot machteloos heid gedoemd. Het instituut voor Arbeiders Ontwikkeling met zijn talrijke natuurvriendenhuizen, waar in het verleden gepoogd werd nuttigen arbeid te ver richten, dreigde ook in een uiterst benarden fi- nancieelen toestand te geraken. Anderzijds had het V.A.R.A.-bestuur zich door een voorzichtig beheer en drastischebezuini gingen een liquiditeitspositie verschaft, die de zorgen voor de naaste toekomst had verminderd. Min of meer naast, en als men wil los van het eigenlijke hoofdbestuur der S. D. A. P. stonden de vereenigingen, waarin het cultuurleven der arbeiders der S. D. A. P. in het verleden zulke machtige uitingen had tot stand gebracht. Over dit geheele terrein van werkzaamheid was het noodig de mogelijkheden van nieuw leven in den zwaren oorlogstoestand te openen. Het had geen zin met de hervatting der werkzaamheden te wachten tot de vredestoestand weer zou zijn ingetreden. Teveel dreigde door een dergelijke politiek ten gronde te gaan. Nadere regelingen zullen door het^ voorloopig bestuur der nieuwe werkgemeenschap worden getroffen om uit de chaos van ontbonden, zich ontbindende of nog bestaande afdeelingeh der S.D.A.P. een nieuwe organisatie der Nederland sche Socialistische Werkgemeenschap op te bou wen. Als dit eenmaal zal zijn geschied, dan zal op grond van de nieuwe statuten een definitief be stuur worden gevormd en zal de Nederlandsche Socialistische Werkgemeenschap onder de lei ding van het nieuwe bestuur vrij van eenig com missariaal toezicht, dezelfde rechten genieten als andere politieke groepen, die thans reeds actief aan het politieke leven deelnemen. De Arbeiderspers is, zooals gezegd, haar propa- ganda-actie evenals de V.A.R.A. met volle kracht begonnen. Ondanks den hitsarbeid van zekere hoofdbe stuurderen der S.D.A.P. is het verlies van abon- né's sinds den 21sten Juli slechts gering geweest en met voldoening kan zelfs worden geconsta teerd, dat in verschillende plaatsen van ons land het aantal lezers weer toenemende is. Op een gebied hadden de pogingen van hoofd bestuurderen om den arbeid der vroegere leden der S.D.A.P. te vernietigen resultaat. Het betreft hier de A.J.C., de Arbeiders Jeugd Centrale. Ook hier was echter vóór den 21sten Juli een kente ring gaande. Verschillende afdeelingen van de A.J.C. hadden zich reeds voor den 21sten Juli met de jeugdafdeelingen van den Arbeiders Sportbond vereenigd. Na de ontbinding van de A.J.C. zal nu uit den Arbeiders Sportbond de jeugdbeweging moeten worden opgebouwd. Deze zal echter op heel wat breedere basis geschieden dan het bestuur van A.J.C. of het hoofdbestuur der S.D.A.P. zich het werk ooit heeft gedacht. Het is betreurenswaardig, dat de nood en armoede, waarin de arbeidersmassa's door de z.g. zege ningen van het democratische bewind voor den lOden Mei waren gedompeld, het de arbeiders jeugd onmogelijk maakte van eenige jeugdbewe ging lid te worden, daar de contributie en vooral de kosten der kleeding buiten het bereik der ouders lag. Aan deze nationale schande zal in de toekomst een eind worden gemaakt. Het arbei derskind verdient, juist door de prestatie van zijn ouders, de toewijding van de heele Nederlandsche volksgemeenschap. In een nationaal socialistische gemeenschap, waar elke volksgenoot zich een voelt met zijn stam, waar allen voor een werken en een voor allen'werkt, zal de arbeidersjeugd eindelijk haar organisatievormen krijgen, die aan het kinder- lichaam en aan den kindergeest een ontwikkeling in waarlijk volkschen zin waarborgt. In den grooten verzoeningsarbeid van ons volk en in de plaatsneming van het verjongde Neder land is het wordende Europa, zijn alle mannen en vrouwen, die bereid zijn eerlijk in het opbouw werk deel te nemen, de pioniers van een nationale vernieuwing. Het doet er daarbij weinig toe uit welk verleden wij allen komen gegroeid. Als wij het politieke verleden van de bouwers van dit volk zouden na gaan, zouden wij verbaasd zijn, dat zoovelen uit zooveel verschillende richtingen thans reeds el kander hebben leeren verstaan. De vrijgeboren mensch in het Nederlandsche volk verlangt echter dat wij hem zelf den weg zullen doen vinden naar het ideaal, waarop zijn leiders hem voorafgaan. Die leiders staan in een volk op, op het oogenblik, dat zulks noodig is. Zoo was het in het verleden, zoo is het in het heden en zoo zal het in de toekomst zijn. Het volk zal die leiders herkennen met het haast onfeil bare instinct, dat in de groote oogenblikken dei- geschiedenis door ons volk is getoond. Wie in zijn volk gelooft verricht dus met vertrouwen zijn dagelijkschen arbeid in de schoot van dat volk en werkt in dezen tijd aan een groot socialistisch vereenigd Nederland, dat door den band des bloeds in de toekomst meer dan ooit zal zijn aan eengesmeed. CORRESPONDENTIE VOOR AMERIKA. Onlangs is bericht, dat correspondentie voor Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. n.l. brieven, briefkaarten en ook drukwerken, akten, monsters en gemengde zendingen, via Lissabon en van daar per Amerikaansche scheepsgelegenheid naar hun bestemming kunnen worden verzonden. Deze regeling wordt thans in zooverre gewijzigd, dat alléén correspondentie welke het opschrift „via Lissabon" draagt, via deze route wordt verzon den. Alle andere gewone correspondentie (ook drukwerken enz.) wordt via Siberië-Japan ver zonden. De verzending naar Amerika per lucht post (alleen brieven en briefkaarten) is ongewij zigd gehandhaafd. Bom neergekomen bij Westkapelle. WEST-KAPELLE, 21 September. Vannacht is te Westkapelle een bom gevallen, welke niet tot ontploffing kwam. Daar men vermoedt dat het een tijdbom is, heeft men de omgeving, waar de bom gevallen is, afgezet. Vanmiddag zal men maatregelen nemen om den bom te verwijderen. (A.N.P.) MÊÊÈk I 4T gX AAN DE KANAALKUST. Generaal der vliegers Jeschonnek, chef van den generalen staf van het Duitsche luchtwapen en Ritter von Greim op een der strategische punten. (Foto Weltbild.) VOOR DE KINDEREN Ab stond boven op de bergen. Hij had een ballon gekregen en dien wilde hij nu opblazen en hem dan naar de diepte laten zweven. Het was geen gev/one ballon, maar één, die den vorm van een visch kreeg. Eerst keek hij eens om zich heen; ja, hier zou hij het probeeren! Hij zette het tuitje aan zijn mond en bliesen blies tot het een flinke dikke visch werd. Maar Ab blies verder, want hij wilde een reuzenvisch hebben. O, wat prachtig werd hij nu Kijk eens, wat een kop en wat een oogen en een bek Het leek wel of de visch zeggen wilde „Nu, hoe vindt je me?" En Ab blies nog verder. Groot en glanzend werd hij en de wind zwiepte hem heen en weer. Maar nu hield Ab toch op met bla zen, want hij vond den visch groot genoeg. Wat een reuzenbeest was hetHij was zeker wel zes meter lang. Nu bond Ab er een flink en stevig touw aan en liet den lucht- visch een beetje zweven. Prachtig ging hetMaar Ab dacht niet aan den sterken wind, die den visch heftig heen en weer deed zwaaien. Verbodsbepalingen het leven geroept, 's GRAVENHAGE, 21 September. ^e. verschenen verordeningenblad bevat een bJ van den secretaris-generaal van het depart van Landbouw en Visscherij ter uitvoerin de Landbouw-Crisiswet 1933 (wijzigin2 Crisis-rundveebesluit 1934 1). Hierin'is op volgende bepaald. Artikel 2. Het voorhanden en in van rundvee is verboden. De verbodsbepaling vervat in het eerste lui - niet: le. Voor hem die als georganiseerde ij laten tot eenige daartoe door den secretary raai aan te wijzen crisis-organisatie: 2e. voor den rundveehandelaar, die als niseerde is toegelaten tot en ingeleid in de van rundveehandelaren van de door den taris.generaal daartoe aan te wijzen crisis-^ satie; 3e voor den slager, die als georganiseerd*i toegelaten tot en ingeleid in de groep van.J veeslagers van de door den secretaris-oei!S daartoe aan te wijzen crisis-organisatie, 8 met dien verstande, dat het voorhanden en in' raad hebben van rundvee, waarvan het gev- is gelegen binnen door den secretaris-genen*, bepalen gewichtsgrenzen voor de tijdvakken, vangende en eindigende met ingang van door den secretaris-generaal te bepalen tijdstip gedekt moet zijn door een geldig identitej. bewijs. Artikel 3. le. Voor de indeeling als georganijs de in de gr'oep van rundveehandelaren, als t, doeld in artikel 2, lid 2, onder 2, is vereischf, tt zij dat ten genoegen van de in artikel 2, k onder 2, bedoelde crisis-organisatie blijkt, da|i aanvrager den handel in rundvee als beroep bedrijf heeft uitgeoefend, hetzij dat de aanvr,» hiertoe door den secretaris-generaal is toegehi 2e. voor de indeeling als georganiseerde ij groep van rundveeslagers, als bedoeld in arfe'j lid 2, onder 3, is vereischt, hetzij dat ten ai- gen van de in artikel 2, lid 2, onder 3, bei-éi crisis-organisatie blijkt, dat de aanvrager zijn5» roep of bedrijf maakt van het slachten van nj deren, welke daartoe door hem voorhanden o| voorraad plegen te worden gehouden, hetzij j, de aanvrager hiertoe door den secretaris.geneui is toegelaten. Artikel 4. le. De tijdvakken, bedoeld in lid 2ra artikel 2. kunnen verschillend worden gesteld vw mannelijke, al dan niet gecastreerde en vrcai* lijke runderen, voor de verschillende gewidj, grenzen, bedoeld in lid 2 van artikel 2 en vo»i verschillende deelen des lands. 2e. de gewichtsgrenzen, bedoeld in lid 2 artikel 2, kunnen verschillend worden gestói ten aanzien van mannelijke, al dan niet ge® treerde. en vrouwelijke runderen.; 3e. de identiteitsbewijzen, bedoeld in lid 2 artikel 2. kunnen uitsluitend door de daartoe don den secretaris-generaal aan te wijzen crisi: naties overeenkomstig door hem te stellen aan een georganiseerde, als bedoeld in artikel 1 Md 2 onder 1 worden uitgereikt. Artikel 6. De door den secretaris-generaal uit aardigen voorschriften, noodig voor toepassing» litvoering van dit besluit, worden in de N'ek landsche Staatscourant bekendgemaakt. Artikel 7. le. Dit besluit treedt in werking ngang van den tweeden dag na dien van cj afkondiging. Het eindigt met ingang van 1 Ja» ari 1941; 2e. het kan worden aangehaald als „crisis# veebeslult 1934 1". TOELICHTM Van bevoegde zijde wordt er ter toelichfej op gewezen, dat deze verordening een volle® vernieuwing van het crisis-rundveebesluit-151! bevat. De noodzakelijkheid is n.l. gebleken den dit besluit vervatte teeltregeling voor rundvee:? verschillende punten te wijzigen. Deze nieuwe regeling komt in hoofdzaak Ka- op neer. dat het in beginsel verboden is rund» onder identiteitsbewijs voorhanden te hebben. S identiteitsbewijzen worden slechts aan diegeta verstrekt, die aangesloten zijn bij de crisisorjs nïsaties.. Daardoor wordt bereikt, dat de veebw- ders voor het geval dit noodig mocht zijn aan M'. Hichtrecht van deze organisatie onderworpen zijl De nadere betalingen over identiteitsbewijs worden uitgevaardigd door den secretaris-ger* raai van het departement van Landbouw en V» scherij. POLITIEHONDENDRESSUÜR. Bij de op 17. 18 en 19 September jL te Hiln> sum gehouden keuring voor politiehonden, t> gaande van de Kon. Nederlandsche Politienro® vereeniging (N.P.V.) slaagden de heeren J. Dg A. Bakker, Borge en F. Dekker met hun hond het certificaat. Gen-oemde personen zijn allen lid van de Pol"* honden Dresseervereeniging „Haerlera". secretP Rollandslaan 38. door LESLIE FORD. 10) „Nee laten we het toch niet doen" zei ze. „Ik zal om- keeren. Ik moet ook nog een terreinkaart halen op de houtvesterij." Zij lachte. „Misschien pikken we wel een beeld van een parkwachter voor je op, Lisa". „Vader zou het besterven", gierde Lisa. „Daar komt hij niets van te weten", zei Cecily kam „Misschien ken ik wel een van de parkwach ters van vroeger. En ik heb grootmoeder heuseh be loofd, die kaart voor haar te halen". Zij keerde, en wij kwamen juist aanrijden toen de groene auto terugkwam met twee wachters er in. Zij stopten voor de deur van de houtvesterij en waren duidelijk herkenbaar aan hun hoeden, toen zij een plunjezak en verdere bagage uit de auto de dennen op en stopte eveneens. „Jullie vindt het zeker niet goed, als ik die kaart ga halen?" plaagde de kolonel. Zij lachten en stapten uit. „Boschwachter", riep kolonel Primrose, „kunnen deze jongedames een kaart van u krijgen?" Degene die het dichts bij stond, draaide zich om en zag Cecily met Lisa er vlak achter. Zijn gezicht lichtte op in een broeden glimlach. „Reken maar!" zei hij. „Gaai u maar mee". De andere wachter richtte zich op en keek om. Hij stond alsof hij in steen veranderd was, de oogen over den schouder van zijn maat heen vast gericht op het slanke bruinharige meisje dat door de koplampen van de twee auto's belicht werd. Cecily bewoog zich niet. Zij was eveneens be vroren, midden in een pas. Haar half opgeheven hand zag er uit of zij uit marmer gehouwen was. De andere wachter staarde haar aan en keek daarna naar Steve Grant; de glimlach op zijn gelaat was plotseling verstard. Hij nam zijn hoed af en zei: „Sam, wat Hij maakte zijn zin niet af en trad ter zijde; zijn gezicht stond verbaasd en verontrust. Ik leunde achterover tegen de koude leeren be-, kleeding van de auto en «loot de oogen. Kolonel Primrose boog zich, gespannen toekijkend, naar vo ren. Lisa stond nog op dezelfde plaats met één hand op Cecily's arm, de lippen vaneen, de oogen groot van schrik. Toen ik mijn oogen weer opende was Lisa's hand van haar afgevallen en liep Cecily langzaam naar voren, zoo langzaam dat ik in het eerste oogenblik nauwelijks zag dat zij bewoog. Zij hief nog steeds ongeloovig, langzaam een hand op om hem aan te raken, alsof zij vreesde dat de on beweeglijke gestalte vóór haar zich weer in het niet zou oplossen en slechts een materialisatie van haar eigen diepe verlangen zou blijken te zijn. „Steve" fluisterde zij. Haar trillende vingers raak ten zijn arm aan. „Steve!" Haar stem schoot uit, als of die aanraking de kreet had losgemaakt uit de diepste verborgenheden van haar hart. „Cecily!" Eindelijk brak haar naam door zijn tril lende lippen heen; die naam welke zij in de laatste vieren twintig uur misschien wel duizend maal ge fluisterd zouden hebben. Hij deed een stap vooruit. „Luister Cecily!" Toen, als een bliksemschicht, zag ik Cecily achter uitspringen. Zij was als een levende vlam; iedere vezel van haar brandde met witgloeiend, onblusch- baar vuur. Een oogenbilk lang meende ik dat zij in een stroom van wilde verwijtende woorden zou losbarsten. Maar ik vergiste mij. Zij stond een oogenblik met de kin in de lucht enoogen als vlammende starren, met den voet op de treeplank te wachten tot Lisa verschrikt en ontdaan weer in de auto geklommen was. Toen schoof zij luchthar tig achter het stuurwiel en draaide de ontsteking aan. Zij wendde het hoofd en zei met ijskouden stem: „Vaarwel, Steve. Het beste". De doorrazende motor brulde in de stilte en overstemde alles wat Steve Grant had kunnen zeggen. Maar ik vermoed dat er niets te overstem men viel, dat hij geen woord had kunnen uitbren gen, al had zijn leven er van afgehangen. En dat was ook werkelijk het geval, dacht ik, toen ik hem daar zag staan met uitgestrekte handen en een verwrongen gezicht, waarop de doodsangst der verdoemden te lezen stond. De auto begon sneller te rijden: het was gebeurd en alles was voorbij. Het was met ongelooflijke snelheid gebeurd, en het was nog veel erger geweest dan ik me had kunnen voorstellen. Er was geen enkele mogelijkheid ge weest, er aan te ontsnappen. VI. Ik was zoo geslagen en ontdaan dat ik nauwe lijks merkte, met welk een halsbrekende snelheid we reden, vóór ik den kolonel vriendelijk hoorde zeggen: „Niet zoo snel, juffrouw Cecily," en haar beheerscht kalme antwoord hoorde: „Och, neem me niet kwalijk." Zij verminderde snelheid. „Waar staat die woon wagen nu, lieverd?" Lisa's verschrikte stemmetje was nauwelijks hoorbaar. „Doe doe toch geen moeite, Cecily. Laten we maar teruggaan". Wie ^beweert dat stoïcijnsche beheersching bij de vrouw met de crinoline is verdwenen, weet niet wat hij zegt! Behalve die eone uitbarsting van snel heid had niets er op gewezen, welk een knagend hartzeer Cecily Chapman in stukken scheurde. „Doe niet zoo mal", zei ze. Alleen mijn ooren, die nu reeds zooveel dagen gelegenheid hadden ge had, de subtiele nuances in haar stem te leeren on derscheiden, konden waarnemen hoe wanhopig verdrietig zij was. „Dat was dat was alleen maar een man die ik niet verwachtte te zien hier in het park." Met een schok besefte ik, dat zij niet kon ver moeden dat ik er iets van af wist. Het was mij voorgekomen, of ik haar probleem al zooveel dagen met mij omgedragen had. Wij reden nu langzaam over den kronkelenden weg door het woonwagenkamp. De rook van vele houtvuurtjes hing spookachtig tusschen de toppen der boomen. „Dat zijn ze!" riep Lisa uit. Een blinkend nieuwe auto-woonwagen met roode jalouzieën stond in een inhammetje in de helling van den heuvel. Een man en een vrouw zaten op linnen vouwstoelen naast een kamptafel, onder een rood en wit gestreept afdak langs den zijkant van den wagen. Het meisje had blonde springerige krul len, de man was lang en donker, met een eerlijk, open gezicht en vriendelijke blauwe oogen. Hij lag op zijn gemak den rook van zijn pijp na te kijken. Zij sprongen op en verwelkomden ons als Arabische sheiks voor hun nomadentent. Ze sche nen Winston te heeten en ze amuseerden zich hier geweldig. Een beer was er den vorigen nacht met hun spek vandoor gegaan en had al eerder een blik stroop gestolen, en dienzelfden ochtend nog had hij Barbara's Parijsche strooien hoedje ver scheurd. Allemaal vreeselijk dwaas. Him gekakel, van Cecily's kant nog scheller en sneller dan de anderen weergalmde door mijn versuf de hersenen, tot ik dacht dat ik gek zou worden. Plotseling stond Cecily op. Ik had geen begrip van den tijd; ik had het gevoel of we daar uren gezeten hadden. Ze zei Barbara en Dick goeden dag en wendde zich daarna tot mij: „Hier zijn de sleutels Grace. Wil jij straks terugrijden? Ik ga maar loopen." Lisa wilde ook opspringen, maar ze begreep de situatie en ging weer zitten. Ook kolonel Primrose stond op, maar hij bood niet aan met haar mee te loopen. Ik was er blij om, want ik geloof niet dat Cecily nog één woord had kunnen zeggen, zonder dat haar broze facade in puin gevallen was. „Uitstekend" zei ik. Zij liep weg, en na een oogenblik hoorde ik hoe haar vlugge tred in een looppas overging. Dick Winston keek verwonderd op en vroeg: „Mankeert er wat aan?" „Nee", zei Lisa. „Maar haar grootmoeder is een vreeselijke oude tang en die wil niet hebben dat ze laat thuis komt". Ik wist niet of ik lachen of huilen moest,. Het klonk zoo dwaas en het was eigenlijk roerend, om' dat het zoo het eerste was wat haar voor den geest kwam door haar eigen ervaring op dit gebied. We bleven nog ongeveer een kwartier bij het kampvuur van de Winstons zitten. Het leken mij eerder vijftien uren toe, met het geluid van Ce cily's dravende voeten in mijn ooren. en het ekster achtige geklap van Lisa en haar familie om ons heen. Hun gemeenschappelijke bezwaren tegen oom George vormden het onderwerp van veel vroolijke grapjes. En telkens als ik een glimp van kolonel Primrose opving merkte ik dat hij met nadenkelijke oogen zat op te nemen, verscholen achter den rook van zijn sigaar. Lisa scheen, als een echt jong veulen, het heele incident vergeten te hebben ten minste zoo dacht ik, omdat ik niet besefte hoe grondig ze al geleerd had, in tegenwoordigheid van anderen te veinzen en haar gedachten te verbergen. Toen ik dan ook de groote auto het woonwagenkamp uit manoeu vreerde, en ze met haar verschrikte stemmetje vroeg: „Was ik bedoel denkt u dat dat Sist] Grant kon zijn geweest die zy die wij zag& kreeg ik een schok van verbazing. Al dien tijd ze daar vroolijk had zitten babbelen, moest geest zich dus hebben bezig gehouden me: s probleem, waarvan ze door haar leeftijd nof welijks veel af kon weten. Ik knikte. „Maar ik ik dacht dat hij verongeluk! zei ze. En dat daardoor pas George Ik keek in de achteruitkijkspiegel en gaf-Kf een duw met mijn voeten om haar te doen zïjr gen. Welke gebreken mijn vriend Primrose, ma zoo tevreden met zijn sigaar achter in zat mocht hebben zooals een stijven nek van een gel in de Argonne en een rheumatische toi&i soms kraakt als hij moet inspecteeren dr" hoort daar lang niet toe. Er was niet op zijn te lezen of hij iets had gehoord, of nog minder staan wat, zooals ik maar al te goed wist, - het minste bewijs was dat dit zoo was.. Lisa schrok een beetje schuldig op en bes: .- haar lip. „Wat wordt het hier koud als de zon ona^ vindt u ook niet, mevrouw Latham?" zei ze gewekt. „Ja erg koud", zei ik. Ik had het brave ki den nek kunnen omdraaien, Zelfs als de niet gehoest had en bijna was afges toen mijn voet tusschen den ouderwetschen winkel van pedalen door zijn weg naar het g daal terugzocht, zou die opmerking meer ]CP noeg geweest zijn om den kolonel er van te o tuigen, dat wij iets voor hem trachtten te ver 2en- T& „Dat komt zeker door de groote hoogte", zei „Ze zeggen dat in het laatste ijstijdperk he. van het meer vijftig meter hooger geweest zijn dan nu. en dat het meer den anderen kam* vloeide. En dat dat de reden is waarom er wateren van de boven-Missouri roodstreepi gevonden worden, en nergens anders aan den kant van de waterscheiding. Dat zei die m8 Old Faithful ten minste gisteravond, heerlijke avond is het, vindt u ook niet. {Wordt vi -ervol$i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6