Beroepsgoederenvervoer
georganiseerd corpomtle
GENEUGTEN DES LEVENS.
ROODE STJER
Musiceereh
.itteraire Kantteekeningen.
,tKRPAG 19 OCTOBER 1940
Musiceerend gezelschap uit begin 17e eeuw.
Wonderlijke
klankentaai der muziek, gesproken
He eeuwen, verstaan in alle oorden, nu eens
hichter in een bijna onbeholpen stamelèn, dan
1 stoutmoedig klinkend in veelzeggende wel-
i Hendheid, maar zinvol steeds' als hemelsche gave
menschen gegeven om zooals het in een
Antwerpensch liedboekje heet melancholie te
friatfene, onlust te verdrivene, sware geesten te
ichtene, beroerde herten teverhuegene"! Zinvolle
vEr- -jgij is het óók, als de meesters van het pen-
1 ons in hemelsche regionen de engelen afbeel-
mUSiceerend met luit, schalmei en bazuin, met
ronocorde en psalter, zooals Memlinc ze in liefelijke
1 wijding schilderde en de Bolognezer meesters
n vreugde van het muciceeren" vereeuwigden
ïn kleuren.
Door het eenzame landschap van de Middeleeuwen
^kken zwervende muzikanten van burcht tot
t'ircht: avonturiers zijn het, piassen als ge wilt, die
A den beven broode geen middel tot vermaak
/-benut laten als het den adellijken heer op aange
r'm wijs den tijd kan korten: ze jongleeren en
cedameeren, laten hun beer potsierlijke danspas-
ra maken, hun vrouwen waarzeggen, en zingen
-owaar als het den heer belieft zingen van de
[j'dendaden (en lang niet onverdienstelijk) der
srre kruistochten, musiceeren zoo welluidend als
igheid en smaak der tijden het veroorlooven.
■a bij dat al moeten ze dan nog ervaren, hoe ze
rechtloozen blijven voor de wereldlijke, en zondaars
Yr de kerkelijke overheid. Anders is het gesteld
de zangers der minne, troubadours trouvères,
minnezangers of hoe ze heeten mogen, die de lof
cf: Vrouwe zingen of zeggen in dichterlijke taal.
Subare lieden zijn dat, adellijke heeren vaak, ja
vorsten soms, zooals een Richard Leeuwenhart. En
Icch - wanneer zij al lang vergeten en bijgezet zijn
ie de letterkundige historie, gaan. nog altijd de
iingleurs langs 's heeren wegen, als muzikanten nu,
cis al het bijberoep van potsenmakerij eraan ge-
j;Ven hebben en waar het past met harp en fluit,
Kt doedelzak en viool, Euterpe dienen. Zelfs vinden
zij met den gang der eeuwen den weg vaak naar
let hof, rijden ze in het vorstelijk gevolg op praal
wagens, Want onderschat hen niet, de vorsten van
óien tijd: er zijn er, die een smaak en zin voor kunst
jan den dag leggen dat het hun en hun tijd siert.
Graaf Hendrik III van Brabant bij voorbeeld onder
hield aan zijn hof met ijver de zangkunst en com
poneerde zelf. En zoekt men het zuidelijker, dan
dond in Napels de „Muziekschool" waar Hollanders
jls Tinctoris en Ockeghem zoo goeden ,naam had
den, om te getuigen van de liefde voor de muziek
kunst dier tijden.
Hier, in de Hollandsche steden, bliezen de stads
muzikanten die soms ook voor het stadhuis concer
teerden om de vreedzaam kuierende burgerij te plei-
i, letterlijk hoog van den toren, uit welks
'i bijwijlen zooveel welluidendheid over de
stad daalde als de beiaardier het klokkenspel be
speelde. Het mochten ware „consteneers van der
rusycke" heeten, die stadsmuzikanten, geziene
n die de joffers der gezeten burgers in de mu-
syckconste onderwezen en dat nog wel met redelijk
succes, getuige althans de muzikale vaardigheid van
i geslacht in den Muiderkring. Leonoortje
Hellemans, Hooft's vrouwe, Suzanna van Baerle,
\i van den dichter Huygens, Maria Tesselschade,
Fransisca Duartje hoe liefelijk, nachtegalen ge
lijk, kweelden ze of hoe „soete klancken" ontlokten
a aan clavecimbel of luit.
Wilde men buitenshuis een opgewekt „muzieck-
th' wel, de herberg bood verscheidenheid ge-
Mg; niet in het deftige „Schild van Frankrijk"
«n den schilder Barent van Someren, op den Dam,
:cch in „De Prins" van Admiraal Swartenhondt in
it Nes dat zou kwalijk gestrookt hebben met de
raatsie van zulk een voornamen waard. Maar er
■«ren dan toch taveernen waar de muziek volop
Sunk „muziek van violen en bassen, bazuinen en
ccrnetten, afgewisseld door liedjes van de speel
leden". Het mocht er dan „zoo ondeugdelijk mooi
ingaan dat je er wild van wordt als je het hoort",
reals Breero getuigde, er mocht zelfs soms be-
icek zijn van lichtveerdige joffers en quaet ge
rucht gevoerd worden, dat belette niet dat er zich
'ui tijd tot tijd ware meesters lieten hooren zoo-
ij een Frangois Knibberch in de herberg bij het
Szrthuizers Kerkhof. Wie zeker wilde zijn iets
"■sar zijn smaak te hooren en niet te hooggestemde
fjchen stelde, bezocht de herberg van Rilchard
Hancock in de Nes. Een uithangbord, getooid met
ton Zangberg, Pallas en Apolló „persoonlijk", de
••"'Zen en enkele musicyns, droeg wat zelfingenomen
ton naam „De Vrintschap van Parnas"; in rijm en
versmaat stond er aangekondigd wat er alzoo te
wen was:
De musyk sal geschien, na noen van vier
tot tien
Men sal op hallef acht viejool de gambe
hooren
M alles natuurlijk onder het genot van bier of
'W en hard gebakken broodjes.
Muziek in de taveerne de 18e eeuw trok er
Wineusvoor op: in de Rococosalons, idyllisch ge-
w het in Arcadische tijden past, had het musi-
ccereiHi gezelschap om het clavecin gratieus plaats
nomen °f liever: zich gegroepeerd, als een genre-
j ereeltje in druk-versierden gulden lijst een
2 .ara^es^ van het interieur, een lijst voor
bra hf °°2en- En wat het ten gehoore
liwvri me^ hoffelijk gebaar was al evenzeer een
uU» ru^ van arcadisch leven. Geen „artistieke
eeri of andere bohémien, lokzwaaiend en
gebarend, meester voor alles in de kunst van
PwmTeneeren' ^eed zich hooren: muzikale grap-
irrJïlr j me* hermisbombarie aangekondigd,
eerden met een snuifdoos op de viool of zon-
jW,,,ZOo§enaarnd dubbeltonen; wonderkinderen
toeter1 i1, arme kleine Mozart) op bedekte
kluut' S kunstenaars van naam moesten hun
Glüek den gees* des iiids brengen, zooals een
lan»018 een concert OP 26 waterglazen speelde.
tiek'hl0^' ^edurende heel de periode der Roman-
k- e.vei! ze ,,in de mode", de virtuosen. Onder
beüchting van flakkerende kaarsen
ze aan de piano rollende donders, huilen-
en en als het moest het klanktumult van
icn-ai r zondvloed. Daar was een Paganini.
k*'tYdfl100'aCr<>t,aa^ die van den duivel bezeten
1 daar was een Liszt wiens optreden meer was
dan .een concert: een gebeurtenis; men beefde al
van verwachte ontroering bij zijn verschijnen, men
was als betooverd bij de eerste accoorden, en de
laatste tonen waren nog niet weggestorven of een
donderend applaus begeleidde den regen van bloe
men die op hem neerdaalde. Zoo concerteerde hij
wel in den befloersten salon van de gravin Bel-
giojoso („de ongelukkige,", zooals zij zichzelf, ro-
mantisah overdreven, placht te noemen), gelijk
Chopin luister bijzette aan den bef aamden salon
van Prins Anton RadziwiH, eens Graun en Quantz
het fluittalent van den grooten Frederik dienden
en Chopin den Prins de Conti met de zijnen had
vergast.
En de burger? Hij had allengs zijn concertzaal
gekregen: Oxford prijkte met zijn Music Room,
Leipzig met het Gewandhaus Amsterdam kreeg
zijn Felix Meritis. Gloriejaren beleefde het, toen
het van goeden smaak enstand getuigde, Jo
hannes Verhulst te hooren concerteeren op de
plaats waar eens de beroemde Rulofs den dirigeer
stok zwaaide. Honderd jaren lang verzamelde
Felix in. zijn ovaalvormige zaal met de pinkelende
kroonluchters en statige deuren het muziekmin-
nend Amsterdam, tot (1888 was het) het Concert
gebouw verrees, toen nog gelegen aan de Houbra-
kenstraat
Wat heeft de muziekwereld sindsdien al niet be
leefd: smeltende romances, met gesloten oogen en
wiegelend hoofd genoten; een onsterfelijk roman
tisch „de profundi's" van den vereerden meester
Beethoven; jubel van den veel omstreden grooten.
Richard, troetelkind eens van den jongen Beier-
schen prins die als Ludwig II den troon zou be
stijgen Wagner, wiens nagedachtenis in Bay-
reuth geëerd werd met den bouw van het befaam
de Festspielhaus altemaal welluidendheid, ge
schenken van, om nogmaals Tielman Sucato's lied-
boekske aan te halen, „een sunderlinghe hemelsche
gave van God geordineert ende menschen gegeven,
niet tot oneerlycken oft lichtveerdigen misbruyeke,
maar om Hem voor al danckelyck te lovene.
Dankbaar te loven men houde het voor gezegd.
Of het geïmporteerde klank- en rhythm enspel, later
braaf gesyncopeerd, geragtïmed, gehot en gebluesd,
door Harry Pileer en Gaby Deslys al steppend ge
ïntroduceerd, dat óók doet? De muziekhistoricus
beantwoordde het te zijner tijd.
J. E. DINAUX.
Medicus van beleediging verdacht.
„Heb jij ook op Hollandsche soldaten
geschoten?"
's GRAVENHAGE 17 October. Een Haagsche
medicus kreeg in de nadagen van Mei een patiënt,
van wien hij wist, dat deze lid was van de N.S.B.,
op 't spreekuur en stelde hem de vraag: „Heb jij
ook op de Hollandsche soldaten geschoten?" De
nationaal-socialïst antwoordde: „Er is geen enkele
N. S. B.'er, die op onze soldaten heeft geschoten"
en hij diende daarna een aanklacht wegens beleedi
ging tegen den medicus in.
Vandaag .kwam de geneesheer zich verantwoor
den voor de Haagsche rechtbank met de opmer
king, dat hij niet bedoeld had zijn cliënt te belee-
digen, doch slechts beoogd had inlichtingen van hem
te verkrijgen over de geruchten, die in die dagen
de ronde hadden gedaan.
De als getuige gehoorde nai maal-socialist
een 59-jarige metselaar gaf op de vraag van den
president, waardoor hij zich beleedigd achtte, ten
antwoord, dat een ontwikkeld man, zooals men
een medicus mag beschouwen, woorden als de ge
wraakte weloverwogen moest hebben gebezigd en
dat hij derhalve die woorden als een beleediging
heeft opgenomen.
De offioier van justitie sloot zich bij de opvat
ting van den getuige aan. Indien, aldus de officier,
deze medicus geen andere bedoeling zou hebben
gehad dan het vragen om inlichtingen, dan had hij
moeten vragen: „weet je er iets van, dat Neder
landers op Nederlandsche soldaten hebben gescho
ten?", althans op dergelijke wijze zijn vraag kun
nen stellen. De medicus kon door de vraag te doen
op de wijze als hij inderdaad had gedaan, nooit
hebben verwacht, dat getuige hem zou inlichten.
Spreker kwalificeerde het feit als een eenvoudige
beleediging en hij eischte een geldboete van f 50
subs. 25 dagen hechtenis.
Het laatste woord was aan den medicus, die nog
aanvoerde, dat vragen als de bedoelde in die dagen
niet ongewoon, men mag wel zeggen gebruikelijk
waren, en dat hij den metslaar al jaren kende. De
medicus hoopte, dat de rechtbank daarmede reke
ning zou* houden.
Op 31 October zal uitspraak worden gedaan.
(A. N. P.)
Weet U den karakteristieken
„goüt boisé" van de fijne
cognacs te waardeeren? Stelt
U het groote genot op prijs,
dat een licht verwarmd groot
glas, half gevuld met aromati-
schen cognac U geeft? Dan
moet U eens een paar fles-
schen van onzen nobelen
Cognac Authentique Drie Ster
bestellen I
'n Ware open baring!
Onze tijdelijke prijs voor
dezen verrukkelijken cognac
is ƒ2.75 per heele flesch, in
raffia verpakking. Na 2 No
vember noteeren we weer
ƒ3.35. Neem voorraad.
j.bJi.J.Lon» 4,0»
Wijnkooperij - Distilleerderij - Cognachandel
.Winkels: Kleine Houtstr. 57, Rijksstraatweg 8
en 289, Kleverparkweg 24, Amsterdamstr. 64 en
Leidschevaart 132. Kantoor (voor bestellingen
van buiten Haarlem) Kleine Houtstraat 57,
Telefoon 13676 Postgiro 190768
(Adv. Ingez. Med.)
Het gele huis, Te Huur,
Tien auteurs schrijven een
Boek. Amsterdam. Andries
Blitz.
De schrijver H. J. Smeding werd door een schil
derij van Willink zoodanig getroffen, dat het hem
de inspiratie voor een novellistische schets bezorgde.
Of liever: hij las eerst een verhaal van Bordewijk,
dat op datzelfde schilderij geïnspireerd was en
meende waarschijnlijk dat verschillende schrijvers
met geheel andere verhalen op dat zelfde kunst
werk weer anders zouden reageeren. Een mee
ning waarvan de juistheid van te voren vaststond,
doch waartoe niet noodzakelijk een schilderij,
maar bij voorbeeld ook een lucifersdoosje of een
haarborstel als motorisch element hadden kunnen
dienen. Dat het nu juist een schilderij van Willink
moest zijn, zou kunnen bewijzen dat diens be
doeling met zijn kunst eerder gevat wordt door wie
in het schilderen litteraire bijzonderheden zoekt
dan er visueele ontroering en genot van vraagt.
De schilders van de groep Willink, Pijke Koch
en anderen, zoeken bijna opzettelijk iedere kleur-
charme uit hun werk verre te houden, zij voeren
als het ware een koppige revolutie tegen het im
pressionisme, dat behagen wilde, en gaan daarbij
zoover dat ze bij voorkeur valsche kleureffecten
met de eigenzinnigheid van een foto-apparaat ver
mengen en dat dan zakelijkheid noemen. Voor
mijn gevoel is er altijd iets van den huisschilder
theoreticus in die zakelijkheden knap, in den
zin van kundig zijn ze zeer doch als schilder
kunst zegt zoo'n beeld mij weinig en behoeft het
allerlei gedachtenassociaties om het wel iets te
doen zeggen. Wat dan ook die tien auteurs naar
aanleiding van dat leelijke huis in de Vossius-
straat te berde brengen, zou een willekeurig plaatje
hun evengoed in de pen gegeven kunnen hebben
en heeft met Willink's schilderkunst zoo onge
veer niets te maken.
Er is bij geen hunner iets van verwondering of
bewondering voor de schilderij opgewekt,
op te merken. Het is hun slechts motief voor een
meer of min geslaagd verhaaltje. Niet het gele
huis, doch wat er in dat huis mogelijker wijs zou
gebeurd kunnen zijn, trekt hun activiteit om
hoog. De schilderij werd hun een prooi, geen ver
heugenis. Hoe anders stond een dichter als Ver-
wey voor Breïtner's Dam:
„Nu een kunstnaar die' ik ken dien
stroom
Van stadsvreugd tot een beeld gerond:
verwonderd
Zag ik dat aan: 't was of 'k mijzelven
vond".
Als er dan toch door litteratoren over een
schilderij littterauur bedreven moet worden is
Verwey's houding de juiste. Door hem werd de
schilderij bewonderd en die bewondering ver
klankt. Doch niet werd Breitner's machtig doek
hem aanleiding iets te verzinnen over wat er niet
op stond. Dat gebeurt in dezen bundel als het
ware als voorgeschreven examenopstel, min of
meer gelukkig, doch als hersenwerk en niet uit
ontroering geboren. Zeggen dat ook Willink's
kunst uit hersenbezigheid ontstond zou zijn werk
kleineeren.
Nu is het eigenaardige dat van de tien auteurs
degene, die zich het minst om de schilderij van
Willink bekommerd heeft, eigenlijk het zui
verste verhaal, het meest eigen kleine kunstwerk
geleverd heeft: Henriëtte van Eyk, die ik volstrekt
niet zoo door dik en dun steeeds kan bewonderen,
schreef een kostelijk satiriek dierenverhaal uit de
rattenwereld, waardoor alleen al deze bundel
zijn geld waai-d is. Ze bleef, verstandig, al schrij
vend steeds op de vlakte, op haar vlakte en gaf
iets dnt gaaf en geslaagd mag heeten. De novelle van
Bordewijk, die dan waarschijnlijk het eerst door
de schilderij zelf beroerd is, draagt van die
geestelijke ontmoeting dan ook werkelijk de
sporen, verder spreekt het haast vanzelf dat men
schen als Walschap, Zernike. Coolen altijd wel iets
schrijven, dat waard is gelezen te worden. Maar
toch hebben, met de anderen, ook zij niet den
indruk kunnen vermijden dat er aan een opge
drongen of voorgeslagen motief werd gearbeid.
De proloog tot dit symposion is van de
hand van den samenroepen der gasten, van H.
J. Smeding, die ook den eigen arbeid, waarop de
Een goedhartige peetoom in Leiden
Dacht: „Hoe kan ik mijn neef eens verblijden?
Ha! Ik heb een idee:
Roode Ster breng ik meet
Daar genieten we van met ons beiden f
Zeldzaam zacht en --
licht in de pijp!
(Adv. Ingez. Med.)
ondergebracht
Benzine wordt niet meer aan de bedrijven toegewezen
's-GRAVENHAGE, 18 October. Het ANP. meldt:
Zooals bekend, is bij besluit van den secretaris
generaal van het departement van Waterstaat van
1 October, opgenomen in het Verordeningenblad
van 5 October, opgericht de rechtspersoonlijkheid
bezittende organisatie „Nederlandsche Organisatie
van het Beroepsgoederenvervoer langs den weg"
(N.O.B.) Tevoren bestond, ook krachtens besluit
van den secretaris-generaal, een Centrale Commis
sie voor het Beroepsgoederenvervoer langs den weg
(C.C.B.), gevormd uit den Bond van Bedrijfsauto-
verkeer in Nederland (B.B.N.) en de Centrale Or
ganisatie voor het Beroepsgoederenvervoer langs
den weg (C.O.B.) Oorspronkelijk moest men, om
een vergunning te verkrijgen, lid zijn van een dezer
organisaties (er bestond orgamisatiedwang), thans
is er dwangorganisatie: iedere beroepsgoederenver-
voerder is lid van de N.O.B.
In verband met deze reorganisatie hebben wij
een onderhoud gehad met eenige leden van het
bestuur van de N.O.B. Wij vernamen, dat de secre
taris-generaal van het departement van Water
staat dezer dagen tot leden van het dagelijksch be
stuur van de N.O.B. heeft aangewezen de heeren
mr. J. Nolen, Amsterdam, voorzitter; G. C. Buys,
Vlaardingen; W. J. Kersken, Amsterdam; ir. A. J.
Kuiper, Rotterdam; F. van Wezel, Hengelo en tot
secretaris mr. J. M. Fuchs, tot plaatsvervangend
voorzitter is benoemd dr. C. Beekenkamp, Leiden.
Tot leden van het hoofdbestuur zijn benoemd de
heeren mr. J. Nolen, voorzitter, dr. C. Beekenkamp,
vice-voorzitter; O. Bekedam, Rotterdam; G. C.
Buys, Vlaardingen; W. J. Kersken. Amsterdam; ir.
A. J. Kuiper, Rotterdam; 'E. Saint Martin, Rotter
dam; Joh. Sirdram, 's-Gravenhage; dr. J. G. Stridi-
ron, Utrecht; W. Vogtschmidt, Amsterdam en F.
van Wezel, Hengelo en tot secretaris mr. J. M.
Fuchs, 's-Gravenhage.
Een eerste stap om tot nauwere samenwerking
tusschen de verschillende takken van het vervoer
wezen te komen werd reeds half Juni van dit jaar
genomen, toen de Rijkscommissaris voor het be
zette Nederlandsche gebied op 17 Juni een veror
dening uitvaardigde betreffende het vervoer van
personen en goederen, waarbij werd bepaald dat
de secretaris-generaal van het departement van
Waterstaat gemachtigd was voorschriften betref
fende het vervoer van personen en goederen uit
te vaardigen en in verband daarmede de noodige
maatregelen te treffen.
Op grond van de verordening van den Rijkscom
missaris is door den secretaris-generaal op 18 Juni
een drietal uitvoeringsbesluiten uitgevaardigd,
welke onderscheidenlijk het personenvervoer be
treffen. De drie regelingen voor deze vervoerstak
ken liepen eenigszins paraUel.
Een onderscheid werd gemaakt tusschen het
„eigen vervoer" en het beroepsgoederenvervoer,
waaronder „eigen vervoer" werd verstaan, het
vervoeren van eigen goederen in eigen voertuigen
en, indien met behulp van personeel, met eigen
personeel. Voor den anderen vorm van het weg
vervoer het beroepsgoederenvervoer werd in
deze uitvoeringsbesluiten een verplicht lidmaat-
sdhap bij de reeds bestaande organisaties de B.B.N.
en C.O.B. voorgeschreven, zoodat zooals hierboven
reeds medegedeeld, slechts aan leden van deze
beide vereenigingen rijvergunningen mochten wor
den afgegeven. Voor de beroepsgoederenvervoer-
ders kwam men zoodoende tot een „verplicht lid-
maatsohap" van B.B.N. en C.O.B. tiit deze beide
vereenigingen was de Centrale Commissie voor het
Beroepsgoederenvervoer (de C.C.B.) gevormd, die
met haar districtscommissies als adviseerend li
chaam optrad bij het verstrekken van rijvergun
ningen aan de beroepsgoederenvervoerders. Op
deze wijs was reeds, een basis gelegd voor nauwere
samenwerking op het gebied van het vervoer langs
den weg in Nederland. Als een der meest essen-
tieele factoren voor het op gang houden en verder
uitbreiden van het bedrijfsleven is echter het ver
voer van goederen van zoo groot belang voor de
volkshuisvesting, dat een verdere reorganisatie van
het vervoer langs den weg moeilijk kon uitblijven.
Een zoo rationeel mogelijke exploitatie van het
vervoersapparaat is noodig wil men met de be
schikbare hoeveelheden brandstof en materiaal zoo
goed mogelijk benutten.
Om dit te kunnen bereiken is de Nederlandsche
Organisatie voor het Beroepsgoederenvervoer langs
den weg (N.O.B.) opgericht, welke ten doel heeft
medewerking te verleenen aan de door den secre
taris-generaal van het departement van Water
staat te nemen maatregelen op het gebied van het
beroepsgoederenvervoer langs den weg, zoomede
het bevorderen van de bij dteze verordeningen be
oogde doeleinden.
Het bestuur van de N.O.B. wordt gedeeltelijk
aangewezen door den secretaris-generaal van het
departement van Waterstaat, gedeeltelijk door de
leden van de N.O.B. gekozen. Leden van de N.O.B.
zijn alle beroepsgoederenvervoerders die in het be
zit zijn van een rijvergunning.
Als een der voornaamste maatregelen om tot een
nauwere samenwerking te komen tusschen de ver
voerders zal de N.O.B. een centrale bevrachtings-
dienst instellen, gevestigd te 's-Gravenhage.
De Centrale Bevrachtingsdienst (C.B.D.) heeft
ten doel zorg te dragen, dat het vervoer van goede
ren per vrachtauto naar den eisch der omstandig
heden op de meest economische wijze plaats heeft.
In wezen zal de taak van den centralen bevrach
tingsdienst van de N.O.B., die zijn van een vervoer
centrale.
In ieder district van een rijksinspecteur van het
verkeer zal tenminste één hoofdagent van den C.
B. D. ter standplaats van dien rijksinspecteur zijn
gevestigd. De hoofdagenten zijn belast met de uit
voering van de taalt: van den C.B.D. in het district,
waarin zij zijn aangesteld. Zij verrichter» him ar
beid onder de directe leiding en volgens de aan
wijzingen van den C.B.D. in samenwerking met
den rijksinspecteur van het verkeer in hun district
en met de betrokken bevrachtingscommissarissen.
Onder de deskundige leiding van ter zake kun
dige vervoerexperts zal het vervoerapparaat in Ne
derland binnen afzienbaren tijd zoo economisch
mogelijk worden benut. Het vervoerbedrijf is er
ten algemeenen nutte en mag niet worden afhan
kelijk gemaakt van het belang der eigenaren. De
voorziening van de bevolking en industrie stelt
aan het vervoer onder de huidige omstandigheden
zware eischen. Om hieraan het hoofd te bieden is
een vergaande samenwerking tusschen alle takken
van vervoer een eerste vereischte. In de Nederland
sche organisatie voor het beroepsgoederenvervoer
langs den weg beschikt men thans over het middel
om het vervoer in banen te leiden, die dienstig
zijn aan de economische constellatie van ons land.
De secretaris-generaal van het departement van
Waterstaat wenscht de N.O.B. als een voortzetting
te zien van de C.C.B. Dit komt ook tot uitdfukking
in de keuze van de hierboven reeds genoemde le
den van het dagelijksch bestuur van de N.O.B.
waarin men bekende figuren uit de C.C.B. terug
vindt.
Uit het voorgaande blijkt dus, dat de N.O.B, van
onder af is opgekomen en niet is opgelegd. Zij
dankt haar ontstaan aan het particulier initiatief en
haar tot standkoming sluit dus geheel aan bij de
Nederlandsche traditie op het gebied van de be
drijfsorganisatie. Zij is de eerste corporatieve be
drijf sox-ganisatie in Nederland, nl. eenige dagen
ouder dan de Nederlandsche Bioscoop Bond. Een
versdhil met dien bond is, dat de N.O.B. niet steunt
op het eenmansprincipe en dat de voorzitter van
de N.O.B. niet iemand is van het vak. De N.O.B.
wordt geleid door een klein dagelijksch bestuur met
een buitenstaander als voorzitter. Op deze wijze
hoopt men de behartiging van het algemeen belang
te kunnen waarborgen. Deze behartiging is hier
nog noodzakelijker dan bij andere bedrijfstakken,
daar het goederenvervoer ee>n dienende functie
heeft.
De N.O.B. is niet bedoeld als crisisorgani
satie, doch als een blijvende organisatie, die
als een van haar eerste doeleinden heeft voor
ziening in de vervoersbehoeften met zoo weinig
mogelijk gebruik van brandstoffen. De benzine
zal voortaan niet aan de bedrijven worden toe
gewezen, doch voor de uitvoering van ritten,
door den C.B.D. opgedragen.
invitatie aan de andere acht volgde, hier op
neemt, en aan het geheel een slotaceoord toevoegt
waarvan de speciale zin niet gemakkelijk in zijn
geheel tot den lezer zal doordringen. In den omvang
rijken proloog (12 pagina's) wordt het ontstaan
van den bundel ontsluierd. Er wordt veel aardigs
in gezegd doch of dit experiment voor herhaling
vatbaar zou zijn en met succes door de boeken
wereld zou wandelen blijft een vraag, die door
de lezers beantwoord moet worden. Men kan het
nooit weten. Men heeft vroeger gelachen omdat
de oude Israëls met zijn mooie titels als „Alleen
op de wereld", enz. tot zooveel fraai geschrijf in
viteerde, omdat dominés preekten over Van Gogh's
Sorrow en priesters over Toorop's Brugge, terwijl
geen dier welmeenende lieden een Fransch van
een Hollandsch schilderij kon onderscheiden, het
geen er ook niet toe deed, want zij spraken of
schreven in feite over iets anders. Met de neo
romantiek begint het spelletje weer van voren af
aan. Het gele huis, de Jobstijding enz.. Er zijn
motieven genoeg. En waarom ook niet! Pourvu
qu' on s'amuse. Maar verwarrend en verward
blijft dat alles toch wel een beetje, terwijl men
nu juist dacht daarvan af te zijn, omdat van iedere
kunstschepping de haar eigene mogelijkheden
onderscheiden waren en geen enkele op een van
andere soort behoefde te leunen. Terwijl de mee
ning, dat de subjectieve reacties van verschillende
menschen op hetzelfde schilderij van gelijke be-
teekenis rijn, alleen vol te houden is wanneer men
juist het picturale element uitschakelt. Wat men
den schilder Willink toch zeker niet heeft willen
aandoen.
Mogens Lorentzen. De familie
Gelinde of Ge zult zien dat
bet gaat. Uit het Deensch
vert, door M. C. Castend ijk.
Den Haag. Zuid-Holl. Uitg.
Mü.
Inderdaad, het gaat bij de Gelindes. Ge moet
niet vragen hoe. Maar het gaat en het blijft gaan,
omdat vader Gelinde een artist (hij is decoratie
schilder in den schouwburg) maar bovendien een
onverwoestbaar optimist is. Er kan geen cent in
huis zijn, maar dat schaadt zijn humeur nog voor
geen halfje. Er zal altijd wel weer wat komen
waardoor er een paar honderd kronen binnen rol
len en anders leent hij er een paar bij een col
lega, die ze ook niet heeft. Van vermogende
menschen moet je nooit geld ter leen vragen:
dat geeft maar verplichting. En als je een mooi
plan in den kop hebt voor een nieuw décor, dan
levert dat in je verbeelding al direct aardig
wat op Als je dan 's avonds naar bed gaat ben
je den koning te rijk en slaapt gelukkig. En
Klara de vrouw en een rits kinderen deelen in
dat geluk en 's morgens schijnt de zon weer,
maar de bakker moet nog heel even poffen.
's Middags komt er een warenhuis-meneer die
in een minimum van tijd een paar reusachtige re
clameborden noodig heeft waarop half Kopenhagen
afgebeeld moet staan. Gelinde speelt dat klaar en
schept een meesterwerk. Maar als de meneer er
nog een paar kerken en standbeelden bij geschil
derd wil hebben is Gelinde in zijn eer getast en
loopt boos weg zonder een cent honorarium te
willen aannemendat laat hij aan zijn helpers.
En de bakker poft verder, want het komt toch
altijd weer goed bij de Gelindes.
Wie in donkere dagen zich de zorgen te zwaar
aantrekt eere dit aardig, goed-humoristisch ver
haal en hij gaat waarlijk gelooven dat twee maal
twee vijf is. Die Gelinde is een type, misschien
een onmogelijk type, maar amusant in ieder geval.
Als de knappe Klara hem opbiecht dat een advo
caat uit de stgd te veel werk van haar maakt
en haar overal naloopt, gaat vader Gelinde dood
kalm naar 's mans deftig kantoor en verklaart
daar heel ernstig dat hij het geluk van zijn vrouw
niet in den weg wil staan maar dat het geluk van
de zes kinderen eischt dat die bij hun moeder
blijven. De advocaat moet zich daarover even
ernstig beraden, naar hij zegt. Gelinde's goed
humeur redt iedere situatie. Overdreven? Onwaar
schijnlijk? Dat doet er immers in dit geval niet
toe. Tegen zwaarmoedigheid is ieder, zelfs een
tijdelijk werkend middel een uitkomst. Een daar
mee behept lezer vindt bij de familie Gelinde
soulaas en betreurt die paar uur van de kennis
making niet.
J. H. DE BOIS.
Uitbrekers hadden weinig succes.
ZUTPHEN, 18 October. Gisternacht zijn
te Deventer twee inbrekers, die op het politie
bureau in bewaring zaten, in verband met een
diefstal met braak in het schoenenmagazijn
Bata, er in geslaagd te vluchten. Eerst had de
een zich weten te bevrijden en deze heeft den
ander naar buiten geholpen. Het was een storm
achtige nacht met regen, zoodat de politiewacht
niets van de uitbrekers heeft gemerkt. Beide
mannen hebben slechts kortstondig van hun
vrijheid geprofiteerd, want toen zij vanmiddag
pertram van Deventer in Zutphen aankwa
men, werden zij door een politieagent herkend
en naar het politiebureau gebracht. Bij het
bureau zetten de mannen het plotseling op een
loopen. Zij vluchtten een huis binnen en ver
stopten zich daar. Zij werden echter spóedig ge
grepen en geboeid.
Een van hen had een bedrag van f 70 op zak,
van welk bedrag de herkomst nog niet kon wor
den vastgesteld.
ADRESSEN VAN DE FAMILIE VAN
GEÏNTERNEERDEN.
's-GRAVENHAGE, 18 October. Familiebetrek
kingen van Nederlandsche geïnterneerden in
Buchenwald, wordt verzocht voor zoover zulks
nog niet heeft plaats gehad hun adres in
Nederland, schriftehjk op te geven aan het In
formatiebureau van het Nederlandsche Roode
Krujs (4e afdeeling), Zwarteweg 75, Den Haag
(A.NPJl