Deux Pièces-
AB'S AVONTUREN
ONS KNIPPATROON
Het menu van
De vreemde Erfenis
ZATERDAG 2 NOVEMBER '194Ö
Deze deux pièces is gebreid van bruin-roode wol
(900 Gr.) op pennen no. 3Yz- De opgegeven maten
zijn voor grootte 44.
Het geheel breien we in één pen recht, één pen
averecht. Zoo nu en dan breien we er een schuin
blokje van averechten in. Dit patroon is als vo-lgt
aan den rechten kant: 17. 3a. 17 r. 3 a.
17 r. enz.
Teruggaande: 17 a. 2 r. 18 a. 2 r. enz.
De derde pen aan den rechten kant: 19 r. 1
19 r. la. 17 r. enz.
(fotobureau De Haas)
Het patroon breien we 11 toeren over en als we
dan weer aan den rechten kant zijn breien we het
zelfde patroon zóó, dat het blokje in het midden
boven de vorige blokjes komt; we beginnen dan
het patroon dus met: 7 r. 3 a. 17 r. 3 a. 17
r. enz. Verder wijst het zich vanzelf.
We beginnen te breien met het jasje van de
deux-pièces en wel met den
RUG.
Hiervoor zetten we 117 steken op, maken eerst
een rand ribbels, waarvoor we 6 pennen recht
breien, dan vervolgen we met 1 pen r. 1 pen a.
Na 6 toeren boven den rand ribbels beginnen we
aan het patroon, zooals boven is beschreven; we
beginnen met 7 r, 3 a. 17 r. 3 a. enz.
Hebben we 10 toeren boven den rand, dan min
deren we voor en achter aan de pen telkens 1 st.
Dit herhalen we om de 6 toeren tot we nog 103 st.
op de pen hebben.
Als het werk 18 c.M. lang is, breien we 6 pennen
op naalden no. 2; dat is voor de taille. Boven de
tadlle meerderen we om de 6 toeren voor en achter
aan de pen 1 st. tot 121 st. Is het werk 20 c.M.
boven de taille, dan zijn we bij het armsgat. Hier
voor kanten we 12 st. aan'weerskanten af (622
2). Voor den rug blijven er nu 97 st. over. Na
15 c,M. boven het armsgat breien we aan den rech
ten kant 1 pen 35 r. min. 3 r. mind. 3 r. mind. 3 r.
min. 3 r. mind. 3 r. min. 35 r. Het armsgat moet 17
c.M. hoog zijn. Nu breien we den schouder (28 st.)
schuin op; heen 28 st. terug 21 st. heen 21 st. terug
14 st. heen 14 st. terug 7 st. heen 7 st. terug alle
steken afkanten. De andere schouder is spiegelbeel.
dig gelijk. De rest van de steken kanten we af van
den hals.
VOORPAND.
Voor het halve voorpand zetten we 72 st. op,
breien eerst 6 penren recht, daarna 1 pen recht,
één pen averecht; de'laatste 10 st. steeds recht. Na
6 toeren beginnen we aan het patroon dus 7 r.
3 a. 17 r. 3 a. enz. Na 10 toeren boven den rand
ribbels minderen we aan den zijkant 1 st. af. Dit
herihalen we na 6 toeren telkens weer tot we nog
68 st. over hebben. Nu breien we 30 toeren zonder
minderen, daarna meerderen we aan den zijnaad
3 x 1st. met telkens 8 toeren en dan nog 3 x 1 st.
met 10 toeren er tusschen. Zijn we bij het armsgat
(meten met den rug) dan kanten we hiervoor 16
st. af. (8—4—2—2).
Zijn we klaar met het afkan ten van het armsgat,
dan meerderen we aan den buitenkant van den
rand, waar de knoopen op moeten komen, 1 st. (Dit
wordt de revers). Als we deze meerdering 5 pennen
hebben overgebreid, meerderen we weer 1 st. Dit
herhalen we 3 x; bij den vierden keer meerderen
breien we de revers, die nu 14 st. recht is aan den
verkeerden kant 15 recht.
Bij de volgende pen breien we 16 r. enz., we
meerderen dus niet meer, maar telkens breien we
aan den verkeerden kant 1 st. meer recht. Als de
revers 26 st. breed is, zetten we deze steken op een
draad en breien den schouder verder door. We min
deren aan den halskant aan het eind van elke pen.
Is het armsgat even groot als dat van den rug, dan
breien we den schouder schuin op. De schouder is
breeder dan die van den rug, dat is noodig voor het
figuurnaadje, hetwelk in het voorpand wordt ge
stikt. Nu breien we de revers af, we minderen aan
Iden halskant aan het eind van de pen; is de revers
20 st. dan minderen we aan halskant bij het begin
en eind van de pen. Het linker voorpand is spiegel
beeldig gelijk aan het rechter voorpand, alleen ma
ken we in den rand 6 knoopsgaten, 20 ribbels van
onderen af en dan om de 10 ribbels.
KRAAG.
Voor den kraag zetten we 64 st. op; we breien
eerst 8 pennen recht en minderen dan om de rib
bel voor en achter aan de pen; na 20 ribbels breien
we de pen zóó, dat we telkens 8 st. aan weerskan
ten afkanten. Deze kant wordt op het jasje genaaid.
MOUW.
Voor de mouw zetten we 45 st. op, breien eerst
8 toeren 1 pen r. 1 pen a. daarna het patroon, 1 r.
3a. 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 1 r. Om
de 8 toeren meerderen we voor en achter 1 st. tot
51 st.; dan meerderen we om de 4 toeren, tot 69
st. Nu zetten we er aan eiken kant nog 8 st. bij op
en hebben dan 85 st. op de pen. Dit is de heéle
breedte van de mouw.
We minderen om de 4 pennen aan weerskanten
1 st. tot 75 st., dan om de 8 pennen tot 63 st. Daar
na 20 toeren zonder minderen en vervolgens om de
6 toeren tot 45 st. Nu meten we even na of de mouw
de vereischte lengte heeft; daarna breien we een
boordje van 12 ribbels. Dan afkanten.
Bij het dichtnaaien van de mouw stikken we
deze op de machine, alleen het boordje naaien we
met de hand onzichtbaar aan elkaar, zoodat dit kan
worden omgeslagen. Om een mooie vierkanten k-op-
mouw te verkrijgen, stikken, we bij den kop de
hoeken naar binnen dubbel circa 3 c.M. breed.
ROK.
Voor de helft van den rok, die van onderen wordt
begonnen, zetten we op 175 st. We breien eerst 6
penren recht, daarna 8 toeren 1 pen r. 1 pen a.
daarna het patroon als volgt:
7r.-3a. - 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 7 r.
- 2 a.
7 r. 3 a. 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 7 r.
2 a.
7 r_ 3 a. 17 r. 3 a. 17 r. 3a. 7 r.
De 2 a., die we 2 x in deze pen breien, worden
aan den verkeerden kant telkens recht gebreid.
Aan weerskanten van deze 2 a. minderen we den
rok af, om dezen van boven op de vereischte wijdte
te krijgen.
We breien het patroon verder zooals het opgege
ven is. Na 40 toeren minderen we aan begin en eïnld1
van de pen en aan weerskanten van de 2 averech
ten. Dit herhalen we om de 12 toeren; als we het
10 maal hebben herhaald, minderen we om de 8
toeren.
Als de rok de vereischte lengte heeft, dat is bij
circa 75 c.M., dan kanten we los af. De andere
helft van den rok is gelijk aan de eerste.
OPMAAK.
Alles wordt gestreken onder een natten doek en
dan in elkaar geregen. Bij. den rok laten we aan
den linkerkant een splitje open en boven tegen den
rok stikken we tailleband op de vereischte wijdte.
Nu wordt alles gepast.
Daarna stikken we de naden op de machine dicht
en strijken alles nog eens goed uit.
Tegen de bies met de knoopsgaten en het splitje
in den rok zetten we een lapje zijde in dezelfde
kleur; de knoopsgaten worden daarna gewoon ge
festonneerd.
Den kraag, revers en de kapjes van de mouwen
voorzien we ter afwerking van een gedraaid koordje
van dezelfde wol.
We kunnen het pakje zonder of met ceintuur dragen.
Hoe we van oud nieuw maken
Practisch schortje van oude lingerie.
Hebt u in de kast nog wat oude hempjes of oude
jurken liggen van het nu eenigszins ouderwetseh
geworden lingeriekatoen, in wit of rose?
Doe ze dan niet weg en laat ze evenmin naar de
stofdoekenmand verhuizen, maar maak er snoezige
schortjes van! Misschien kunnen de geborduurde
randen ook nog dienst doen. De versleten gedeel
ten onder de armen laat u natuurlijk handig weg
vallen.
De werkteekening laat duidelijk zien, hoe zoo'n
schortje gemaakt wordt: breede dubbele band,
voorzien van smalle bandjes en knoopsgat, 't schort
je er aan rimpelen en klaar is 't geval.
Zoo'n schortje heeft twee voordeelen: 't be
schermt de jurk en kaatst het licht terug, als u
donker stopwerk hebt en een zuinig pitje om bij te
werken!
MET HERNIEUWDE ENERGIE.
Wanneer de noodzaak ons tot bepaalde dingen
drijft, dan zijn wij opeens in staat datgene te doen,
waarvan wij vroeger altijd overtuigd waren dat het
nooit lukken zou. Wat ons in tijden van voorspoed
een onmogelijkheid toescheen, wordt in tegenspoed
zoo al niet de gewoonste zaak van de wereld, dan
toch een doodgewone plicht, die we natuurlijk
op ons nemen.
Hoe dikwijls hooren wij niet zeggen: dit of dat zou
ik onmogelijk kunnen, maar wanneer de noodzaak
er eenmaal achter zit, is er van onmogelijkheid hee-
lemaal geen kwestie meer, dari gebeurt het en daar
mee uit.
Tegenspoed scherpt den mensch, voorspoed ver
slapt, wat al oude en levenswijze menschen heb
ben dit hoofdschuddend aan de jongeren ten beste
gegeven, alsof zij zeggen wilden: wat weten jullie
van tegenspoed af, en wat zullen jullie met de han
den in het haar zitten wanneer de voorspoed voorbij
is en de moeilijkheden aan jullie deuren kloppen.
Die moeilijkheden zijn er nu en de ouden hebben
hun levenswijze hoofden te vroege geschud, want
ik vind, en waarschijnlijk velen met mij, dat de
beide generaties die deze zorgen moeten verwer
ken: de middelbade leeftijd en de volwassen jeugd
ze met kalmte en moed onder de oogen zien en
hun schouders eronder zetten.
Met opzet schakel ik hierbij de jeugd en den
ouderdom uit, omdat de beide anderen in moeilijke
tijden bovendien nog den plicht hebben om hun
te steunen en staande te houden, wat nog weer
meer energie en moed vordert dan alleen het op
vangen van de moeilijkheden van buitenaf.
De verslappende invloed van den voorspoed waar
mee sommigen graag schermen, mag dan ten deele
waar zijn, wat blijkt uit een eerste oogenblik van
inzinking, direct daarna heeft ieder zich weer op
gelicht en het leven met zijn veranderde vooruit
zichten recht in de oogen gezien. Geen kromme
rug en slappe houding van iemand die het leven
niet meer baas is en die nu maar lijdelijk zal toe
zien hoe het verder met hem loopt dit zou het
resultaat van die verslapping kunnen zijn maar
het tegendeel is het geval, de energie wordt ge
scherpt, de vindingrijkheid van de menschen wordt
grooter, het doorzettingsvermogen neemt toe naar
mate het meer moeilijkheden, meer zorgen op zijn
weg ontmoet.
Waaruit wij dus zouden kunnen concludeer en,
dat een moeilijk leven van de wieg tot het graf
het gelukkigste maakt en het beste uit een mensch
weet te halen?
Ook dat is in zijn algemeenheid niet juist; voor
spoed kan voor degenen die het leven op de juiste
waarde weten te schatten, die van het leven houden
omdat het zooveel goeds biedt, voor hen kan de
voorspoed een tijd van geluk en van vreugde be-
teekenen, die dubbel en dwars aan hen besteed
is. En het zou juister zijn om te zeggen, dat die
welbestede voorspoed 'n periode van rust in hun
leven beteekent, die hen straks heter in staat maakt
om de moeilijkheden het hoofd te bieden, dan om
er een gevaar voor verslapping in te zien.
Wie met zijn volle gevoel van verantwoordelijk
heid door het leven gaat, kan ook niet blind en
doof zijn voor alle zorgen en moeten die anderen
lijden, die nu misschien zijn eigen deur nog voor
bijgaan, maar die er op een zeker
ook weieens naar binnen
VOOR DE KINDEREN.
Met een bons sloeg de gehavende
deur naar binnen. Kapitein Flink
wilde naar binnen springen, op den
voet gevolgd door zijn twee stevige
helpers. Maar zoover kwam het niet.
Plotseling stond hij met een been op
.een beschreven vel papier.
„Pas op, pas op!" schreeuwde hij.
Bijna waren zij alle vier over het pa
pier heengestormd en hadden dit
misschien met hun laarzen ver
scheurd. Voorzichtig raapte kapitein
Flink het papier op en bekeek het
blad bij het maanlicht. Toen haalde
hij zijn schouders op en gaf het aan
Speurneus.
Aandachtig bekeek mijnheer Pak-
man de sierlijke Chineesche letters,
die op het papier geschreven stonden.
Toen rolde hij voorzichtig het docu
ment op en keek kapitein Flink érn
stig aan.
„Dit papier bewijst, dat wij nog
voorzichtiger te werk moeten gaan,
dan wij reeds deden. De piraten zijn
een zeer geslepen en uiterst sluw volk,
die overal hun spionnen hebben. Deze
spionnen -hebben eigenlijk niets te
maken met de zeeroovers, maar deze
leven als gewone, werkzame men
schen op de schepen op zee of werk
plaatsen in de' steden."
„Maar, wat staat er nu op dat pa
pier?" vroeg kapitein Flink. De stem
van Speurneus daalde tot een ge
heimzinnig fluisteren. Toen sprak
hij „Hier staat:
Kapitein Flink,
Wij weten, dat u ons achter
volgt met het politievaartuig
D. III. Daarom hebben wij deze
plaats verlaten. Leg hier drie
honderd goudstukken neer en
wij zullen zorgen dat Ab onge
deerd op de D. m terugkomt.
SIMPA."
Verslagen stond kapitein Flink een
oogenblik Speurneus aan te staren.
Doch dan sprong hij weer op en riep:
„Vooruit, naar binnen!"
wil niet zeggen, dat men zijn leven''5
derven door zorgen die misschien n
zullen, maar dat men medeleven moet
gen van anderen, waardoor vanzelf n
tegenover de levensmoeilijkheden
En wie nu om zich heen ziet mag zich
over de energie waarmee men zijn scho h*
de moeilijkheden zet waarover ik in het i!?
dit stukje schreef en hij zal tevens wets
zorgen ons niet terneer hebbeh gesh^!'
ons tot nieuwen moed en eenheid
wekt. neo&5
Daarvan zal iedereen mo.eten toegeve
een belangrijk winstpunt is.
Jft"
fill
Jfeoi
E. E.
J.-P.
In
jsnvi
terv'O
0-
-jch
xifce
fijij®
pich
vcerp
den r
zijn
tuig®
De
ten o
3 ge
In
Aai1
ders
den
fflei'l
bran'
Bagn
pers
HUISIIOUDSCHORT.
'n Vlot model huishoudschort, dat onmisbaar!)
om bij de huiselijke bezigheden gedragen te we:,
den. Het prettige ervan is, dat het juist die felq
der japon bedekt, die het eerst vuil worden, Fei
en voorpanden zijn met rechte banden verbond*
terwijl zigzagband eventueel als garneering op és
stof kan worden gekozen. Gebloemd materiaal te
niet zoozeer een aparte versiering noodig.
Benoodigde stof pl.m. 3.60 M. van 90 c.M. Patra,
nen in maat 46.
Het patroon is van Maandag af gedurende
week verkrijgbaar Kennemerlaan 42, IJmuiden
Breestraat 29, Beverwijk.
Oeufs pochés met tomatensaus.
Witte booncn.
Gebakken aardappelen,
Caramelpudding.
Oeufs pochés:
1 ei per persoon.
1 stukje brood per persoon.
Wat zout en azijn.
1 pond tomaten.
1 klein uitje.
1 takje peterselie.
1 laulierblad.
2 eetlepels bloem.
Snijdt de tomaten in stukken en smoor ze mei éi
kruiden gedurende een half uurtje; zeef ze daarna
tot purée.
Maak boter en bloem aan met de puree
houd ze wai-m.
Breng water aan de kook, voeg er wat zout a
een scheutje azijn aan toe en laat hierin eens
uit de schaal voorzichtig glijden, zoodat het 2»
veel mogelijk in zijn verband blijft. Kook het va
minuten en schep het voorzichtig uit het wals.
Zoi-g intusschen dat de witte boonen gaar zijn,
stapel ze op een schaal, schik de eieren er boven
op en overgiet alles met een goed heete tomatensaus.
Presenteer er gebakken aardappelen bij.
Roman van HERBERT STEINMANN.
Bewerkt door
LIZZY VEEN.
13)
(Nadruk verboden).
Hans schudt het hoofd. Ik geloof vader, dat
wij hier met andere maatstaven moeten meten.
Een ding staat echter vast. wij kunnen Bill Bing
nu nog niet missen. Wij staan op het punt langs
de Union Pacific Lijn te trekken, wij zullen vaak
moeten opbouwen en afbreken en uit- en in
laden. Ik zou werkelijk niet weten aan welken
man wij de paarden zouden moeten toevertrou
wen. Bovendien heeft hij ook kanten aan zijn
karakter, die mij -bijzonder goed bevallen. Ik stel
voor hem te waarschuwen. Het staat mij tegen
een man, dien oom Rolf zoo lang bij zich in dienst
hield, op stel en sprong te ontslaan en vergeet
u niet, dat oom Rolf hem nog in zijn testament
heeft genoemd.
Dit laatste argument geeft bij vader Wenger
en ook bij Gertrude, den doorslag. Bill Bing
wordt geroepen en ernstig gewaarschuwd. Hij
laat de woorden zwijgend over zich heen gaan.
Dan gaat hij weg.
Wat Higgens betreft, deze is gekrenkt. Hij
vindt, dat men zijn trouw en vriendschap slecht
beloont en dit zegt hij ook openlijk tot Gertrude.
En op een dag zegt hij, dat hij zich nu eens met
zijn eigen zaken moet bezig houden. Hij stapt in
zijn auto en rijdt weg. Maar ik kom terug, zegt
hij bij het afscheid nemen tot Gerti*ude, al
was het alleen om u, miss Wenger.
Het is Gertrude alsof zij op dit oogenblik een
goeden vriend verliest.
Hans heeft in de -drukte, die het circus en alles
wat er mede samenhangt, met zich brengt, weinig
tijd om over de geheimen na te denken. Alleen
twee dingen interesseeren hem nog en daarover
denkt hij in stille oogenblikken wel eens na. Welk
belang kon Bill Bing, aangenomen dat hij de
dader was, aan de oude rekeningen en papieren
in de doos hebben? Tevergeefs had hij elk stuk
papier indertijd met Higgens nagezien. Niets was
er uit te onderkennen, ook geen aanduiding noch
op de erfenis, noch op het half millioen, dat hoe
langer hoe meer tot een fantoom werd. Het
tweede raadsel voor Hans Wenger is en blijft
Juanita.
Opbreken.
Midden in den nacht begint het afbreken van
de tent, onder aandachtig kijken van het publiek
uit Denver. Ondanks het onzekere licht dei-
schijnwerpers en nog enkele lantaarns, loopt
alles vlot als een machine, iedereen weet wat hij
te doen heeft. Een geheele stad wordt afgebro
ken, maar iedere lat, iedere spijker en ieder re-
quisiet, al schijnt het nog zoo onbelangrijk, heeft
zijn eigen plaats op de vrachtauto's. De stoelen
rijen stapelen zich op tot een keurigen berg en
het groote zeil wordt handig in elkaar gevouwen.
Bill Bing's paardenstal is in een oogenblik af
gebroken. Paardenkoppen kijken uit transport
auto's. Giraffen draaien nieuwsgierig de lange
halzen, roofdiergebrul doet de lucht trillen, oli
fanten wedijveren met de lastwagens. Vele woon
wagens zijn nog met paarden bespannen. Andere
worden door tractors getrokken.
Bill Bing is onvermoeibaar. Hij schijnt zich te
kunnen vertienvoudigen. Altijd als Hans met een
hem ongewoon werk geen raad weet. is de cow
boy er, pakt aan, of legt den chef met een paar
brommende woorden het een en ander uit. Hans
leert veel in deze uren. Dan komt -het oogenblik
waarop de colonne zich in beweging zet. Er blijft
niets achter dan een gi'oote, leege zandvlakte,
waarop, onder papier, stroo en allerlei rommel
een ding duidelijk blijft: de plek waar de groote
"oeschouwerst-ent heeft gestaan.
Hans Wenger leert de romantiek der rollende
wielen kennen. Hij is onvermoeid onderweg, met
een troep reclamemenschen reist hij het circus
vooruit. Eerst had Brouwer hem nog vergezeld,
maar weldra had hij dit deel van zijn bedrijf
geleerd en nu doet hij het alleen.
De claxons van de bont beschilderde auto's
gillen en huilen en ieder kijkt naar de opschrif
ten op de wagens. „Excelsior" komt! Het 'beroemde
circus „Excelsior" komt, in een lange colonne
trekken de wagens vooi-bij en komen een stad
binnen. Er zijn honderden dingen te doen. Een
passende standplaats zoeken en met de autori
teiten onderhandelen, maar voor alles reclame
en nog eens reclameDe kranten verlangen foto's
en korte spannende verhalen. Veel omtrent het
circus is al doorgedrongen. Hans moet vertellen.
En hij is een beetje verwonderd als hij de artike
len leest. „Het circus der raadselen", schrijft een
krant, een andere krant verheft den goeden
ouden heer Wenger zelfs tot een bekend groot
industrieel, die uit liefde voor het circus, zijn
groote conservenfabrieken in den steek liet. Geen
protesten helpen, geen muur. geen zuil, geen
hekwerk blijft vrij van de groote 'bonte plakkaten.
„Excelsior komt!" Muziekinstrumenten met den
naam van het circus er op, worden verdeeld. Aan
den man. die niet om clown Bubo zal lachen,
wordt een vrije logeplaats gedurende het geheele
verblijf van het circus beloofd. Miss Dorothy
Keele wordt de „rijdende Cleopatra met de demo
nische oogen" genoemd.
Hans vindt dit alles een beetje verachtelijk en
hij klaagt zijn nood bij Brouwers, die hem niet
begrijpend aankijkt. Wat wilt u, mr. Wenger,
het publiek houdt ervan. In Europa is het natuur
lijk iets anders, daar zouden wij waarschijnlijk
uitgelachen worden om deze fratsen. Maar hier
zou men het ons kwalijk nemen als wij niet zoo
deden en de kas wordt er door gespekt.
In zulke oogenblikken betreurt Hans het, dat
hij Higgens niet naast zich heeft. De begrijpende
en rustige houding van dezen man heeft hem
vaak goed gedaan. Jammer, dat hij blijkbaar
boos is. Maar als zij Lasalle binnengetrokken zijn
en de triomftocht met olifanten, paarden, dan
seressen en wilde dieren door de stad geëindigd
is, als voor het eerst de stroom bezoekers naar de
circusstad komt, dan rolt ook een bestoven grijze
wagen voor en Hans. die buiten naar het gedrang
staat te kijken, herkent den wagen en ook den
man aan het stuur.
Gertrude, die naast haar broer staat, slaakt een
vreugdekreet.
Mister Higgens, werkelijk?
Heelemaal, miss Wenger.
Lachend staat hij voor haar. Zij bloost tot onder
haar haarwortels.
Fijn, nu moet u mij ook vertellen waar u
zoo lang geweest bent.
In de Rocky Mountains en het Nationalpark,
helaas alleen. Zooiets 'moet men met z'n tweeën
genieten.
Zij begrijpt hem en buigt het hoofd. Op dit
oogenblik neemt mr. Higgens lachend den hoed
af voor een vrouw, die koel groetend voorbijgaat.
Het is miss Dorothy Keele.
Ik rijd niet, directeur, laat u het nummer
vervallen
De oude Wenger kijkt op van de smalle schrijf
tafel in den cassawagen, hij is juist bezig een
optelling te ma-ken van de reiskosten.
Wat zegt u, miss Keele, u rijdt niet, u wilt
niet opti-eden? Of kunt u niet?
Verwonderd kijkt de oude Wenger de school -
ïljdster aan. Zij is nog in wandelcostuum, haar
slanke vingers omklemmen haar taschje.
Neen, ik wil en ik kan niet rijden. Doet wat
u wilt! Voor mijn part ontslaat u mij op staanden
voet. U hebt er het recht toe, maar ik zal niet
optreden
De hoofdboekhouder met pensioen schudt het
hoofd en denkt even na, 'voordat hij antwoordt.
Zullen wij niet kalm over de zaak praten, miss
Keele? De plotselinge weigering om uw verplich
tingen na te komen, moet toch een beoaalde reden
hebben. Hebt u zorgen, voelt u zich ziek. is er iets
met de paarden? Er is toch niets, dat niet met
een beetje goeden wil van beide kanten, in het
reine zou zijn te brengen?
Dorothy Keele schudt het hoofd.
Ik wil nu eenmaal niet, directeur, ontslaa
u mij. dan is alles tenminste uit.
Wenger kijkt haar aan. U wilt ons dus ver
laten, miss Keele? U wilt het circus schade doen
Ik vraag u nog eens, waarom eigenlijk?
Omdat het hier toch allemaal geen doel
meer heeft, directeur, het is uit!
Wat is uit?
Dorothy Keele schudt het hoofd.
Alleshet circusen enDe anders
zoo koele en rustige vi'ouw kan niet verder spre
ken.
Wenger staat op en gaat naar haar toe. r— Nu
zal ik u eens iets zeggen, miss Keele, u bentWf*-
kelijk ziek. U kunt daarom vandaag niet njoa
U gaat naar uw wagen en ik zal u een ao^
sturen. En als die u 'niet kan helpen en u neo,
andere zorgen, praat u dan eens met mij, ver
trouwt- u mij, vergeet u dat ik hier directeur tien.
Hij heeft langzaam en kalm gesproken, üh
oogen van de vrouw staat verwondering.waa.-
om ontslaat u mij niet. mister Wenger. vra<
zij nog eens. Er zijn school rijdsters gen(K=.
De oude Wenger lacht. Ik geloof dat i*
even met de mensch Dorothy Keele heb ge?"
en niet met de schoolrijdster.
De blonde vrouw haalt vei-licht adem.
conde vlamt een zeldzaam licht in haar
dan verdwijnt het. Zij steekt den ouden W
haar hand toe. Directeur, ik rijd, ter
van u. En dan is zij weg.
De openingsvoorstelling van het circus
sior" is intusschen begonnen. Ds tent isij
vol. Een prachtig begin, zegt Higgens to -
trade, die in 'n loge zitten. Ze stemt lach1e
Vader en Hans zullen blij zijn met de re
Ach, het is toch prachtig, miclden in ^ul.K
drijf te zitten, als ik het lachen van de'to
wers en van de kinderen hoor, als ik m a j
ten lees wat het circus „Excelsior"
ik mij trotsch en gelukkig, dan zou ik ne
maal niet anders willen hebben.
Higgens lacht en dreigt schetsend
vinger. Dus ook door den circuskoor sg
nen en alles vergeten. Het vredige huisje
roode dak, den bloementuin en alles.;er
de rollende wielen, ei. ei. wie had dat a
Gertrude bloost een beetje. 9\ DVatt€D.
Higgens, zoo moet u dat ook weer met r v...
Alleen dat alles is zoo ver. het hjkt 6611 t
?eten droom, maar misschien is alles,
heleef een droom en daar ginds, thuis, u
'ijkheid. i ,m
Zij is opeens midden in het volle r
circus zeer peinzend en stil geworden.
gens, de koele zelfbewuste man. is
-'temming bevangen.
(Wordt verrol»'1'