Deux Pièces- AB'S AVONTUREN ONS KNIPPATROON Het menu van De vreemde Erfenis ZATERDAG 2 NOVEMBER '194Ö Deze deux pièces is gebreid van bruin-roode wol (900 Gr.) op pennen no. 3Yz- De opgegeven maten zijn voor grootte 44. Het geheel breien we in één pen recht, één pen averecht. Zoo nu en dan breien we er een schuin blokje van averechten in. Dit patroon is als vo-lgt aan den rechten kant: 17. 3a. 17 r. 3 a. 17 r. enz. Teruggaande: 17 a. 2 r. 18 a. 2 r. enz. De derde pen aan den rechten kant: 19 r. 1 19 r. la. 17 r. enz. (fotobureau De Haas) Het patroon breien we 11 toeren over en als we dan weer aan den rechten kant zijn breien we het zelfde patroon zóó, dat het blokje in het midden boven de vorige blokjes komt; we beginnen dan het patroon dus met: 7 r. 3 a. 17 r. 3 a. 17 r. enz. Verder wijst het zich vanzelf. We beginnen te breien met het jasje van de deux-pièces en wel met den RUG. Hiervoor zetten we 117 steken op, maken eerst een rand ribbels, waarvoor we 6 pennen recht breien, dan vervolgen we met 1 pen r. 1 pen a. Na 6 toeren boven den rand ribbels beginnen we aan het patroon, zooals boven is beschreven; we beginnen met 7 r, 3 a. 17 r. 3 a. enz. Hebben we 10 toeren boven den rand, dan min deren we voor en achter aan de pen telkens 1 st. Dit herhalen we om de 6 toeren tot we nog 103 st. op de pen hebben. Als het werk 18 c.M. lang is, breien we 6 pennen op naalden no. 2; dat is voor de taille. Boven de tadlle meerderen we om de 6 toeren voor en achter aan de pen 1 st. tot 121 st. Is het werk 20 c.M. boven de taille, dan zijn we bij het armsgat. Hier voor kanten we 12 st. aan'weerskanten af (622 2). Voor den rug blijven er nu 97 st. over. Na 15 c,M. boven het armsgat breien we aan den rech ten kant 1 pen 35 r. min. 3 r. mind. 3 r. mind. 3 r. min. 3 r. mind. 3 r. min. 35 r. Het armsgat moet 17 c.M. hoog zijn. Nu breien we den schouder (28 st.) schuin op; heen 28 st. terug 21 st. heen 21 st. terug 14 st. heen 14 st. terug 7 st. heen 7 st. terug alle steken afkanten. De andere schouder is spiegelbeel. dig gelijk. De rest van de steken kanten we af van den hals. VOORPAND. Voor het halve voorpand zetten we 72 st. op, breien eerst 6 penren recht, daarna 1 pen recht, één pen averecht; de'laatste 10 st. steeds recht. Na 6 toeren beginnen we aan het patroon dus 7 r. 3 a. 17 r. 3 a. enz. Na 10 toeren boven den rand ribbels minderen we aan den zijkant 1 st. af. Dit herihalen we na 6 toeren telkens weer tot we nog 68 st. over hebben. Nu breien we 30 toeren zonder minderen, daarna meerderen we aan den zijnaad 3 x 1st. met telkens 8 toeren en dan nog 3 x 1 st. met 10 toeren er tusschen. Zijn we bij het armsgat (meten met den rug) dan kanten we hiervoor 16 st. af. (8—4—2—2). Zijn we klaar met het afkan ten van het armsgat, dan meerderen we aan den buitenkant van den rand, waar de knoopen op moeten komen, 1 st. (Dit wordt de revers). Als we deze meerdering 5 pennen hebben overgebreid, meerderen we weer 1 st. Dit herhalen we 3 x; bij den vierden keer meerderen breien we de revers, die nu 14 st. recht is aan den verkeerden kant 15 recht. Bij de volgende pen breien we 16 r. enz., we meerderen dus niet meer, maar telkens breien we aan den verkeerden kant 1 st. meer recht. Als de revers 26 st. breed is, zetten we deze steken op een draad en breien den schouder verder door. We min deren aan den halskant aan het eind van elke pen. Is het armsgat even groot als dat van den rug, dan breien we den schouder schuin op. De schouder is breeder dan die van den rug, dat is noodig voor het figuurnaadje, hetwelk in het voorpand wordt ge stikt. Nu breien we de revers af, we minderen aan Iden halskant aan het eind van de pen; is de revers 20 st. dan minderen we aan halskant bij het begin en eind van de pen. Het linker voorpand is spiegel beeldig gelijk aan het rechter voorpand, alleen ma ken we in den rand 6 knoopsgaten, 20 ribbels van onderen af en dan om de 10 ribbels. KRAAG. Voor den kraag zetten we 64 st. op; we breien eerst 8 pennen recht en minderen dan om de rib bel voor en achter aan de pen; na 20 ribbels breien we de pen zóó, dat we telkens 8 st. aan weerskan ten afkanten. Deze kant wordt op het jasje genaaid. MOUW. Voor de mouw zetten we 45 st. op, breien eerst 8 toeren 1 pen r. 1 pen a. daarna het patroon, 1 r. 3a. 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 1 r. Om de 8 toeren meerderen we voor en achter 1 st. tot 51 st.; dan meerderen we om de 4 toeren, tot 69 st. Nu zetten we er aan eiken kant nog 8 st. bij op en hebben dan 85 st. op de pen. Dit is de heéle breedte van de mouw. We minderen om de 4 pennen aan weerskanten 1 st. tot 75 st., dan om de 8 pennen tot 63 st. Daar na 20 toeren zonder minderen en vervolgens om de 6 toeren tot 45 st. Nu meten we even na of de mouw de vereischte lengte heeft; daarna breien we een boordje van 12 ribbels. Dan afkanten. Bij het dichtnaaien van de mouw stikken we deze op de machine, alleen het boordje naaien we met de hand onzichtbaar aan elkaar, zoodat dit kan worden omgeslagen. Om een mooie vierkanten k-op- mouw te verkrijgen, stikken, we bij den kop de hoeken naar binnen dubbel circa 3 c.M. breed. ROK. Voor de helft van den rok, die van onderen wordt begonnen, zetten we op 175 st. We breien eerst 6 penren recht, daarna 8 toeren 1 pen r. 1 pen a. daarna het patroon als volgt: 7r.-3a. - 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 7 r. - 2 a. 7 r. 3 a. 17 r. 3 a. 17 r. 3 a. 7 r. 2 a. 7 r_ 3 a. 17 r. 3 a. 17 r. 3a. 7 r. De 2 a., die we 2 x in deze pen breien, worden aan den verkeerden kant telkens recht gebreid. Aan weerskanten van deze 2 a. minderen we den rok af, om dezen van boven op de vereischte wijdte te krijgen. We breien het patroon verder zooals het opgege ven is. Na 40 toeren minderen we aan begin en eïnld1 van de pen en aan weerskanten van de 2 averech ten. Dit herhalen we om de 12 toeren; als we het 10 maal hebben herhaald, minderen we om de 8 toeren. Als de rok de vereischte lengte heeft, dat is bij circa 75 c.M., dan kanten we los af. De andere helft van den rok is gelijk aan de eerste. OPMAAK. Alles wordt gestreken onder een natten doek en dan in elkaar geregen. Bij. den rok laten we aan den linkerkant een splitje open en boven tegen den rok stikken we tailleband op de vereischte wijdte. Nu wordt alles gepast. Daarna stikken we de naden op de machine dicht en strijken alles nog eens goed uit. Tegen de bies met de knoopsgaten en het splitje in den rok zetten we een lapje zijde in dezelfde kleur; de knoopsgaten worden daarna gewoon ge festonneerd. Den kraag, revers en de kapjes van de mouwen voorzien we ter afwerking van een gedraaid koordje van dezelfde wol. We kunnen het pakje zonder of met ceintuur dragen. Hoe we van oud nieuw maken Practisch schortje van oude lingerie. Hebt u in de kast nog wat oude hempjes of oude jurken liggen van het nu eenigszins ouderwetseh geworden lingeriekatoen, in wit of rose? Doe ze dan niet weg en laat ze evenmin naar de stofdoekenmand verhuizen, maar maak er snoezige schortjes van! Misschien kunnen de geborduurde randen ook nog dienst doen. De versleten gedeel ten onder de armen laat u natuurlijk handig weg vallen. De werkteekening laat duidelijk zien, hoe zoo'n schortje gemaakt wordt: breede dubbele band, voorzien van smalle bandjes en knoopsgat, 't schort je er aan rimpelen en klaar is 't geval. Zoo'n schortje heeft twee voordeelen: 't be schermt de jurk en kaatst het licht terug, als u donker stopwerk hebt en een zuinig pitje om bij te werken! MET HERNIEUWDE ENERGIE. Wanneer de noodzaak ons tot bepaalde dingen drijft, dan zijn wij opeens in staat datgene te doen, waarvan wij vroeger altijd overtuigd waren dat het nooit lukken zou. Wat ons in tijden van voorspoed een onmogelijkheid toescheen, wordt in tegenspoed zoo al niet de gewoonste zaak van de wereld, dan toch een doodgewone plicht, die we natuurlijk op ons nemen. Hoe dikwijls hooren wij niet zeggen: dit of dat zou ik onmogelijk kunnen, maar wanneer de noodzaak er eenmaal achter zit, is er van onmogelijkheid hee- lemaal geen kwestie meer, dari gebeurt het en daar mee uit. Tegenspoed scherpt den mensch, voorspoed ver slapt, wat al oude en levenswijze menschen heb ben dit hoofdschuddend aan de jongeren ten beste gegeven, alsof zij zeggen wilden: wat weten jullie van tegenspoed af, en wat zullen jullie met de han den in het haar zitten wanneer de voorspoed voorbij is en de moeilijkheden aan jullie deuren kloppen. Die moeilijkheden zijn er nu en de ouden hebben hun levenswijze hoofden te vroege geschud, want ik vind, en waarschijnlijk velen met mij, dat de beide generaties die deze zorgen moeten verwer ken: de middelbade leeftijd en de volwassen jeugd ze met kalmte en moed onder de oogen zien en hun schouders eronder zetten. Met opzet schakel ik hierbij de jeugd en den ouderdom uit, omdat de beide anderen in moeilijke tijden bovendien nog den plicht hebben om hun te steunen en staande te houden, wat nog weer meer energie en moed vordert dan alleen het op vangen van de moeilijkheden van buitenaf. De verslappende invloed van den voorspoed waar mee sommigen graag schermen, mag dan ten deele waar zijn, wat blijkt uit een eerste oogenblik van inzinking, direct daarna heeft ieder zich weer op gelicht en het leven met zijn veranderde vooruit zichten recht in de oogen gezien. Geen kromme rug en slappe houding van iemand die het leven niet meer baas is en die nu maar lijdelijk zal toe zien hoe het verder met hem loopt dit zou het resultaat van die verslapping kunnen zijn maar het tegendeel is het geval, de energie wordt ge scherpt, de vindingrijkheid van de menschen wordt grooter, het doorzettingsvermogen neemt toe naar mate het meer moeilijkheden, meer zorgen op zijn weg ontmoet. Waaruit wij dus zouden kunnen concludeer en, dat een moeilijk leven van de wieg tot het graf het gelukkigste maakt en het beste uit een mensch weet te halen? Ook dat is in zijn algemeenheid niet juist; voor spoed kan voor degenen die het leven op de juiste waarde weten te schatten, die van het leven houden omdat het zooveel goeds biedt, voor hen kan de voorspoed een tijd van geluk en van vreugde be- teekenen, die dubbel en dwars aan hen besteed is. En het zou juister zijn om te zeggen, dat die welbestede voorspoed 'n periode van rust in hun leven beteekent, die hen straks heter in staat maakt om de moeilijkheden het hoofd te bieden, dan om er een gevaar voor verslapping in te zien. Wie met zijn volle gevoel van verantwoordelijk heid door het leven gaat, kan ook niet blind en doof zijn voor alle zorgen en moeten die anderen lijden, die nu misschien zijn eigen deur nog voor bijgaan, maar die er op een zeker ook weieens naar binnen VOOR DE KINDEREN. Met een bons sloeg de gehavende deur naar binnen. Kapitein Flink wilde naar binnen springen, op den voet gevolgd door zijn twee stevige helpers. Maar zoover kwam het niet. Plotseling stond hij met een been op .een beschreven vel papier. „Pas op, pas op!" schreeuwde hij. Bijna waren zij alle vier over het pa pier heengestormd en hadden dit misschien met hun laarzen ver scheurd. Voorzichtig raapte kapitein Flink het papier op en bekeek het blad bij het maanlicht. Toen haalde hij zijn schouders op en gaf het aan Speurneus. Aandachtig bekeek mijnheer Pak- man de sierlijke Chineesche letters, die op het papier geschreven stonden. Toen rolde hij voorzichtig het docu ment op en keek kapitein Flink érn stig aan. „Dit papier bewijst, dat wij nog voorzichtiger te werk moeten gaan, dan wij reeds deden. De piraten zijn een zeer geslepen en uiterst sluw volk, die overal hun spionnen hebben. Deze spionnen -hebben eigenlijk niets te maken met de zeeroovers, maar deze leven als gewone, werkzame men schen op de schepen op zee of werk plaatsen in de' steden." „Maar, wat staat er nu op dat pa pier?" vroeg kapitein Flink. De stem van Speurneus daalde tot een ge heimzinnig fluisteren. Toen sprak hij „Hier staat: Kapitein Flink, Wij weten, dat u ons achter volgt met het politievaartuig D. III. Daarom hebben wij deze plaats verlaten. Leg hier drie honderd goudstukken neer en wij zullen zorgen dat Ab onge deerd op de D. m terugkomt. SIMPA." Verslagen stond kapitein Flink een oogenblik Speurneus aan te staren. Doch dan sprong hij weer op en riep: „Vooruit, naar binnen!" wil niet zeggen, dat men zijn leven''5 derven door zorgen die misschien n zullen, maar dat men medeleven moet gen van anderen, waardoor vanzelf n tegenover de levensmoeilijkheden En wie nu om zich heen ziet mag zich over de energie waarmee men zijn scho h* de moeilijkheden zet waarover ik in het i!? dit stukje schreef en hij zal tevens wets zorgen ons niet terneer hebbeh gesh^!' ons tot nieuwen moed en eenheid wekt. neo&5 Daarvan zal iedereen mo.eten toegeve een belangrijk winstpunt is. Jft" fill Jfeoi E. E. J.-P. In jsnvi terv'O 0- -jch xifce fijij® pich vcerp den r zijn tuig® De ten o 3 ge In Aai1 ders den fflei'l bran' Bagn pers HUISIIOUDSCHORT. 'n Vlot model huishoudschort, dat onmisbaar!) om bij de huiselijke bezigheden gedragen te we:, den. Het prettige ervan is, dat het juist die felq der japon bedekt, die het eerst vuil worden, Fei en voorpanden zijn met rechte banden verbond* terwijl zigzagband eventueel als garneering op és stof kan worden gekozen. Gebloemd materiaal te niet zoozeer een aparte versiering noodig. Benoodigde stof pl.m. 3.60 M. van 90 c.M. Patra, nen in maat 46. Het patroon is van Maandag af gedurende week verkrijgbaar Kennemerlaan 42, IJmuiden Breestraat 29, Beverwijk. Oeufs pochés met tomatensaus. Witte booncn. Gebakken aardappelen, Caramelpudding. Oeufs pochés: 1 ei per persoon. 1 stukje brood per persoon. Wat zout en azijn. 1 pond tomaten. 1 klein uitje. 1 takje peterselie. 1 laulierblad. 2 eetlepels bloem. Snijdt de tomaten in stukken en smoor ze mei éi kruiden gedurende een half uurtje; zeef ze daarna tot purée. Maak boter en bloem aan met de puree houd ze wai-m. Breng water aan de kook, voeg er wat zout a een scheutje azijn aan toe en laat hierin eens uit de schaal voorzichtig glijden, zoodat het 2» veel mogelijk in zijn verband blijft. Kook het va minuten en schep het voorzichtig uit het wals. Zoi-g intusschen dat de witte boonen gaar zijn, stapel ze op een schaal, schik de eieren er boven op en overgiet alles met een goed heete tomatensaus. Presenteer er gebakken aardappelen bij. Roman van HERBERT STEINMANN. Bewerkt door LIZZY VEEN. 13) (Nadruk verboden). Hans schudt het hoofd. Ik geloof vader, dat wij hier met andere maatstaven moeten meten. Een ding staat echter vast. wij kunnen Bill Bing nu nog niet missen. Wij staan op het punt langs de Union Pacific Lijn te trekken, wij zullen vaak moeten opbouwen en afbreken en uit- en in laden. Ik zou werkelijk niet weten aan welken man wij de paarden zouden moeten toevertrou wen. Bovendien heeft hij ook kanten aan zijn karakter, die mij -bijzonder goed bevallen. Ik stel voor hem te waarschuwen. Het staat mij tegen een man, dien oom Rolf zoo lang bij zich in dienst hield, op stel en sprong te ontslaan en vergeet u niet, dat oom Rolf hem nog in zijn testament heeft genoemd. Dit laatste argument geeft bij vader Wenger en ook bij Gertrude, den doorslag. Bill Bing wordt geroepen en ernstig gewaarschuwd. Hij laat de woorden zwijgend over zich heen gaan. Dan gaat hij weg. Wat Higgens betreft, deze is gekrenkt. Hij vindt, dat men zijn trouw en vriendschap slecht beloont en dit zegt hij ook openlijk tot Gertrude. En op een dag zegt hij, dat hij zich nu eens met zijn eigen zaken moet bezig houden. Hij stapt in zijn auto en rijdt weg. Maar ik kom terug, zegt hij bij het afscheid nemen tot Gerti*ude, al was het alleen om u, miss Wenger. Het is Gertrude alsof zij op dit oogenblik een goeden vriend verliest. Hans heeft in de -drukte, die het circus en alles wat er mede samenhangt, met zich brengt, weinig tijd om over de geheimen na te denken. Alleen twee dingen interesseeren hem nog en daarover denkt hij in stille oogenblikken wel eens na. Welk belang kon Bill Bing, aangenomen dat hij de dader was, aan de oude rekeningen en papieren in de doos hebben? Tevergeefs had hij elk stuk papier indertijd met Higgens nagezien. Niets was er uit te onderkennen, ook geen aanduiding noch op de erfenis, noch op het half millioen, dat hoe langer hoe meer tot een fantoom werd. Het tweede raadsel voor Hans Wenger is en blijft Juanita. Opbreken. Midden in den nacht begint het afbreken van de tent, onder aandachtig kijken van het publiek uit Denver. Ondanks het onzekere licht dei- schijnwerpers en nog enkele lantaarns, loopt alles vlot als een machine, iedereen weet wat hij te doen heeft. Een geheele stad wordt afgebro ken, maar iedere lat, iedere spijker en ieder re- quisiet, al schijnt het nog zoo onbelangrijk, heeft zijn eigen plaats op de vrachtauto's. De stoelen rijen stapelen zich op tot een keurigen berg en het groote zeil wordt handig in elkaar gevouwen. Bill Bing's paardenstal is in een oogenblik af gebroken. Paardenkoppen kijken uit transport auto's. Giraffen draaien nieuwsgierig de lange halzen, roofdiergebrul doet de lucht trillen, oli fanten wedijveren met de lastwagens. Vele woon wagens zijn nog met paarden bespannen. Andere worden door tractors getrokken. Bill Bing is onvermoeibaar. Hij schijnt zich te kunnen vertienvoudigen. Altijd als Hans met een hem ongewoon werk geen raad weet. is de cow boy er, pakt aan, of legt den chef met een paar brommende woorden het een en ander uit. Hans leert veel in deze uren. Dan komt -het oogenblik waarop de colonne zich in beweging zet. Er blijft niets achter dan een gi'oote, leege zandvlakte, waarop, onder papier, stroo en allerlei rommel een ding duidelijk blijft: de plek waar de groote "oeschouwerst-ent heeft gestaan. Hans Wenger leert de romantiek der rollende wielen kennen. Hij is onvermoeid onderweg, met een troep reclamemenschen reist hij het circus vooruit. Eerst had Brouwer hem nog vergezeld, maar weldra had hij dit deel van zijn bedrijf geleerd en nu doet hij het alleen. De claxons van de bont beschilderde auto's gillen en huilen en ieder kijkt naar de opschrif ten op de wagens. „Excelsior" komt! Het 'beroemde circus „Excelsior" komt, in een lange colonne trekken de wagens vooi-bij en komen een stad binnen. Er zijn honderden dingen te doen. Een passende standplaats zoeken en met de autori teiten onderhandelen, maar voor alles reclame en nog eens reclameDe kranten verlangen foto's en korte spannende verhalen. Veel omtrent het circus is al doorgedrongen. Hans moet vertellen. En hij is een beetje verwonderd als hij de artike len leest. „Het circus der raadselen", schrijft een krant, een andere krant verheft den goeden ouden heer Wenger zelfs tot een bekend groot industrieel, die uit liefde voor het circus, zijn groote conservenfabrieken in den steek liet. Geen protesten helpen, geen muur. geen zuil, geen hekwerk blijft vrij van de groote 'bonte plakkaten. „Excelsior komt!" Muziekinstrumenten met den naam van het circus er op, worden verdeeld. Aan den man. die niet om clown Bubo zal lachen, wordt een vrije logeplaats gedurende het geheele verblijf van het circus beloofd. Miss Dorothy Keele wordt de „rijdende Cleopatra met de demo nische oogen" genoemd. Hans vindt dit alles een beetje verachtelijk en hij klaagt zijn nood bij Brouwers, die hem niet begrijpend aankijkt. Wat wilt u, mr. Wenger, het publiek houdt ervan. In Europa is het natuur lijk iets anders, daar zouden wij waarschijnlijk uitgelachen worden om deze fratsen. Maar hier zou men het ons kwalijk nemen als wij niet zoo deden en de kas wordt er door gespekt. In zulke oogenblikken betreurt Hans het, dat hij Higgens niet naast zich heeft. De begrijpende en rustige houding van dezen man heeft hem vaak goed gedaan. Jammer, dat hij blijkbaar boos is. Maar als zij Lasalle binnengetrokken zijn en de triomftocht met olifanten, paarden, dan seressen en wilde dieren door de stad geëindigd is, als voor het eerst de stroom bezoekers naar de circusstad komt, dan rolt ook een bestoven grijze wagen voor en Hans. die buiten naar het gedrang staat te kijken, herkent den wagen en ook den man aan het stuur. Gertrude, die naast haar broer staat, slaakt een vreugdekreet. Mister Higgens, werkelijk? Heelemaal, miss Wenger. Lachend staat hij voor haar. Zij bloost tot onder haar haarwortels. Fijn, nu moet u mij ook vertellen waar u zoo lang geweest bent. In de Rocky Mountains en het Nationalpark, helaas alleen. Zooiets 'moet men met z'n tweeën genieten. Zij begrijpt hem en buigt het hoofd. Op dit oogenblik neemt mr. Higgens lachend den hoed af voor een vrouw, die koel groetend voorbijgaat. Het is miss Dorothy Keele. Ik rijd niet, directeur, laat u het nummer vervallen De oude Wenger kijkt op van de smalle schrijf tafel in den cassawagen, hij is juist bezig een optelling te ma-ken van de reiskosten. Wat zegt u, miss Keele, u rijdt niet, u wilt niet opti-eden? Of kunt u niet? Verwonderd kijkt de oude Wenger de school - ïljdster aan. Zij is nog in wandelcostuum, haar slanke vingers omklemmen haar taschje. Neen, ik wil en ik kan niet rijden. Doet wat u wilt! Voor mijn part ontslaat u mij op staanden voet. U hebt er het recht toe, maar ik zal niet optreden De hoofdboekhouder met pensioen schudt het hoofd en denkt even na, 'voordat hij antwoordt. Zullen wij niet kalm over de zaak praten, miss Keele? De plotselinge weigering om uw verplich tingen na te komen, moet toch een beoaalde reden hebben. Hebt u zorgen, voelt u zich ziek. is er iets met de paarden? Er is toch niets, dat niet met een beetje goeden wil van beide kanten, in het reine zou zijn te brengen? Dorothy Keele schudt het hoofd. Ik wil nu eenmaal niet, directeur, ontslaa u mij. dan is alles tenminste uit. Wenger kijkt haar aan. U wilt ons dus ver laten, miss Keele? U wilt het circus schade doen Ik vraag u nog eens, waarom eigenlijk? Omdat het hier toch allemaal geen doel meer heeft, directeur, het is uit! Wat is uit? Dorothy Keele schudt het hoofd. Alleshet circusen enDe anders zoo koele en rustige vi'ouw kan niet verder spre ken. Wenger staat op en gaat naar haar toe. r— Nu zal ik u eens iets zeggen, miss Keele, u bentWf*- kelijk ziek. U kunt daarom vandaag niet njoa U gaat naar uw wagen en ik zal u een ao^ sturen. En als die u 'niet kan helpen en u neo, andere zorgen, praat u dan eens met mij, ver trouwt- u mij, vergeet u dat ik hier directeur tien. Hij heeft langzaam en kalm gesproken, üh oogen van de vrouw staat verwondering.waa.- om ontslaat u mij niet. mister Wenger. vra< zij nog eens. Er zijn school rijdsters gen(K=. De oude Wenger lacht. Ik geloof dat i* even met de mensch Dorothy Keele heb ge?" en niet met de schoolrijdster. De blonde vrouw haalt vei-licht adem. conde vlamt een zeldzaam licht in haar dan verdwijnt het. Zij steekt den ouden W haar hand toe. Directeur, ik rijd, ter van u. En dan is zij weg. De openingsvoorstelling van het circus sior" is intusschen begonnen. Ds tent isij vol. Een prachtig begin, zegt Higgens to - trade, die in 'n loge zitten. Ze stemt lach1e Vader en Hans zullen blij zijn met de re Ach, het is toch prachtig, miclden in ^ul.K drijf te zitten, als ik het lachen van de'to wers en van de kinderen hoor, als ik m a j ten lees wat het circus „Excelsior" ik mij trotsch en gelukkig, dan zou ik ne maal niet anders willen hebben. Higgens lacht en dreigt schetsend vinger. Dus ook door den circuskoor sg nen en alles vergeten. Het vredige huisje roode dak, den bloementuin en alles.;er de rollende wielen, ei. ei. wie had dat a Gertrude bloost een beetje. 9\ DVatt€D. Higgens, zoo moet u dat ook weer met r v... Alleen dat alles is zoo ver. het hjkt 6611 t ?eten droom, maar misschien is alles, heleef een droom en daar ginds, thuis, u 'ijkheid. i ,m Zij is opeens midden in het volle r circus zeer peinzend en stil geworden. gens, de koele zelfbewuste man. is -'temming bevangen. (Wordt verrol»'1'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6