AB'S AVONTUREN De Torenwachter DINSDAG 3 DECEMBER '1940 Duitsch Landesgericht hield zitting te Groningen. Vier verdachten staan terecht. GRONINGEN, 2 December. Het Duitsche Landesgericht heeft Zaterdag in de Zittingszaal der arrondissementsrechtbank te Groningen een zitting gehouden, waarvoor groote belangstelling bestond. De eerste verdachte was de 20-jarige J. T., van beroep timmerman. Hem was ten laste gelegd dat hij zich op 14 Juni in de Rabenhauptlcazerne te Groningen beleedigend over den Führer heeft ge uit. Verdachte, die nog niet eerder met den strafrech ter in aanraking was geweest, zeide op een desbe treffende vraag van den Landgerichtsdirektor dr. Thier, dat hij niet wilde ontkennen deze beleedi- gingen te hebben geuit, maar dat hij ze zich niet kon herinneren. De Staatsanwalt dr. Kobliz zeide in zijn requisi toil* kort te kunnen zijn. De beleediging van den Führer is bewezen. In ieder land worden beleedi- gingen, jegens het staatshoofd gestraft en worden personen, die beleedigen, gearresteerd: de 17óe Juni is verd. dan ook in voorloopige hechtenis ge^ steld. Een gevoelige straf achtte spr. op zijn plaats om hierdoor tevens anderen, die gemakkelijk veel zeggen zonder na te denken, af te schrikken. Spr. wilde met zijn eisch er rekening mee houden, dat vele gemoederen in Juni nog niet tot rust gekomen waren. Wie zich thans op een dergelijke wijze uit laat over den Führer, zal met een zwaardere straf worden gestraft. Hij requireerde 6 maanden vangenisstraf met aftrek der voorloopige hech tenis. Nadat de rechtbank zich een oogenblik had te ruggetrokken, werd de verd. conform den eisch van den Staatsanwalt veroordeeld. M. E. de Vr.. koopman, oud 64 jaar, was de twee de verdachte. Deze koopman had in zijn zaak te Leeuwarden tegen zijn dienstmeisje gezegd in een minder prettig gesprek: „Mijn zaak gaat zoo slecht sinds de Duitschers hier zijn. De Duitschers zijn overal de schuld van. Verdachte voegde een be leediging tegen den Führer er aan toe. De getuige in deze zaak, het bovengenoemde dienstmeisje, was niet gedagvaard, aangezien zij in Duitschland werkt. Van haar oproeping werd zoo wel door den verdachte als door den Staatsanwalt afgezien. Verdachte, die erg doof is, zegt niet meer te weten, wat hij half Juli heeft gezegd. Hij wilde niet ontkennen, dat hij zich aldus heeft uitgelaten. Verdachte vertelt vervolgens dat hij een ongelukkig gezin heeft, waar hij met zijn zaak in ouden rommel hard voor moet werken. Hij doet een beroep op de menschlievendheid van de rechtbank. De Staats anwalt vindt het een zeer ernstig feit, waaraan verd. zich heeft schuldig gemaakt, weliswaar is verd. een Jood maar toch laten wij ons dergelijke beleedigingen aldus de Staatsanwalt niet wel gevallen. Spr. requireerde 5 maanden gevangenis straf met aftrek van de voorloopige hechtenis, die reeds vier maanden bedraagt. Bij het bepalen van zijn eisch heeft de Staatsanwalt rekening gehouden met den hoogen leeftijd van verd. en met het feit, dat achter hem een hulpbehoevend gezin staat. Mr. J. Ph. H. Bruel uit Leeuwarden vroeg cle mentie. De rechtbank uitspraak doende veroordeelde verd. tot 4 maanden gevangenisstraf met aftrek van de voorloopige hechtenis. A. B., oud 22 jaar, van beroep fabrieksarbeider en woonachtig te Groningen, had zich tegenover verschillende menschen beleedigend over Duitsch land uitgelaten. O.m. heeft hij gezegd, dat de Duit sch ers Haarlem hebben gebombardeerd. Op 17 Oc tober jl. is verdachte in voorloopige hechtenis ge steld. „Het klinkt heel erg, wat ik gezegd heb", aldus verd. „Maar ilc heb dit alles nooit zoo gezegd. Ik was in gesprek met anderen over den toestand en toen kwam van het een het andere". Voorts ver telde verd. 2 maanden in Duitschland te hebben gewerkt, daar goed verdiend en gegeten te hebben, zoo zelfs dat hij niettegenstaande zwaren arbeid is gegroeid. Op desbetreffende vragen antwoordde verd., dat hij zelf niet gezegd heeft, dat Haarlem door de Duïtschers is gebombardeerd, maar dat hij dat van andei-en had gehoord, die tevens haddei- gezegd, dat de Duitschers het bombardement zelf hadden toege geven. ..Dit heb ik ook", aldus verd., „in dat gesprek ge zegd". „Welk voordeel zouden de Duitschers bij dat bombardement gehad hebben?'* Op deze vraag van dr. Thier kon verd. geen ant woord geven. De Staatsarwalt wees op de dwaze geruchten van bombardementen, door Duitschers uitgevoerd. Deze geruchten, die gevoed worden door de Engelsche propaganda, verstommen niet en zoo wordt syste matisch tegen Duitschland een hetze gevoerd. „Dat kunnen wij ons, aldus spr. oiet laten welgevallen. Een gevoelige straf is hier op zijn plaats". Spr. eïschte, rekening houdende met den gunstigen in druk, dien verd. maakte, 3 maanden gevangenisstraf met aftrek van de prev. hechtenis. De rechtbank veroordeelde verd. conform den eisch, opmerkende dat verd. veel zwaarder ge straft zou zijn als bewezen was, dat hij opzettelijk Duitschland had willen belasteren. Een groot fantast en domoor is de volgende ver dachte L. J. van T., oud 24 jaar, van beroep ko lenhandelaar en woonachtig te Groningen. Verd. had op de Groote Markt te Groningen een Duitsch bankbiljet uit den oorlog 19141918 ge vonden, eertijds ter waarde van 20.000 mark of f 13.000 Nederlandsch geld. Hiermede ging verd. Ook de groote keersluis bij Ka^oelen, een belangrijk onderdeel van de Noordoost- polderwerken, is definitief in gebruik genomen. De laatste beletselen, n.l. een houten noodbrug, welke gelegd was, worden weggenomen. (Foto Pax Holland.) naar een bank, meenende dat uitbetaling van het geld zou plaats vinden. Hem werd echter gezegd, dat het bankbiljet waardeloos was. Op een vraag hoe hij aan dit biljet kwam, zeide verd. het van een ander te hebben gebeurd. Dan is u aldus de con clusie van de bank bedrogen en moet u zich bij de politie melden. Verd. ging naar de Neder- landsche politie en vertelde daar, dat hij het bank biljet van een Duitsdien soldaat had gekregen in een café hier ter stede en daarvoor f 13.000 had uitbetaald. De Nederlandsche politie wees verd. naar de Si- cherheitspolizei, die de zaak in onderzoek nam. Langen tijd wist verdachte zidi goed te houden, doch ten langen leste, na de politie veel moeite te hebben bezorgd, vertelde hij den waren gang van zaken. Verd. vertelde dat hij toen hij eenmaal bij de bank was geweest, het niet durfde wagen om niet naar de politie te gaan. Ik dacht, aldus verd., den soldaat vinden ze toch niet, dus komt de zaak wel in de doofpot. Dr. Thier deelde echter mede, dat verd. vroeger gezegd had: Gelooven ze mij, dan krijg ik wat. Gelooven ze mij niet, dan krijg ik niets en dat is ook zoo erg niet. Te zijner verontschuldi ging wist de verd., die een dommen indruk maak te, niets te zeggen. De Staatsanwalt requireerde 4 maanden gevan genisstraf met aftrek van de voorloopige hechte nis. die reeds 3 maanden bedraagt. De rechtbank veroordeelde den verdachte tot 5 maanden gevangenisstraf met aftrek der preven tieve hechtenis. (A.N.P.) De broodbakkerijen voor St. Nicolaas. De waarnemend secretaris-generaal van het de partement van Sociale Zaken heeft bepaald, dat op Woensdag 4 December 1940 door bakkersgezel len arbeid mag worden verricht volgens de voor den Zaterdag voor hen geldende wektijdregeling, onder voorwaarde,, dat te hunnen aanzien dan geen gebruik wordt gemaakt van de voor Donder dag 5 December 1940 toegestane afwijkingen. Deze bepaling is vooral bedoeld voor die brood bakkerijen, welke op Woensdag 4 December voor twee dagen brood willen bakken, ten einde op den daaropvolgenden Donderdag bevrijd te zijn van de broodbezorging en dezen dag te kunnen besteden voor de vervaardiging en bezorging van andere artikelen. (A.N.P.) PAPIERFABRIEK „DE HOOP" DOOR BRAND VERWOEST. Te Eerbeek is door onbekende oorzaak Maan-, dagnacht omstreeks drie uur brand uitgebro ken in de afdeeling cartonnage van de papier fabriek „De Hoop". Het gebouw is totaal uitge brand. Een groot aantal machines is door de vlam men vernield, Tachtig arbeiders worden door dezen brand werkloos. De schade is nog niet vastgesteld. De fabriek is op beurspolis verzekerd. Het Verzekeringswezen. Duitsch-Nederlar.dsclie samenwerking. Op 29 November j.l. zijn onder voorzitterschap van staatsraad Wohlthat voor den eersten keer vertegenwoordigers van het Duitsche en van het Nederlandsche verzekeringswezen in Den Haag samengekomen om gemeenschappelijk vakkundige kwesties te bespreken en de sedert maanden voor bereide samenwerking uit te breiden. De besprekingen verliepen in vriendschappe- lijken geest. Over de verschillende behandelde onderwerpen werd men het eens. De verkregen re sultaten zullen nog afzonderlijk verder uitgewerkt worden. Het ligt in de bedoeling, deze bijeenkomst ter versteviging en uitbreiding der Duitsch-Neder- landschê samenwerking door meer dergelijke te laten volgen. (A.N.P.) Deskundigen bij den wederopbouw. Ten behoeve van cïviel-technische werken. Om den wederopbouw zoo krachtig mogelijk te stimuleeren en voor een vlotte en onmiddellijke behandeling van alle problemen, verband hou dende met den wederopbouw, zorg te dragen, is naar het A.N.P. bericht, de algemeen gemachtigde voor den Wederopbouw voornemens een aantal deskundigen te benoemen, die hem zullen ver tegenwoordigen in de verschillende verwoeste plaatsen. Deze deskundigen zullen belast worden met de leiding van de voorbereiding en uitvoering van de civiel-technische werkèn in bepaalde gemeenten, voor zoover deze werken verband houden met den Wederopbouw. Dit zal natuurlijk geschieden in samenwerking met de gemeentebesturen. Voor Middelburg is dr. Ringers reeds tot een be noeming overgegaan en heeft als zoodanig aange steld den heer C. van Boven, oud-kapitein der genie. Financiëele Commissie Winterhulp Nederland. Vooraanstaande financiers benoemd. 's-GRAVENHAGE, 2 Dec. De Rijkscommissa ris heeft heden benoemd de volgende financieele commissie voor de Winterhulp Nederland: Voor zitter Mr. L. J. A. Trip, secretaris-generaal van het Departement van Financiën te 's-Graven- hage; leden: Jhr. Mr. O. Reuchlin. agent van de Nederlandsche Bank te 's-Gravenhage; Mr. P. Heering, directeur van de verzekeringmaatschap- oij „De Nederlanden van 1845", te 's-Gravenhage: Mr. B. Kolff, directeur van de Rotterdamsche Bankvereeniging, te Rotterdam; Mr. H. v. Leeuwen, directeur van de Twentsehe Bank. te Amsterdam: Mr. J. C. Spangenberg, te 's-Gravenhage; Mr. H. van Maasdijk, directeur van de Ned. Bankinstel ling voor waarden, belast met vruchtgebruik en oeriodieke uitkeeringen, te 's-Gravenhage; Mr. E, Menten, firmant van Heldring en Pierson, te 's-Gravenhage; Mr. J. Wilkens, directeur van de Nederlandsche Hypotheekbank te Veendam, mr. R. Zuy derhof f, voorzitter van de Algemeene Re kenkamer, te 's-Gravenhage. VOOR DE KINDEREN Hola, hij moest oppassen, want haast was hij met zijn beenen tegen een nok van een der huisjes geslingerd. Wacht, hij kon wel eens probeeren te landen. Voorzichtig kroop hij naar den onder kant van de slee en spoedig hing hij aan zijn beide handen aan de ijzeren glijders. Dan ineens schoof hij langzaam in de richting van een schoorsteen. Hoepla, daar had hij zijn beenen reeds op den rand, nu goed vasthouden! Het valscherm rukte aan zijn slee, want liij had het touw hiervan aan de houten latjes gebonden. Maar o wee! daar ineens schoten zijn beide voeten van den rand af en glipten in den schoorsteen. Langzaam maar ze ker voelde hij zich door het nauwe en roeterige kanaal zakken. Een walge lijke rook- en roetlucht benam hem haast den adem. Het werd Ab een beetje angstig om het hart en voor hij het wist, begon hij te schreeuwen en te kermen. Maar dat alles hielp niet. Daar hing hij nu in een vies rookkanaal. Als Ik hier lang blijf, dacht Ab, dan word ik straks nog een ham of een gerookte bokking! Ab wist er niets beters op dan maar zijn slee los te laten en zich verder door het kanaal te laten zakken. Hij moest hier uit probeeren te komen, zoo gauw mogelijk, want hij stikte haast. Na heel, heel lang ploeteren voelde Ab dat zijn beenen meer vrijheid hadden gekregen. Maar hij kon natuurlijk nog niet den man zien, die in dikke Pool- kleeren en zittend op een kistje, zat te slapen bij het vuur van een paar blok ken hout. Met een plof was Ab terecht gekomen op het brandend hout. Met schrik keek hij om zich heen. Op hetzelfde moment merkte hij den nog steeds slapenden man op. Met wijd opengesperden mond van verbazing bleef Ab den man aan staan kijken, maar op hetzelfde oogenblik sprong hij met een onderdrukten gil van het brandende hout af. Bijna hadden zijn lcleeren vlam gevat. Pijnlijk wreef hij zijn voeten en keek onder de hand naar den nog steeds slapenden man. Zitting van liet Felclkriegsgericbi Enschedé. Beleediging van het Duitsche Rijk. Het A. N. P. meldt d.d. 2 Dec. uit Enschedé- v het Feldkriegsgericht, dat daartoe zitting hièlrp het gebouw van het kantongerecht te Enschou diende een zaak tegen vijf employés van een ff tielfabriek, die ervan werden verdacht een l*' dicht, dat van zeer beleedigenden inhoud was v°"" het Duitsche rijk en voor het luchtwapen in w bijzonder, te hebben verspreid. Terecht stonrt de 34-jarige controleur D. S„ de 33-jarige meester P. M. en drie vrouwelijke kantoorbediPn" den, de 20-jarige mej. P. H., de 19-jarige mei l" C. en de 22-jarige mej. E. N. Uit het verhoor kwam vast te staan, dat m E. N. op een morgen in de brievenbus van haa' woning een getypt gedicht had gevonden. Dit of dicht had ten doel de eer en het aanzien van°*" Duitsche weermacht te schaden en was van uitermate krenkenden inhoud. Het meisje liet h t epistel zien aan haar collega mej. H., die het mee nam naar huis en des avonds op de schrijfmap* ne van haar vader een afschrift maakte. Zij toondé het aan eenige personen in de fabriek, o.a. B. C., die het meenam naar haar afdeeling en er een afschrift van maakte. Juist toen zij daarmede klaar was kwam de controleur D. S. in het kan toor, die het pamflet meenam en het toonde aan iemand die in zijn afdeeling werkzaam was. Deze laatste stelde een Duitschen afdeelingschef van het geval in kennis, die daarop een onderzoek instelde waarna hij mededeeling deed aan de Sicherheit^ polizei. Bij het verhoor der verdachten verklaarde D. s dat hij het papier van het meisje had weggenomen' toen hij haar afdeeling passeerde. Hij is haar chef en zag toevallig dat zij iets had, dat hem naar zijn zeggen niet aanstond. Het papier toonde hij, i00 verklaarde hij verder, aan Ter W., iemand uit zijn afdeeling, die hij als zeer Duitsch gezind kent, met de bedoeling dat deze zou zorgen, dat de zaak'ver der zou komen, aangezien hij dergelijke geschrif ten niet in de fabriek wenschte te zien. Ter W,, a]g getuige gehoord, zeide den indruk te hebben gehad dat S. hem het papier liet zien bij wijze van grao! Toen echter bleek, dat hij aan den Duitschen af deelingschef over het geschrift had gesproken voegde S. hem toe: „Als je zegt, dat ik het ding had, sla ik je in het ziekenhuis'. De verdachte P. M. zeide het „gedicht" van mej, H. te hebben ontvangen. Hij had het aan een an der getoond zonder eenige bijbedoeling. De presi dent maakte hem er echter opmerkzaam op, dat hij het ook aan zijn vrouw had laten zien, die hem had geadviseerd het onmiddellijk weg te doen, welke verstandige raad hij echter in den wind had geslagen. Uit het verhoor van de meisjes kwam vast te staan dat mei. P. H. zich het meest had beijverd om het pamflet te verspreiden. Zij zeide het aan vankelijk een mooi gedicht te hebben gevonden sn niet te hebben ingezien, dat het voor de Duitsche weermacht van een zeer beleedigenden inhoud was. Eerst later was zij tot dat inzicht gekomen. Pre sident en openbare aanklager zeiden deze verkla ring onmogelijk te kunnen aannemen; een kind kan direct constateeren wat de bedoeling van het fraaie „vers" is. Mej. C. zeide het geschrift alleen te hebben meegenomen om het voor zichzelf over te tikken. Zij heeft het aan niemand gegeven; verd. S. heeft het haar afgenomen. Ook zij beweerde het gedicht mooi te hebben gevonden en er aanvankelijk niets in te hebben gezien, welke verklaring ook verd, mej. N, afleg'de. Deze laatste zeide het „gedicht" in de brievenbus van de ouderlijke woning ta hebben gevonden. Nadat eenige getuigen waren gehoord, hield de openbare aanklager een uitvoerig requisitoir, waarin hij er o.a. op wees, dat „gedichten" als het onderhavige van een zoo verregaanden beleedigen den inhoud zijn, dat hiertegen met kracht moet worden opgetreden. De Duitsche weermacht heeft na de bezetting in Nederland gehandeld op een wijze, welke eenig is in de geschiedenis. Zij heeft niemand een haar breed in den weg gelegd en zich op een uitermate correcte wijze gedragen. Het kan echter niet wor den getolereerd, dat diezelfde weermacht op ge meen e wijze wordt beschimpt. Daartegen zullen alle maatregelen, zoo noodig de doodstraf, worden genomen Spr. was van meening dat mej. P. H. de hoofd- daderes is en eisch te tegen haar een gevangenis straf voor den tijd van één jaar. Mej. C. achtte de openbare aanklager onschuldig, aangezien zij niets heeft gedaan om het pamflet te verspreiden. Te gen de drie andere verdachten eischte spr. zes maanden gevangenisstraf, allen met aftrek van de preventieve hechtenis. Het Feldkriegsgericht veroordeelde daarop mej. H. tot acht maanden gevangenisstraf, mej. N. tot zes maanden gevangenisstraf en de beide manne lijke verdachten D. en M. tot zes maanden ge vangenisstraf, alles met aftrek der preventieve hechtenis. SCHUILKELDERS IN DEN HELDER EN VLISSINGEN. Naar het A.N.P. meldt zullen ten behoeve der bevolking in Der Helder 30 en in Vlissingen 6 schuilplaatsen op korten termijn worden gebouwd. Deze bouw geschiedt door het Bureau van den Alg. Gemachtigde voor den Wederopbouw in overleg met den inspecteur der luchtbeschei-ming. EEN VERHAAL VAN DE ZEE. bewerkt door ADRIAAN J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 11) Dank u, zei hij. Dat had ook niet veel ge scheeld, Hebben jullie hier een lantaarn? Telkens als er één veilig aangekomen is moeten wij een sein geven. Enid bracht een kleine lantaarn en de ander zwaaide deze twee keer heen en weer. Toen het touw voor den tweeden keer bij hen aankwam, was er een matroos aan vastgebonden, die geen woord zei, maar zich, zoodra hij vasten grond onder zijn voeten voelde, bukte om een schoenveter vast te maken. Hoeveel zijn er nog aan boord? vroeg Brand den officier. Ongeveer tachtig met inbegrip van een twin tigtal vrouwen en kinderen. Allemaal doornat? Ja, en een paar bewusteloos, misschien wel dood. Kan u het nog uithouden? Ja, dat zal wel gaan, maar als u een slok cognac voor mij heeft. Ik zal dadelijk wat laten halen, maar we heb ben nu nog wat anders te doen. De twee, die hier bij mij zijn, zijn mijn dochters. Dit was zelfs voor dezer kalmen en flegmatie- ken Engelschman te veel. Hij keek van de een naar de ander. Wel! Die Amerikaan begreep al niet wat er hier aan de hand was, toen u zei, dat u geen man ner genoeg had! Een vormeloos pakje bereikte de leuning. Het bevatte twee kleine meisjes, stevig aan elkaar vast gebonden en in een deken gewikkeld. Zoo zou men zeker allen, die niet zelf naar den vuurtoren kon den komen, transporteeren. Brand's eerste werk was de krachten» waarover bij beschikte, zoo economisch mogelijk te verdee- len. Enid werd naar beneden gestuurd om zoo vlug als het girg een groote hoeveelheid warme cacao te maken. Constance zou alle schipbreukelingen, die overkwamen, een kleine dosis alcohol toedie nen en hun den weg wijzen. De vrouwen en kin deren kregen de beide slaapkamers. Als er geval len waren van eenigszïns ernstige verwonding of algeheele uitputting zouden de patiënten in de ka mer, die gereserveerd was voor den controleur, als deze op den vuurtoren kwam, behandeld worden. De mannen, die in staat waren voor zichzelf te zor gen, zouden over de trappen, den ingang, de werk plaats en het kolenhok verdeeld worden. De keu ken de voorraad- en dienstkamer moester. vrij blijven. Tachtig! Brand maakte aldoor kleine ver menigvuldig- en deelsommen en de uitkomst was, dat er voor ieder ongeveer drie vierkante meter ter beschikking was. Ook aan booi'd van het wrak was iemand, die zich met vermenigvuldigen en deeler bezig hield: de jongeman, die zooveel voor de redding van zijn medepassagiers gedaan had. Hij had op zijn horloge gekeken en gezien, dat er elke twee minuten twee aan elkaar gebonden vrouwen of kinderen naar de andere zijde van de kokende zee gingen. Met deze gegevens ging hij naar den kapitein, die hem op zijn vraag, hoe lang het schip het nog zou uithouden, een vermoedelijken tijd van een half uur noemde. Dan zal ik dit zaakje op een anderen voet moeten voortzetten, zei de onverstoorbare Ameri kaan. Anders zullen aan het eind van dat half uur er een vijftig zijn, die heel wat vlugger zullen over steken, dan de lui, die nu langs de lijn gaan. De kapitein gaf op verzoek van den jongen man enkele korte orders, waardoor dadelijk het heele tooneel veranderde. Angstige en gillende dames werden bij vieren tegelijk aan elkaar gebonden en met grooten spoed over den afgrond boven het water geheschen. En toen de beurt aan de mannen kwam werd er nog minder omslag gemaakt en het tempo nog versneld. Inmiddels verdween het schip zienderoogen. Een schoorsteen viel met oorveraoovend geraas, een reddingsboot in zijn val meeslepend. De opvaren- den werkten met koortsachtige gejaagdheid. De tijd, die hun toegemeten was, begon op te raken. En het ergste was, dat zij niet wisten wanneer een golf het wrak geheel zou doen verdwijnen. Nu u, meneer Payne, riep de eerste stuurman tegen den jongen man uit Philadelphia, die mirabile dictu een sigaar had opgestoken. Ik geloof, dat ik maar tegelijk met den kapi tein zal gaan, was het antwoord. Weg met hem, riep de kapitein bevelend en het volger de oogenblik werd meneer Payne aan den stuurman vastgebonden en met nog twee ai*deren naar den overkant geheschen. Maar even voor de "vier mannen het schip verlieten, greep de kapi tein de hand van den jeugdigen menscfhenredder en met moeite bracht hij uit: „Dank je, mijn jon gen". Op het schip waren nu alleen nog maar de scheepsofficieren en de pursers. De officieren smeekten den kapitein met hen mee te gaan, maar hun commandant bleef op zijn recht en plicht staan om het schip dat hij bijna twintig jaar gecomman deerd had, het laatst te verlaten. Toen de laatste officieren zonder den kapitein den omloop bereikten, hadden zij werk om Payne er van terug te houden om naar het schip terug te keeren en den kapitein te gaan halen. Toen van den toren geseind was, dat de laatsten veilig waren aangekomen, hoorde men op het wrak een slag en even later woei de kabel, die ruim tachtig menschen het leven gered had, boven de nog steeds wild-schuimende zee. Brand stelde vcor om als laatste redmiddel een lijn naar het hopeloos verloren schip te schieten. Juist toen hij de vuurpijl wilde gaan halen sneed een gil door het luchtruim. Het lang gevreesde oogenblik was gekomen. Het schip werd in een wolk van schuim gehuld, de groot voormast viel met luid gekraak naar beneden en even later was er van den eens zoo statigen mailstoomer niets meer dan de boeg en een deel van den zijkant te zien. De kapitein was mee in de diepte verdwenen! Elk van de schipbreukelingen, die den toren bïn- ien ging, kreeg van Ccrstance een glas cognac en nauwkeurige aanwijzirgen, hoe hij loopen moest. Ook vertelde zij hun, dat ze spoedig met cacao en biscuits zouden worden gelaafd. De mannen wis ten niet hoe zij het hadden bij de ontvangst door een vrouwelijke vuurtorenwachter! Een van de laatsten, die haar passeerde, was Payne. Haar gezicht verhelderde, toen ze hem in het oog kreeg. Ik heb mij al afgevraagd wat er van u gewor den was, zei ze hartelijk. Het was hem niet kwalijk te nemen, dat hij ver baasd was. Bij een scheepsramp op het kantje af aar, den dood te ontsnappen en dan midden in den nacht op een vuurtoren op een eenzame rots door een knap en blijkbaar goed-opgevoed meisje als een volkomen en lang-verwachte bezoeker te worden ontvangen, is irderdaad ook wel heel ongewoon. Het doet mij genoegen, dat u zich over mijn komst verheugt; mijn naam is Charles Payne, zei hij langzaam. Het was nu de beurt van Constance om zich te verbazen over het feit, dat hij haar niet herkende. O, wat dom van mij, riep zij uit. U herkent mij natuurlijk niet. Mijn zuster en ik zijn van nacht toevallig alleen met mijn vader op den vuurtoren. Wij waren het, die op den omloop ston den en uw moedig gedrag zagen. U moet begrij pen, dat het licht net op uw gezicht viel en ik u daardoor herken. Ik ben blij, dat het nu op het uw valt, zei hij galant. U moet twee verdiepingen lager gaan. Ik zal u zoo gauw mogelijk cacao en biscuits brengen, zei zij met een poging tot strengheid. O, maar ik ben heelemaal niet moe, hield hij aan, haar maar steeds strak aankijkend. Ik wou, dat ik dat ook kon zeggen, antwoord de zij, maar ik ben blij, dat er zooveel menschen gered zijn. Hoeveel zijn er hier binnengebracht? infor meerde hij. Acht-en-zeverig! Maar ik durf niet vragen hoeveel u schat, dat er omgekomen zijn. Ik ben bang, dat als ik dat hoor ik me niet langer zal kunnen op-houden en ik heb mijn krachten hier noodig op het oogenblik. Als u werkelijk meent, dat u mij helpen wilt, wilt u dan misschien eer Mad met kopjes voor mij dragen? Met het grootste genoegen natuurlijk. Connie hoorde haar vader haar naam roepen. Wat is er, vader? Och, wil je den eersten officier eens opzoe ken en hem naar mij toesturen? Hij kan wel eten en drinken, terwijl wij praten. HOOFDSTUK VIII. Intermezzo. Past u op, de trappen zijn hier erg steil, zei Constance, terwijl ze haar lantaarn vlak bij de voeten van Payne hield, toen ze samen de boven ste trap afdaalden. Toen ze op de volgende verdieping kwamen, zei het meisje: Wacht u hier even; ik moet even in ons „ziekenhuis" zijn. De kamer bestemd voor den controleur diende nu tot verblijf aan veertien gewonden, waarvan twee vrouwen, de een een stewardess en de ander een klein meisje. Met het achterschip was ook de dokter in de diepte verdwenen. Enid kwam echter tot de ont dekking, dat onder de geredde tusschendekpassa- giers een man was, die eenige medische ervaring had opgedaan in een veldhospitaal op Cuba. Met behulp van de aanwijzingen in de verbandkist had deze man reeds wonderen verricht. Alles wat ik nog noodig heb, juffrouw, gaf hij Connie op haar vraag ten antwoord, is zoet wa ter en linnen voor verbanden. De snelverbanden uit den verbandtrommel zijn niet half voldoende. Ze verdween om even later met een laken en een, schaar terug te keeren. Nu, zei zjj toen tegen Payne, als u even met mij mee wilt gaan, zal ik u met een kan water te rug sturen. Ze nam hem mee naar de keuken, waar Enid met een matroos druk bezig was om voor cacao en biscuits voor alle geredden te zorgen. Payne kreeg de gevraagde waterkan en verdween weer. Toen hij weer terugkwam, vroeg hij: Wilt u mij misschien even vertellen in weK vertrek de dames ondergebracht zijn? Ze zijn in de beide slaapkamers. Ik weet heusch niet wat ik beginnen moet. want ze zitten laar allemaal in hun drijfnatte kleeren en wij heb ber ook alleen maar wat wij aan hebben, doordat we hier vanmiddag pas gekomen zijn. j .(Wordt vervol J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6