AB'S AVONTUREN
De Torenwachter
DINSDAG 3 DECEMBER '1940
Duitsch Landesgericht hield zitting te
Groningen.
Vier verdachten staan terecht.
GRONINGEN, 2 December. Het Duitsche
Landesgericht heeft Zaterdag in de Zittingszaal der
arrondissementsrechtbank te Groningen een zitting
gehouden, waarvoor groote belangstelling bestond.
De eerste verdachte was de 20-jarige J. T., van
beroep timmerman. Hem was ten laste gelegd dat
hij zich op 14 Juni in de Rabenhauptlcazerne te
Groningen beleedigend over den Führer heeft ge
uit.
Verdachte, die nog niet eerder met den strafrech
ter in aanraking was geweest, zeide op een desbe
treffende vraag van den Landgerichtsdirektor dr.
Thier, dat hij niet wilde ontkennen deze beleedi-
gingen te hebben geuit, maar dat hij ze zich niet
kon herinneren.
De Staatsanwalt dr. Kobliz zeide in zijn requisi
toil* kort te kunnen zijn. De beleediging van den
Führer is bewezen. In ieder land worden beleedi-
gingen, jegens het staatshoofd gestraft en worden
personen, die beleedigen, gearresteerd: de 17óe
Juni is verd. dan ook in voorloopige hechtenis ge^
steld. Een gevoelige straf achtte spr. op zijn plaats
om hierdoor tevens anderen, die gemakkelijk veel
zeggen zonder na te denken, af te schrikken. Spr.
wilde met zijn eisch er rekening mee houden, dat
vele gemoederen in Juni nog niet tot rust gekomen
waren. Wie zich thans op een dergelijke wijze uit
laat over den Führer, zal met een zwaardere straf
worden gestraft. Hij requireerde 6 maanden
vangenisstraf met aftrek der voorloopige hech
tenis.
Nadat de rechtbank zich een oogenblik had te
ruggetrokken, werd de verd. conform den eisch van
den Staatsanwalt veroordeeld.
M. E. de Vr.. koopman, oud 64 jaar, was de twee
de verdachte. Deze koopman had in zijn zaak te
Leeuwarden tegen zijn dienstmeisje gezegd in een
minder prettig gesprek: „Mijn zaak gaat zoo slecht
sinds de Duitschers hier zijn. De Duitschers zijn
overal de schuld van. Verdachte voegde een be
leediging tegen den Führer er aan toe.
De getuige in deze zaak, het bovengenoemde
dienstmeisje, was niet gedagvaard, aangezien zij in
Duitschland werkt. Van haar oproeping werd zoo
wel door den verdachte als door den Staatsanwalt
afgezien. Verdachte, die erg doof is, zegt niet meer
te weten, wat hij half Juli heeft gezegd. Hij wilde
niet ontkennen, dat hij zich aldus heeft uitgelaten.
Verdachte vertelt vervolgens dat hij een ongelukkig
gezin heeft, waar hij met zijn zaak in ouden rommel
hard voor moet werken. Hij doet een beroep op de
menschlievendheid van de rechtbank. De Staats
anwalt vindt het een zeer ernstig feit, waaraan
verd. zich heeft schuldig gemaakt, weliswaar is
verd. een Jood maar toch laten wij ons dergelijke
beleedigingen aldus de Staatsanwalt niet wel
gevallen. Spr. requireerde 5 maanden gevangenis
straf met aftrek van de voorloopige hechtenis, die
reeds vier maanden bedraagt. Bij het bepalen van
zijn eisch heeft de Staatsanwalt rekening gehouden
met den hoogen leeftijd van verd. en met het feit,
dat achter hem een hulpbehoevend gezin staat.
Mr. J. Ph. H. Bruel uit Leeuwarden vroeg cle
mentie.
De rechtbank uitspraak doende veroordeelde
verd. tot 4 maanden gevangenisstraf met aftrek van
de voorloopige hechtenis.
A. B., oud 22 jaar, van beroep fabrieksarbeider
en woonachtig te Groningen, had zich tegenover
verschillende menschen beleedigend over Duitsch
land uitgelaten. O.m. heeft hij gezegd, dat de Duit
sch ers Haarlem hebben gebombardeerd. Op 17 Oc
tober jl. is verdachte in voorloopige hechtenis ge
steld.
„Het klinkt heel erg, wat ik gezegd heb", aldus
verd. „Maar ilc heb dit alles nooit zoo gezegd. Ik
was in gesprek met anderen over den toestand en
toen kwam van het een het andere". Voorts ver
telde verd. 2 maanden in Duitschland te hebben
gewerkt, daar goed verdiend en gegeten te hebben,
zoo zelfs dat hij niettegenstaande zwaren arbeid is
gegroeid.
Op desbetreffende vragen antwoordde verd., dat
hij zelf niet gezegd heeft, dat Haarlem door de
Duïtschers is gebombardeerd, maar dat hij dat van
andei-en had gehoord, die tevens haddei- gezegd, dat
de Duitschers het bombardement zelf hadden toege
geven.
..Dit heb ik ook", aldus verd., „in dat gesprek ge
zegd".
„Welk voordeel zouden de Duitschers bij dat
bombardement gehad hebben?'*
Op deze vraag van dr. Thier kon verd. geen ant
woord geven.
De Staatsarwalt wees op de dwaze geruchten van
bombardementen, door Duitschers uitgevoerd. Deze
geruchten, die gevoed worden door de Engelsche
propaganda, verstommen niet en zoo wordt syste
matisch tegen Duitschland een hetze gevoerd. „Dat
kunnen wij ons, aldus spr. oiet laten welgevallen.
Een gevoelige straf is hier op zijn plaats". Spr.
eïschte, rekening houdende met den gunstigen in
druk, dien verd. maakte, 3 maanden gevangenisstraf
met aftrek van de prev. hechtenis.
De rechtbank veroordeelde verd. conform den
eisch, opmerkende dat verd. veel zwaarder ge
straft zou zijn als bewezen was, dat hij opzettelijk
Duitschland had willen belasteren.
Een groot fantast en domoor is de volgende ver
dachte L. J. van T., oud 24 jaar, van beroep ko
lenhandelaar en woonachtig te Groningen.
Verd. had op de Groote Markt te Groningen een
Duitsch bankbiljet uit den oorlog 19141918 ge
vonden, eertijds ter waarde van 20.000 mark of
f 13.000 Nederlandsch geld. Hiermede ging verd.
Ook de groote keersluis bij Ka^oelen, een belangrijk onderdeel van de Noordoost-
polderwerken, is definitief in gebruik genomen. De laatste beletselen, n.l. een
houten noodbrug, welke gelegd was, worden weggenomen.
(Foto Pax Holland.)
naar een bank, meenende dat uitbetaling van het
geld zou plaats vinden. Hem werd echter gezegd,
dat het bankbiljet waardeloos was. Op een vraag
hoe hij aan dit biljet kwam, zeide verd. het van een
ander te hebben gebeurd. Dan is u aldus de con
clusie van de bank bedrogen en moet u zich
bij de politie melden. Verd. ging naar de Neder-
landsche politie en vertelde daar, dat hij het bank
biljet van een Duitsdien soldaat had gekregen in
een café hier ter stede en daarvoor f 13.000 had
uitbetaald.
De Nederlandsche politie wees verd. naar de Si-
cherheitspolizei, die de zaak in onderzoek nam.
Langen tijd wist verdachte zidi goed te houden,
doch ten langen leste, na de politie veel moeite te
hebben bezorgd, vertelde hij den waren gang van
zaken.
Verd. vertelde dat hij toen hij eenmaal bij de
bank was geweest, het niet durfde wagen om niet
naar de politie te gaan. Ik dacht, aldus verd., den
soldaat vinden ze toch niet, dus komt de zaak wel
in de doofpot. Dr. Thier deelde echter mede, dat
verd. vroeger gezegd had: Gelooven ze mij, dan
krijg ik wat. Gelooven ze mij niet, dan krijg ik niets
en dat is ook zoo erg niet. Te zijner verontschuldi
ging wist de verd., die een dommen indruk maak
te, niets te zeggen.
De Staatsanwalt requireerde 4 maanden gevan
genisstraf met aftrek van de voorloopige hechte
nis. die reeds 3 maanden bedraagt.
De rechtbank veroordeelde den verdachte tot 5
maanden gevangenisstraf met aftrek der preven
tieve hechtenis. (A.N.P.)
De broodbakkerijen voor
St. Nicolaas.
De waarnemend secretaris-generaal van het de
partement van Sociale Zaken heeft bepaald, dat
op Woensdag 4 December 1940 door bakkersgezel
len arbeid mag worden verricht volgens de voor
den Zaterdag voor hen geldende wektijdregeling,
onder voorwaarde,, dat te hunnen aanzien dan
geen gebruik wordt gemaakt van de voor Donder
dag 5 December 1940 toegestane afwijkingen.
Deze bepaling is vooral bedoeld voor die brood
bakkerijen, welke op Woensdag 4 December voor
twee dagen brood willen bakken, ten einde op
den daaropvolgenden Donderdag bevrijd te zijn
van de broodbezorging en dezen dag te kunnen
besteden voor de vervaardiging en bezorging van
andere artikelen. (A.N.P.)
PAPIERFABRIEK „DE HOOP" DOOR BRAND
VERWOEST.
Te Eerbeek is door onbekende oorzaak Maan-,
dagnacht omstreeks drie uur brand uitgebro
ken in de afdeeling cartonnage van de papier
fabriek „De Hoop". Het gebouw is totaal uitge
brand.
Een groot aantal machines is door de vlam
men vernield, Tachtig arbeiders worden door
dezen brand werkloos.
De schade is nog niet vastgesteld. De fabriek
is op beurspolis verzekerd.
Het Verzekeringswezen.
Duitsch-Nederlar.dsclie samenwerking.
Op 29 November j.l. zijn onder voorzitterschap
van staatsraad Wohlthat voor den eersten keer
vertegenwoordigers van het Duitsche en van het
Nederlandsche verzekeringswezen in Den Haag
samengekomen om gemeenschappelijk vakkundige
kwesties te bespreken en de sedert maanden voor
bereide samenwerking uit te breiden.
De besprekingen verliepen in vriendschappe-
lijken geest. Over de verschillende behandelde
onderwerpen werd men het eens. De verkregen re
sultaten zullen nog afzonderlijk verder uitgewerkt
worden.
Het ligt in de bedoeling, deze bijeenkomst ter
versteviging en uitbreiding der Duitsch-Neder-
landschê samenwerking door meer dergelijke te
laten volgen. (A.N.P.)
Deskundigen bij den wederopbouw.
Ten behoeve van cïviel-technische werken.
Om den wederopbouw zoo krachtig mogelijk te
stimuleeren en voor een vlotte en onmiddellijke
behandeling van alle problemen, verband hou
dende met den wederopbouw, zorg te dragen, is
naar het A.N.P. bericht, de algemeen gemachtigde
voor den Wederopbouw voornemens een aantal
deskundigen te benoemen, die hem zullen ver
tegenwoordigen in de verschillende verwoeste
plaatsen.
Deze deskundigen zullen belast worden met de
leiding van de voorbereiding en uitvoering van de
civiel-technische werkèn in bepaalde gemeenten,
voor zoover deze werken verband houden met den
Wederopbouw. Dit zal natuurlijk geschieden in
samenwerking met de gemeentebesturen.
Voor Middelburg is dr. Ringers reeds tot een be
noeming overgegaan en heeft als zoodanig aange
steld den heer C. van Boven, oud-kapitein der
genie.
Financiëele Commissie Winterhulp
Nederland.
Vooraanstaande financiers benoemd.
's-GRAVENHAGE, 2 Dec. De Rijkscommissa
ris heeft heden benoemd de volgende financieele
commissie voor de Winterhulp Nederland: Voor
zitter Mr. L. J. A. Trip, secretaris-generaal van
het Departement van Financiën te 's-Graven-
hage; leden: Jhr. Mr. O. Reuchlin. agent van de
Nederlandsche Bank te 's-Gravenhage; Mr. P.
Heering, directeur van de verzekeringmaatschap-
oij „De Nederlanden van 1845", te 's-Gravenhage:
Mr. B. Kolff, directeur van de Rotterdamsche
Bankvereeniging, te Rotterdam; Mr. H. v. Leeuwen,
directeur van de Twentsehe Bank. te Amsterdam:
Mr. J. C. Spangenberg, te 's-Gravenhage; Mr. H.
van Maasdijk, directeur van de Ned. Bankinstel
ling voor waarden, belast met vruchtgebruik en
oeriodieke uitkeeringen, te 's-Gravenhage; Mr. E,
Menten, firmant van Heldring en Pierson, te
's-Gravenhage; Mr. J. Wilkens, directeur van de
Nederlandsche Hypotheekbank te Veendam, mr.
R. Zuy derhof f, voorzitter van de Algemeene Re
kenkamer, te 's-Gravenhage.
VOOR DE KINDEREN
Hola, hij moest oppassen, want haast
was hij met zijn beenen tegen een nok
van een der huisjes geslingerd. Wacht,
hij kon wel eens probeeren te landen.
Voorzichtig kroop hij naar den onder
kant van de slee en spoedig hing hij
aan zijn beide handen aan de ijzeren
glijders. Dan ineens schoof hij langzaam
in de richting van een schoorsteen.
Hoepla, daar had hij zijn beenen reeds
op den rand, nu goed vasthouden! Het
valscherm rukte aan zijn slee, want liij
had het touw hiervan aan de houten
latjes gebonden.
Maar o wee! daar ineens schoten zijn
beide voeten van den rand af en glipten
in den schoorsteen. Langzaam maar ze
ker voelde hij zich door het nauwe en
roeterige kanaal zakken. Een walge
lijke rook- en roetlucht benam hem
haast den adem. Het werd Ab een beetje
angstig om het hart en voor hij het wist,
begon hij te schreeuwen en te kermen.
Maar dat alles hielp niet. Daar hing hij
nu in een vies rookkanaal. Als Ik hier
lang blijf, dacht Ab, dan word ik straks
nog een ham of een gerookte bokking!
Ab wist er niets beters op dan maar
zijn slee los te laten en zich verder
door het kanaal te laten zakken. Hij
moest hier uit probeeren te komen, zoo
gauw mogelijk, want hij stikte haast.
Na heel, heel lang ploeteren voelde Ab
dat zijn beenen meer vrijheid hadden
gekregen. Maar hij kon natuurlijk nog
niet den man zien, die in dikke Pool-
kleeren en zittend op een kistje, zat te
slapen bij het vuur van een paar blok
ken hout.
Met een plof was Ab terecht gekomen
op het brandend hout. Met schrik keek
hij om zich heen. Op hetzelfde moment
merkte hij den nog steeds slapenden man
op. Met wijd opengesperden mond van
verbazing bleef Ab den man aan staan
kijken, maar op hetzelfde oogenblik
sprong hij met een onderdrukten gil van
het brandende hout af. Bijna hadden
zijn lcleeren vlam gevat. Pijnlijk wreef
hij zijn voeten en keek onder de hand
naar den nog steeds slapenden man.
Zitting van liet Felclkriegsgericbi
Enschedé.
Beleediging van het Duitsche Rijk.
Het A. N. P. meldt d.d. 2 Dec. uit Enschedé- v
het Feldkriegsgericht, dat daartoe zitting hièlrp
het gebouw van het kantongerecht te Enschou
diende een zaak tegen vijf employés van een ff
tielfabriek, die ervan werden verdacht een l*'
dicht, dat van zeer beleedigenden inhoud was v°""
het Duitsche rijk en voor het luchtwapen in w
bijzonder, te hebben verspreid. Terecht stonrt
de 34-jarige controleur D. S„ de 33-jarige
meester P. M. en drie vrouwelijke kantoorbediPn"
den, de 20-jarige mej. P. H., de 19-jarige mei l"
C. en de 22-jarige mej. E. N.
Uit het verhoor kwam vast te staan, dat m
E. N. op een morgen in de brievenbus van haa'
woning een getypt gedicht had gevonden. Dit of
dicht had ten doel de eer en het aanzien van°*"
Duitsche weermacht te schaden en was van
uitermate krenkenden inhoud. Het meisje liet h t
epistel zien aan haar collega mej. H., die het mee
nam naar huis en des avonds op de schrijfmap*
ne van haar vader een afschrift maakte. Zij toondé
het aan eenige personen in de fabriek, o.a.
B. C., die het meenam naar haar afdeeling en er
een afschrift van maakte. Juist toen zij daarmede
klaar was kwam de controleur D. S. in het kan
toor, die het pamflet meenam en het toonde aan
iemand die in zijn afdeeling werkzaam was. Deze
laatste stelde een Duitschen afdeelingschef van het
geval in kennis, die daarop een onderzoek instelde
waarna hij mededeeling deed aan de Sicherheit^
polizei.
Bij het verhoor der verdachten verklaarde D. s
dat hij het papier van het meisje had weggenomen'
toen hij haar afdeeling passeerde. Hij is haar chef
en zag toevallig dat zij iets had, dat hem naar zijn
zeggen niet aanstond. Het papier toonde hij, i00
verklaarde hij verder, aan Ter W., iemand uit zijn
afdeeling, die hij als zeer Duitsch gezind kent, met
de bedoeling dat deze zou zorgen, dat de zaak'ver
der zou komen, aangezien hij dergelijke geschrif
ten niet in de fabriek wenschte te zien. Ter W,, a]g
getuige gehoord, zeide den indruk te hebben gehad
dat S. hem het papier liet zien bij wijze van grao!
Toen echter bleek, dat hij aan den Duitschen af
deelingschef over het geschrift had gesproken
voegde S. hem toe: „Als je zegt, dat ik het ding
had, sla ik je in het ziekenhuis'.
De verdachte P. M. zeide het „gedicht" van mej,
H. te hebben ontvangen. Hij had het aan een an
der getoond zonder eenige bijbedoeling. De presi
dent maakte hem er echter opmerkzaam op, dat
hij het ook aan zijn vrouw had laten zien, die hem
had geadviseerd het onmiddellijk weg te doen,
welke verstandige raad hij echter in den wind had
geslagen.
Uit het verhoor van de meisjes kwam vast te
staan dat mei. P. H. zich het meest had beijverd
om het pamflet te verspreiden. Zij zeide het aan
vankelijk een mooi gedicht te hebben gevonden sn
niet te hebben ingezien, dat het voor de Duitsche
weermacht van een zeer beleedigenden inhoud was.
Eerst later was zij tot dat inzicht gekomen. Pre
sident en openbare aanklager zeiden deze verkla
ring onmogelijk te kunnen aannemen; een kind
kan direct constateeren wat de bedoeling van het
fraaie „vers" is.
Mej. C. zeide het geschrift alleen te hebben
meegenomen om het voor zichzelf over te tikken.
Zij heeft het aan niemand gegeven; verd. S. heeft
het haar afgenomen. Ook zij beweerde het gedicht
mooi te hebben gevonden en er aanvankelijk niets
in te hebben gezien, welke verklaring ook verd,
mej. N, afleg'de. Deze laatste zeide het „gedicht"
in de brievenbus van de ouderlijke woning ta
hebben gevonden.
Nadat eenige getuigen waren gehoord, hield de
openbare aanklager een uitvoerig requisitoir,
waarin hij er o.a. op wees, dat „gedichten" als het
onderhavige van een zoo verregaanden beleedigen
den inhoud zijn, dat hiertegen met kracht moet
worden opgetreden.
De Duitsche weermacht heeft na de bezetting in
Nederland gehandeld op een wijze, welke eenig is
in de geschiedenis. Zij heeft niemand een haar
breed in den weg gelegd en zich op een uitermate
correcte wijze gedragen. Het kan echter niet wor
den getolereerd, dat diezelfde weermacht op ge
meen e wijze wordt beschimpt. Daartegen zullen
alle maatregelen, zoo noodig de doodstraf, worden
genomen
Spr. was van meening dat mej. P. H. de hoofd-
daderes is en eisch te tegen haar een gevangenis
straf voor den tijd van één jaar. Mej. C. achtte de
openbare aanklager onschuldig, aangezien zij niets
heeft gedaan om het pamflet te verspreiden. Te
gen de drie andere verdachten eischte spr. zes
maanden gevangenisstraf, allen met aftrek van de
preventieve hechtenis.
Het Feldkriegsgericht veroordeelde daarop mej.
H. tot acht maanden gevangenisstraf, mej. N. tot
zes maanden gevangenisstraf en de beide manne
lijke verdachten D. en M. tot zes maanden ge
vangenisstraf, alles met aftrek der preventieve
hechtenis.
SCHUILKELDERS IN DEN HELDER EN
VLISSINGEN.
Naar het A.N.P. meldt zullen ten behoeve der
bevolking in Der Helder 30 en in Vlissingen 6
schuilplaatsen op korten termijn worden gebouwd.
Deze bouw geschiedt door het Bureau van den Alg.
Gemachtigde voor den Wederopbouw in overleg
met den inspecteur der luchtbeschei-ming.
EEN VERHAAL VAN DE ZEE.
bewerkt door
ADRIAAN J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
11)
Dank u, zei hij. Dat had ook niet veel ge
scheeld, Hebben jullie hier een lantaarn? Telkens
als er één veilig aangekomen is moeten wij een
sein geven.
Enid bracht een kleine lantaarn en de ander
zwaaide deze twee keer heen en weer.
Toen het touw voor den tweeden keer bij hen
aankwam, was er een matroos aan vastgebonden,
die geen woord zei, maar zich, zoodra hij vasten
grond onder zijn voeten voelde, bukte om een
schoenveter vast te maken.
Hoeveel zijn er nog aan boord? vroeg Brand
den officier.
Ongeveer tachtig met inbegrip van een twin
tigtal vrouwen en kinderen.
Allemaal doornat?
Ja, en een paar bewusteloos, misschien wel
dood.
Kan u het nog uithouden?
Ja, dat zal wel gaan, maar als u een slok
cognac voor mij heeft.
Ik zal dadelijk wat laten halen, maar we heb
ben nu nog wat anders te doen. De twee, die hier
bij mij zijn, zijn mijn dochters.
Dit was zelfs voor dezer kalmen en flegmatie-
ken Engelschman te veel. Hij keek van de een naar
de ander.
Wel! Die Amerikaan begreep al niet wat er
hier aan de hand was, toen u zei, dat u geen man
ner genoeg had!
Een vormeloos pakje bereikte de leuning. Het
bevatte twee kleine meisjes, stevig aan elkaar vast
gebonden en in een deken gewikkeld. Zoo zou men
zeker allen, die niet zelf naar den vuurtoren kon
den komen, transporteeren.
Brand's eerste werk was de krachten» waarover
bij beschikte, zoo economisch mogelijk te verdee-
len. Enid werd naar beneden gestuurd om zoo vlug
als het girg een groote hoeveelheid warme cacao
te maken. Constance zou alle schipbreukelingen,
die overkwamen, een kleine dosis alcohol toedie
nen en hun den weg wijzen. De vrouwen en kin
deren kregen de beide slaapkamers. Als er geval
len waren van eenigszïns ernstige verwonding of
algeheele uitputting zouden de patiënten in de ka
mer, die gereserveerd was voor den controleur, als
deze op den vuurtoren kwam, behandeld worden.
De mannen, die in staat waren voor zichzelf te zor
gen, zouden over de trappen, den ingang, de werk
plaats en het kolenhok verdeeld worden. De keu
ken de voorraad- en dienstkamer moester. vrij
blijven. Tachtig! Brand maakte aldoor kleine ver
menigvuldig- en deelsommen en de uitkomst was,
dat er voor ieder ongeveer drie vierkante meter ter
beschikking was.
Ook aan booi'd van het wrak was iemand, die
zich met vermenigvuldigen en deeler bezig hield:
de jongeman, die zooveel voor de redding van zijn
medepassagiers gedaan had.
Hij had op zijn horloge gekeken en gezien, dat
er elke twee minuten twee aan elkaar gebonden
vrouwen of kinderen naar de andere zijde van de
kokende zee gingen.
Met deze gegevens ging hij naar den kapitein,
die hem op zijn vraag, hoe lang het schip het nog
zou uithouden, een vermoedelijken tijd van een half
uur noemde.
Dan zal ik dit zaakje op een anderen voet
moeten voortzetten, zei de onverstoorbare Ameri
kaan. Anders zullen aan het eind van dat half uur
er een vijftig zijn, die heel wat vlugger zullen over
steken, dan de lui, die nu langs de lijn gaan.
De kapitein gaf op verzoek van den jongen man
enkele korte orders, waardoor dadelijk het heele
tooneel veranderde. Angstige en gillende dames
werden bij vieren tegelijk aan elkaar gebonden en
met grooten spoed over den afgrond boven het
water geheschen. En toen de beurt aan de mannen
kwam werd er nog minder omslag gemaakt en het
tempo nog versneld.
Inmiddels verdween het schip zienderoogen. Een
schoorsteen viel met oorveraoovend geraas, een
reddingsboot in zijn val meeslepend. De opvaren-
den werkten met koortsachtige gejaagdheid. De
tijd, die hun toegemeten was, begon op te raken.
En het ergste was, dat zij niet wisten wanneer een
golf het wrak geheel zou doen verdwijnen.
Nu u, meneer Payne, riep de eerste stuurman
tegen den jongen man uit Philadelphia, die mirabile
dictu een sigaar had opgestoken.
Ik geloof, dat ik maar tegelijk met den kapi
tein zal gaan, was het antwoord.
Weg met hem, riep de kapitein bevelend en
het volger de oogenblik werd meneer Payne aan den
stuurman vastgebonden en met nog twee ai*deren
naar den overkant geheschen. Maar even voor de
"vier mannen het schip verlieten, greep de kapi
tein de hand van den jeugdigen menscfhenredder
en met moeite bracht hij uit: „Dank je, mijn jon
gen".
Op het schip waren nu alleen nog maar de
scheepsofficieren en de pursers. De officieren
smeekten den kapitein met hen mee te gaan, maar
hun commandant bleef op zijn recht en plicht staan
om het schip dat hij bijna twintig jaar gecomman
deerd had, het laatst te verlaten.
Toen de laatste officieren zonder den kapitein
den omloop bereikten, hadden zij werk om Payne
er van terug te houden om naar het schip terug te
keeren en den kapitein te gaan halen.
Toen van den toren geseind was, dat de laatsten
veilig waren aangekomen, hoorde men op het wrak
een slag en even later woei de kabel, die ruim
tachtig menschen het leven gered had, boven de
nog steeds wild-schuimende zee.
Brand stelde vcor om als laatste redmiddel een
lijn naar het hopeloos verloren schip te schieten.
Juist toen hij de vuurpijl wilde gaan halen sneed
een gil door het luchtruim. Het lang gevreesde
oogenblik was gekomen. Het schip werd in een
wolk van schuim gehuld, de groot voormast viel
met luid gekraak naar beneden en even later was
er van den eens zoo statigen mailstoomer niets
meer dan de boeg en een deel van den zijkant te
zien. De kapitein was mee in de diepte verdwenen!
Elk van de schipbreukelingen, die den toren bïn-
ien ging, kreeg van Ccrstance een glas cognac en
nauwkeurige aanwijzirgen, hoe hij loopen moest.
Ook vertelde zij hun, dat ze spoedig met cacao en
biscuits zouden worden gelaafd. De mannen wis
ten niet hoe zij het hadden bij de ontvangst door
een vrouwelijke vuurtorenwachter!
Een van de laatsten, die haar passeerde, was
Payne. Haar gezicht verhelderde, toen ze hem in
het oog kreeg.
Ik heb mij al afgevraagd wat er van u gewor
den was, zei ze hartelijk.
Het was hem niet kwalijk te nemen, dat hij ver
baasd was. Bij een scheepsramp op het kantje af
aar, den dood te ontsnappen en dan midden in den
nacht op een vuurtoren op een eenzame rots door
een knap en blijkbaar goed-opgevoed meisje als een
volkomen en lang-verwachte bezoeker te worden
ontvangen, is irderdaad ook wel heel ongewoon.
Het doet mij genoegen, dat u zich over mijn
komst verheugt; mijn naam is Charles Payne, zei
hij langzaam.
Het was nu de beurt van Constance om zich te
verbazen over het feit, dat hij haar niet herkende.
O, wat dom van mij, riep zij uit. U herkent
mij natuurlijk niet. Mijn zuster en ik zijn van
nacht toevallig alleen met mijn vader op den
vuurtoren. Wij waren het, die op den omloop ston
den en uw moedig gedrag zagen. U moet begrij
pen, dat het licht net op uw gezicht viel en ik u
daardoor herken.
Ik ben blij, dat het nu op het uw valt, zei
hij galant.
U moet twee verdiepingen lager gaan. Ik zal
u zoo gauw mogelijk cacao en biscuits brengen, zei
zij met een poging tot strengheid.
O, maar ik ben heelemaal niet moe, hield
hij aan, haar maar steeds strak aankijkend.
Ik wou, dat ik dat ook kon zeggen, antwoord
de zij, maar ik ben blij, dat er zooveel menschen
gered zijn.
Hoeveel zijn er hier binnengebracht? infor
meerde hij.
Acht-en-zeverig! Maar ik durf niet vragen
hoeveel u schat, dat er omgekomen zijn. Ik ben
bang, dat als ik dat hoor ik me niet langer zal
kunnen op-houden en ik heb mijn krachten hier
noodig op het oogenblik. Als u werkelijk meent,
dat u mij helpen wilt, wilt u dan misschien eer
Mad met kopjes voor mij dragen?
Met het grootste genoegen natuurlijk.
Connie hoorde haar vader haar naam roepen.
Wat is er, vader?
Och, wil je den eersten officier eens opzoe
ken en hem naar mij toesturen? Hij kan wel eten
en drinken, terwijl wij praten.
HOOFDSTUK VIII.
Intermezzo.
Past u op, de trappen zijn hier erg steil, zei
Constance, terwijl ze haar lantaarn vlak bij de
voeten van Payne hield, toen ze samen de boven
ste trap afdaalden.
Toen ze op de volgende verdieping kwamen, zei
het meisje: Wacht u hier even; ik moet even
in ons „ziekenhuis" zijn.
De kamer bestemd voor den controleur diende
nu tot verblijf aan veertien gewonden, waarvan
twee vrouwen, de een een stewardess en de ander
een klein meisje.
Met het achterschip was ook de dokter in de
diepte verdwenen. Enid kwam echter tot de ont
dekking, dat onder de geredde tusschendekpassa-
giers een man was, die eenige medische ervaring
had opgedaan in een veldhospitaal op Cuba. Met
behulp van de aanwijzingen in de verbandkist had
deze man reeds wonderen verricht.
Alles wat ik nog noodig heb, juffrouw, gaf
hij Connie op haar vraag ten antwoord, is zoet wa
ter en linnen voor verbanden. De snelverbanden
uit den verbandtrommel zijn niet half voldoende.
Ze verdween om even later met een laken en een,
schaar terug te keeren.
Nu, zei zjj toen tegen Payne, als u even met
mij mee wilt gaan, zal ik u met een kan water te
rug sturen.
Ze nam hem mee naar de keuken, waar Enid
met een matroos druk bezig was om voor cacao en
biscuits voor alle geredden te zorgen. Payne kreeg
de gevraagde waterkan en verdween weer.
Toen hij weer terugkwam, vroeg hij:
Wilt u mij misschien even vertellen in weK
vertrek de dames ondergebracht zijn?
Ze zijn in de beide slaapkamers. Ik weet
heusch niet wat ik beginnen moet. want ze zitten
laar allemaal in hun drijfnatte kleeren en wij heb
ber ook alleen maar wat wij aan hebben, doordat
we hier vanmiddag pas gekomen zijn. j
.(Wordt vervol J