Herinneringen aan prof. Eugène Dubois. AS'S AVONTUREN Uit de Pers. De Torenwachter DINSDAG 24 DECEMBER 1940 DE CELEERDE MET DE BE ZIELING VAN DEN KUNSTENAAR. De bewaarplaats van de resten van den Pithecanthropus erectus In de uitstekende levensbeschrijving var. den kort geleden heengeganen oud-Haarlemmer Prof. Dr. Eugène Dubois,- Dinsdag j.l. in dit iblad ge publiceerd, trok één enkele vergissing mijn aan dacht. Te weten de mededeeling, dat de resten van den aapmensch van Java zooals we ihet beestje nu maar gemakshalve zullen noemen te Haarlem veilig en wel opgeborgen zouden zijn in een brandkast- in Teyler's museum. Dat was indertijd zeer zeker het geval, maarsinds een zestal jaren reeds bevinden zich de resten van den Pithecanthropus erectus niet meer in de Spaarne- stad (wel gips-afgietsels van het schedeldak en het dijbeen), doch te Leiden! Een toevallige samenloop van omstandigheden heeft gewild, dat schrijver dezes,van zeer nabij het een en ander, dat met- die verandering van bewaarplaats samenhing, heeft, meegemaakt. Ja, dat ik daaraan feitelijk t.e danken heb gehad, dat ik met Prof. Dubois in contact kwam en sinds de eerste ontmoeting het voorrecht heb genoten, niet slechts in levendige briefwisseling met hem te hebben gestaan, doch dat ik ook herhaaldelijk van interessante gesprekken met dien wel zeer merkwaardigen geleerde mocht genieten. Hier mogen dan eenige herinneringen en in drukken van die ontmoetingen volgen, waarbij ik allereerst een en ander kan vertellen omtrent de geschiedenis van de verhuizing van Haarlem naar Leiden, van de voor de wetenschap wel uiterst kostbare voorwerpen, die tot het einde van 1934 in Tevler's museum opgeborgen lagen. Gelijk bekend, had Dubois tusschen Augustus 1891 en Augustus 1892 bij Trinil (JavaL aan de Solorivier, bij oogravingen in de vulkanische tuf fen, op verschillende tijdstippen, en telkens met hoogstens slechts enkele meters afstand, een bovenste rechter-verstandskies. een schedelkap, wederom een kies, en een linkerdijbeen aangetrof fen en kwam hij eind 1893 tot de conclusie, dat men hier te doen had met de resten van een wezen, dat noch aap, noch mensch was. maar dat tusschen beiden had ingestaan. Op deze ontdek kingen is hij dan verder door gaan studeeren, terwijl 'hij bovendien al eerder verschillende waardevolle vondsten had gedaan en er ook na zijn vertrek naar Europa, in 1895, dank zij voort zetting van de ongravingen nog gedurende eenige jaren, belangrijke fossiele vondsten werden ge daan. Haarlem of Leiden! Dit alles nu kwam als collecMe-Dubois, of col lectie Indische fossielen, te Leiden terecht. Aan gezien de ontdekker echter steeds zijn weten schappelijke onderzoekingen en studies, niet m de laatste plaats die, in verband met het hersen- volume en 'den groei der hersenhoeveelheid bij het vormen der soorten, voortzette, was het voor hem van zeer veel beteekenis den schedel (schedeldak) enz. van den Pithecanthropus erectus onder zijn bereik te hebben, in Teyler's museum te Haarlem, w-aar hij v£el van zijn wetenschappelijken arbeid placht te verrichten. In Haagschen departementalen en Leidschen universitairen kring echter was men hoe langer hoe meer er op gesteld, dat het schedeldak met- bijbehooren van den Pithecanthropus zouden ko men rusten in het gebouw in de sleutelstad, waar ook de verdere collectie Indische fossielen aan wezig was. aangezien deze voorwerpen nu eenmaal deel uitmaakten van die, het eigendom van het Rijk zijnde verzameling. Zoo gebeurde het dan dat het Ri]k zelfs een brandkast aanschafte, welke de hier vermelde kostbaarste voorwerpen zou moeten bevatten, doch natuurlijk ook weer goed opgeborgen door 7,c te plaatsen in een tweetal hiervoor vervaar digde keurige, van binnen fraai en goed be klemde kistjes, die dan in de brandkast zouden gaan. Toen ik echter in het najaar van 1934 naar 't betreffende museum in de sleutelstad trok en men daar zoo vriendelijk was mij de voor dit doel bestemde brandkast en kistjes te laten zien. kwam inderdaad uit. wat een goed inge lichte vriend mij had ingefluisterd nl. dat de oorspronkelijke schedel enz. daar niet aanwezig warenv Die bevonden zich nog steeds onder Professor Dubois' nabije toezicht in Teyler's stichting te Haarlem. En nu bleek, dat een van de oorzaken van de kennelijk hierover gaande zijnde verwikkelingen ook gelegen was in de be zwaren door den geleerde gekoesterd tegen de door-het Rijk aangekochte in Leiden door mij aanschouwde brandkast. Die voldeed niet aan de door hem noodig geachte waarborgen voor een volkomen veilige en goede berging. Intus- schen zag hij wel in, dat het niet mogelijk was -wat hem zeker verreweg het aangenaamste geweest zou zijn de voorwerpen, welke zich in Haarlem bevonden, daar nog maar altijd te houden. Tegen de Leidsche en Haagsche aan spraken viel tenslotte niet veel steekhou dends in te brengen. Zoo kwam het dan ten lan gen leste tot de verhuizing naar het Museum in de oude Universiteitsstad, nadat Dubois van zijn kant in zooverre bevrediging had gekre gen, dat men te Leiden de door hem geprefe reerde brandkast aanvaardde. Directeuren van Teyler's Stichting hadden zijn verzoek inge willigd om de brandkast, waarin te Haarlem de overblijfs.clen van den Pithecanthropus opge borgen waren, „om niet" aan het Rijk af te staan, wanneer zij naar Leiden zouden gaan. Daar aanvaardde men dit aanbod en aldus was Leiden nu in dit opzicht niet langer in last. Voordat echter de hier bedoelde kwestie een vreedzame oplossing kreeg, heb ik het voorrecht genoten, in Teyler's Stichting een bezoek te brengen aan Prof. Dubois met wien ik toen o.m. een en ander met betrekking tot de zooeven vermelde aangelegenheid besprak voorrecht, dat nog grooter werd doordat hij het origineele schedeldak enz. liet zien, iets wat hij anders bijkans nooit placht-te doen en zeker niet wan neer buitenstaanders bij hem verschenen. Maar er was nog meer. De geleerde ging er toe over mij allerlei over zijn wetenschappelijke theo rieën, over zijn vondsten te vertellen en allengs kreeg ik toen in groote trekken zijn gansche le vensgeschiedenis te hooren. Zonder dat ik het bemerkte vlogen de uren om. Want hier be leefde ik het voorrecht, te mogen luisteren naar een man van de wetenschap, over wien de be zieling van den kunstenaar was gekomen. Zoo ik me niet vergis, heeft wijlen Lorentz eens gezegd, dat de ware man van de weten schap, wil hij werkelijk iets van waarde berei ken, ten deele over soortgelijke eigenschappen moet beschikken als de kunstenaar, te weten, over fantasie, in den zin van verbeeldings kracht, van voorstellingsvermogen waaruit hij de kracht put, moeizamen vorschersarbeid te ondernemen in de wereld van het onbekende. Welaan, in die uren in Teyler's Stichting doorgebracht, gezeten tegenover Dubois, welke op de tafel vóór mij o.m. den wereldberoemden schedelkap geplaatst had en gelijk de artist, zelfs in de gebaren die hij onwillekeurig bij zijn demonstraties maakte, de liefde liet spreken voor zijn wetenschappelijk werk, dat hij, dank zij de bij Trinil gedane vondsten had verricht en nog steeds verrichtte, leerde ik de volle waarheid van dat woord van Lorentz kennen en begrijpen. Voor mijn geestesoog las ik als het ware uit wat ik hoorde en aanschouwde, den levensroman af van een hardnekkig vurig wetenschappelijk strijder. Zoo heb ik hem ook bij verdere ontmoe tingen veelal gezien. Daarnaast trof dikwerf eenerzijds zijn vriendelijke hoffelijkheid, maar aan den anderen kant de scherpte, waarmee hij zich kon uitlaten over mensehen, die hem tegenwerkten of van wie hij dit dacht. Want veel heeft deze groote figuur geleden door her haaldelijk wellicht niet voldoende gegronde, al leen maar vermeende beduchtheid voor tegen- .werking. Zeker, aan bestrijders en vijanden ont brak het hem niet. En in meer dan één opzicht zal hij zoo nu en dan wel reden tot bitterheid gehad hebben. Doch daarnaast kon ik tevens meer dan eens bemerken, hoezeer hij het zich zelf nooüeloos moeilijk maakte. Hij was in menig opzicht ook een onbegrepene. Maar wie zijn vertrouwen won, zal door zijn vele bij- zondere eigenschappen, waaronder een heerlijke zin voor humor, een typische eenvoud van den gemoedelijken Limburger en bovenal door zijn geweldige vitaliteit, zijn groote strijdlust in en voor de wetenschap, getroffen zijn. Het zijn bo venal deze indrukken en herinneringen van ontmoetingen met Dubois, die mij steeds zul len bijblijven en waarvan ik hier in het kort heb willen getuigen. INSIDER. Vacantiebezigbeden voor Ilaarlemsche schoolkinderen. Maandagmiddag was de zaal van het gebouw der Jongemannenvereeniging aan de Lange Mar- garethastraat te Haarlem gevuld met jongens en meisjes van de Openbare en Prot. Christelijke lagere scholen in onze stad; hun zullen daar in de Kcrstvacantie door de Vereeniging „Vacantie- bezigheden voor schoolkinderen" bezigheden worden verschaft. Deze vereeniging heeft er gedurende jaren steeds voor gezorgd dat de jeugd tijdens de zo- mervacantie op het sportterrein aan de Klever laan zich wijdde aan sport en spel, doch die opzet kon dit jaar niet doorgaan. De vereeniging heeft haar activiteit dit jaar verplaatst naar de Kerst- vacantie. De voorzitter, de heer E. v. d. Wall, bracht in zijn openingsrede naar voren dat de vacantie- bezigheden in een zaal uiteraard geheel andere zullen zijn dan op 't veld. Thans zullen de jongens hun krachten mogen beproeven op houtsnijwerk e. d. en de meisjes zullen gaan naaien en breien, Natuurlijk zijn er zoowel voor de jongens als voor de meisjes een aantal spelen bedacht. De animo voor deze nieuwe vacantie-activiteit bleek zeer groot. Kon men aan de Kleverlaan op een 600-tal jongens en meisjes rekenen, het lokaal van de Jongemannenvereeniging zal een 1400-tal icholieren moeten verwerken. Om den anderen dag om half twee en half vijf mogen de kinderen komen. Vijftien onderwijzers en onderwijzeressen wer den bereid gevonden om toezicht te houden en leiding te geven. Op dezen eerste middag werden de kinderen bezig gehouden met een revue. PERSONALIA. Voor het examen Staatspractijkdiploma voor Handel en Administratie slaagde mej. I. B. Bus king te Haarlem. TECHNISCH GILDE IN NEDERLAND. Het Technisch Gilde in Nederland houdt een openbare vergadering op Zaterdag 28 Decem ber a.s. in Haarlem, café-restaurant Brinkmann, Groote Markt. Begin te 3 uur nam. Als sprekers zullen optreden dr. ing. W. A. Herweijer en dr. G. de Gelder. Bij de oprichtingsbijeenkomst van het Tech nisch Gilde te Utrecht, waar 400 personen aanwezig waren, was de belangstelling dadelijk zeer groot. Reeds vele bekende ingenieurs zijn toegetreden. De vereeniging staat buiten de politiek en is open voor alle ingenieurs, afgestu deerden der M.T.S. en voor hen die een gelijk waardige positie bekleeden. Bovendien is er een onderaf deeling voor z.g. Ambachts- en Bedrijfs- meesters, dus voor meester-smid bijvoorbeeld, kortom voor hen, die op de Ambachtsschool 'zijn geweest en zich in een bepaalde richting- verder ontwikkeld hebben. HOLLAND OP DE SCHAATS. De en oud geniet winter heeft zijn intrede gedaan en jong van de schaatssport. (Foto Pax Holland.) Begrafenis A. Labouchère. Het stoffelijk overschot van den heer A. La bouchère, president-commissaris van „De Por- celeyne Fles" te Delft, is Maandagmiddag on der zeer groote belangstelling te Velsen op de begraafplaats „Westerveld" ter aarde besteld. Onder de aanwezigen bevonden zich vele fami lieleden, een aantal vrienden en vele leden van het personeel der aardewerkfabriek. Voorts za gen wij de directie van deze fabriek, de heeren E. E. van der Hoop en J. Adriani, de directie van de N.V. Lijm- en gelatinefabriek „Delft" de heeren ir. J. van Stolk en C. M. Hage en den commissaros van laatstgenoemde fabriek, den heer D. II. van Ever dingen. Mr. M. M. Kwint, burgemeester van Velsen. jhr. H. Boreel uit Santpoort en jhr. A. van de Poll, loco-burgemeester van Heemstede waren eveneens aanwezig. Bij de groeve heeft de zoon van den ontsla pene een korte toespraak gehouden, waarin hij zijn vader dankte voor hetgeen deze heeft ge daan voor allen uit zijn omgeving. Spreker schet ste den overledene als een rechtschapen en nobel mensch. die tegenover het leven het „no blesse oblige" huldigde. Hij deed dit niel uit bepaalde overwegingen, maar omdat hij niet anders kon, omdat zijn aard zoo was.Mede namens de aardewerkfabriek, waar voor hij tot het laatst #zijn krachten heeft ge geven, dankte spreker d'en gestorvene. Nadat de predikant dr. Van Stipriaan Luiscius het Onze Vader had uitgesproken, daalde de kist. VOOR DE KINDEREN Doch deze tocht zou anders afloopen dan een van beiden ooil had kunnen in denken. Ze hadden den ge'neelen dag prachtig den Noordelijken koers gehou den. De avond was gevallen en Ab werd naar de kool gestuurd om wat uit te rusten. Bolrondo, want zoo heette de Braziliaan, stond nog niet lang aan het roer, toen hij tot zijn schrik bemerkte dat het weer plotseling omsloeg. En na een uur was het stormweer zoo hevig, dat door een groote rollende golf de mast pardoes in tweeën knakte. De dag was weer aangebroken. De mast hadden zij na heel wat moeite weer overeind gezet en vastgetimmerd. Maar het ergste was wel dat hun kompas over boord was geslagen. Met het windje achter, net zoo als gisteren, voeren zij vlug voort. Maar zij wisten niet of die wind wel uit denzelfden hoek waaide. Land was er aan de heele horizon rond om hen niet te zien. O. o, wat een pech hadden zij nu! Bolrondo moest er even bij gaan zitten om er eens oVer na te denken. Speurend keek Ab in het rond. Hij geloofde nooit dat zij in de goede rich ting voeren, want er was geen stukje ijs in zee meer te zien. En toch, dicht bij die ijskoude Noordpoolzee zaten zijn vrienden, zoo redeneerde hij bij zich zelf. Plotseling uitte hij een kreet.: „Daardaarland!" Bolrondo keek en keek en warempel, ja, een blauwe streep vertoonde zich aan de horizon. En het duurde niet lang, of vlak voor hen lag land en als zij goed keken, konden zij een huisje zien slaan op de bergen. Spoedig was hun scheepje gemeerd en stapten beiden aan land. Maar Bolrondo gunde zich geen tijd. Zoo hard hij kon loopen, liep hij voort in de richting van het huisje. „Dat is niet het land. waar onze Vrienden zitten," hijgde Ab, ter wijl hij met groote moeite Bolrondo bij hield. „Ik begrijp niet waar we zijn," pufte de dikkerd. „Maar we zullen het we) spoedig te weten komen als we de bewoners te spreken krijgen". KERSTMIS. In het jongste nummer van De Unie publi ceert het Driemanschap van De Nederlandsche Unie een Kerstboodschap, waarin het schrijft, dat deze boodschap een vredeswensch is! „En tweevoudig is de vrede, die ons daarbij voor den geest staat. Wij denken inderdaad in de eerste plaats aan het einde van den verschrïkke- lijken strijd, die Europa en de wereld verscheurt en vernielt, aan een staatkundigen, oeconomischen en cultureelen vrede, die de landen uit de nood lottige wederzijdsche vernietiging terugbrengt tot samenwerking in een nieuwe rechtvaardige orde, welker wijs en weidsch uitgelijnd bestek den maatschappelijken welstand en het beschavings werk der volken voor langen tijd mogelijk maakt en verzekert". „Daarnaast richt onze vredeswensch zich ech ter ook op een anderen vrede, die niet van militaire of politieke beslissingen afhankelijk is, maar als een innerlijk en persoonlijk goed door ieder kan worden verworven, hoeveel strijd de wereld ook vervult: den vrede, die het deel is van hen. die van goeden wil zijn. Het is die innerlijke vrede, die ons in staat moet stellen, de slagen van het lot met sterkte en met wijsheid te dragen haat te bedwingen en rechtvaardigheid te beoefe nen, te leeren uit de harde lesssen der geschiedenis, onze volksgemeenschap sterk te maken en noch vijandschap, noch miskenning te vreezen op den weg, dien de plicht ons voorschrijft. Dien innerlijken vrede moge ons volk behouden en versterken; hij is een hecht anker in de stormen die ons land hebben geschokt; hij is ook het beste fundament, voor den opbouw van een duurzamen en waarachtigen volkenvrede. „In dezen geest van vredesverlangen, van trouw en Godsvertrouwen wenschen wij aan alle vrien den van De Nederlandsche Unie een gelukkig Kerstfeest". In De Weg, het weekblad van Nationaal Front, schrijft Arnold Meyer: „Deze tijd, met. al zijn beperkingen en lasten, kan zegenrijk worden, zoo deze ons leert, dat alles, wat ons land biedt, voor ons allen gezamen lijk is en dat niet de een kan profiteeren ten koste van den ander. De partijen, die oorsprong en voort bestaan danken aan de idee van den klassenstrijd, zijn opgeheven. Het gaat er nu om, te komen tot positieve samenwerking. „Vrede op aarde" Ook tusschen de volkeren van Germaanschen stam en wijder nog tusschen alle volken, maar zulks is alleen mogelijk, wanneer elk volk zijn recht krijgt. Ieder volk is geneigd zijn cultuur te verspreiden over zijn grenzen heen. Mogen nochtans geen Neder landers schuldig zijn aan verraad ten aanzien van zijn .volk! Zij dienen daarbij noch hun volk, noch de bezettende autoriteit, noch het nieuwe Europa. Slechts luisterende naar de Ordinantiën Gods, zal er werkelijke samenwerking en vrede zijn. Vrede in ons gemoed, vrede in het gezin, vrede onder mis volk, vrede tusschen de Germaansche volken, vrede tusschen 'e Europeesche volken, vrede op de wereld. SCHAATSENRIJDERS VERONGELUKT. ZWOLLE. 23 December (A.N.P.) Gistermiddag is de 14-jarige P. Otterman bij bet schaatsen rijden door het ijs gezakt. Een voorbijganger trachtte den jongen te redden, doch zakte zelf door het ijs. zoodat hij den drenkeling los moest laten. Toen O. werd opgehaald, waren de levens geesten reeds geweken. In Slagharen is gisteren de 19-jarige J. Blauw- geers in een wak gereden en verdronken. EEN VERHAAL VAN DE ZEE. bewerkt door ADRIAAN J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 29) Payne, die alleen met zijn oom achter bleef, deed moeite om de gedachten van den ouden heer af te leiden van de crtslellende onthullingen omtrent Mrs. Vans it tart's identiteit. Hij wist dat Stephen Brand er de man niet naar was, om hen op den duur» in het onzekere te laten over het verleden; dus als hij nu verder met zijn oom over het myste rie zou praten,, zouden ze toch niets anders kun nen dk>en, dan zich in allerlei vermoedens en op niets steunende gissingen verdiepen. Daarom koos hij een ander onderwerp van gesprek: Enid's eerste levers jaar. Meneer Traill was blij om over dit onderwerp, dat hem na aan het hart lag en waarbij hij ten minste vasten grond onder de voeten voelde, te kunnen praten; het leidde zijn gedachten af yan het onaangename incident van zooeven. En hij ver telde: Je weet, Charlie, dat je vader een bekend be oefenaar van de watersport was speciaal was hij bekend om zijn belangstelling in jachten. Hij was dan ook een van de eersten, die in een eigen boot onder stoom en zeil den Atlantischen Oceaan over stak. Twintig jaar geleden, juist in deze maand, ram hij mijn vrouw en mij en bovendien je moe der, jou en onze kleine Ecith, die toen zes maan den was, mee op een heerlijke reis langs de kust van Florida en in de Golf van Mexico. Het was af gesproken, dat we den zomer in de Noorsche fjor den zouden kruisen, maar de beide dames zagen er tegenop om in de maand April op een jacht den Oceaan over te steken. Daarom bracht je vader alléén de ..Esmeralda" naar den overkant en wij volgden met een mailboot. Gedurende de laatste preek van Mei en de heele maand Juni kruisten we langs de Noorsche kust; van Christiania Noord waarts tot de Noordkaap. De heerlijke zui vere lucht had een uitstekerden invloed op de ge zondheid van mijn vrouw, die een beetje lijdend was in diien tijd en Enid en jij groeiden als kool. Herinner jij je nog iets van die reis? Nu, het is een héél vage herinnering, maar die verlevendigd is door wat ik later gehoord heb. Wel, het was de vierde Juli: we deden Hardanger aan om den dag met een paar Land-ge- nooten door te brengen. Daar ontving ik een tele gram, dat mij meldde, dat mijn tegenwoordigheid in New-York absoluut noodzakelijk was. Er was een uitbreidingsplan, dat van groot belang was voor onze bezittingen. Het is merkwaardig, dat diit plan, dat zulke tragische gevolgen heeft gehad, te gelijk jouw fortuin en het mijne verviervoudigd heeft! Inmiddels waren de beide dames zoo vol enthousiasme geraakt over de zeewaardigheid van het jacht, dat ze nu desnoods bereid waren ge weest er een reis om de wereld mee te maken! Dus het. kostte je arme vader niet veel moeite ze te bewegen in zijn gezelschap met het jacht naar Amerika te gaan, terwijl ik via New Castle en Li verpool maakte, dat ik met een mailstoomer aan den overkant kwam. Het laatste telegram, dat ik van hen kreeg, was den 20sten Juli uit Southampton verzonden en bij normale weersgesteldheid hadden ze den vijfden of zesden Augustus in New-York terug moeten zijn. Maar in der nacht van den 21 sten. raakten zij in de buurt van de Scilly-eilanden in een dichten mist. Vijf minuten later werd de Esmeralda midscheeps aangevaren door een bark uit Nieuw-Schotland en het kleine vaartuig zonk als een baksteen. Je va der, geholpen door der kapitein en de bemanning slaagde er in om twee booten te laten zakken en voorloopig waren al de opvarenden gered. Je vader was er altijd trotsch op, dat- zijn red dingsbooten, met het oog op alle gebeurlijkheden, steeds voorzien waren van een voldoende hoeveel heid voedsel en water, maar dat neemt niet weg. dat ze toch- natuurlijk niets onbeproefd lieten om het schip te bereiken dat het jacht tot zinken had gebracht. Dat deden ze liever, dan te probeeren met ie kleine booten aan de kust te komen. Daar de „Esmeralda' op het oogenblik van de aanvaring op stoomkracht voer, ontploften de ketels toen ze in de diepte verdween en dit is ongetwijfeld de oorzaak geweest van de tweede catastrophe. De kapitein van het jacht had opgemerkt, dat de vreem de bark scherp bij den wind voortzeilde, die krach tig uit het Westen blies en daarom volgde hij met de eerste reddingsboot, waarin je vader en moe der met- jou en mijn vtouw en kind zioh bevonden, :n die richting. Hij riep de mannen in de tweede boot toe het verband met hem niet te verliezen, want het was ontzettend mistig. De bark, de „John S.", die het geweld van de explodeerende ketelshoorde, draaide onmiddellijk en haar poging om hulp te bieden werd juist de oorzaak van de tweede ramp, die veel tragischer gevolgen had dan de eerste. De voorste reddings boot botste in het duister tegen den boeg var de bark; de zeilen raakten verward in het touwwerk van den boegspriet, de boot werd overvaren en liep vol water en de tweede boot, die direct achter haar volgde, schoof met geweld op de eerste. Al de inzittenden van de eerste boot kwamen in het water terecht en verdronken. Jij werd door eer ne ger gegrepen, een eerste klas zwemmer. Hij en jij en nog twe matrozen werden gered; dat was alles. Je vader was een krachtig man en eveneens een uitstekend zwemmer. Hij moet of zijn tegenwoor digheid van geest heelemaal verloren hebber, of «ewond zijn geraakt op een of andere manier. De twee matrozen hadden in de tweede boot gezeten en waren er in geslaagd zich aan het vreemde schip vast te klemmen«en aan boord te komen. De heele tragedie had zich in een paar seconden af gespeeld! Meneer Traill stond op en liep langzaam naar het raam. Payne staarde in het vuur. De oudere man streek met de hand over de oogen; de heele vreeselijke scheepsramp doemde in al haar nood lottige détails voor zijn geestesoog op. Het was een visioen, dat reeds zoo menig uur van zijn lever vergald had. Hij keek uit in de stille straat. Uit de zwarte schaduwen aan den overkant dook een politie agent op: hij stak de straat over naar het hotel en Traill hoorde een bel gaan. Deze doodgewone din gen voerder zijn gedachten weer naar de werke lijkheid terug. Wat bracht het terugvinden van zijn verloren gewaand kind toch een stormvloed van herinneringen mee, dacht hij. Het ligt voor de hand, begon hij weer na eer lange pauze, terwijl hij terugkwam in den rossen gloed van het vuur en het zachte schijnsel van de lamp. het ligt voor de hand, dat al deze dingen juist vanavond weer bij me opkomen. Het ver haal van de ramp berust natuurlijk voornamelijk op de mededeelingen van den neger en de beide matrozen. Alle drie verklaarden zij, dat de beide reddingsbooten gezonken waren. De bemanning van de bark verklaarde, dat zij op het moment, dat hun schip met de eerste boot in botsing kwam angst kreten gehoord had. Maar ofschoon ze een sloep uitzetten en urenlang in de buurt bleven kruisen vonden ze niets dan wrakhout. Jij, Charlie, toen ik je vijf weker later terug zag, kon alleen maar vertellen ,dat je erg koud en nat was geweest. Dat is alles wat ik ooit van den ondergang van de „Esmeralda" heb geweten, tot ik het geluk had. Stanhope te ontmoeten aan boord van-de „Falcon". Dps u kunt u een voorstelling maken van de manier, waarop Enid gered werd? vroeg Charlie Payne. Absoluut!' Stanhippe, die zee-officier is, zoo- als ie natuurlijk weet, en twee mannen Spence en Jones, die indertijd Brand's collega's waren op den vuurtoren, hebben mij geholpen eer hoogst aannemelijke theorie over het verloop van de ge schiedenis op te bouwen. Het staat vast, dat de tweede boot inderdaad niet gezonken is, zooals de gezagvoerder van de „John S." rapporteerde. Ze moet bij de botsing alleen maar beschadigd zijl en haar mast moet zijn gebroken. Tn mist en duis ternis en bij de algemeene verwarring, die er neerschte. kan ze door de bark. die waarschijnlijk vier knoopen in het uur liep, wel niet opgemerkt zijn De beide matrozen, die van het dolboord af sprongen, hebben haar natuurlijk half doen kante len en we denken, dat op dat oogenblik mijn arme wouw met een laatste wanhopige krachtsinspan ning, het kind in de boot heeft geworpen. Brand heeft de boot opgemerkt op den ochtend van den SOsten. Ze had tnen negen dagen rondge dreven. Een overlevende, die ook aan boord was, moet het kind voedsel gegeven hebben, anders was een kind van een jaar niet in het leven gebleven. Waarschijnlijk is de mistbank op de oppervlakte van de zee blijven hangen en heeft zij den getij- stroom gevolgd, want er was geen wind in de da gen. die op den ondergang van het jacht volgden. Nog iets eigenaardigs: er waren wel levensmid delen aan boord van de reddingsboot, maar geen water. Hoe kwam dat? Er zijn twee mogelijkheden: óf door de botsing is het waterreservoir bescha digd en leeggeloopen, óf een zorgelooze stewart heeft vergeten het te vullen. Een volgend punt is de identiteit van de boot. Door de domheid van een matroos, verbrandde een van de reddingsbooter van de ..Esmeralda" op de Noorsche kust. Hij smeet een blik petroleum om, terwijl hij bezig was het open te maken en een brandende lucifer deed de rest. Ze kochten een nieuwe boot. maar door een of ander toeval of in de haast, werd vergelen den naam van het jacht er op te schilderen. Er was wel een Noorsoh ha vennummer aan bevestigd, maar dat moet er af ge slagen zijn door den neervallenden mast. Uit het feit, dat het zeil door het water sleepte op het oogenblik. dat Brand de boot vond, blijkt met ab solute zekerheid, dat de overleverde of over levenden misschien ziek of gewond is geweest en te zwak om het zeil binnen boord te halen. Het lijk van een man werd in de boot gevonden en die moet al eenige dagen dood geweest zijn. Tenslotte hebben we nog het bewijs van de kleeren van het kind. De meisjes hebben me op de rots een en ander van de geschiedenis verteld, zei Payne. Ik had niet durven droom en, dat Enid, of beter gezegd, Edith mijn nichtje was! Je weet. ging meneer Traill voort, dat haar kleeren gemerkt waren E. T. en dat een kleine shawl om haar heen was geslagen, die was vast- bestoken met een broche. Die broche was met sma ragden bezet en had het model van een klaverblad- an-vier. .(Wordt vervolgd.! v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6