Herinneringen aan prof. Eugène Dubois.
AS'S AVONTUREN
Uit de Pers.
De Torenwachter
DINSDAG 24 DECEMBER 1940
DE CELEERDE MET DE BE
ZIELING VAN DEN
KUNSTENAAR.
De bewaarplaats van de resten
van den Pithecanthropus erectus
In de uitstekende levensbeschrijving var. den
kort geleden heengeganen oud-Haarlemmer Prof.
Dr. Eugène Dubois,- Dinsdag j.l. in dit iblad ge
publiceerd, trok één enkele vergissing mijn aan
dacht. Te weten de mededeeling, dat de resten
van den aapmensch van Java zooals we ihet
beestje nu maar gemakshalve zullen noemen
te Haarlem veilig en wel opgeborgen zouden zijn
in een brandkast- in Teyler's museum. Dat was
indertijd zeer zeker het geval, maarsinds een
zestal jaren reeds bevinden zich de resten van den
Pithecanthropus erectus niet meer in de Spaarne-
stad (wel gips-afgietsels van het schedeldak en
het dijbeen), doch te Leiden!
Een toevallige samenloop van omstandigheden
heeft gewild, dat schrijver dezes,van zeer nabij
het een en ander, dat met- die verandering van
bewaarplaats samenhing, heeft, meegemaakt. Ja,
dat ik daaraan feitelijk t.e danken heb gehad, dat
ik met Prof. Dubois in contact kwam en sinds de
eerste ontmoeting het voorrecht heb genoten, niet
slechts in levendige briefwisseling met hem te
hebben gestaan, doch dat ik ook herhaaldelijk
van interessante gesprekken met dien wel zeer
merkwaardigen geleerde mocht genieten.
Hier mogen dan eenige herinneringen en in
drukken van die ontmoetingen volgen, waarbij
ik allereerst een en ander kan vertellen omtrent
de geschiedenis van de verhuizing van Haarlem
naar Leiden, van de voor de wetenschap wel
uiterst kostbare voorwerpen, die tot het einde van
1934 in Tevler's museum opgeborgen lagen.
Gelijk bekend, had Dubois tusschen Augustus
1891 en Augustus 1892 bij Trinil (JavaL aan de
Solorivier, bij oogravingen in de vulkanische tuf
fen, op verschillende tijdstippen, en telkens met
hoogstens slechts enkele meters afstand, een
bovenste rechter-verstandskies. een schedelkap,
wederom een kies, en een linkerdijbeen aangetrof
fen en kwam hij eind 1893 tot de conclusie, dat
men hier te doen had met de resten van een
wezen, dat noch aap, noch mensch was. maar dat
tusschen beiden had ingestaan. Op deze ontdek
kingen is hij dan verder door gaan studeeren,
terwijl 'hij bovendien al eerder verschillende
waardevolle vondsten had gedaan en er ook na
zijn vertrek naar Europa, in 1895, dank zij voort
zetting van de ongravingen nog gedurende eenige
jaren, belangrijke fossiele vondsten werden ge
daan.
Haarlem of Leiden!
Dit alles nu kwam als collecMe-Dubois, of col
lectie Indische fossielen, te Leiden terecht. Aan
gezien de ontdekker echter steeds zijn weten
schappelijke onderzoekingen en studies, niet m
de laatste plaats die, in verband met het hersen-
volume en 'den groei der hersenhoeveelheid bij het
vormen der soorten, voortzette, was het voor hem
van zeer veel beteekenis den schedel (schedeldak)
enz. van den Pithecanthropus erectus onder zijn
bereik te hebben, in Teyler's museum te Haarlem,
w-aar hij v£el van zijn wetenschappelijken arbeid
placht te verrichten.
In Haagschen departementalen en Leidschen
universitairen kring echter was men hoe langer
hoe meer er op gesteld, dat het schedeldak met-
bijbehooren van den Pithecanthropus zouden ko
men rusten in het gebouw in de sleutelstad, waar
ook de verdere collectie Indische fossielen aan
wezig was. aangezien deze voorwerpen nu eenmaal
deel uitmaakten van die, het eigendom van het
Rijk zijnde verzameling.
Zoo gebeurde het dan dat het Ri]k zelfs een
brandkast aanschafte, welke de hier vermelde
kostbaarste voorwerpen zou moeten bevatten,
doch natuurlijk ook weer goed opgeborgen door
7,c te plaatsen in een tweetal hiervoor vervaar
digde keurige, van binnen fraai en goed be
klemde kistjes, die dan in de brandkast zouden
gaan. Toen ik echter in het najaar van 1934
naar 't betreffende museum in de sleutelstad trok
en men daar zoo vriendelijk was mij de voor
dit doel bestemde brandkast en kistjes te laten
zien. kwam inderdaad uit. wat een goed inge
lichte vriend mij had ingefluisterd nl. dat de
oorspronkelijke schedel enz. daar niet aanwezig
warenv Die bevonden zich nog steeds onder
Professor Dubois' nabije toezicht in Teyler's
stichting te Haarlem. En nu bleek, dat een van
de oorzaken van de kennelijk hierover gaande
zijnde verwikkelingen ook gelegen was in de be
zwaren door den geleerde gekoesterd tegen de
door-het Rijk aangekochte in Leiden door mij
aanschouwde brandkast. Die voldeed niet aan
de door hem noodig geachte waarborgen voor
een volkomen veilige en goede berging. Intus-
schen zag hij wel in, dat het niet mogelijk was
-wat hem zeker verreweg het aangenaamste
geweest zou zijn de voorwerpen, welke zich in
Haarlem bevonden, daar nog maar altijd te
houden. Tegen de Leidsche en Haagsche aan
spraken viel tenslotte niet veel steekhou
dends in te brengen. Zoo kwam het dan ten lan
gen leste tot de verhuizing naar het Museum in
de oude Universiteitsstad, nadat Dubois van
zijn kant in zooverre bevrediging had gekre
gen, dat men te Leiden de door hem geprefe
reerde brandkast aanvaardde. Directeuren van
Teyler's Stichting hadden zijn verzoek inge
willigd om de brandkast, waarin te Haarlem de
overblijfs.clen van den Pithecanthropus opge
borgen waren, „om niet" aan het Rijk af te
staan, wanneer zij naar Leiden zouden gaan.
Daar aanvaardde men dit aanbod en aldus was
Leiden nu in dit opzicht niet langer in last.
Voordat echter de hier bedoelde kwestie een
vreedzame oplossing kreeg, heb ik het voorrecht
genoten, in Teyler's Stichting een bezoek te
brengen aan Prof. Dubois met wien ik toen o.m.
een en ander met betrekking tot de zooeven
vermelde aangelegenheid besprak voorrecht,
dat nog grooter werd doordat hij het origineele
schedeldak enz. liet zien, iets wat hij anders
bijkans nooit placht-te doen en zeker niet wan
neer buitenstaanders bij hem verschenen. Maar
er was nog meer. De geleerde ging er toe over
mij allerlei over zijn wetenschappelijke theo
rieën, over zijn vondsten te vertellen en allengs
kreeg ik toen in groote trekken zijn gansche le
vensgeschiedenis te hooren. Zonder dat ik het
bemerkte vlogen de uren om. Want hier be
leefde ik het voorrecht, te mogen luisteren naar
een man van de wetenschap, over wien de be
zieling van den kunstenaar was gekomen.
Zoo ik me niet vergis, heeft wijlen Lorentz
eens gezegd, dat de ware man van de weten
schap, wil hij werkelijk iets van waarde berei
ken, ten deele over soortgelijke eigenschappen
moet beschikken als de kunstenaar, te weten,
over fantasie, in den zin van verbeeldings
kracht, van voorstellingsvermogen waaruit hij
de kracht put, moeizamen vorschersarbeid te
ondernemen in de wereld van het onbekende.
Welaan, in die uren in Teyler's Stichting
doorgebracht, gezeten tegenover Dubois, welke
op de tafel vóór mij o.m. den wereldberoemden
schedelkap geplaatst had en gelijk de artist,
zelfs in de gebaren die hij onwillekeurig bij zijn
demonstraties maakte, de liefde liet spreken voor
zijn wetenschappelijk werk, dat hij, dank zij de
bij Trinil gedane vondsten had verricht en nog
steeds verrichtte, leerde ik de volle waarheid van
dat woord van Lorentz kennen en begrijpen.
Voor mijn geestesoog las ik als het ware uit wat
ik hoorde en aanschouwde, den levensroman af
van een hardnekkig vurig wetenschappelijk
strijder. Zoo heb ik hem ook bij verdere ontmoe
tingen veelal gezien. Daarnaast trof dikwerf
eenerzijds zijn vriendelijke hoffelijkheid, maar
aan den anderen kant de scherpte, waarmee
hij zich kon uitlaten over mensehen, die hem
tegenwerkten of van wie hij dit dacht. Want
veel heeft deze groote figuur geleden door her
haaldelijk wellicht niet voldoende gegronde, al
leen maar vermeende beduchtheid voor tegen-
.werking. Zeker, aan bestrijders en vijanden ont
brak het hem niet. En in meer dan één opzicht
zal hij zoo nu en dan wel reden tot bitterheid
gehad hebben. Doch daarnaast kon ik tevens
meer dan eens bemerken, hoezeer hij het zich
zelf nooüeloos moeilijk maakte. Hij was in
menig opzicht ook een onbegrepene. Maar wie
zijn vertrouwen won, zal door zijn vele bij-
zondere eigenschappen, waaronder een heerlijke
zin voor humor, een typische eenvoud van den
gemoedelijken Limburger en bovenal door zijn
geweldige vitaliteit, zijn groote strijdlust in en
voor de wetenschap, getroffen zijn. Het zijn bo
venal deze indrukken en herinneringen van
ontmoetingen met Dubois, die mij steeds zul
len bijblijven en waarvan ik hier in het kort
heb willen getuigen.
INSIDER.
Vacantiebezigbeden voor
Ilaarlemsche schoolkinderen.
Maandagmiddag was de zaal van het gebouw
der Jongemannenvereeniging aan de Lange Mar-
garethastraat te Haarlem gevuld met jongens en
meisjes van de Openbare en Prot. Christelijke
lagere scholen in onze stad; hun zullen daar in
de Kcrstvacantie door de Vereeniging „Vacantie-
bezigheden voor schoolkinderen" bezigheden
worden verschaft.
Deze vereeniging heeft er gedurende jaren
steeds voor gezorgd dat de jeugd tijdens de zo-
mervacantie op het sportterrein aan de Klever
laan zich wijdde aan sport en spel, doch die opzet
kon dit jaar niet doorgaan. De vereeniging heeft
haar activiteit dit jaar verplaatst naar de Kerst-
vacantie.
De voorzitter, de heer E. v. d. Wall, bracht in
zijn openingsrede naar voren dat de vacantie-
bezigheden in een zaal uiteraard geheel andere
zullen zijn dan op 't veld. Thans zullen de jongens
hun krachten mogen beproeven op houtsnijwerk
e. d. en de meisjes zullen gaan naaien en breien,
Natuurlijk zijn er zoowel voor de jongens als
voor de meisjes een aantal spelen bedacht.
De animo voor deze nieuwe vacantie-activiteit
bleek zeer groot. Kon men aan de Kleverlaan op
een 600-tal jongens en meisjes rekenen, het lokaal
van de Jongemannenvereeniging zal een 1400-tal
icholieren moeten verwerken.
Om den anderen dag om half twee en half
vijf mogen de kinderen komen.
Vijftien onderwijzers en onderwijzeressen wer
den bereid gevonden om toezicht te houden en
leiding te geven.
Op dezen eerste middag werden de kinderen
bezig gehouden met een revue.
PERSONALIA.
Voor het examen Staatspractijkdiploma voor
Handel en Administratie slaagde mej. I. B. Bus
king te Haarlem.
TECHNISCH GILDE IN NEDERLAND.
Het Technisch Gilde in Nederland houdt een
openbare vergadering op Zaterdag 28 Decem
ber a.s. in Haarlem, café-restaurant Brinkmann,
Groote Markt. Begin te 3 uur nam. Als sprekers
zullen optreden dr. ing. W. A. Herweijer en dr.
G. de Gelder.
Bij de oprichtingsbijeenkomst van het Tech
nisch Gilde te Utrecht, waar 400 personen
aanwezig waren, was de belangstelling dadelijk
zeer groot. Reeds vele bekende ingenieurs zijn
toegetreden. De vereeniging staat buiten de
politiek en is open voor alle ingenieurs, afgestu
deerden der M.T.S. en voor hen die een gelijk
waardige positie bekleeden. Bovendien is er een
onderaf deeling voor z.g. Ambachts- en Bedrijfs-
meesters, dus voor meester-smid bijvoorbeeld,
kortom voor hen, die op de Ambachtsschool
'zijn geweest en zich in een bepaalde richting-
verder ontwikkeld hebben.
HOLLAND OP DE SCHAATS. De
en oud geniet
winter heeft zijn intrede gedaan en jong
van de schaatssport.
(Foto Pax Holland.)
Begrafenis A. Labouchère.
Het stoffelijk overschot van den heer A. La
bouchère, president-commissaris van „De Por-
celeyne Fles" te Delft, is Maandagmiddag on
der zeer groote belangstelling te Velsen op de
begraafplaats „Westerveld" ter aarde besteld.
Onder de aanwezigen bevonden zich vele fami
lieleden, een aantal vrienden en vele leden van
het personeel der aardewerkfabriek. Voorts za
gen wij de directie van deze fabriek, de heeren
E. E. van der Hoop en J. Adriani, de directie
van de N.V. Lijm- en gelatinefabriek „Delft" de
heeren ir. J. van Stolk en C. M. Hage en den
commissaros van laatstgenoemde fabriek, den
heer D. II. van Ever dingen.
Mr. M. M. Kwint, burgemeester van Velsen.
jhr. H. Boreel uit Santpoort en jhr. A. van de
Poll, loco-burgemeester van Heemstede waren
eveneens aanwezig.
Bij de groeve heeft de zoon van den ontsla
pene een korte toespraak gehouden, waarin hij
zijn vader dankte voor hetgeen deze heeft ge
daan voor allen uit zijn omgeving. Spreker schet
ste den overledene als een rechtschapen en
nobel mensch. die tegenover het leven het „no
blesse oblige" huldigde.
Hij deed dit niel uit bepaalde overwegingen,
maar omdat hij niet anders kon, omdat zijn aard
zoo was.Mede namens de aardewerkfabriek, waar
voor hij tot het laatst #zijn krachten heeft ge
geven, dankte spreker d'en gestorvene.
Nadat de predikant dr. Van Stipriaan Luiscius
het Onze Vader had uitgesproken, daalde de
kist.
VOOR DE KINDEREN
Doch deze tocht zou anders afloopen
dan een van beiden ooil had kunnen in
denken. Ze hadden den ge'neelen dag
prachtig den Noordelijken koers gehou
den. De avond was gevallen en Ab werd
naar de kool gestuurd om wat uit te
rusten. Bolrondo, want zoo heette de
Braziliaan, stond nog niet lang aan het
roer, toen hij tot zijn schrik bemerkte
dat het weer plotseling omsloeg. En na
een uur was het stormweer zoo hevig,
dat door een groote rollende golf de
mast pardoes in tweeën knakte.
De dag was weer aangebroken. De
mast hadden zij na heel wat moeite weer
overeind gezet en vastgetimmerd. Maar
het ergste was wel dat hun kompas over
boord was geslagen. Met het windje
achter, net zoo als gisteren, voeren zij
vlug voort. Maar zij wisten niet of die
wind wel uit denzelfden hoek waaide.
Land was er aan de heele horizon rond
om hen niet te zien. O. o, wat een pech
hadden zij nu! Bolrondo moest er even
bij gaan zitten om er eens oVer na te
denken.
Speurend keek Ab in het rond. Hij
geloofde nooit dat zij in de goede rich
ting voeren, want er was geen stukje
ijs in zee meer te zien. En toch, dicht
bij die ijskoude Noordpoolzee zaten zijn
vrienden, zoo redeneerde hij bij zich
zelf. Plotseling uitte hij een kreet.:
„Daardaarland!" Bolrondo keek
en keek en warempel, ja, een blauwe
streep vertoonde zich aan de horizon.
En het duurde niet lang, of vlak voor
hen lag land en als zij goed keken,
konden zij een huisje zien slaan op de
bergen.
Spoedig was hun scheepje gemeerd en
stapten beiden aan land. Maar Bolrondo
gunde zich geen tijd. Zoo hard hij kon
loopen, liep hij voort in de richting van
het huisje. „Dat is niet het land. waar
onze Vrienden zitten," hijgde Ab, ter
wijl hij met groote moeite Bolrondo bij
hield. „Ik begrijp niet waar we zijn,"
pufte de dikkerd. „Maar we zullen het
we) spoedig te weten komen als we de
bewoners te spreken krijgen".
KERSTMIS.
In het jongste nummer van De Unie publi
ceert het Driemanschap van De Nederlandsche
Unie een Kerstboodschap, waarin het schrijft, dat
deze boodschap een vredeswensch is!
„En tweevoudig is de vrede, die ons daarbij
voor den geest staat. Wij denken inderdaad in de
eerste plaats aan het einde van den verschrïkke-
lijken strijd, die Europa en de wereld verscheurt
en vernielt, aan een staatkundigen, oeconomischen
en cultureelen vrede, die de landen uit de nood
lottige wederzijdsche vernietiging terugbrengt tot
samenwerking in een nieuwe rechtvaardige orde,
welker wijs en weidsch uitgelijnd bestek den
maatschappelijken welstand en het beschavings
werk der volken voor langen tijd mogelijk maakt
en verzekert".
„Daarnaast richt onze vredeswensch zich ech
ter ook op een anderen vrede, die niet van
militaire of politieke beslissingen afhankelijk is,
maar als een innerlijk en persoonlijk goed door
ieder kan worden verworven, hoeveel strijd de
wereld ook vervult: den vrede, die het deel is van
hen. die van goeden wil zijn. Het is die innerlijke
vrede, die ons in staat moet stellen, de slagen
van het lot met sterkte en met wijsheid te dragen
haat te bedwingen en rechtvaardigheid te beoefe
nen, te leeren uit de harde lesssen der geschiedenis,
onze volksgemeenschap sterk te maken en noch
vijandschap, noch miskenning te vreezen
op den weg, dien de plicht ons voorschrijft.
Dien innerlijken vrede moge ons volk behouden
en versterken; hij is een hecht anker in de stormen
die ons land hebben geschokt; hij is ook het beste
fundament, voor den opbouw van een duurzamen
en waarachtigen volkenvrede.
„In dezen geest van vredesverlangen, van trouw
en Godsvertrouwen wenschen wij aan alle vrien
den van De Nederlandsche Unie een gelukkig
Kerstfeest".
In De Weg, het weekblad van Nationaal Front,
schrijft Arnold Meyer:
„Deze tijd, met. al zijn beperkingen en lasten,
kan zegenrijk worden, zoo deze ons leert, dat
alles, wat ons land biedt, voor ons allen gezamen
lijk is en dat niet de een kan profiteeren ten koste
van den ander. De partijen, die oorsprong en voort
bestaan danken aan de idee van den klassenstrijd,
zijn opgeheven. Het gaat er nu om, te komen tot
positieve samenwerking. „Vrede op aarde" Ook
tusschen de volkeren van Germaanschen stam en
wijder nog tusschen alle volken, maar zulks is
alleen mogelijk, wanneer elk volk zijn recht krijgt.
Ieder volk is geneigd zijn cultuur te verspreiden
over zijn grenzen heen. Mogen nochtans geen Neder
landers schuldig zijn aan verraad ten aanzien van
zijn .volk! Zij dienen daarbij noch hun volk, noch
de bezettende autoriteit, noch het nieuwe Europa.
Slechts luisterende naar de Ordinantiën Gods, zal
er werkelijke samenwerking en vrede zijn. Vrede in
ons gemoed, vrede in het gezin, vrede onder mis
volk, vrede tusschen de Germaansche volken, vrede
tusschen 'e Europeesche volken, vrede op de
wereld.
SCHAATSENRIJDERS VERONGELUKT.
ZWOLLE. 23 December (A.N.P.) Gistermiddag
is de 14-jarige P. Otterman bij bet schaatsen
rijden door het ijs gezakt. Een voorbijganger
trachtte den jongen te redden, doch zakte zelf
door het ijs. zoodat hij den drenkeling los moest
laten. Toen O. werd opgehaald, waren de levens
geesten reeds geweken.
In Slagharen is gisteren de 19-jarige J. Blauw-
geers in een wak gereden en verdronken.
EEN VERHAAL VAN DE ZEE.
bewerkt door
ADRIAAN J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
29)
Payne, die alleen met zijn oom achter bleef, deed
moeite om de gedachten van den ouden heer af te
leiden van de crtslellende onthullingen omtrent
Mrs. Vans it tart's identiteit. Hij wist dat Stephen
Brand er de man niet naar was, om hen op den
duur» in het onzekere te laten over het verleden;
dus als hij nu verder met zijn oom over het myste
rie zou praten,, zouden ze toch niets anders kun
nen dk>en, dan zich in allerlei vermoedens en op
niets steunende gissingen verdiepen. Daarom koos
hij een ander onderwerp van gesprek: Enid's eerste
levers jaar.
Meneer Traill was blij om over dit onderwerp,
dat hem na aan het hart lag en waarbij hij ten
minste vasten grond onder de voeten voelde, te
kunnen praten; het leidde zijn gedachten af yan het
onaangename incident van zooeven. En hij ver
telde:
Je weet, Charlie, dat je vader een bekend be
oefenaar van de watersport was speciaal was hij
bekend om zijn belangstelling in jachten. Hij was
dan ook een van de eersten, die in een eigen boot
onder stoom en zeil den Atlantischen Oceaan over
stak. Twintig jaar geleden, juist in deze maand,
ram hij mijn vrouw en mij en bovendien je moe
der, jou en onze kleine Ecith, die toen zes maan
den was, mee op een heerlijke reis langs de kust
van Florida en in de Golf van Mexico. Het was af
gesproken, dat we den zomer in de Noorsche fjor
den zouden kruisen, maar de beide dames zagen
er tegenop om in de maand April op een jacht den
Oceaan over te steken. Daarom bracht je vader
alléén de ..Esmeralda" naar den overkant en wij
volgden met een mailboot. Gedurende de laatste
preek van Mei en de heele maand Juni kruisten we
langs de Noorsche kust; van Christiania Noord
waarts tot de Noordkaap. De heerlijke zui
vere lucht had een uitstekerden invloed op de ge
zondheid van mijn vrouw, die een beetje lijdend
was in diien tijd en Enid en jij groeiden als kool.
Herinner jij je nog iets van die reis?
Nu, het is een héél vage herinnering, maar die
verlevendigd is door wat ik later gehoord heb.
Wel, het was de vierde Juli: we deden
Hardanger aan om den dag met een paar Land-ge-
nooten door te brengen. Daar ontving ik een tele
gram, dat mij meldde, dat mijn tegenwoordigheid
in New-York absoluut noodzakelijk was. Er was
een uitbreidingsplan, dat van groot belang was
voor onze bezittingen. Het is merkwaardig, dat diit
plan, dat zulke tragische gevolgen heeft gehad, te
gelijk jouw fortuin en het mijne verviervoudigd
heeft! Inmiddels waren de beide dames zoo vol
enthousiasme geraakt over de zeewaardigheid van
het jacht, dat ze nu desnoods bereid waren ge
weest er een reis om de wereld mee te maken! Dus
het. kostte je arme vader niet veel moeite ze te
bewegen in zijn gezelschap met het jacht naar
Amerika te gaan, terwijl ik via New Castle en Li
verpool maakte, dat ik met een mailstoomer aan
den overkant kwam.
Het laatste telegram, dat ik van hen kreeg, was
den 20sten Juli uit Southampton verzonden en bij
normale weersgesteldheid hadden ze den vijfden of
zesden Augustus in New-York terug moeten zijn.
Maar in der nacht van den 21 sten. raakten zij in
de buurt van de Scilly-eilanden in een dichten mist.
Vijf minuten later werd de Esmeralda midscheeps
aangevaren door een bark uit Nieuw-Schotland en
het kleine vaartuig zonk als een baksteen. Je va
der, geholpen door der kapitein en de bemanning
slaagde er in om twee booten te laten zakken en
voorloopig waren al de opvarenden gered.
Je vader was er altijd trotsch op, dat- zijn red
dingsbooten, met het oog op alle gebeurlijkheden,
steeds voorzien waren van een voldoende hoeveel
heid voedsel en water, maar dat neemt niet weg.
dat ze toch- natuurlijk niets onbeproefd lieten om
het schip te bereiken dat het jacht tot zinken had
gebracht. Dat deden ze liever, dan te probeeren met
ie kleine booten aan de kust te komen.
Daar de „Esmeralda' op het oogenblik van de
aanvaring op stoomkracht voer, ontploften de ketels
toen ze in de diepte verdween en dit is ongetwijfeld
de oorzaak geweest van de tweede catastrophe. De
kapitein van het jacht had opgemerkt, dat de vreem
de bark scherp bij den wind voortzeilde, die krach
tig uit het Westen blies en daarom volgde hij met
de eerste reddingsboot, waarin je vader en moe
der met- jou en mijn vtouw en kind zioh bevonden,
:n die richting. Hij riep de mannen in de tweede
boot toe het verband met hem niet te verliezen,
want het was ontzettend mistig.
De bark, de „John S.", die het geweld van de
explodeerende ketelshoorde, draaide onmiddellijk
en haar poging om hulp te bieden werd juist de
oorzaak van de tweede ramp, die veel tragischer
gevolgen had dan de eerste. De voorste reddings
boot botste in het duister tegen den boeg var de
bark; de zeilen raakten verward in het touwwerk
van den boegspriet, de boot werd overvaren en
liep vol water en de tweede boot, die direct achter
haar volgde, schoof met geweld op de eerste. Al
de inzittenden van de eerste boot kwamen in het
water terecht en verdronken. Jij werd door eer ne
ger gegrepen, een eerste klas zwemmer. Hij en jij
en nog twe matrozen werden gered; dat was alles.
Je vader was een krachtig man en eveneens een
uitstekend zwemmer. Hij moet of zijn tegenwoor
digheid van geest heelemaal verloren hebber, of
«ewond zijn geraakt op een of andere manier. De
twee matrozen hadden in de tweede boot gezeten
en waren er in geslaagd zich aan het vreemde
schip vast te klemmen«en aan boord te komen. De
heele tragedie had zich in een paar seconden af
gespeeld!
Meneer Traill stond op en liep langzaam naar
het raam. Payne staarde in het vuur. De oudere
man streek met de hand over de oogen; de heele
vreeselijke scheepsramp doemde in al haar nood
lottige détails voor zijn geestesoog op. Het was een
visioen, dat reeds zoo menig uur van zijn lever
vergald had.
Hij keek uit in de stille straat. Uit de zwarte
schaduwen aan den overkant dook een politie
agent op: hij stak de straat over naar het hotel en
Traill hoorde een bel gaan. Deze doodgewone din
gen voerder zijn gedachten weer naar de werke
lijkheid terug. Wat bracht het terugvinden van zijn
verloren gewaand kind toch een stormvloed van
herinneringen mee, dacht hij.
Het ligt voor de hand, begon hij weer na eer
lange pauze, terwijl hij terugkwam in den rossen
gloed van het vuur en het zachte schijnsel van de
lamp. het ligt voor de hand, dat al deze dingen
juist vanavond weer bij me opkomen. Het ver
haal van de ramp berust natuurlijk voornamelijk
op de mededeelingen van den neger en de beide
matrozen. Alle drie verklaarden zij, dat de beide
reddingsbooten gezonken waren. De bemanning van
de bark verklaarde, dat zij op het moment, dat hun
schip met de eerste boot in botsing kwam angst
kreten gehoord had. Maar ofschoon ze een sloep
uitzetten en urenlang in de buurt bleven kruisen
vonden ze niets dan wrakhout.
Jij, Charlie, toen ik je vijf weker later terug
zag, kon alleen maar vertellen ,dat je erg koud en
nat was geweest. Dat is alles wat ik ooit van den
ondergang van de „Esmeralda" heb geweten, tot
ik het geluk had. Stanhope te ontmoeten aan boord
van-de „Falcon".
Dps u kunt u een voorstelling maken van de
manier, waarop Enid gered werd? vroeg Charlie
Payne.
Absoluut!' Stanhippe, die zee-officier is, zoo-
als ie natuurlijk weet, en twee mannen Spence
en Jones, die indertijd Brand's collega's waren op
den vuurtoren, hebben mij geholpen eer hoogst
aannemelijke theorie over het verloop van de ge
schiedenis op te bouwen. Het staat vast, dat de
tweede boot inderdaad niet gezonken is, zooals de
gezagvoerder van de „John S." rapporteerde. Ze
moet bij de botsing alleen maar beschadigd zijl
en haar mast moet zijn gebroken. Tn mist en duis
ternis en bij de algemeene verwarring, die er
neerschte. kan ze door de bark. die waarschijnlijk
vier knoopen in het uur liep, wel niet opgemerkt
zijn De beide matrozen, die van het dolboord af
sprongen, hebben haar natuurlijk half doen kante
len en we denken, dat op dat oogenblik mijn arme
wouw met een laatste wanhopige krachtsinspan
ning, het kind in de boot heeft geworpen.
Brand heeft de boot opgemerkt op den ochtend
van den SOsten. Ze had tnen negen dagen rondge
dreven. Een overlevende, die ook aan boord was,
moet het kind voedsel gegeven hebben, anders was
een kind van een jaar niet in het leven gebleven.
Waarschijnlijk is de mistbank op de oppervlakte
van de zee blijven hangen en heeft zij den getij-
stroom gevolgd, want er was geen wind in de da
gen. die op den ondergang van het jacht volgden.
Nog iets eigenaardigs: er waren wel levensmid
delen aan boord van de reddingsboot, maar geen
water. Hoe kwam dat? Er zijn twee mogelijkheden:
óf door de botsing is het waterreservoir bescha
digd en leeggeloopen, óf een zorgelooze stewart
heeft vergeten het te vullen.
Een volgend punt is de identiteit van de boot.
Door de domheid van een matroos, verbrandde een
van de reddingsbooter van de ..Esmeralda" op de
Noorsche kust. Hij smeet een blik petroleum om,
terwijl hij bezig was het open te maken en een
brandende lucifer deed de rest. Ze kochten een
nieuwe boot. maar door een of ander toeval of in
de haast, werd vergelen den naam van het jacht
er op te schilderen. Er was wel een Noorsoh ha
vennummer aan bevestigd, maar dat moet er af ge
slagen zijn door den neervallenden mast. Uit het
feit, dat het zeil door het water sleepte op het
oogenblik. dat Brand de boot vond, blijkt met ab
solute zekerheid, dat de overleverde of over
levenden misschien ziek of gewond is geweest
en te zwak om het zeil binnen boord te halen. Het
lijk van een man werd in de boot gevonden en die
moet al eenige dagen dood geweest zijn. Tenslotte
hebben we nog het bewijs van de kleeren van het
kind.
De meisjes hebben me op de rots een en ander
van de geschiedenis verteld, zei Payne. Ik had
niet durven droom en, dat Enid, of beter gezegd,
Edith mijn nichtje was!
Je weet. ging meneer Traill voort, dat haar
kleeren gemerkt waren E. T. en dat een kleine
shawl om haar heen was geslagen, die was vast-
bestoken met een broche. Die broche was met sma
ragden bezet en had het model van een klaverblad-
an-vier.
.(Wordt vervolgd.! v