JilUlSt Moord op Kasteel Entzberg Als de dagen gaan lengen. AB'S AVONTUREN De Torenwachter DINSDX'G 31 DECEMBER 194Ö in Haarlem en daarbuiten. De Rolterdamsche verzameling moderne schilde rijen.. die nu, als legaat W. Palte, openbaar eigen dom in het Bovmans museum werd, is een typisch Rotterdamsche verzameling waarin alle opgenomen kunstwei-ken groote mannen der Haagsche en Bar- bizonscholen vertegenwoordigen. Doch daarbij is afwisselend het oog op superbe of minder belang rijke specimina gevallen. Bij de formatie van zoo danige collecties speelde meer het toeval dan een streng keurende, geoefende smaak een hoofdrol. Ondanks dat is een aanwinst als deze voor ieder museum een belangrijke. Temeer nog daar enkele schilders, elders in ons land al evenmin royaal in openbaar bezit vertegenwoordigd zijn. Zoo is dat, bij voorbeeld, het geval met Antoine Vollon (1833—1900) van wie hierbij de prachtig- eenvoudige schets van een „Molen" gereproduceerd wordt. Dat doek geeft in zijn simpele voorstelling en even simpele compositie, als het ware een kort begrip van de landschapschildering der Barbizon- ners, uit Corot's omgeving, aan wiens werk het door zijn eenvoud en door de sterke zuiverheid der lichtstudie, waartoe de molen als motief dient, her innert. Die aardige, oude, witgekalkte Fransche molens, die als peperbussen met vleugels in het Nor- mandisch landschap staan, waren velen schilders een geliefd motief om er het zilverig grijs van licht en lucht tegen te doen uitkomen; juist het ver weerde wit van den molen dwingt tot scherper waarneming-van het licht er omheen. Bij ons heeft Jan Hendrik Weissenbruch graag die uiterst fijne contrasten opgezocht. De groote Corot was er in zijn vroegere werk een meester in. En hoewel Vollon als stillevenschilder het meest heeft naam gemaakt, bewyst wel de manier waarop die voor grond' van den molenheuvel geschilderd is, dat hij oók het landschap volkomen beheerscht. Zoo luch tig benaderend die ook geschilderd mag zijn, men gevoelt toch onder die luchtigheid aard en wezen van het terrein. Een zeldzaam mooi groot Stadsgezicht met een blik op de Seine en de beide Parijsche oevers, welk schilderij, naar ik meen, tot de collectie Van Eeghen behoorde, toonde Vollon ook als meester op dit ge bied. Met een knap groot stilleven, het geliefde ko perwerk, een schaal oesters, een paar eieren en een aarden pot is Vollon ook in de verzameliing Palte aanwezig. Heel gelukkig zijn in die collectie een tweetal Monti celli's: een „Fontein in een tuin" en een „Tuinfeest". Bij het eerste is prachtig gebruik ge maakt van de warme mahoni-kleur van het paneel waarop geschilderd is, het tweede is evenals het eerste uit M's middenperiode, waarin hij in de com positie, enz., aan de Venetianen herinnert en aan de typeering der vele figuren nog zorg besteedt. Constant Troyon en Jules Dupré zijn meesters uit de Barbizonschool die men (behalve nog steeds in het Mesdagmuseum) vroeger slechts in pracht exemplaren der verspreide Van Eeghen-collectie bewonderen kan. Boymans kreeg er nu één Dupré en twee Troyön's bij, waarvan vooral een Boschinte- rieur van den laatste, een bosch met voorgrond vol - gevelde en gezaagde stammen, bijzonder mooi en voor Troyon typeerend is. De Hagenaars die iets later bij ons in de bosschen van Oosterbeek gingen studeeren moeten voor dezen kant van Troyon's kunst veel gevoeld hebben. In minder of meerdere mate belangrijk zijn in dit legaat de werken van Daubigny,- Diaz, Fantin Latour, Ziem, Theodore Rousseau en Harpignies vertegenwoordigd. Doch ieder dezer schilders was als artist van meer dan voldoende belang om iedere vermeerdering van Jiun werk binnen onze grenzen met vreugde te begroeten. Bij de keuze van zijn Hollandsche kunstwerken heeft de heer Palte een zeer bijzondere voorkeur voor het weide van Marius Bauer aan den dag ge legd, hetgeen niet zoo verwonderlijk is daar deze verzameling gevormd is in den tijd waarin deze ar tist een voor ons land uitzonderlijke populariteit genoot Met de negen Bauer's die Boymans nu ver wierf is bijna een vierde gedeelte van het legaat genoemd, en hoewel daarbij enkele bijzonder raooie exemplaren zijn, bewijst het ensemble weer dat de weergaloos knappe, om niet te zeggen: geniale teekening het bij dezen kunstaars veeltijds wint van de kleurkracht, die van het werk uitgaat. Hetgeen bewezen wordt door het feit dat in de kleine reproducties in den catalogus Bauer's genia liteit sterker naar voren, komt dan in zijn altijd iet wat matte kleurdingen. Met Bosboom was Bauer misschien de grootste teekenaar der Hagenaars; Bosboom was daar ech ter nog bovendien groot schilder bij. Ook Gabriel had blijkbaar 's heeren Palte's voor keur. Vijf zeer ongelijke stukken vertegenwoordi gen dien meester. Met één .enkel, maar zeer bij zonder en vroeg,werk is Jacob-Maris, aanwezig. Het is dat zeer bekende „Gezicht op Den Haag" met den puntigen kerktoren, in de vele molens, waarop de horizon op één-vijfde van het doek ligt en de wol kenlucht de overige vier-vijf den vult. Waarom het dan ook indertijd als de Ruysdael-Maris bekend stond. Van zijn broer Willem: een mooi eenden- schilderijtje uit zijn rijpsten tijd; -een interessante aquarelschets uit 1885. door Jan.Toorop, een mooi klein Boerderijtje van Jan Hendrik Weissenbruch en een goed, groot doek van Tholen en dan hebben wij wel het bekorendste uit deze nieuwe aanwinst vermeld, die van den bekenden Rotterdamschen burgerzin opnieuw getuigt. De stad Utrecht heeft haar Kersttentoonstelling die tot 19 Januari a.s. in het Centraal Museum geopend blijft weer op andere wijze ingericht. Op initiatief der Vereeniging van Vreemdelingen verkeer, met steun van autoriteiten en onder voor lichting der critici Jos de Gruyter en Jan Engel man, heeft men van een zestien Hollandsche schil ders, van vier tot zes werken ieder, bijeengebracht, waardoor het den Utrechtenaren en hun bezoekers, in een kort bestek wordt mogelijk gemaakt zich te vergewissen - omtrent den stand van zaken der Boymans Catalogus. Hollandsche schilderkunst van vandaag. Althans, voor zoover dat de meest besproken vertegenwoor digers daarvan betreft. Men zou deze groepeering een „congres der prominenten" kunnen noemen, als een behendig uitgever eener nieuwe romanserie ons met zijn prominenten niet vóór was geweest. De keuze der zestien latend voor wat ze is, zal men graag toegeven, dat geen hunner onze belangstelling onwaardig is en dat dus het samenbrengen dezer werken den bezoekers zoowel schoonheid als in zicht kan aanbrengen. Wanneer wij in alphabetische volgorde de namen dezer zestien kunstenaars af schrijven zal het hem voldoende duidelijk zijn dat er in ieder geval een interessant collegium ge vormd is, waarin vrijwel iedere nog levende of nog opkomende tendens in onze kunst van 1940, een behoorlijke vertegenwoordiging vond. Geëxposeerd is dan: werk van Kees van Dongen (4 st.), Charles Eyk (3), Leo Gestel (5), Van Herwijnen (5), Germ de Jong (5), Toon Kelder (5), Pijke Koch (4), Dirk Nyland (5), Coba Ritsema (5), C. F. Roelofsz (7), Jan Sluyters (5), Kristians Tonny (5), Charley Toorop (5), Jan Wiegers (5), Piet Wiegman (4) en A. C. Willink (5). Het ligt voor de hand dat ieder die zich voor schilderkunst eenigszins vermag warm te maken uit die zestien er een paar zou willen schrappen en er een paar anderen voor in de plaats zou willen zetten. Dat maakt juist het bezoeken dezer expositie, en juist voor zulke liefhebbers, zoo aanbevelens waardig. Zij kunnen hun inzichten scherpen en hun waardeeringscapaciteit allicht uitbreiden. Het lijkt mij in ieder geval een tentoonstellings-experi- ment, dat, elders weer anders, nagevolgd kan wor den. In Amsterdam (Sted. Museum) is de na jaars tentoonstelling van De Brug gaande. Daarvan zijn mij tweeinzendingen in hoofdzaak 1 bijgebleven:, beide voortreffelijke groepen van teelcéningen, die ik, dit kroniek je ten besluïtë, gaarne onder de aan dacht breng. Het zijn de zwart-wit teekeningen van den vroeger bij Haarlem wonenden H. A. Henriet (illustraties bij de Garganlua) en de eveneens in slechts zwaar-en-wit uitgevoerde portretten en fi guren door Paul Citroen, die even zeer in Haarlem bekend is. Op beide jongere artisten hopen wij nog wel eens terug te komen. J. H. DE BOIS. Aangiften voor de motorrijtuigen belasting. De aandacht wordt er op gevestigd, dat in gevolge een in de Nederlandsche Staatscourant van jf December 1940, no. 238, geplaatste resolutie van den secretaris-generaal van het departement van financien de houders, van motorrijtuigen die tot dusver op een kantoor der directe belastingen een aangifte van de motorrijtuigenbelastingwet in leverden, zulks van Januari 1941 af moeten doen op het kantoor der accijnzen op dezelfde standplaats. Dit is te Haarlem: Klein Heiligland 84. SLACHTOFFER VAN DE GLADHEID. Tengevolge van de gladheid van den weg is mej. Van L., wonende aan den Veenwèg te Leid- schendam, met haar rijwiel aan den Kostverloren- weg aldaar komen te vallen. Nadat het Roode Kruis de eerste hulp had ver leend, is het slachtoffer in vrij ernstigen toestand naar het ziekenhuis St. Antonius Hove te Voorburg vervoerd. KNAAPJE DOOR HET IJS GEZAKT EN VERDRONKEN. Maandagmiddag begaf, het tweejarig zoontje van den heer P. Klaver te Schagerbrug zich nabij .de ouderlijke woning op het ijs. Het ijs was door den dooi echter te dun geworden en het kind zakte er door. De vader had hem spoedig op het droge, doch de levensgeesten bleken reeds geweken. De oude spreekwijze zegt, dat de wintertjes gaan strengen bij het lengen der dagen en ge meenlijk komt dat ook wel uit. Het weer moge in November en December dikwijls onbehaaglijk zijn, echt winteren doet het over het algemeen pas omstreeks het begin van Januari voor het eerst. Nu kunnen we ditmaal alle winterkou missen als kiespijn, want kou beteekent meer dan nor maal kolengebruik en daar zijn de voorraden niet op berekend. Maar toch. het zou niet onmo gelijk zijn, dat vandaag of morgen het kwik weer een duikje nam en de wind naar het Oosten draaide. We hebben trouwens al een drie- daagsch wintertje achter den rug. Nu gaan onze gedachten onwillekeurig een jaar terug en we denken huiverend aan de zeven weken, die vlak na Kerstmis 1939 inzetten met straffe vorst, :t begin van een winter, die een der allerstrengste van de laatste honderd jaar zou worden en de trotsche reputatie van den roemruchten winter van 1890 radicaal breken zou. Een zeven-weken lange winter met af en toe een paar dagen dooi maar voor het overige grimmige kou en de noodige sneeuw, die het verkeer weken lang bemoeilijkt heeft. Den 27sten December 1939 begon het lieve leven en niet voor 16 Februari 1940 kan be richt worden, dat er een kentering was ingetre den, dat het was gaan dooien en dat de wind in den Westhoek was gaan zitten. Ook die kentering was een verrassing op zichzelf: Nog maar drie dagen te voren, nl. op 13 Februari wees de thermometer te Eelde minus 24 graden Celsius aan en op het vliegveld Twente maar 1 graad hoo- ger, nl. 23 gr. C., maar daarmede had de win ter dan ook zijn ergste verschrikking bereikt en als gezegd, drie, vier dagen later dooide het. Februari was dus het koudst, maar ook Ja nuari viel allesbehalve mee: Den 20sten van die maand dartelde het kwik tot 16,3 gr. beneden het vriespunt en dit brak een record sedert het jaar 1897, een der records, die er dezen win- zoo menigvuldig aan gingen: De strenge winter van 1929-;30 werd in de schaduw gezet zoo goed als de klassieke van 1890 en het is alleen nog maar de winter van 1829 op 1830 die in koude en ijzigheid nog niet overtroffen is. Nu zijn we al weer toe aan het lengen der da gen. Mogen Boreas en Thialf ons genadig zijn! DE MOORDAANSLAGEN TE LEIDSCHENDAM. De kruideniersbediende W. A. K. die verdacht wordt in den nacht van 16 op 17 November j.l. een moordaanslag te hebben gepleegd op burgemeester H. A. C. Banning van Leidschendam en den ge meentearchitect G. de Regt en die op 20 November j.l. uit hoofde daarvan werd gearresteerd, is Za terdag j.l. voorloopig op vrije voeten gesteld. Kinderen uit brandend huis gered. Vader en moeder waren in een dancing. Zondagavond ongeveer 9 uur werd een schoorsteenbrand geconstateerd in de woning van W. van S. in de Noorderstraat te Dieren. De woning was gesloten. Toen men den brand ont dekte brandde de zoldering reeds en sloegen de vlammen en vonken in de huiskamer tegen het plafond. Drie kinderen van 4, 3 en 3/4 jaar oud be vonden zich alleen in huis; de ouders hielden zich in een dansgelegenheid op. Een agent van politie kon den kinderen tijdig hrulp verleenen. Hij sloeg hiertoe een ruit in en kwam. de woning,binnen. De drie kinderen die sliepen konden op deze wijze worden gered. De inmiddels verschenen brandweer kon de brand blusschen. Een lekke kachelpijp was de oor zaak van den brand. VOOR DE KINDEREN In zijn eene hand had hij een groot vulpotlood en in de linkerhand een boekje. Maar hij had nog geen tien pas sen in de richting van het eigenaardige bootje gedaan, of vlak achter hem stond een klein en dik heertje, eveneens gewapend met boekje en potlood. De magere heer schrok hevig toen hij, om kijkende, den dikken heer ontdekte, die hem grinnikend aankeek. Bij een aanlegsteiger hadden Ab en Bolrondo hun bootje intusschen gemeerd. Nieuwsgierig kwamen zij op den dikken en den dunnen toegeloopen om te ver nemen wat beiden éigenlijk te bespreken hadden. Het ging blijkbaar over de schepelingen. „Mijnheer", sprak de dun ne plechtig, „ik was hier de eerste en ik verzoek u weg te gaan". „Mijnheer", sprak de dikke, „ik mag gaan en staan waar ik wil". Een auto kwam in de verte, aansuizen. Plotseling sprong de dunne midden op den weg en zwaaide met zijn arm. De auto stopte en de chauffeur luisterde aandachtig naar hetgeen de zenuwachtige dunne mijnheer in zijn oor fluisterde. „Ja, dat is goed", zei de heer in de auto. De dikke heer begon het benauwd te krijgen. Wat voor den drommel besprak die dunne spiering nou weer in het ge heim met dien autobestuurder?" Ab en Bolrondo begrepen dat het om hun ging. Zij luisterden aandachtig en keken hun oogen uit, maar begrepen er niets van. Voordat de dikke heer een en ander had kunnen beletten, duwde de magere heer Ab en Bolrondo in de auto. Zelf sprong hij naast den bestuurder en gaf vol gas. De wagen schoot als een vlieg tuig weg. Verbaasd en als aan den grond genageld staarde het dikke kleine heer tje de voortsnellende auto na. Ab keek nog eens achterom en zag het arme heer tje, dat alleen achter bleef. Waarom mocht die man niet mee? Wat gebeurde er eigenlijk met hen? Twintig geslachte varkens in een gierkelder! Vier personen gearresteerd In samenwerking met de rijkspolitie uit Scha- gen en 't Zand is het de Heldersche politie gelukt vier personen te arresteeren die zich bezig hielden met het frauduleus slachten van vee. Zekere T., een boer uit de omgeving van Den Helder, liet varkens vervoeren naar boer 3. L. in de. Zijpe, nabij 't Zand, waar, in het holst van den nacht de dieren door de slagers T., uit Schagen, vader en zoon, en een zekeren B. R., eveneens uit Schagen, werden geslacht. Het vleesch van wel twintig dieren, dat, naar men vermoedt, bestemd was voor Heldersche 'sla gers, vond men terug inden gierkelder. De slagersgereedschappen vond men onder een mest hoop op het erf van boer S. L. Het gestolen vleesch, dat natuurlijk onbruikbaar is voor de consumptie, werd naar de verwerkingsinrichting te Schagen vervoerd. Het onderzoek in deze duurt nog voort en men verwacht, dat nog meer arrestaties zullen plaats I hebben. Motorschip in tie Lek gezonken. Dekknecht verdronken. Maandagmorgen is het 42 ton groote- motor schip van de N.V. Visser en Smit's bouwma- terialennhandel te Papendrecht in de Lek voor de gemeente Bergambacht gezonken. Het schip was geleden met bouwmateriaal en op weg naar Doetinchem. Volgens ooggetuigen is het schip te kort over gehaald, waardoor de golfslag het schip deed zingen. De 20-jarige dekknecht C. Zegelaar is van boord gesprongen en verdronken. De schip- yuer, M. v. d. Graaf uit Papendrecht, wist zich met een houtvlot drijvende te houden, tot dat een in de buurt wonende schipper hem met een roeiboot wist te redden. Het lijk van den knecht is nog niet gevonden. (N.R.Ct.) o's van de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag, No. 5553a Als bank der Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasver- eeniging N.V. Amsterdam No. 877. Stort op 5553 of 877 Dr. E. Heldring: „Er is geen twijfel aan, dat deze winter grooter ontberingen dan gewoonlijk voor ons land zal brengen. Wie den noodlijden den landgenooten daarin door een gave aan Winterhulp tegemoet komen kan, doe dit naar zijn vermogen." RIJKSONTVANGSTEN EN -UITGAVEN VOOR 1939. Bij besluit van den secretaris-generaal van het departement van Financiën is bepaald, dat de al- gemeene rekening van alle rijksontvangsten en -uitgaven voor het dienstjaar 1939, in afwijking van het bepaalde in de Comptabiliteitswet, vóór 1 De cember 1941 aan de Algemeene Rekenkamer ter goedkeuring wordt toegezonden. Burgerlijk Pensioenfonds. De overheidsbijdragen. Voor 1935 betaalden de overheidslichamen- aan het Burgerlijk Pensioenfonds ten behoeve van da ambtenaarspensioenen totaal 15yz pCt. der salaris sen. Bij de wet tot verlaging van de openbare uit gaven van 29 November 1935 is dit percentage ver laagd tot 14i/2. Bij besluit van den secretaris- generaal van het departement van Financiën is thans de werkings duur dezer bepaling verlengd met 5 jaren, Lied over de oorlogsgebeurtenissen verboden. De Tel. meldt: Naar wij vernemen, is van hoo- gerhand opgetreden tegen het verspreiden van de gramofoonplaten met het smakelooze lied over de oorlogsgebeurtenissen „Op den Grebbeberg". Er zijn gramofoonplaten in beslag genomen en maatregelen getroffen om verderen verkoop stop te zetten. Den chansonier is verboden het lied verder ten gehoore te brengen. Het verbod treft uitsluitend den Néderland- schen tekst en niet de melodie, die met de oorspron kelijke Duitsche woorden uiteraard gespeeld en gezongen kan worden. EEN VERHAAL VAN DE ZEE. bewerkt door ADRIAAN J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 83) Daar ben ik heel blij om, antwoordde ze een voudig. Ik begrijp het wel niet, maar dat moet je me maar eens een an'deren keer uitleggen. Op het oogenblik kan ik alleen maar aan jou en aan mezelf denken. Luister Stephen, Je mo e t .naar me luiste ren! Ik heb leeren begrijpen wat ik gedaan heb toen ik van je wegliep. Het leven is niet mild voor me geweest. Niet, dat ik armoede heb geleden of honger. Dat absoluut niet. Mijn kunst heeft in Amerika altijd groot sucecs gehad en ik heb altijd zooveel schitterende engagementen kunnen krij gen als..ik maar. wilde. Alles, wat ik ooit aan luxe en genot van het leven verwacht heb, heb ik me ruimschoots kunnen .peimitteeren. Maar toen de glans van het nieuwe leven af was, toen ik zag hoeveel klatergoud, hoeveel schoon e schijn er in de wereld is, ben ik tot dieper inzicht gekomen. En ik heb 'de eenzaamheid leeren kennen. Altijd rei zend van de eene plaats naar de andere, altijd on der menschen, die altijd vreemden bleven, die rooit echt voor je voelden,, meestal in hotels levend, hen ik gaan beseffen, wat ik verworpen had. En toen •heeft Gods hand me. op dien eenzamen vuurtoren geworpen.om me mijn eigen kind' te laten zien, als een bloeiende jonge vrouw, die haar eigen moe der niet kende. Het was me of God mijn leven ge spaard had om me zwaarder te straffen dan door den dood! En wat heb ik van jouw leven gemaakt? Van zijn woonkamer uit kon Stephen Brand uit kijken over de zee. Hij zag het diénst-vaartuig van de kus tverlich ting juist uitvaren naar den toren. Het flitste hem door zijn geest, dat het vandaag de dag van de aflossing zou zijn geweest, als hij zijn volle twee maanden op den vuurtoren was ge bleven. Volgens zijn eigen verkiezing zou varidSag de tweede periode van zijn vreemdsoortige en bewo gen loopbaan een einde hebben genomen-. Over een poosje zou hij dan met Constance en met Enid als die nog ongetrouwd was geweest de lang verbeide reis naar het vasteland zijn gaan maken-. Maar de storm was gekomen en de vuurtoren, het toevluchtsoord, was -het centrum geworden van de krachten, 'die nog eens opnieuw zijn leven zouden vormen. Wat had dit allemaal te bete eken en? Hij bedekte zijn gezicht met de handen, terwijl de stem van zijn vrouw sprak, laag, zacht en lieflijk. Ze moest wel diep gegaan zijn door de vallei der tranen, dacht Brand, sinds het moment, dat ze als een zorgelooze vlinder zijn huis was uitgeflad'd'erd en vooral sinds 'den tracht, dat ze een schuilplaats gevonden had op den toren. Ze had uitgesproken en een heele poos hing er een beklemmend zwijgen in de kamer. Eindelijk vond Brand woorden; Toerr ik de kamer binnenkwam, zei hij, hoopte ik een scène te kunnen vermijden, die even na- deelig voor jou moest zijn als pijnlijk voor mij. Dat heeft niet zoo mogen zijn. Maar vind je het nu niet beter, dat we een definitieve afspraak uitstellen? Je hebt werkelijk al te veel van je krachten ge- eischt. Neen. Stephen. Spreek nu. Ik kan de onzeker heid niet langer dragen! Het weluitgewerkte plan van de studeerkamer was iin duigen gevallen! Wat moest er van deze verslagen- vrouw worden, als hij haar nu liet heen gaan, ditmaal op zijn verantwoordelijkheid, naar een leven van schijn en zwerven en pijnigende een_ zaamhei'd, piekerend over een verwoest verleden met als eenige zonnestraal het telkens verbeiden van een vluchtig bezoek van haar dochter? Zijn ziel kwam er tegen in opstand een decreet van verbanning uit te spreken over deze vrouw, die opnieuw in zijn hoede was gekomen uit het tumult van de orkaan. Ze scheen volkomen hulpeloos nu, zwak en verloren in haar leed. Toen ze een stra- Ons nieuw feuilleton is 'n spannend detectiveverhaal, waarin een amateur-speurder voor een verras sende ontknooping weet zorg te dragen lend jong meisje was, had hij haar oiiet begrepen en toen ze een bruid van negentien en een móéder van een-en-twintig was, evenmin. En nu, na zooveel jarer, begreep hij dit vreemd-gecompliceerde men- sohenkind nog niet. Het eenige wat hij begreep was, dat zij ongelukkig was en dat hij geroepen was om haar te helpen. Ze had hem overwonnen door haar hulpeloosheid. Stephen Brand stond besluiteloos. Opeens trof de stap van een paard zijn'oor; even later zag hij Constance uit de dogcart stappen. Zijn vróuw keek ook raar buiten. Ze hoorden hun dochter lachend tegen Payne zeggen, dat het haar speet hém niet voor de lunch te kunnen vragen, omdat de huishou ding op het oogenblik een beetje in de war was.' Brand voelde een onzekere hand de zijneaanra ken en een zachte snik vertelde hem, dat. Con stance's moeder schreide. Hij boog met een beweging, die iets liefkoozends had. Schrei niet, zei hij zacht. Ik kan het niét ver dragen. ïk kan alles verdragen, Stephen, snikte ze, als jij me maar toestaat bij je te blijven tot het einde. Meen je dat, Nanette? stamelde hij ongeloovig. Ik heb gebeden, ik durfde, bidden, dat het zoo zou zijn, sinds ik mijn kind gezien heb. Zij heeft ons weer bij elkaar gebracht; Laten we niet meer van elkaar gaar, om haar én om mij zelf,' als het nog niet te laat'is, Stephen! (Slot;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6