Een eigenaardige aanbieding
Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen
De vrijmetselarij in Nederland
verboden.
Een kort overzicht van de geschiedenis der
Vrijmetselarij.
Het A. N. P. meldt:
Op 3 September 1940 werden de loges der Vrijmetselarij
in Nederland ontbonden en werden de bezittingen in be
slag genomen. Onmiddellijk zijn de betrokken autoritei
ten begonnen met het bestudeeren van de archieven.
Hiermede is men thans zeer ver gevorderd en een ver
slaggever van het A. N. P. heeft zich tot den referent
voor Internationale organisatie van het Rijkscommissa
riaat, den heer W. Schwier, gewend voor het verkrijgen
van nadere inlichtingen. Nog steeds begrijpt een groot
deel van het Nederlandsche volk niet, waarom het nood
zakelijk was de Vrijmetselarij haar werk in Nederland
verder onmogelijk te maken. Velen zien in deze organi
satie een soort vereeniging voor onderling hulpbetoon,
die wel geheimzinnig deed, doch verder ongevaarlijk
Een inzage in de archieven zou hen tot andere gedachten
brengen. Om te beginnen willen wij evenwel een kort
overzicht van de geschiedenis der vrijmetselarij geven.
De moderne Vrijmetselarij is officieel opgericht in 1717
Jn Londen. Op 24 Juni van dat jaar sloten zich vier be
staande loges van vrije metselaren aaneen tot de eerste
grootloge. Deze loges van vrije metselaren, ook wel bouw
hutten genaamd, waren een voortzetting van de oude
gilden van bouwkundigen, architecten, beeldhouwers en
metselaars uit de Middeleeuwen. In den loop der jaren
bij het verval der gilden hadden zich andere lieden, die
niets met de bouwvakken te maken hadden, hierin ge
nesteld teneinde duistere praktijken te kunnen voeren
Om hiervoor een verklaring te vinden moet men zeer vei
terug gaan ln de geschiedenis. Bij de oudst bekende vol
ken bestonden groepen personen, die zich tot een ge
heimen bond aaneengesloten hadden voor het bestudeeren
van de geheimen der natuur. Zoo weet men. dat bij de
Egyptenaren duizenden jaren voor het begin onzer jaar
telling de priesters het zeer ver hadden gebracht in de
kennis van de krachten der natuur. Deze kennis werd
geslacht op geslacht overgeleverd aan een bepaalde kaste.
Tijdens hun verblijf Sn het land der Pharao's hebben de
Joden eveneens hier veel van opgestoken. Ook de andere
volken der oudheid, zooals de Grieken, kenden deze soort
geheime bonden, waarbij we denken aan de Eleusinische
mysteriën. Het spreekt vanzelf, dat deze bonden zich niet
alieen bezig hielden met het onderzoeken van de natuur
krachten. doch zich ook toelegden op de abstracte weten
schappen, zooals philosophic. De geheimhouding van de
wetenschap der natuurkrachten, teneinde hiermede indruk
te maken op het gewone volk, strekte zich ook uit tot de
wijsgeerlge stelsels. De ingewijden" zagen zichzelf als
hoogere wezens, welke hun tijd vooruit waren. Zij raakten
het contact met het volk kwijt en beschouwden dit als
minderwaardig.
De geheele geschiedenis door ziet men de lijn van deze
geheime bonden. In de vroege Middeleeuwen werden zij
door de kruistochten naar het Westen gebracht. De kruis
vaarders leerden door hun omgang met de leden dezer
bonden ln de Oostersche landen sommige geheimen ken
nen en zoo kwam men ook in de Westersche landen er
toe naar verdere geheimen te gaan zoeken. Ieder onzer
heeft wel gehoord van het zoeken naar den steen der
wijzen, het levenselixer en niet te vergeten het pogen
goud te maken. Een zeer groote rol hierin heeft de orde
van de Tempeliers hierin gespeeld. Oorspronkelijk was
deze orde opgericht tot bescherming van de pelgrims
naar het Heilig Land. De leden waren strijdbare klooster
lingen. Toen zij uit het Heilig Land verdreven werden
door de Turken, vestigden zij zich voor een groot deel ln
Frankrijk. Een deel der leden had ln het Oosten kennis
gemaakt met de geheime Oostersche bonden en had zich
hun praktijken eigen gemaakt. Het gevolg hiervan
dat de strenge kloosterlijke tucht verviel, zoodat de orde
in 1312 werd opgeheven. De koning van Frankrijk Phi
lips IV, klaagde hen aan wegens duivelaanbidding en
onzedelijk gedrag en in het proces, dat hierop werd ge
voerd, werden velen tot den dood op den brandstapel
veroordeeld. Een deel der leden wist evenwel naar Schot
land te vluchten en zette daar het oude leven voort.
De bovengenoemde zoekers naar levenselixers, steenen
der wijzen en goud, sterrenwichelaars, duivelbezweerders,
e. d. nu sloten zich aaneen in geheime bonden en ten
einde zich zooveel mogelijk voor vervolging te vrijwaren,
zochten zij een onderkomen in de ln verval gerakende
gilden van „vrije metselaren". Zij namen den naam „met
selaren" over en bedoelden dit overdrachtelijk. Zij bouw
den aan een nieuwe maatschappij. Evenals de geheime
bonden uit de oudheid hadden zij alle contact met het
volk verloren en beschouwden zij de groote massa der
onfngewljden als minderwaardig.
Reeds in deze tijden bevonden zich vele Joden onder
deze bonden. Zij toch kwamen zelf oorspronkelijk uit het
Oosten en hadden hun overlevering bewaard in de Tal
mud en de Kabbalah. De Talmud is een uitleg vón de
leer van Mozes, de Kabbalah de leer van de verborgen
wijsheid. Deze beiden werden ook door de niet-Joodsche
„vrije metselaren" ijverig bestudeerd. Vrijwel allen ken
den Hebreeuwsch en door deze studie en belangstelling
kregen de Joden grooten invloed in de loges.
Toen nu in 1717 vier Zuid-Engelsche loges zich aaneen
sloten tot de eerste groote loge, volgde in snel tempo de
aaneensluiting van andere loges. In 1734 werd ln Neder
land de eerste loge opgericht als dochter-instelling van
de Londensche grootloge en wel te 's Gravenhage, dat
toen een centrum van de internationale diplomatie was.
Ook elders sloten zich loges aaneen, bijv. in York en in
Schotland. Deze Schotsche loge is voortgesproten uit de
in de veertiende eeuw naar Schotland gevluchte Tempe
liers. Deze hadden hun oude haat tegen het Fransche
koningschap en het Pausdom bewaard. Zij zonden thans
propagandisten naar Frankrijk (1738) om propaganda te
maken onder de Fransche loges, hetgeen wonderwel ge
lukte. Van Fiankrijk drong het Schotsche stelsel door
naar Duitschland en Scandinavië. Deze tegenstelling tus-
schen Engelsche en Schotsche vrijmetselarij bleef bestaan
tot 1813. Op 25 November 1813 kwam een verzoening tot
stand, waarbij evenwel de Schotsche vrijmetselarij de
overhand behield. De meeste loges Volgen thans de Schot
sche ritus. Volgens deze Schotsche ritus worden de leden,
welk zich onder elkaar „broeder" noemen, verdeeld over
33 graden. De drie laagste graden, die van leerling, gezel
en meester, noemt men de Johannesloge, naar Johannes
de Dooper, den beschermheilige van de oude bouwhutten.
Hierna volgen de vierde tot de achttiende graad, welke
tezamen de kapittelloges vormen, waarna de Areopagus,
welke wórdt gevormd door de hoogste graden, 19 tot 33.
Bij zijn opneming in een loge moet de leerling een eed
afleggen, waarin hij zich op zware straffen verplicht
nooit iets bekend te zullen maken van hetgeen hij in de
loge verneemt. Wij willen hier dezen eed in zijn geheel
laten volgen, aangezien hij kenmerkend is voor de geheele
Vrijmetselarij.
„Ik N. N., zweer plechtig en oprecht, uit eigen vrijen i
wil, in tegenwoordigheid van den Almaehtigen God en
van deze achtbare loge, aan den heiligen Johannes gewijd,
dat ik de geheime gebruiken der Vrijmetselarij verhelen, 1
verbergen en nooit ontdekken zal, wat mij nu of latei-
mocht worden toevertrouwd, behalve aan eene erkende
en wettige loge van broeders en metgezellen, welke ik n.
een gestreng en ernstig onderzoek als zoodanig erkennen
zal. Ik zweer verder, dat lk deze geheimen niet zal op
schrijven, drukken, snijden, schilderen, teekenen. gra-
veeren of etsen. Noch aanleiding geven, dat zulks ge
schiedt op het een of ander beweeglijk of onbeweeglijk
voorwerp onder den hemel, waardoor zij leesbaar of be
grijpelijk konden worden, of iets dat de minste overeen
komst met een teeken of letter heeft, waardoor de ge
heime kunst op eene onwettige wijze kon verkregen wor
den. Ik bezweer dit alles met een vast en onwrikbaar
besluit, het zonder besluiteloosheid, geheim voorbehoud
of innerlijke uitvlucht te houden onder geen mindere
straf dan dal mij de keel worde afgesneden, mijne tong
bij den wortel uitgerukt en In het zand van de zee, ln den
tijd der eb, op de lengte van een kabeltouw van den
oever, waar eb en vloed tweemaal in 24 uur wisselt, be
dolven worde. Zoo helpe mij God en doe mij standvastig
blijven ln de verplichting, welke ik als leerling heb op
mij genomen."
Deze formule is letterlijk overgenomen uit de kate-
chismus voor leerlingen der Johannesloge. In den laatsten
tijd werd in de Nederlandsche loges deze eed niet meer
in zijn geheel afgelegd, doch wel werd hij den leerling in
zijn geheel voorgelezen en bleef hij geldig.
Om lid te worden van een loge moest men worden uit-
genoodigd. Men moest een vrij hoog intredegeld betalen,
zoodat alleen lieden uit de betere klassen lid konden
worden. Tot den meestergraad volgde bevordering auto
matisch. tot de hoogere graden werd men gekozen. De
geheimhouding voor de functionarissen van de hoogere
graden gold niet alleen tegenover niet-ingewijden of
„profanen", doch ook tegenover hem. die een lagere graad
bekleedde. Zoo mocht een meester geen geheimen, welke
hij als meester wist, openbaren aan een gezel. Het opne
men van een lid en het bevorderen tot een hoogeren
graad ging steeds gepaard met ceremoniën, welke steeds
betrekking hadden op de Oostersche afkomst van de
Vrijmetselarij. Voortdurend werd gesproken over den
tempel van Salomo, terwijl er steeds op werd gewezen,
dat „het licht" uit het Oosten kwam. Met „het licht"
bedoelde men de leer der Vrijmetselarij, waarover wij in
een volgend artikel zullen spreken.
Baron Van Lynden eervol ontslagen.
Het ministerie van financiën maakt bekend,
dat baron van Lynden op zijn verzoek met ingang
van 21 Maart eervol ontslag is verleend als chef-
administrateoir van den rijksgebouwendienst. Zijn
functie wordt overgenomen door dr. H. F. C. Har-
den'berg.
SECRETARIAAT DER CENTRALE COMMISSIE
- VOOR DE STATISTIEK
Met ingang van 19 Maart j.l. is bij beschik
king van den secretaris-generaal van het departe
ment van handel, nijverheid en scheepvaart, over
eenkomstig de voordracht van de centrale commis
sie voor de statistiek, benoemd tot secretaris dezer
commissie drs. J. Ch. W. Verstege.
Tot dien datum werd het secretariaat waargeno-
"Vnen door den directeur van het centraal bureau
voor de statistiek, dr. Ph. J. Idenburg, die na zijn
benoeming tot directeur in Juli 1939 ontslag had
gevraagd uit zijn functie van secretaris.
De regeling van de bouwnijverheid.
Krachtens het besluit betreffende de bouw
nijverheid, dat op 7 Januari 1941 gepubliceerd
is, is de algemeen gemachtigde voor den weder
opbouw, dr. ir. J. A. Ringers, belast met de al-
geheele leiding van de bouwnijverheid.
Het is geenszins de bedoeling dat dr. Ringers
als een bouwdictator op zal treden. De zelfwerk
zaamheid en verantwoordelijkheid van al dege
nen die bij de bouwnijverheid betrokken zijn,
zullen zooveel mogelijk behouden blijven. Hier
bij moet niet alleen gedacht worden aan de
verschillende overheidsdiensten, zooals rijks- en
proviciale waterstaat, spoorwegen, gemeenten,
waterschappen, die direct of indirect bij de
bouwnijverheid betrokken zijn, doch ook aan
de organen van het bedrijfsleven zelf. Het is
slechts de bedoeling den gang van zaken zooda
nig te beïnvloeden, dat door een harmonische
samenwerking van alle krachten, die in de bouw
nijverheid werkzaam zijn, een zoo groot moge
lijk voordeel ontstaat voor onze volksgemeen
schap.
Om hem van advies te dienen over de maat
regelen. welke tot uitvoering van het besluit
bouwnijverheid zullen moeten worden genomen
heeft dr. Ringers dezer dagen een commissie
ad hoe ingesteld, welke onder voorzitterschap
staat van ir. J. C. Keiler, algemeen secretaris
van dr. Ringers en waarin de verschillende groe
pen die bij het bouwbedrijf belang hebben ver
tegenwoordigd zijn.
Leden dezer commissie zijn: mr. dr. H. J.
von Brücken Fock. dr. ir. H. G. van Beusekom,
W. Bruynzeel, ir. W. H. B. van Dunne, Fa B. J.
Gips, ir. G. B. R. de Graaff, dr. Ph. J. Idenburg,
E. van Laer, ir. W. G. Lingbeek, ir. B. A. Ver-
hey, ir. J. J. van der Wal, J. A. van Wijngaar
den en prof. ir. H. T. Zwiers.
Teneinde vruchtbaar te kunnen werken is deze
commissie gesplitst in vier werkcommissies, wel
ke de meest belangrijke vraagstukken zullen be
handelen. Deze commissies zullen zich bezig
houden met materialenvraagstukken, met prijs
vraagstukken. met het verband tusschen den
dienst van den algemeen gemachtigde en de
organen van het bedrijfsleven en met de interne
organisatie.
Kleeren voor Nederlandsche
arbeiders in het buitenland.
In onderling overleg is door het departement
'van handel, nijverheid en scheepvaart en het rijks
arbeidsbureau een regeling getroffen, zoodat thans
nieuwe kleeren kunnen worden verzonden naar in
Duitschland, België, en Frankrijk werkzaam zijnde
Nederlandsche arbeiders.
Men dient daarvoor bij het orgaan der openbare
arbeidsbemiddeling in zijn woonplaats een verzoek
in ter verkrijging van een uitvoermachtiging.
De afzenders moeten er vooral aan denken de mach
tiging tot uitvoer met de goederen mee te zenden.
Ook in West-Friesland worden nu de vruchtboomen in de boomgaarden bespoten
om ze te vrijwaren voor de rupseaplaag. 1
(Foto Pax Holland)
Wenken van den Voedingsraad.
Recepten voor bereiding van schapenvleesch.
Het Voorlichtingsbureau van den Voedings
raad deelt het volgende mede:
Het gebruik van schapenvleesch.
Nu het weer mogelijk is schapenvleesch te
verkrijgen, is het aan te raden, dat de huisvrouw
er ook gebruik van maakt. De voedingswaarde
van het schapenvleesch is gelijk aan dat van
andere vleeschsoorten. Toch wordt schapen- en
lamsvleesch in ons land weinig gebruikt. Dit
komt uit vooroordeel en omdat men de goede be
reiding niet kent. Het schapenvleesch heeft een
aparten smaak, maar bij een goede behande
ling is het zeer smakelijk te maken. Als vet bij
het braden kan schapenvet dienst doen. Smake-
VOOR DE KINDEREN
Naar A Gouverneur.
Heiten en ai-onturen uan Mijnheer Prlhkebeea
Teeitnlng von Aarl wen Eurijk.
129.
Intusschcn zwoegt in *t vreemde land
Vriend Prikkebeen in *t warme zand:
Hij tobt en slaakt de diepste zuchten
Slot defect Tel. 11453
DeSleutelspecialist, L.Veerstm
(Adv. Ingez,
lijker is het echter, om hiervoor ander
vet, boter of margarine te gebruiken daar I*
penvet spoedig stolt. Om dezelfde reden
gebrai
men warme borden bij den maaltijd Het?
penvet kan dienst doen voor het braden*
rundvleesch en gaat zoodoende niet vei»
Door op deze wijze te werk te gaan heeft
bovendien minder last van den smaak vanfe
Hier volgen eenige recepten voor de bereidt
van schapenvleesch. berekend voor vier
sonen. In de recepten kan men in plaats?
foelie, peperkorrels en laurierblad ook eemenï
vleeschkruiden nemen. Deze zijn in V
den handel.
Soep van schapenvlees^
150—200 gr. schapenvleesch of 100 m
vleesch en wat beentjes. V/2 L. water ui
wortel, selderij, peterselie, een flink.) ee'to
rijst of gort, zout, aroma. Het vleesch en de bi
tjes met wat zout met koud water opzetten a
de kook brengen en 2 uur laten trekken. Ka v
uur het vet van de soep scheppen, dit echini,
waren en na het afkoelen bijv. voor het braè
vap rundvleesch, voor groente of stamppot
bruiken. Indien men beentjes gebruikt de bof-
Ion zeven. Het laatste half uur de gesnippni
ui. wortel en selderij toevoegen met de gera
schen rijst. Alles nog een half uur zachtjes
koken. De soep op smaak afmaken met-
aroma en de fijngehakte peterselie toevoegen
soep op vooraf verwarmde borden scheppen i
bruikt men gort in plaats van rijst, dan w
deze vooraf in een weinig water gaar gek*
Wie de soep dikker wil hebben, kan deze"
wat bloem binden.
Gestoofde schapenlappn
En denkt voortdurend maar aan
vluchten:
Want waarlijk, deze dwangarbeid
Bezorgt'hem heel veel narigheid.
Plots op een mooie ochtendstond
Kijkt Prikkebeen verbaasd ln 't rond:
Hij meent alweer: ik sta te droomen,
Want kijk. daar ziet hij naderkomen
Zijn lieve zuster Ursula:
Zij zoekt en roept, herkent hem dra.
300 gr. schapenlappen, vet, boter of margafa
om in te bakken, zout, gemengde vleeschkruii*
zoo mogelijk wat tomatenpuree of een veras
tomaat, aardappelmeel. Het vleesch schrappêi
en met de kruiden en het zout inwrijven, ft
lappen in de boter of het vet bruin bakken, Eei
weinig water en de tomatenpuree of de in sri
ken gesneden tomaat toevoegen; de lappen ga
laten stoven en de jus op de gewenschte hoeve:-
heid brengen met wat water en binden Ei
aardappelmeel.
Schapengehakt,
250 gram schapenvleesch, wat oud brood, be
schuit of gekookte aardappelen, wat ei of mei,
een weinig peper, nootmuscaat, kruidnagelgna,
gemalen foelie, geraspte ui, zout, vet, boter i
margarine om in te bakken. Het vtó
wasschen, fijnmalen en vermengen met he- 5
of de melk, het geweekte, goed uitgeknepa
brood, de beschuit of de fijngemaakte krï
aardappelen, de ui, de kruiden en het zout; ea
bal er van maken, dezen door wat beschuitkruia
of paneermeel wentelen en aan alle zijden bruia
bakken. Wat water toevoegen en het gehfs
gaar stoven.
Zoodra er een regeling is getroffen voor ii
huisslachting van schapen zullen nog enk-S
wenken over het bewaren van
worden gegeven.
MAAND AG-24 MAART 1941
door MABEL-GRUNDY.
Vertaald door
E. GRIESE-KETS DE VRIES.
S)
„Ja.zei Whiff bemoedigend „dat nu ver
wijderd moet worden?"
„Door u", zei Quinton
Zij knikte.
„Als u het op wilt nemen?"
„Zeker wil ik dat. als ik kan".
Zijn gezicht betrok.
„Bestaat er twijfel dienaangaande?"
„Kan zijn", zei Whiff bedachtzaam.
„Maar u zei, dat er honderden menschen wai-en,
die misschien dingen gedaan willen hebben, die u
ter hand wilde nemen".
„Ik zei, als het in mijn macht lag. Ik ben maar
een mensch. Mohammed bleef zelf eens steken"
Whiff keek hem verontschuldigend aan.
„Maar mijn tante is geen berg".
„Uw tante?"
„Ja, het is mijn tante, die ik verwijderd wil
hebben. Dat vergat ik te zeggen".
„Waar naar toe?"
„Waar naar toe?
„Het doet er niet toe".
„Het doet er niet toe?" Whiff schaamde zich, dat
zij zijn woorden herhaalde, maar zij kon het niet
helpen.
„Waarheen u maar wilt, als u haar maar ver
wijdert", zei Quinton op vasten toon.
Whiff hapte naar lucht.
„Maar waar is ze nu?"
„In mijn huis, waar zij tien lange jaren als een
boomklever vastgeklemd zit".
„En u hebt haar niet gewild?" Zij voelde, dat hei
een dwaze vraag was, toen zij in zijn gezicht keek,
dat donker was van somberheid, maar het was er
Uit, voor zij het kon tegenhouden.
„Haar gewild!"
.Neen, natuurlijk niet", zei ze en probeerde haar
stommiteit goed te maken, „ander zou u er mij niet
om vragen haar te verwijderen".
„Neen", gaf hij toe, „anders zou ik u niet vragen
haar te verwijderen".
Hij schoof naar achteren op zijn stoel en keek
haar onzeker aan, terwijl Macnab, die door hem
beiden vergeten was, zichzelf hard zat te knijpen,
teneinde te voorkomen, dat hij opnieuw in lachen
zou uitbarsten.
De stilte duurde een behoorlijk tijdje. Whiff dacht
diep na. Als die tante verplaatsbaar was, waarom
had de neef haar dan niet verwijderd? Hij leek een
vrij sterke man, en zijn kin drukte kracht uit. Was
zij hulpbehoevend, en vroeg zij daarom zijn sympa
thie en medelijden? Hij had vriendelijke oogen.
Misschien te toegevend geweest om haar weg te
sturen, kon het niet over zijn hart verkrijgen. Zij
zag hem omringd door invalide-stoelen, medicijn-
fleschjes, bouillon, 'n eeuwigdurende verpleegster
met een witte kap en vlekkeloos schort, een eeuwig
komenden en gaanden dokter, verstikt in een at
mosfeer en morfine, chloroform en nooit wijkende
lucht van rubber warmwaterkruiken.
„Is uw tante hulpbehoevend?" waagde zij.
„Heelemaal niet. Ik geloof, dat zij de sterkste
vrouw is, die er op den aardbodem rondloopt".
„Maar als u haar niet kunt verwijderen, hoe kan
ik het dan?"
„Ik heb het nooit geprobeerd. Ik heb me er
nooit in verdiept. Ik ben een dwaas. Ik heb nooit
gedurfd".
En toen begon Quinton Whiff van zijn tante te
vertellen. Hij vergat, dat Macnab op den achter
grond zat met uitpuilende oogen, hij vertelde Whiff
alles, wat er van zijn tante maar te vertellen was,
haar karakter, haar kracht wilskracht, haar leef
tijd, haar uiterlijk, haar manieren, haar gewoonten,
haar eigenaardigheden, haar gebreken, haar poli
tieke en godsdienstige gezindheid, haar afkomst.
en toen hij uitgesproken was, voelde Whiff, dat zij
van deze tante van hem meer wist dan van iemand
anders ter wereld en dat ze Inderdaad een ver
schrikkelijk creatuur was. „Zij was de zuster van
mijn moeder", zei hij tot besluit, „en toen mijn
moeder stierf, drong zij zich bij mij op zij was
weduwe en verkondigde, dat zij het huishouden
voor mij zou gaan doen. Ik was zwak, misschien
was ik te goed. Ik houd er niet van iemands ge
voelens te kwetsen het is mijn vloek geweest
Ik zou er alles in de wereld voor over hebben, als ik
onvriendelijk tegen de menschen kon zijn" hij
sprak met klemmende bitterheid.
„Ik begrijp het", viel Whiff in. „U bent vriende
lijk, omdat het u kwetst de menschen meer te
kwetsen dan het de menschen zelf kwetst?"
„Dat is het misschien. Ik herhaal, dat ik geen
vriendelijk man ben, in ieder geval koesterde ik
geen vriendelijke gevoelens jegens tante Sophia
en tien jaar lang heb ik getracht haar te vertellen,
dat ze gaan moest, en toch deed ik het niet. Ge
deeltelijk lafheid, maar hoofdzakelijk, omdat ik
hel vreeselijk vind haar te kwetsen".
Whiff knikte in algeheel begrijpen.
„U hebt liever, dat iemand anders haar weg
krijgt, weg uit uw huis".
Nog heftiger knikte Whiff.
„Ik heb iemand noodig, die slim genoeg is, om
mijn tante zoo te bewerken, dat zij uit eigen be
weging gaat, zonder te weten, dat ik of iemand
anders wilde hebben, dat ze ging. Begrijpt u?"
„Volkomen", zei Whiff.
„Bent u na het hooren van alle bijzonderheden
bereid, het karwei op u te nemen?"
„Meer dan bereid", zei Whiff, wier neusgaten
zich al verwijdden bij het vooruitzicht van den na
derenden strijd. Zij was een geboren strijdster en
zij geloofde, dat deze tante, die zij moest gaan be
kampen, van hetzelfde hout gesneden was.
Quinton slaakte een diepe zucht van verlichting
en zei:„Dank u. Ik dank u werkelijk heel erg".
„En het zakelijke gedeelte", zei Quinton. Hij trok
een vel papier naar zich toe en zocht naar zijn
vulpen.
Macnab, nog altijd vergeten, zat nog steeds te
staren en zei in zichzelf: Dat dit Quinton was! De
rustige, eenzelvige, stoffig-droge Quinton was! De
uitgelaten of opgeruimd, nooit vriendschappelijk
of vroolijk was. De Quinton, die dag na dag. jaar
in jaar uit zijn plichten vervulde, metodisch
nauwgezet, zonder haast, zonder geestdrift, zonder
een greintje talent een knap man, dacht Macnab,
als het op kennis en geleerdheid aankwam, maar
een dwaas in zaken. Een oprecht man, overdreven
oprecht, wiens sterk ontwikkelde en belachelijke
zin voor eerlijkheid hen menig goed zaakje had
doen verliezen. En deze (in de oogen van Macnab)
verbazingwekkende en onverwachte Quinton, wiens
particuliere aangelegenheden hem even onbekeno
waren als de particuliere aangelegenheden van den
koning der Kannibalen-eilanden, had zonder aar
zelen of eenigen zin voor gepastheid uit zijn kast
een geraamte te voorschijn gehaald in den vorm
van een tante en riep de hulp van een volslagen
vreemde in, om hem te helpen het te begraven
Driemaal zei Macnab tegen zichzelf, dat hij het niei
kon gelooven! Neen, hij kon het niet gelooven!
„Mag ik", zei Quinton, „allereerst uw naam
weten?"
Toen Whiff hem haar naam gezegd had, keek hij
verbaasd.
„Wat zei u? Ik heb het niet goed verstaan".
„Whiff Woffran".
„En uw leeftijd?"
„Vier en twintig".
Quinton keek op. Zij zag er beslist niet naar uit.
hoewel haar optreden bezadigd en oud was. Hij
had zich voorgesteld, dat zij onder de twintig was.
ofschoon de advertentie vier en twintig had ver
meld.
„Misschien had ik u dit niet moeten vragen?"
vroeg hij voorzichtig.
„Het hinderd niets", verzekerde ze hem mei
warmte. „U moet mij toch het een en ander vragen
daar u mij gaat koopen, moet u toch iets van mij
weten".
„Ik geloof niet, als u mij niet kwalijk neemt het
nog eens te zeggen...." Quinton vertoonde
plotseling teekenen van terugkeerende zenuwach
tigheid „dat kóópen wel het juiste woord is. U
had het over een bedrag van vijftig pond voor zes
maanden, en van honderd pond voor een jaar. Dan
is dit een contract voor een bepaald bedrag voor
een bepaalden tijdsduur, hetgeen een andere be
naming is voor huren. Als u rechtstreeks iets koop*
dan is het uw leven lang van u".
„J-ja", zei Whiff. „maar dat komt zelden vooi
Gewoonlijk gooi je het aan het eind van de zes
maanden weg, een tandenborstel bijvoorbeeld of een
paar handschoenen of een das".
„Maar u bent geen tandenborstel", zei Quinton
„noch een paar handschoenen of een das. Boven
dien,, als ik mijn heele leven een tandenborstel wi!
bewaren, kan ik dat doen. Niets kan me dat be
letten. Als het ding zijn plicht heeft gedaan, kan
ik het nog gebruiken voor het schoonmaken Ta
primus-toestellen; of dat andere geval: een pa
handschoenen kan verbonden zijn met wat rona
tiek en in een lade worden opgeborgen
Men zou u moeilijk in een lade kunnen opbergen'
Whiff lachte. „Neen, ik snap uw zienswijze. Tod
beschouw ik aan den anderen karft huur of diens)
neming evenmin als het juiste woord, omdat >J
iemand zich verhuurt, men dan onderhandelt a
zekere bepalingen maakt in verband met iemzri
werk, arbeidstijd, kost, enzoovoort. Welnu, ik mad
geen bepalingen behalve 't feit, dat het mij toever
trouwde werk van dien aard is, dat ik het si?
kan uitvoeren. Ik werp mezelf om zoo te zegga
op de handen van mijn kooper, om met mij 'J
doen wat hij of zij wil. Ik vraag geen vrijen
geen vacantie, geen vastgestelde uren voor maal
tijden. Ik zal niet zeggen: „ik kan dit niet en ikw
dat niet". Als mij wordt gevraagd een schoorstee
te vegen en ik krijg alles wat daarvoor noodig
zal ik probeeren het te doen.Ik zeg niet, dat il: za
slagen, maar ik zal er mijn uiterste best voor doet
Quinton betrapte er zichzelf op, dat hij bij tos
woorden zat te rillen, toen hij naar het klerni
in het grijs gekleede, tengere wezen keek,
tegenover hem zat. Schoorsteenen vegen! Haar
zicht, merkte hij nu bij nadere bestudeering,
op een bloem later ondekte hij ook, welke bioa
een viooltje, een roomachtig wit riooltje m.sa
toen had hij dat nog niet ontdekt, Quinton
nooit zoo vlug; haar gezicht vol met zwarte vegen
één boven haar fijn geteekende wenkbrauwen
één op haar energieke klein kin, één naast h«
sprekenden mond, één links van haar aantref
lijk gevormde neusje. Schoorsteenen vegen!
rilde Quinton en Whiff, die het merkte, voegaee
aan toe: „Natuurlijk hoop ik, dat niemand nuj
vragen een schoorsteen te vegen, en ik zou
het recht voorbehouden me al of niet te
ot te verhuren of hoe u het verkiest te nceo
aan iemand, die er uitziet, alsof hij
vragen schoorsteenen te vegen. Maar toch
mij, als ik bijvoorbeeld voor zes maanden ge»
of gehuurd zou zijn en aan het eind van die per
mijn taak niet naar behooren had vervula. -
plicht voelen bij mijn kooper te blijven tot
wel volbracht had. Ik zou niet de beenen ne
(Wordt verrold