Een eigenaardige aanbieding Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen De vrijmetselarij in Nederland verboden. Een kort overzicht van de geschiedenis der Vrijmetselarij. Het A. N. P. meldt: Op 3 September 1940 werden de loges der Vrijmetselarij in Nederland ontbonden en werden de bezittingen in be slag genomen. Onmiddellijk zijn de betrokken autoritei ten begonnen met het bestudeeren van de archieven. Hiermede is men thans zeer ver gevorderd en een ver slaggever van het A. N. P. heeft zich tot den referent voor Internationale organisatie van het Rijkscommissa riaat, den heer W. Schwier, gewend voor het verkrijgen van nadere inlichtingen. Nog steeds begrijpt een groot deel van het Nederlandsche volk niet, waarom het nood zakelijk was de Vrijmetselarij haar werk in Nederland verder onmogelijk te maken. Velen zien in deze organi satie een soort vereeniging voor onderling hulpbetoon, die wel geheimzinnig deed, doch verder ongevaarlijk Een inzage in de archieven zou hen tot andere gedachten brengen. Om te beginnen willen wij evenwel een kort overzicht van de geschiedenis der vrijmetselarij geven. De moderne Vrijmetselarij is officieel opgericht in 1717 Jn Londen. Op 24 Juni van dat jaar sloten zich vier be staande loges van vrije metselaren aaneen tot de eerste grootloge. Deze loges van vrije metselaren, ook wel bouw hutten genaamd, waren een voortzetting van de oude gilden van bouwkundigen, architecten, beeldhouwers en metselaars uit de Middeleeuwen. In den loop der jaren bij het verval der gilden hadden zich andere lieden, die niets met de bouwvakken te maken hadden, hierin ge nesteld teneinde duistere praktijken te kunnen voeren Om hiervoor een verklaring te vinden moet men zeer vei terug gaan ln de geschiedenis. Bij de oudst bekende vol ken bestonden groepen personen, die zich tot een ge heimen bond aaneengesloten hadden voor het bestudeeren van de geheimen der natuur. Zoo weet men. dat bij de Egyptenaren duizenden jaren voor het begin onzer jaar telling de priesters het zeer ver hadden gebracht in de kennis van de krachten der natuur. Deze kennis werd geslacht op geslacht overgeleverd aan een bepaalde kaste. Tijdens hun verblijf Sn het land der Pharao's hebben de Joden eveneens hier veel van opgestoken. Ook de andere volken der oudheid, zooals de Grieken, kenden deze soort geheime bonden, waarbij we denken aan de Eleusinische mysteriën. Het spreekt vanzelf, dat deze bonden zich niet alieen bezig hielden met het onderzoeken van de natuur krachten. doch zich ook toelegden op de abstracte weten schappen, zooals philosophic. De geheimhouding van de wetenschap der natuurkrachten, teneinde hiermede indruk te maken op het gewone volk, strekte zich ook uit tot de wijsgeerlge stelsels. De ingewijden" zagen zichzelf als hoogere wezens, welke hun tijd vooruit waren. Zij raakten het contact met het volk kwijt en beschouwden dit als minderwaardig. De geheele geschiedenis door ziet men de lijn van deze geheime bonden. In de vroege Middeleeuwen werden zij door de kruistochten naar het Westen gebracht. De kruis vaarders leerden door hun omgang met de leden dezer bonden ln de Oostersche landen sommige geheimen ken nen en zoo kwam men ook in de Westersche landen er toe naar verdere geheimen te gaan zoeken. Ieder onzer heeft wel gehoord van het zoeken naar den steen der wijzen, het levenselixer en niet te vergeten het pogen goud te maken. Een zeer groote rol hierin heeft de orde van de Tempeliers hierin gespeeld. Oorspronkelijk was deze orde opgericht tot bescherming van de pelgrims naar het Heilig Land. De leden waren strijdbare klooster lingen. Toen zij uit het Heilig Land verdreven werden door de Turken, vestigden zij zich voor een groot deel ln Frankrijk. Een deel der leden had ln het Oosten kennis gemaakt met de geheime Oostersche bonden en had zich hun praktijken eigen gemaakt. Het gevolg hiervan dat de strenge kloosterlijke tucht verviel, zoodat de orde in 1312 werd opgeheven. De koning van Frankrijk Phi lips IV, klaagde hen aan wegens duivelaanbidding en onzedelijk gedrag en in het proces, dat hierop werd ge voerd, werden velen tot den dood op den brandstapel veroordeeld. Een deel der leden wist evenwel naar Schot land te vluchten en zette daar het oude leven voort. De bovengenoemde zoekers naar levenselixers, steenen der wijzen en goud, sterrenwichelaars, duivelbezweerders, e. d. nu sloten zich aaneen in geheime bonden en ten einde zich zooveel mogelijk voor vervolging te vrijwaren, zochten zij een onderkomen in de ln verval gerakende gilden van „vrije metselaren". Zij namen den naam „met selaren" over en bedoelden dit overdrachtelijk. Zij bouw den aan een nieuwe maatschappij. Evenals de geheime bonden uit de oudheid hadden zij alle contact met het volk verloren en beschouwden zij de groote massa der onfngewljden als minderwaardig. Reeds in deze tijden bevonden zich vele Joden onder deze bonden. Zij toch kwamen zelf oorspronkelijk uit het Oosten en hadden hun overlevering bewaard in de Tal mud en de Kabbalah. De Talmud is een uitleg vón de leer van Mozes, de Kabbalah de leer van de verborgen wijsheid. Deze beiden werden ook door de niet-Joodsche „vrije metselaren" ijverig bestudeerd. Vrijwel allen ken den Hebreeuwsch en door deze studie en belangstelling kregen de Joden grooten invloed in de loges. Toen nu in 1717 vier Zuid-Engelsche loges zich aaneen sloten tot de eerste groote loge, volgde in snel tempo de aaneensluiting van andere loges. In 1734 werd ln Neder land de eerste loge opgericht als dochter-instelling van de Londensche grootloge en wel te 's Gravenhage, dat toen een centrum van de internationale diplomatie was. Ook elders sloten zich loges aaneen, bijv. in York en in Schotland. Deze Schotsche loge is voortgesproten uit de in de veertiende eeuw naar Schotland gevluchte Tempe liers. Deze hadden hun oude haat tegen het Fransche koningschap en het Pausdom bewaard. Zij zonden thans propagandisten naar Frankrijk (1738) om propaganda te maken onder de Fransche loges, hetgeen wonderwel ge lukte. Van Fiankrijk drong het Schotsche stelsel door naar Duitschland en Scandinavië. Deze tegenstelling tus- schen Engelsche en Schotsche vrijmetselarij bleef bestaan tot 1813. Op 25 November 1813 kwam een verzoening tot stand, waarbij evenwel de Schotsche vrijmetselarij de overhand behield. De meeste loges Volgen thans de Schot sche ritus. Volgens deze Schotsche ritus worden de leden, welk zich onder elkaar „broeder" noemen, verdeeld over 33 graden. De drie laagste graden, die van leerling, gezel en meester, noemt men de Johannesloge, naar Johannes de Dooper, den beschermheilige van de oude bouwhutten. Hierna volgen de vierde tot de achttiende graad, welke tezamen de kapittelloges vormen, waarna de Areopagus, welke wórdt gevormd door de hoogste graden, 19 tot 33. Bij zijn opneming in een loge moet de leerling een eed afleggen, waarin hij zich op zware straffen verplicht nooit iets bekend te zullen maken van hetgeen hij in de loge verneemt. Wij willen hier dezen eed in zijn geheel laten volgen, aangezien hij kenmerkend is voor de geheele Vrijmetselarij. „Ik N. N., zweer plechtig en oprecht, uit eigen vrijen i wil, in tegenwoordigheid van den Almaehtigen God en van deze achtbare loge, aan den heiligen Johannes gewijd, dat ik de geheime gebruiken der Vrijmetselarij verhelen, 1 verbergen en nooit ontdekken zal, wat mij nu of latei- mocht worden toevertrouwd, behalve aan eene erkende en wettige loge van broeders en metgezellen, welke ik n. een gestreng en ernstig onderzoek als zoodanig erkennen zal. Ik zweer verder, dat lk deze geheimen niet zal op schrijven, drukken, snijden, schilderen, teekenen. gra- veeren of etsen. Noch aanleiding geven, dat zulks ge schiedt op het een of ander beweeglijk of onbeweeglijk voorwerp onder den hemel, waardoor zij leesbaar of be grijpelijk konden worden, of iets dat de minste overeen komst met een teeken of letter heeft, waardoor de ge heime kunst op eene onwettige wijze kon verkregen wor den. Ik bezweer dit alles met een vast en onwrikbaar besluit, het zonder besluiteloosheid, geheim voorbehoud of innerlijke uitvlucht te houden onder geen mindere straf dan dal mij de keel worde afgesneden, mijne tong bij den wortel uitgerukt en In het zand van de zee, ln den tijd der eb, op de lengte van een kabeltouw van den oever, waar eb en vloed tweemaal in 24 uur wisselt, be dolven worde. Zoo helpe mij God en doe mij standvastig blijven ln de verplichting, welke ik als leerling heb op mij genomen." Deze formule is letterlijk overgenomen uit de kate- chismus voor leerlingen der Johannesloge. In den laatsten tijd werd in de Nederlandsche loges deze eed niet meer in zijn geheel afgelegd, doch wel werd hij den leerling in zijn geheel voorgelezen en bleef hij geldig. Om lid te worden van een loge moest men worden uit- genoodigd. Men moest een vrij hoog intredegeld betalen, zoodat alleen lieden uit de betere klassen lid konden worden. Tot den meestergraad volgde bevordering auto matisch. tot de hoogere graden werd men gekozen. De geheimhouding voor de functionarissen van de hoogere graden gold niet alleen tegenover niet-ingewijden of „profanen", doch ook tegenover hem. die een lagere graad bekleedde. Zoo mocht een meester geen geheimen, welke hij als meester wist, openbaren aan een gezel. Het opne men van een lid en het bevorderen tot een hoogeren graad ging steeds gepaard met ceremoniën, welke steeds betrekking hadden op de Oostersche afkomst van de Vrijmetselarij. Voortdurend werd gesproken over den tempel van Salomo, terwijl er steeds op werd gewezen, dat „het licht" uit het Oosten kwam. Met „het licht" bedoelde men de leer der Vrijmetselarij, waarover wij in een volgend artikel zullen spreken. Baron Van Lynden eervol ontslagen. Het ministerie van financiën maakt bekend, dat baron van Lynden op zijn verzoek met ingang van 21 Maart eervol ontslag is verleend als chef- administrateoir van den rijksgebouwendienst. Zijn functie wordt overgenomen door dr. H. F. C. Har- den'berg. SECRETARIAAT DER CENTRALE COMMISSIE - VOOR DE STATISTIEK Met ingang van 19 Maart j.l. is bij beschik king van den secretaris-generaal van het departe ment van handel, nijverheid en scheepvaart, over eenkomstig de voordracht van de centrale commis sie voor de statistiek, benoemd tot secretaris dezer commissie drs. J. Ch. W. Verstege. Tot dien datum werd het secretariaat waargeno- "Vnen door den directeur van het centraal bureau voor de statistiek, dr. Ph. J. Idenburg, die na zijn benoeming tot directeur in Juli 1939 ontslag had gevraagd uit zijn functie van secretaris. De regeling van de bouwnijverheid. Krachtens het besluit betreffende de bouw nijverheid, dat op 7 Januari 1941 gepubliceerd is, is de algemeen gemachtigde voor den weder opbouw, dr. ir. J. A. Ringers, belast met de al- geheele leiding van de bouwnijverheid. Het is geenszins de bedoeling dat dr. Ringers als een bouwdictator op zal treden. De zelfwerk zaamheid en verantwoordelijkheid van al dege nen die bij de bouwnijverheid betrokken zijn, zullen zooveel mogelijk behouden blijven. Hier bij moet niet alleen gedacht worden aan de verschillende overheidsdiensten, zooals rijks- en proviciale waterstaat, spoorwegen, gemeenten, waterschappen, die direct of indirect bij de bouwnijverheid betrokken zijn, doch ook aan de organen van het bedrijfsleven zelf. Het is slechts de bedoeling den gang van zaken zooda nig te beïnvloeden, dat door een harmonische samenwerking van alle krachten, die in de bouw nijverheid werkzaam zijn, een zoo groot moge lijk voordeel ontstaat voor onze volksgemeen schap. Om hem van advies te dienen over de maat regelen. welke tot uitvoering van het besluit bouwnijverheid zullen moeten worden genomen heeft dr. Ringers dezer dagen een commissie ad hoe ingesteld, welke onder voorzitterschap staat van ir. J. C. Keiler, algemeen secretaris van dr. Ringers en waarin de verschillende groe pen die bij het bouwbedrijf belang hebben ver tegenwoordigd zijn. Leden dezer commissie zijn: mr. dr. H. J. von Brücken Fock. dr. ir. H. G. van Beusekom, W. Bruynzeel, ir. W. H. B. van Dunne, Fa B. J. Gips, ir. G. B. R. de Graaff, dr. Ph. J. Idenburg, E. van Laer, ir. W. G. Lingbeek, ir. B. A. Ver- hey, ir. J. J. van der Wal, J. A. van Wijngaar den en prof. ir. H. T. Zwiers. Teneinde vruchtbaar te kunnen werken is deze commissie gesplitst in vier werkcommissies, wel ke de meest belangrijke vraagstukken zullen be handelen. Deze commissies zullen zich bezig houden met materialenvraagstukken, met prijs vraagstukken. met het verband tusschen den dienst van den algemeen gemachtigde en de organen van het bedrijfsleven en met de interne organisatie. Kleeren voor Nederlandsche arbeiders in het buitenland. In onderling overleg is door het departement 'van handel, nijverheid en scheepvaart en het rijks arbeidsbureau een regeling getroffen, zoodat thans nieuwe kleeren kunnen worden verzonden naar in Duitschland, België, en Frankrijk werkzaam zijnde Nederlandsche arbeiders. Men dient daarvoor bij het orgaan der openbare arbeidsbemiddeling in zijn woonplaats een verzoek in ter verkrijging van een uitvoermachtiging. De afzenders moeten er vooral aan denken de mach tiging tot uitvoer met de goederen mee te zenden. Ook in West-Friesland worden nu de vruchtboomen in de boomgaarden bespoten om ze te vrijwaren voor de rupseaplaag. 1 (Foto Pax Holland) Wenken van den Voedingsraad. Recepten voor bereiding van schapenvleesch. Het Voorlichtingsbureau van den Voedings raad deelt het volgende mede: Het gebruik van schapenvleesch. Nu het weer mogelijk is schapenvleesch te verkrijgen, is het aan te raden, dat de huisvrouw er ook gebruik van maakt. De voedingswaarde van het schapenvleesch is gelijk aan dat van andere vleeschsoorten. Toch wordt schapen- en lamsvleesch in ons land weinig gebruikt. Dit komt uit vooroordeel en omdat men de goede be reiding niet kent. Het schapenvleesch heeft een aparten smaak, maar bij een goede behande ling is het zeer smakelijk te maken. Als vet bij het braden kan schapenvet dienst doen. Smake- VOOR DE KINDEREN Naar A Gouverneur. Heiten en ai-onturen uan Mijnheer Prlhkebeea Teeitnlng von Aarl wen Eurijk. 129. Intusschcn zwoegt in *t vreemde land Vriend Prikkebeen in *t warme zand: Hij tobt en slaakt de diepste zuchten Slot defect Tel. 11453 DeSleutelspecialist, L.Veerstm (Adv. Ingez, lijker is het echter, om hiervoor ander vet, boter of margarine te gebruiken daar I* penvet spoedig stolt. Om dezelfde reden gebrai men warme borden bij den maaltijd Het? penvet kan dienst doen voor het braden* rundvleesch en gaat zoodoende niet vei» Door op deze wijze te werk te gaan heeft bovendien minder last van den smaak vanfe Hier volgen eenige recepten voor de bereidt van schapenvleesch. berekend voor vier sonen. In de recepten kan men in plaats? foelie, peperkorrels en laurierblad ook eemenï vleeschkruiden nemen. Deze zijn in V den handel. Soep van schapenvlees^ 150—200 gr. schapenvleesch of 100 m vleesch en wat beentjes. V/2 L. water ui wortel, selderij, peterselie, een flink.) ee'to rijst of gort, zout, aroma. Het vleesch en de bi tjes met wat zout met koud water opzetten a de kook brengen en 2 uur laten trekken. Ka v uur het vet van de soep scheppen, dit echini, waren en na het afkoelen bijv. voor het braè vap rundvleesch, voor groente of stamppot bruiken. Indien men beentjes gebruikt de bof- Ion zeven. Het laatste half uur de gesnippni ui. wortel en selderij toevoegen met de gera schen rijst. Alles nog een half uur zachtjes koken. De soep op smaak afmaken met- aroma en de fijngehakte peterselie toevoegen soep op vooraf verwarmde borden scheppen i bruikt men gort in plaats van rijst, dan w deze vooraf in een weinig water gaar gek* Wie de soep dikker wil hebben, kan deze" wat bloem binden. Gestoofde schapenlappn En denkt voortdurend maar aan vluchten: Want waarlijk, deze dwangarbeid Bezorgt'hem heel veel narigheid. Plots op een mooie ochtendstond Kijkt Prikkebeen verbaasd ln 't rond: Hij meent alweer: ik sta te droomen, Want kijk. daar ziet hij naderkomen Zijn lieve zuster Ursula: Zij zoekt en roept, herkent hem dra. 300 gr. schapenlappen, vet, boter of margafa om in te bakken, zout, gemengde vleeschkruii* zoo mogelijk wat tomatenpuree of een veras tomaat, aardappelmeel. Het vleesch schrappêi en met de kruiden en het zout inwrijven, ft lappen in de boter of het vet bruin bakken, Eei weinig water en de tomatenpuree of de in sri ken gesneden tomaat toevoegen; de lappen ga laten stoven en de jus op de gewenschte hoeve:- heid brengen met wat water en binden Ei aardappelmeel. Schapengehakt, 250 gram schapenvleesch, wat oud brood, be schuit of gekookte aardappelen, wat ei of mei, een weinig peper, nootmuscaat, kruidnagelgna, gemalen foelie, geraspte ui, zout, vet, boter i margarine om in te bakken. Het vtó wasschen, fijnmalen en vermengen met he- 5 of de melk, het geweekte, goed uitgeknepa brood, de beschuit of de fijngemaakte krï aardappelen, de ui, de kruiden en het zout; ea bal er van maken, dezen door wat beschuitkruia of paneermeel wentelen en aan alle zijden bruia bakken. Wat water toevoegen en het gehfs gaar stoven. Zoodra er een regeling is getroffen voor ii huisslachting van schapen zullen nog enk-S wenken over het bewaren van worden gegeven. MAAND AG-24 MAART 1941 door MABEL-GRUNDY. Vertaald door E. GRIESE-KETS DE VRIES. S) „Ja.zei Whiff bemoedigend „dat nu ver wijderd moet worden?" „Door u", zei Quinton Zij knikte. „Als u het op wilt nemen?" „Zeker wil ik dat. als ik kan". Zijn gezicht betrok. „Bestaat er twijfel dienaangaande?" „Kan zijn", zei Whiff bedachtzaam. „Maar u zei, dat er honderden menschen wai-en, die misschien dingen gedaan willen hebben, die u ter hand wilde nemen". „Ik zei, als het in mijn macht lag. Ik ben maar een mensch. Mohammed bleef zelf eens steken" Whiff keek hem verontschuldigend aan. „Maar mijn tante is geen berg". „Uw tante?" „Ja, het is mijn tante, die ik verwijderd wil hebben. Dat vergat ik te zeggen". „Waar naar toe?" „Waar naar toe? „Het doet er niet toe". „Het doet er niet toe?" Whiff schaamde zich, dat zij zijn woorden herhaalde, maar zij kon het niet helpen. „Waarheen u maar wilt, als u haar maar ver wijdert", zei Quinton op vasten toon. Whiff hapte naar lucht. „Maar waar is ze nu?" „In mijn huis, waar zij tien lange jaren als een boomklever vastgeklemd zit". „En u hebt haar niet gewild?" Zij voelde, dat hei een dwaze vraag was, toen zij in zijn gezicht keek, dat donker was van somberheid, maar het was er Uit, voor zij het kon tegenhouden. „Haar gewild!" .Neen, natuurlijk niet", zei ze en probeerde haar stommiteit goed te maken, „ander zou u er mij niet om vragen haar te verwijderen". „Neen", gaf hij toe, „anders zou ik u niet vragen haar te verwijderen". Hij schoof naar achteren op zijn stoel en keek haar onzeker aan, terwijl Macnab, die door hem beiden vergeten was, zichzelf hard zat te knijpen, teneinde te voorkomen, dat hij opnieuw in lachen zou uitbarsten. De stilte duurde een behoorlijk tijdje. Whiff dacht diep na. Als die tante verplaatsbaar was, waarom had de neef haar dan niet verwijderd? Hij leek een vrij sterke man, en zijn kin drukte kracht uit. Was zij hulpbehoevend, en vroeg zij daarom zijn sympa thie en medelijden? Hij had vriendelijke oogen. Misschien te toegevend geweest om haar weg te sturen, kon het niet over zijn hart verkrijgen. Zij zag hem omringd door invalide-stoelen, medicijn- fleschjes, bouillon, 'n eeuwigdurende verpleegster met een witte kap en vlekkeloos schort, een eeuwig komenden en gaanden dokter, verstikt in een at mosfeer en morfine, chloroform en nooit wijkende lucht van rubber warmwaterkruiken. „Is uw tante hulpbehoevend?" waagde zij. „Heelemaal niet. Ik geloof, dat zij de sterkste vrouw is, die er op den aardbodem rondloopt". „Maar als u haar niet kunt verwijderen, hoe kan ik het dan?" „Ik heb het nooit geprobeerd. Ik heb me er nooit in verdiept. Ik ben een dwaas. Ik heb nooit gedurfd". En toen begon Quinton Whiff van zijn tante te vertellen. Hij vergat, dat Macnab op den achter grond zat met uitpuilende oogen, hij vertelde Whiff alles, wat er van zijn tante maar te vertellen was, haar karakter, haar kracht wilskracht, haar leef tijd, haar uiterlijk, haar manieren, haar gewoonten, haar eigenaardigheden, haar gebreken, haar poli tieke en godsdienstige gezindheid, haar afkomst. en toen hij uitgesproken was, voelde Whiff, dat zij van deze tante van hem meer wist dan van iemand anders ter wereld en dat ze Inderdaad een ver schrikkelijk creatuur was. „Zij was de zuster van mijn moeder", zei hij tot besluit, „en toen mijn moeder stierf, drong zij zich bij mij op zij was weduwe en verkondigde, dat zij het huishouden voor mij zou gaan doen. Ik was zwak, misschien was ik te goed. Ik houd er niet van iemands ge voelens te kwetsen het is mijn vloek geweest Ik zou er alles in de wereld voor over hebben, als ik onvriendelijk tegen de menschen kon zijn" hij sprak met klemmende bitterheid. „Ik begrijp het", viel Whiff in. „U bent vriende lijk, omdat het u kwetst de menschen meer te kwetsen dan het de menschen zelf kwetst?" „Dat is het misschien. Ik herhaal, dat ik geen vriendelijk man ben, in ieder geval koesterde ik geen vriendelijke gevoelens jegens tante Sophia en tien jaar lang heb ik getracht haar te vertellen, dat ze gaan moest, en toch deed ik het niet. Ge deeltelijk lafheid, maar hoofdzakelijk, omdat ik hel vreeselijk vind haar te kwetsen". Whiff knikte in algeheel begrijpen. „U hebt liever, dat iemand anders haar weg krijgt, weg uit uw huis". Nog heftiger knikte Whiff. „Ik heb iemand noodig, die slim genoeg is, om mijn tante zoo te bewerken, dat zij uit eigen be weging gaat, zonder te weten, dat ik of iemand anders wilde hebben, dat ze ging. Begrijpt u?" „Volkomen", zei Whiff. „Bent u na het hooren van alle bijzonderheden bereid, het karwei op u te nemen?" „Meer dan bereid", zei Whiff, wier neusgaten zich al verwijdden bij het vooruitzicht van den na derenden strijd. Zij was een geboren strijdster en zij geloofde, dat deze tante, die zij moest gaan be kampen, van hetzelfde hout gesneden was. Quinton slaakte een diepe zucht van verlichting en zei:„Dank u. Ik dank u werkelijk heel erg". „En het zakelijke gedeelte", zei Quinton. Hij trok een vel papier naar zich toe en zocht naar zijn vulpen. Macnab, nog altijd vergeten, zat nog steeds te staren en zei in zichzelf: Dat dit Quinton was! De rustige, eenzelvige, stoffig-droge Quinton was! De uitgelaten of opgeruimd, nooit vriendschappelijk of vroolijk was. De Quinton, die dag na dag. jaar in jaar uit zijn plichten vervulde, metodisch nauwgezet, zonder haast, zonder geestdrift, zonder een greintje talent een knap man, dacht Macnab, als het op kennis en geleerdheid aankwam, maar een dwaas in zaken. Een oprecht man, overdreven oprecht, wiens sterk ontwikkelde en belachelijke zin voor eerlijkheid hen menig goed zaakje had doen verliezen. En deze (in de oogen van Macnab) verbazingwekkende en onverwachte Quinton, wiens particuliere aangelegenheden hem even onbekeno waren als de particuliere aangelegenheden van den koning der Kannibalen-eilanden, had zonder aar zelen of eenigen zin voor gepastheid uit zijn kast een geraamte te voorschijn gehaald in den vorm van een tante en riep de hulp van een volslagen vreemde in, om hem te helpen het te begraven Driemaal zei Macnab tegen zichzelf, dat hij het niei kon gelooven! Neen, hij kon het niet gelooven! „Mag ik", zei Quinton, „allereerst uw naam weten?" Toen Whiff hem haar naam gezegd had, keek hij verbaasd. „Wat zei u? Ik heb het niet goed verstaan". „Whiff Woffran". „En uw leeftijd?" „Vier en twintig". Quinton keek op. Zij zag er beslist niet naar uit. hoewel haar optreden bezadigd en oud was. Hij had zich voorgesteld, dat zij onder de twintig was. ofschoon de advertentie vier en twintig had ver meld. „Misschien had ik u dit niet moeten vragen?" vroeg hij voorzichtig. „Het hinderd niets", verzekerde ze hem mei warmte. „U moet mij toch het een en ander vragen daar u mij gaat koopen, moet u toch iets van mij weten". „Ik geloof niet, als u mij niet kwalijk neemt het nog eens te zeggen...." Quinton vertoonde plotseling teekenen van terugkeerende zenuwach tigheid „dat kóópen wel het juiste woord is. U had het over een bedrag van vijftig pond voor zes maanden, en van honderd pond voor een jaar. Dan is dit een contract voor een bepaald bedrag voor een bepaalden tijdsduur, hetgeen een andere be naming is voor huren. Als u rechtstreeks iets koop* dan is het uw leven lang van u". „J-ja", zei Whiff. „maar dat komt zelden vooi Gewoonlijk gooi je het aan het eind van de zes maanden weg, een tandenborstel bijvoorbeeld of een paar handschoenen of een das". „Maar u bent geen tandenborstel", zei Quinton „noch een paar handschoenen of een das. Boven dien,, als ik mijn heele leven een tandenborstel wi! bewaren, kan ik dat doen. Niets kan me dat be letten. Als het ding zijn plicht heeft gedaan, kan ik het nog gebruiken voor het schoonmaken Ta primus-toestellen; of dat andere geval: een pa handschoenen kan verbonden zijn met wat rona tiek en in een lade worden opgeborgen Men zou u moeilijk in een lade kunnen opbergen' Whiff lachte. „Neen, ik snap uw zienswijze. Tod beschouw ik aan den anderen karft huur of diens) neming evenmin als het juiste woord, omdat >J iemand zich verhuurt, men dan onderhandelt a zekere bepalingen maakt in verband met iemzri werk, arbeidstijd, kost, enzoovoort. Welnu, ik mad geen bepalingen behalve 't feit, dat het mij toever trouwde werk van dien aard is, dat ik het si? kan uitvoeren. Ik werp mezelf om zoo te zegga op de handen van mijn kooper, om met mij 'J doen wat hij of zij wil. Ik vraag geen vrijen geen vacantie, geen vastgestelde uren voor maal tijden. Ik zal niet zeggen: „ik kan dit niet en ikw dat niet". Als mij wordt gevraagd een schoorstee te vegen en ik krijg alles wat daarvoor noodig zal ik probeeren het te doen.Ik zeg niet, dat il: za slagen, maar ik zal er mijn uiterste best voor doet Quinton betrapte er zichzelf op, dat hij bij tos woorden zat te rillen, toen hij naar het klerni in het grijs gekleede, tengere wezen keek, tegenover hem zat. Schoorsteenen vegen! Haar zicht, merkte hij nu bij nadere bestudeering, op een bloem later ondekte hij ook, welke bioa een viooltje, een roomachtig wit riooltje m.sa toen had hij dat nog niet ontdekt, Quinton nooit zoo vlug; haar gezicht vol met zwarte vegen één boven haar fijn geteekende wenkbrauwen één op haar energieke klein kin, één naast h« sprekenden mond, één links van haar aantref lijk gevormde neusje. Schoorsteenen vegen! rilde Quinton en Whiff, die het merkte, voegaee aan toe: „Natuurlijk hoop ik, dat niemand nuj vragen een schoorsteen te vegen, en ik zou het recht voorbehouden me al of niet te ot te verhuren of hoe u het verkiest te nceo aan iemand, die er uitziet, alsof hij vragen schoorsteenen te vegen. Maar toch mij, als ik bijvoorbeeld voor zes maanden ge» of gehuurd zou zijn en aan het eind van die per mijn taak niet naar behooren had vervula. - plicht voelen bij mijn kooper te blijven tot wel volbracht had. Ik zou niet de beenen ne (Wordt verrold

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6