Een eigenaardige aanbieding
Macktbetidhtwir
Reizen eia avonturen van Mijnheer Prikhebeen
VRIJDAG 28 MAART 1941'
VOOR DE KINDEREN
door MABEL-GRUNDY.
Vertaald door
E. GRIESE-KETS DE VRIES.
10)
„Ik wensch niet grof of ondankbaar te zijn, maar u
zult mij nooit gezelschap houden, noch zult u of
uw koffer ooit dit huis binnenkomen. Ik zal mijn
personeel opdracht geven u niet open te...." Ze
brak af, toen zij stappen in de hal hoorde en rende
naar de zitkamer, maar zij was te laat, de voordeur
was al open, de koffer was in de hal en zoo vlug
als de ligging van den tuin het haar veroorloofde,
kwam Whiff er achteraan.
De chauffeur, die zijn volle vracht en een shilling
extra te pakken had, grijnsde terwijl hij weer in
zijn wagen klom en wegreed. Hij was van meening,
dat er wel ruzie van zou komen, hij draaide zijn
hoofd om in de richting van het huis en niet
zoo'n malsche ruzie. De oude vrouw was een taaie;
zoo toen hij haar zag wist hij, dat ze een taaie was
zijn schoonmoeder had juist dien morgen een
vork naar zijn hoofd gesmeten en als hij niet ge
doken had, zou hij nu een oog minder hebben
maar hij voorspelde het meisje de overwinning.
Hij kende dat rustige, glimlachende soort, zij vol
voerden altijd, wat zij wenschten te doen
HOOFDSTUK VII.
Er heerschte stilte in het huis.
Tante Sophia zat uitgeput, ofschoon zij het voor
geen millioen pond zou hebben erkend, met haar
voeten op het degelijke voetenbankje, achterover
in haar stoel bij het venster, een boek in haar hand.
op de terugkomst van Quinton te wachten.
Whiff, eveneens uitgeput, maar volkomen be-
heerscht, zal als een kleermaker op haar koffer in
de hal „The Old Wives Tale" te lezen, terwijl Pan
ton, die zoo nu en dan door de gangdeur stond te
gluren, die de hal van de keukenafdeeling scheidde,
den stand van zaken rapporteerde aan de keuken
meid, die bezig, was met het bakken van panne-
koeken.
„Ze is er nog, op haar dooie gemak op haar kof
fer, d'r beenen onder zich gekruist, verdiept in haar
boek, maar ze ziet wel bleek".
„Ik ben benieuwd, wie ze zijn kan", merkte de
keukenmeid voor de vijftigste maal op.
„Kan 't me niet voorstellen" zei Panton voor de
een en vijftigste maal. „Ze is een mysterie en ze
ziet er naar uit, met haar groote, grijze oogen en
bleeke wangen, maar ze is een dame".
„O", zei de keukenmeid, en roerde iets in een
schaal, „ik zou wel eens willen weten, of ik meer
deeg moet maken voor nog een pannekoek".
„Ik zou het doen, zeker voor twee. Ze zal wel
blijven eten, ik weet het zeker, want ik kan goed
iemands karakter lezen en ze zal wel honger hebben
gekregen na die herrie met de oude mevrouw
ik kon haast alles hooren van wat ze zeiden, dat wil
zeggen, wat de oude Sophia zei (de keukenmeid en
Panton hielden niet van mevrouw Dimsdale), maai
de jonge dame was kalm, en alles wat ik kan zeggen
is, als ik in haar schoenen had gestaan mooie
grijze suède schoenen en zóó klein ik liever
tegenover een woedenden leeuw was komen te
staan."
,Hm", zei de keukenmeid, terwijl zij nog een ei
brak en dit aan het deeg toevoegde, „het is erg ge
heimzinnig: het lijkt wel een van Doi-ner's stuivers-
verhalen, misschien is ze een erfgename of een ver
momde prinses of een avonturierster, of misschien
een dievegge".
.Onzin", zei Panton „Als ze een dievegge was,
zou ze niet op haar koffer zitten lezen, ze zou op
haar tenen door de slaapkamers sluipen, om te zien.
wat er te halen valt".
„Wie ze ook is, het spijt me voor mijnheer
als hij thuis komt".
„Waarom?" vroeg Panton.
„Mannen hebben nooit veel kans bij vrouwen.
Als vrouwen een grooten mond opzetten is het mis.
Mijnheer Quinton zal zich in zijn kamer verbergen
als hij binnenkomt, je zult het zien".
Maar Panton was het er niet mee eens. Hij zou
de zaak op de een of andere wijze moeten regelen
De oude mevrouw had gezegd, dat de jonge dame
kon ophoepelen en de jonge dame had gezegd, dat
ze het niet zou doen. Dus moest mijnheer Quinton
beslissen. Als zij moest blijven, dan moest de sleu
tel van de logeerkamer aan de oude Sophia worden
ontfutseld en het bed moest worden gelucht en in
gereedheid gebracht voor de jonge dame. Ze kon
toch niet den heelen nacht in de hal blijven zitten.
„Niet dat ik haar daar zou laten", zei Panton, die
een week hart had.
„Ik zou in de zitkamer eerder van mijn eigen
matras eeo bed voor haar opmaken. Ze viel direct
bij mij in de gratie met haar aardige, kalme ma
nieren. Je had haar moeten hooren, toen Sophia
extra nijdig werd en haar stem uitzette. Ze zei:
„U móét bedaren. Als u zich opwindt, kan er een
plotselinge bloedtoevoer naar uw hoofd plaats heb
ben en dat kan gevaarlijk zijn. Laat mij u naar de
rustbank helpen, u ziet er heelemaal opgeblazen
uit. Ik wil voor u zorgen, laat me toch".
De keukenmeid liet haar deegvork vallen en
ging plotseling zitten. Als zij aandrang had om te
lachen, was zij altijd verplicht te gaan zitten, anders
kreeg zij „steken", die haar erge pijn deden. „Ik
zou haar gezicht wel eens hebben willen zien".
„Van wie?"
„Van Sophia".
„Ik niet", zei Panton angstig. „Ik denk dat ze
er uit zag als een van die grijnzende geesten of dui
vels in „Pilgrim's Progress" op de tafel in de zit
kamer. Zij maakte een vreemd soort geluid in haar
keel, alsof zij stikte en de volgende minuut zal de
jonge dame op haar koffer in de hal. Wat is dat?"
Er was een geluid van het omdraaien van een
sleutel in de haldeur.
„Hij is er", fluisterde Panton opgewonden. „Nu
begint de grap. Ik zal het tafellaken gaan neer
leggen, zoodat ik kan zien, wat er gaande is, en
dan zal ik het komen vertellen".
Langzaam betrad Quinton de hal. Op zijn kantooi
was er den heelen dag een gevoel van beklemming
in zijn maagstreek geweest. Den vorigen
avond konden de moeilijke problemen afge
wend worden. Vanavond niet meer. Als juffrouw
Whiff Woffran was aangekomen, viel niets meer
af te wenden.
Tante Sophia zou dat inzien. Zij was een vrouw,
die peilde, erg diep .peilde en liet zich niet ge
makkelijk afschepen. Als'zij tekst en uitleg vroeg.
zorgd§ ZÜ. dat zij ze kreeg. Gelukkigerwijze vroeg
zij niet dikwijls en eveneens gelukkigerwijze, rezen
er niet dikwijls kwesties in de huishouding van
Lavender Lodge. Er was er nog nooit een gerezen
en nu dook er plotseling een op en moest onder het
oog worden gezien.
Als Quinton's voetstappen onderweg naar huis
den vorigen avond al traag waren geweest, ja, zoo
veel trager, dat ze afkomstig hadden kunnen zijn
van een ouden, vermoeiden man, die het einde der
dingen naderde, die aan seniele aftakeling, en he*
laatste stadium toe was.
Terwijl hij zich langs Penguin Road naar zijn
huis begaf, had men gerust kunnen zeggen, dat hij
waggelde Zijn voeten leken beslist niet in staat
zich van -het warme plaveisel of het droge, dikke
stof van den weg te verheffen.
Gedurende den geheelen dag had hij zich de ont
moeting tusschen tante Sophia en juffrouw Woff-
ra"1 voorgesteld, en een of tweemaal had hij in
zichzelf zitten grinniken, als hij bleef toeven bij
de schermutseling en de dingen, die tante Sophia
waarschijnlijk tegen juffrouw Woffran zou zeggen
en de manier, de kalme, verrukkelijke, onbewogen*
manier, waarop juffrouw Woffran ze zou incassee-
ren; maar nu kwam zijn eigen schermutseling mei
tante Sophia hem voor den geest en hij grinnikte
niet langer. Geen schijn van gegrinnik was er in
hem achtergebleven. Als een van de dwergen uit
Sneeuwwitje plotseling huppelend op Penguin Road
was verschenen, hand in hand met tante Sophia en
allebei gehuld in wijde, zwartzijden wapperende
gewaden, zou hij nog niet hebben kunnen grin
niken, voor geen vijftig dwergen. Somber was hij
en bevreesd en een en al akelige, zenuwachtige op
winding, vermengd met schaamte voor zijn lafheid,
schaamte, dat hij, een sterke en betrekkelijk no,°
ionge man, die bijna zes voet lang was, verlaagd
moest worden tot een staat van beklagenswaardige
nervositeit bij 't vooruitzicht van een ontmoet in?
met zijn eigen tante Sophia, de zuster van zijn eigen
moeder, waar juffrouw Woffran, jong, klein, ten
ger en een vreemde voor tante Sophia, zich in het
hol van den leeuw moest wagen
Quinton kreunde, toen hij peinsde over haar
moed en dezen tegenover zijn eigen lafheid stelde.
Natuurlijk was er één ding, dat in zijn voordeel
sprak, hij kende tante Sophia en zij niet. Dit was
een verzachtende omstandigheid. „Onwetendheid is
een zegen", „Wat niet weet, wat niet deert", en
dergelijke, waren spreekwoorden die in
dachten kwamen en die wekten hem op. Hel dee1
gedrag van Whiff minder heldhaftig schijnen en^
eigen gedrag minder schandelijk. Het gaf I»
een meer mannelijk gevoel en toen hij zijn tó
naderde en een oogenblik stilstond, om een p"
zweetdruppels van zijn gezicht te vegen, zei
tegen zichzelf: „Vervloekt nog toe, ze kan me as
opeten en het kan me niet schelen". Hij a«
zijn hoofd op, toen hij deze roekelooze meers
uitte, hij bevond zich nu binnen den gezicht®®
van Lavender Lodge en keek uitdagend naar
-aam van de zitkamer ja, daar zat tante S'p
op haar gewone plaats, breiwerk in haar honden,
met een van de naalden gaf zij hem den gebrin
lijken groet en glimlachte. Toen zei Quinton»»
terend: „Ze is niet gekomen. Ze heeft me in
steek gelaten. Als ze was gekomen, zou tan
Sophia niet naar me glimlachen"
Met voetstappen, die weer talmden, niet van vr
maar van teleurstelling en verslagenheid, betrad W
'usteloos het huis.
In de schemering, die in de hal heerschte, o
lekte hij Whiff niet, die op haar koffer zet®
tot hij, bijna over haar gestruikeld was; toen
zijn verbazing onbeschrijfelijk en zijn opluca
'-oiossaai. Eerst kon hij geen woord ,ub BL
maar stond met zijn hoed in de hand haar n -
-eeglijk aan te staren. .„y
Whiff klauterde op haar gemak van haar z1 P
•en met uitgestoken hand zei ze' ..Hoe ?aa'
mijnheer Quinton?" Haar stem en houding
ernstig, en daar zij de oogen neersloeg, zag mj
'inteling van vermaak in haar oogen niet.
Hij beantwoordde haar groet en kreeg zi)nsp-e
'°rug
.Wat doet u hier buiten?" vroeg hu
lk zat te lezen". u a
Hij stond versteld „Een vreemde pmats c
'ekozen, om te lezen", vond hij.
„Ja", gaf zij toe.
..Maar waarom?"
(Wordt
vervolg
Amsterdam besluit water aan ra
te onttrekken,
Plan van ir. Biemont wordt
Donderdag is teil stadhuize te Am
een persconferentie gehouden, waaron d
meeste^ van de hoofdstad met de f A-b
sche journalisten kennis maakte en
tegenheid de regeeringscommissari-
meester E. J. Voute de bedoeiin* 1
rentie, het verschaffen van mlichtine
de plannen voor de watervoorziening van'V''^
dam uiteenzette. De burgemeester
Na mij op de hoogte te hebben gesteld
inhoud van de desbetreffende voorstellim
de daaraan ten grondslag liggende studrfElJ
nen en rapporten, was de conclusie d
voor de hoofdstad zeer belangrijke'aart
heid, voldoende voorbereid was en v
Daarom is Donderdag in het
besluit verschenen, dat onder meer behei
te gaan tot de uitvoering van het door 2'J
teur eter gemeentewaterleidingen jZT-
rivier-duinpan ten behoeve van de took
watervoorziening.
Het aanvatten van de uitvoering de7P,
nen is voor het welzijn van Amsterdam IJ
kelijk, maar zelfs, Indien de uitvoerin
krachtig mogelijk wordt aangevat, zullïl
minste nog zes jaar verloopen, voordat dp il{5
werken kunnen functionneeren. No* niei h*
lijk kan met de uitvoering worden been
want tal van administratieve en technische
bereidingen moeten worden getroffen 5
eenige jaren, wanneer de werken in Vo11p
voering zijn, zullen naar' schattint fl
man daarbij te werk kunnen
gesteldin totaal zal een bedrae
9 millioen gulden aan arbeidsloon worden 8
betaald. De uitvoering der werken heeft dm
de de beteekenis van werkverruiming. Dit i1
belangrijk bijkomend voordeel. a
Vervolgens gaf de directeur van de
waterleidingen ir. C. Biemont een uiteïï
ting van de plannen.
Amsterdam, aldus spr., beschikt over a
bronnen, waaraan drinkwater wordt ontle
de duinen, de plassen en de heide. De camfr
van beide laatstgenoemde bronnen is niet m
ter dan wat er thans aan wordt onttrokken !-
in totaal ongeveer 16 millioen kub. M Aan
duinen wordt ontleend ongeveer 24 millioen -.
M. het normale leveringsvermogen van de t
nen is berekend op 10 millioen kub. M. en™
tekort komende wordt onttrokken aaneen»
der 't duingebied aanwezigen zoetwatervoor
welke in vroeger eeuwen is gevormd en lis
niet meer wordt aangevuld. Met deze ontta
king is aangevangen in 1903 en aan dien w
raad is thans reeds rond 250 millioen kui'
water onttrokken. Deze voorraad is daarti
kleiner geworden en wanneer men op die r
voortgaat, zal men ten laatste zout wate' r
nen. Wij weten, dat wij bij een krachtige h
voering van de nieuwe plannen, op den bestal
den voet voortgaande, nog minstens 100 miiia
kub. M. water aan dien voorraad moeten ontft
ken. Blijkens ingestelde onderzoekingen isj
hoog tijd om aan deze intering een einde te e
ken en de rest van de voorraad dienstig te a
kon aan het voorgestelde rivierduinplan.
De toekomstige behoefte van Amsterci
wordt geschat op 80 millioen kub. M. per jt
en de voorgestelde plannen hebben het oog»
om thans werken aan te leggen, welke in
toekomst verder kunnen worden' uitgebouwd
in deze behoefte te kunnen voorzien. Daar»
zou dus het vraagstuk van de watervoorzieci
voor een voorloopig onafzienbaren tijd zijnt
gelost.
In het betreffende besluit van den regeerir
commissaris komen o.m. de volgende bepalin
voor:
Goed te keuren, dat de uitvoering van hei:
vierduinplan tevens dienstbaar wordt gemaakt
de watervoorziening buiten het leveringsgebied n
de gemeente-waterleidingen; de medewerking w
de landsoverheid te vragen voor de uitvoering n
het rivier-duinplan en met andere waterleiding
drijven onderhandelingen te voeren over deeht
ming in de resultaten van de uit te voeren werka
MARKTBERICHTEN VAN BARNEVELD,
(Donderdag).
Pluimveemarkt. Oude kippen f "1.80—3.20, W
hanen f 1.752.75. Jonge hanen f 1.502.50. Ni
Blauwen per K.G. f 2.504.25. Jonge hem
f 3. Duiven per paar f 0.40f 0.60. Tamme eeióe
f 1.40—1.90. Ganzen f 5—7. Kalkoenen f 7-1CJ
Tamme konijnen f 25.50. Wilde konijnen fl-
1.40. Aanvoer 4100; handel kalm.
Eiermarkt: Witte eieren 1.07 per kg. ftffl
eieren f 6.75 tot 7.25. Aanvoer 130.000; had
redelijk.
Veemarkt. Schrammen f 35f 52. Biggen!?*
f 30. Nuchtere kalveren f 8f 20. Handel vite
De Vrijmetselarij vijand van het
EXAMENS.
Volk.
Het A.N.P. meldt verder over de Vrijmetselarij:
In ons tweede artikel hebben we gewezen op de
twee stroomingen in de Vrijmetselarij en wel de
Romaansche- en de Germaansche richting. De
eerste, zoo betoogden wij, grijpt meer direct in de
politiek in, terwijl de tweede zijdelings druk uit
oefent en door het afbreken van de volksche krach
ten den weg effent voor revoluties. We willen
thans hierop eens nader ingaan.
Het mag vrijwel algemeen bekend verondersteld
worden, dat de voormannen van de Fransche revo
lutie bijna allen vrijmetselaars waren. Zoo was de
uitvinder van de guillotine, Joseph Ignace Guillo-
"tin, meester van den stoel van de loge „La Concorde
Fraternelle" te Parijs en een der mede-oprichters
van het Fransche Groot-Oosten. Ook Robespierre
was lid van een loge te Arras. De leuze van de
Fransche revolutie is dan ook letterlijk overgenomen
van de Vrijmetselarij: vrijhed, gelijkheid broeder
schap. Hoe dit in de practijk eruit zag is bekend,
ieder kent uit de geschiedenis het bloedbad, dat
in naam van deze leuze is aangericht. Evenzoo
heeft de Vrijmetselarij de hand gehad in de be
ruchte Commune, de opstand te Parijs in 1871. Een
der leiders van de Commune, Gustave
Flourens, was vrijmetselaar en bekleedde een
hoogen graad. Bovendien verzamelden zich de
leden der loges van Parijs in een groote demon
stratie tegen de wettige regeerin^-Thiers, te Ver
sailles. In vol ornaat, met voorschoot en sjerp
trokken de broeders naar het raadhuis van Parijs
en verklaarden hier zich te willen verbroederen
met de Commune. Ook later waren vele vooraan
staande Fransche staatslieden lid van een loge, o.a.
Combes, die de beruchte anti-godsdienstige wetten
doorvoerde, Léon Blum, Daladier, Georges Mandel
en vele anderen.
In Spanje zien we een dergelijk ingrijpen van
de Vrijmetselarij in de politiek. Zoo waren generaal
Riego Y Nunez en zijn vriend Evaristo San Miguel,
die in 1820 een opstand ontketenden, vrijmetselaar.
Dit ingrijpen van de loge gaat door tot den jong-
sten burgeroorlog. In dezen stond de vrijmetselarij
volkomen aan de zijde van de rooden. De groot
meester van het Groot-Oosten van Spanje, Diego
Martinez Barrios, was zelfs minister van het ver
keerswezen in de linksche regeering.
De geschiedenis van Italië en van de republieken
van Zuid-Amerika geven allen een gelijk beeld van
het optreden der loge.
Anders is het optreden in de Germaansche lan
den. Hier is de volksaard niet zoo heetbloedig en
is het niet zoo gemakkelijk het volk te bewegen
tot een opstand. Daarom werd hier een andere
taktiek toegepast. In den grond veracht de vrijmet
selarij het volk in de Noordelijke landen. Dit
blijkt wel uit de ceremoniën. Bij de plechtigheden
in den tempel ligt in het midden een tapijt, waarin
emblemen zijn geweven, voor iedere graad anders.
Op drie van de vier hoeken n.l. het Oosten, Zuiden
en Westen, wordt een brandende kaars geplaatst.
Het noorden blijft evenwel in het duister, hier
wonen de barbaren, die geen licht kennen. Ook
de spreuk: ,.ex oriente lux" uit het Oosten komt
het licht, wijst op hetzelfde. Toch wilde de Vrij
metselarij deze verachtelijke barbaren dienstbaar
maken en poogde hiertoe den krachtigen volksgeest
te ondermijnen en te verslappen. Zooals reeds ge
meld, werden in ons land al spoedig na het op
richten van de thans nog bestaande Vrijmetselarij,
loges gevestigd, doch in het begin verzette het volk
zich hiertegen. Zoo werd in 1735 de loge „La Paix"
te Amsterdam door de menigte bestormd en ver
nield. Toch wist men hier vasten voet te krijgen,
vooral door te speculeeren op de bewondering voor
alles wat internationaal was. Deze neiging heeft van
oudsher in ons volk bestaan en is nog niet uit
gestorven. De Vrijmetselarij maakte hiervan handig
gebruik door zich voor te doen als een internatio
naal gezelschap van menschenvrienden. Zij pro
pageerde het internationalisme en het wereldbur
gerschap, in tegenstelling met de liefde tot het
eigen land. Zoo wordt in het algemeen handboek
der Vrijmetselarij verklaard: „De Vrijmetselarij
is de eenige bond ter wereld, welke zich tot taak
heeft gesteld het wereldbugerschap te bevorderen
en tot stand te brengen. Derhalve mogen de loges
slechts een wereldburgerlijk streven bevorderen
en moeten zij zich afzijdig houden van ieder vader-
landseh of staatsburgerlijk streven". Carpeptier
Alting heeft gezegd, dat de vrijmetselaar geen on
derscheid van vaderland, stand, kerk of geloof er
kent.
Algemeen bekend is ook het streven naar een
Pan-Europa van Coudenhove Kalergi. Coudenhove
Kalergi zelf is gesproten uit het huwelijk van een
Kretensische met een Japanner en is gehuwd met
een Joodsch tooneelspeelster, Ida Roland. In 1922
werd hij lid van de Weensche loge „Humanitas".
Zijn gedachtengang is in het kort de volgende:
„De nieuwe mensch der toekomst zal van gemengd
ras zijn. Voor Pan-Europa wensch ik een Eurasisch-
■egroïde toekomstras, om veelzijdige persoonlijk
heden te garandeeren. De leiders moeten Joden
zijn, want de wijze Voorzienigheid heeft Europa
xn de Joden een adellijk ras bij de gratie van den
geest geschonken".
Dit streven naar een mengelmoes van Europeanen,
Aziaten en negers dat in de toekomst de wereld
moest bevolken, werd door de Vrijmetselarij met
vreugde begroet niet alleen, doch -krachtig gesteund.
Dit mengsel moest dan bestuurd worden door de
Joden, die natuurlijk hun ras zuiver moesten be
waren, hetgeen wel blijkt uit de positie, welke de
orde B'nai B'rith, waarover wij eerder hebben ge
schreven. inneemt.
Natuurlijk aanvaardt een volk een dergelijk
streven niet op het eerste gezicht, het moet hier-
voer rijp gemaakt worden en dit geschiedde door
het bevorderen van alle mogelijke internationale
vereenigingen en bonden. Hierdoor werd het volk
Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Amsterdam voor
doet. ex. rechten I. de Castro Yohal, C. H. Nuis, J. M. Ba
rents, P. A. W. M. Verbeek en J. L. Andreas.
Voor cand.ex economie: C. Rijksen.
In Huize Kneuterdijk 20 te Den Haag is deze week een „Industrie Tagung" gehou
den, waaraan door Duitsche en Nederlandsche industrieelen werd deelgenomen. Een
foto tijdens de rede van minister dr. Fisehböck. (Foto Schimmelpenningh)
los gemaakt van den positieven godsdienst, welke
leert het eigen land lief te hebben, omdat men hier
door Gods wil is geplaatst. Men preekte het volk
onder den duim te houden, tot dit werkelijk in
groote kringen werd geloofd. Vele erkenden geen
vaderland meer, hadden geen begrip meer voor ras
en kenden nog slechts een vage humaniteit.
Aan dit staats- en volksvijandig streven is thans
door het ontbinden van de vrijmetselaarsloges een
einde gemaakt. Bovendien is het Jodendom een
krachtig wapen uit de hand geslagen. Reeds in
1901 heeft de vrijmetselaar Findel gezegd: er is
niet zoozeer sprake van een strijd om het beginsel
van humaniteit, als wel van een strijd voor de be
langen en de machtspositie van het Jodendom. Het
Jodendom is reeds, hoewel verscholen, de heer-
schende macht in vele Europeesche loges".
Sinds 1901 was dit eerder toegenomen dan ver
minderd. Op het vaste land van Europa is thans
een einde gekomen aan dezen strijd. Het Jodendom
heeft hier verloren.
De heropening van de Technische
Hoogescliool.
Naar de Tel. verneemt is het, hoewel nog vele
besprekingen moeten worden gevoerd, waar-
schijnlijik dat de datum van heropening van de
Technische Hoogeschool gesteld zal worden op
15 April a.s„ den Dinsdag na Pasohen dus. Om
trent hetgeen er in de toekomst besohikt zal wor
den t.a.v de destijds ontbonden corpsen, organi
saties en clubs der Delftsche studenten is nog
niets bekend.
„J. J. CRF.MER".
A.s. Zondagmiddag geeft de tooneelvereeniging „J.
Cremer" in den Stadsschouwburg te Haarlem een voor
stelling van het sprookjesspel „Roderik, de toovenaar".
FAILLISSEMENTEN.
(Opgegeven door afd Handelsinformaties v. d. Graaf
en Co. N. V.. Amsterdam).
AANVULLING:
Bij beschikking der Arrondissements-Rechtbank te
Breda d.d. 7 Maart 1941 is benoemd tot mede-curator in
het faillissement van de Coöp. Ver. „Coöperatieve Fabriek
van Melkproducten ..Fijnaart" G. A„ te Fijnaart, de heer
Mr. J. H. Jacobs te Ginneken. Regentessela an 36.
MUTATIE:
D.d. 21 Februari 1941 is in het faillissement van Pieter
Bootsma, olie- en vethandelaar. ook handeldrijvende o. de
benamingen „Frovo" en „Ito", destijds wonende te Hui-
zum. thans te Leeuwarden, in de plaats van Mr. H. J. F.
Koning tot Curator benoemd Mr. C. H. Beekhuis Jr..
Ossekop 13. Leeuwarden.
SURSEANCE VAN BETALING:
D.d. 25 Maart 1941 is aan Ernst Kratz. wonende te Am
sterdam. aan de Reguliersdwarsstraat 84, handelende
onder de Firma „Dameshoedenfabriek Ernst Kratz"
(Procureur Mr. W. Ezechiels) op het daartoe door hem
ingediend verzoekschrift tot verlenging van surséance van
betaling, deze verlenging verleend voor den tijd van
anderhalf jaar, ingaande 27 December 1940, met benoeming
wederom van Mr. J. M. Nieubuur, advocaat en proc. te
Amsterdam. Prinsengracht 795, tot bewindvoerder.
UITGESPROKEN:
26 Maart. H. J. Coersen, wonende te Utrecht, Ramstraat
17. Recht. Comm. Mr. D. Visser, Cur. Mr H. J. P. Hem-
sing, te Utrecht.
26 Maart. Levi van der Horst, directeur van de N. V.
L. van der Horst's Manufacturen en Confectiehandel. wo
nende te Steenwijk (Oosterstraat 9). Recht. Comm. Mr. J.
Milders, Cur. Mr. H. Thesingh. Steenwijk.
OPGEHEVEN WEGENS GEBREK AAN ACTIEF:
13 Maart. L. Bergsma, veehouder, Achlum (Fr.).
21 Maart. T. Groen, voorheen bouwkundige en make
laar, Groningen.
21 Maart. J. F. Stulp, timmerman, Bedum.
GEDEPONEERDE UITDEELINGSLIJSTEN
6 Maart: M. Boetes, timmerman-aannemer, Leeuwarden.
Geëindigd door het verbindend worden der slotuitdee-
lingslijst. Uitk. 25
4 Maart. J. H. Kuhlwillm. meubelfabrikant, te Amster
dam. Geëindigd door het verbindend worden der eenige
uitdeelingslijst. Uitk. 100 aan pref. en 17,259 aan
conc. crediteuren.
15 Maart. N.V. Eerste Hollandsche Haarden Maatschappij
(Invincible Haardenfabriek). te Amsterdam. Geëindigd
door het verbindend worden der slotuitdeelingslijst.
Uitk. 12.537 conc. cred.
18 Maart. Nal. van wijlen Dr. F. Linker, laatstelijk ge
woond hebbende te Amsterdam. Geëindigd door het ver
bindend worden der eenige uitdeelingslijst. Uitk. 100 '/t
2 pref. cred.; rest pref. cred. nihil; conc. cred. nihil.
18 Maart. A. J. H. Wortel, aannemer, Zwanenburg.
Idem. Uitk. 0,374 na intrekking van het gedaan verzet
daartegen.
21 Maart. Venn, onder de Firma Gans en Van Oostveen.
A'dam. Idem. Uitk. 100 aan pref. en 1,628 aan conc.
crediteuren
No or IA Gouverneur.
Rollen en ai'onfuren van Mljn/iter PriHabeeit
Têêkening van Aart i/an Eu'ljt.
137.
En Inderdaad: Vriend Prikkebeen
Roept: „Kan ik werk'lijk nergens heen?"
Een heete gloed stijgt naar zijn wangen,
Hij voelt vertwijfeld: 'k Ben gevangen,
Straks grijpen mij die vlammen aan
En is 't met mij voorgoed gedaan.
138.
Dan, dol van angst, springt Prikkebeen
Door al die rook en vlammen heen,
Hij heeft geen tijd, om na te denken
En kan aan niemand aandacht schenken,
Hij luistert niet naar Ursula,
Die roept: „Dat doe ik je niet na".