HET BELANG VAN
HUISHOUDONDERWIJS.
Quercus Póntica.
J- J' p-
Onder valsche vlag
ZATERDAG 31 MEI 1941
Er is een tijd geweest, en wel ongeveci dertig jaar
geleden, dat huishoudonderwijs wat misprijzend door
buitenstaanders beoordeeld werd. „Kookstudenten"
noemde men de leerlingen van de huishoudscholen, en
dat gold niet als een vriendelijke bijnaam.
De wereldoorlog bracht hierin een grondige veroe-
tering: wat de „kookstudenten" en vooral de leera-
ressen der scholen op huishoudelijk gebied aan de Ne-
derlandsche vrouwen leerden, waarmee ook de man
nen hun voordeel deden, was van onschatbare waarde
in dien tijd van voedselschaarschte en distributie
Nadien is dat steeds meer geworden, en sterk op
studeeren ingestelde ouders besloten vaak hun doch
ters na haar eindexamen en vóór haar studietijd een
paar jaar op de huishoudschool te sturen, omdat er
eigenlijk geen enkel vrouwelijk beroep meer blijkt
te bestaan of huishoudelijke kennis komt er bij te pas.
Om nog maar niet te spreken van de huisvrouwelijke
staat waartoe onze meeste jonge meisjes op den duur
toch geroepen zijn.
En nu wij dan weer in een tijd van distributie en
voedselschaarschte leven, is het huishoudonderwijs
meer dan ooit in het centrum van de belangstelling
gekomen. Terecht denkt menige huisvrouw nu de
huishouding zoo moeilijk is geworden „waar kan ik
beter de noodige voorlichting krijgen dan op die
plaats waar al het nieuwe wordt geprobeerd en naar
waarde geschat."
Van die ijver om in dezen moeilijken tijd toch de
Sleutel weg? Tel. 11493
DeSleutelspecia!ist,L.Veerstr.lO
(Adv. Ingez. Med.)
Eiken kent wel iedereen, ook de mooie verkleu
ring van de bladeren bij sommige soorten in den
herfst en natuurlijk ook de eikels. Maar hebt gf
wel eens op den bloei van den eik gelet? Buiten
gewoon mooi of opvallend is die niet, maar het is
toch wel aardig om er eens op te letten.
De eik is eenhuizig, dus mannelijke en vrouwe
lijke bloemen komen op eenzelfden boom voor.
Daar ze echter tegelijk met de bladeren komen,
zijn ze niet zoo gemakkelijk te ontdekken. De man
nelijke bloemen zijn in lange katjes vereenjgd, de
vrouwelijke bloemen staan slechts met enkele bij
een. De meeste soorten bloeien in Mei en in Mei
ontluiken ook de eerste blaadjes.
QUERCUS. EIK.
(Foto Hendriks).
Voor den tuin zullen waarschijnlijk graag spe
ciaal die soorten worden genomen, die in het na
jaar mooi verkleurde bladeren hebben. Eenige
voorbeelden daarvan zijn:
Quercus coccinia, scharlaken eik, die een mooie
gevulde kroon heeft en in den herfst vuurroode
bladeren draagt.
Quercus palustris heeft in den herfst helder
roode bladeren.
Quercus rubra, de bekende Amerikaansche eik.
De bladeren zijn groot en verkleuren in den herfst
tot een mooi rood of roodbruin. Deze Quercus rubra
groeit zeer goed op hoogen zandgrond en zelfs op
een zeer slechten, armen grond.
De gewone eik is Quercus robur, ook wel zomer-
eik genaamd, tegenover Quercus sessiliflora, de
wintereik, die echter tegenwoordig vrij zeldzaam is.
Een zeer eigenaardig groeiende variëteit is Quer
ies robur fastigiata, die zuilvormig opgroeit en
r fialle groenen bladeren draagt.
De hiernaast afgebeelde Quercus pontica is zeer
£ooi, wel èèn der mooiste soorten. Jammer genoeg
fe deze eiksoort echter niet voor deze regionen aan
ie bevelen. Het is een echte gebergteboom, die in
êns land speciaal in Zuid-Limburg goed groeit
en ook daar nog een beschutte standplaats
verlangdt. De vorm van de bladeren is
mooi slank en doet veel aan dien van de
tamme kastanjebladeren denken. De mannelijke
katjes, die hier zijn afgebeeld, zijn buitengewoon
lang en slank.
Het is werkelijk jammer, dat deze soort niet
meer kan worden aangeplant. Maar van de wel
voor onze tuinen geschikte soorten en variëteiten
zijn er gelukkig genoeg. En speciaal de in den
herfst rood kleurende soorten zullen in den tuin
een mooi effect maken.
A. J. D.
noodige huishoudelijke werkzaamheden zoo goed mo
gelijk te vervullen sprak de tentoonstelling met open
bare lessen die Woensdag en Donderdag in de Haar-
lemsche Huishoud- en Industrieschool aan de Voor
helmstraat werden gehouden.
Daar waren als eerste de kooklessen die natuurlijk
van het allermeeste belang kunnen worden genoemd,
maai ook de lessen in waschbehandeling, in costuum-
naaien, en in kinderverzorging en opvoeding om maar
enkele te noemen, kunnen ons ieder veel leeren ten
opzichte van „roeien met de riemen die je hebt."
In het groote lichte gebouw komt de werkijver je
al bij de deur tegemoet en de vroolijke, frissche meis
jes onder leiding van hun opgeruimde en enthousiaste
leeraressen geven dadelijk het gevoel: hier wordt niet
alleen gewerkt omdat het moet, maar uit liefhebberij
voor het vak.
Natuurlijk gaat ieders belangstelling allereerst uit
naar de vakken, die ons in dezen tijd het naast aan
het hart liggen: het publiek is verrukt over een aar-
digen wintermantel, gemaakt uit een oude jas van
grootvader, over een keurig mantelpakje uit een cos-
tuum van vader, over havermoutlapjes die van vleesch
niet te onderscheiden zijn, over sorbets van vruchten
sap met kwark, eiwitschuim en gemalen noten, «over
zuurkoolsla van rauwe zuurkool, over croquetten in
de koekepan gebakken, over het prachtige zeepschuim
dat in de waschtobbe over de rand heenhuift, over het
alleraardigste speelgoed dat van papier en oude lapjes
gemaakt wordt. Maar dat neemt niet weg, dat de
theoretische lessen die hiermee annex zijn, al mogen
zij dan minder direct aanspreken, noodzakelijk zijn
om al dit goede tot stand te brengen. En wie dan ziet,
dat bijvoorbeeld de rekenboekjes van de kopklasse op
kookrecepten zijn gebaseerd, komt tot de conclusie dat
hier het mes van twee kanten snijdt.
Tenslotte nog een enkel woord over de cursussen
van de commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting
Gezinsleiding, kortweg „de huishoudelijke voorlich
ting" genaamd. Hier worden cursussen gegeven aan
huisvrouwen, die in dezen moeilijken tijd zorgen moe
ten dat hun huishouden goed geleid wordt en men
kan zich voorstellen hoe belangrijk het is, dat deze
commissie de diverse huishoudscholen daartoe heeft
bijeengebracht, zoodat elk daarvan haar deel te doen
krijgt.
Het is niet zoo eenvoudig als het lijkt om veel huis-
rouwen daarmee te bereiken: de enthousiaste komen
wel en zij zijn ook graag bereid tot het invoeren van
nieuwe begrippen: maar de oudere vrouwen van
groote gezinnen die veel aan huis gebonden waren
uit den aard der zaak, en die het "altijd al goed ge
daan hebben", deze zitten nu met de handen in het
haar en voor zulke zijn deze cursussen van nog
grootere waarde.
En men komt tot de slotsom: in de huishoudscholen
wordt niet alleen gepraat over de bonnen en de huis
houding, er wordt ook pionierswerk verricht en daar
om verdienen zij meer dan ooit onze belangstelling.
E. E. J.—P.
Feéstconcort te Haarlem.
Rij de opening van de Werkgemeenschap der
Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeenschap.
Op Zaterdag 7 Juni zal in het Concertgebouw te
Haarlem een groot feestconcert worden gegeven ter
opening van de Werkgemeenschap Haarlem en om
streken der Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeen
schap. Het versterkt Orkest der Haarlemsche Orkest
Vereeniging onder leiding van Generalmusikdirektor
Dammer (Keulen) met medewerking van den cellist
Bram Hemerik zal het volgend programma ter uit
voering brengen: Bach: Brandenburgisches Kon-
zèrt; Haydn: Cello-concert D-dur No. 2. Brucknér:
5e Symphonie.
De Steenbokken en hun soortgenoot-en in den Amsterdamschen dierentuin zullen bin
nenkort een nieuw verblijf betrekken. Voor hen is n.I. een groote rots midden in den
tuin in aanbouw. (Pax-Holland)
Een boek over Jan van Eyck.
Het zal dit jaar 500 jaar geleden zijn. dat de
schilder Jan van Eyck, de schepper van o.a. „Het lam
Gods", te Brugge overleed. Van de hand van den
Vlaming F. R. Boschvogel zal binnenkort een gero
mantiseerd leven van den meesterschilder verschij
nen, een gemeenschappelijke uitgave van de Residen
tiebode-uitgeverij en Joris Alannoo te Tielt in West-
Vlaanderen. De stad Brugge heeft door aankoop van
een groot aantal exemplaren de kostbare uitgave mo
gelijk gemaakt. Het is een boeiend verhaal geworden
van het bewogen leven van Van Eyck. dat speelt in
de streek, waarin zijn meesterwerken ontstonden.
Het werk verschijnt onder den titel „Als ick can", een
kenspreuk van den schilder, waarmede hij zijn later
werk ook teekende.
AFSCHEID MEVR. G. KLAASEN-BOESER.
Hedenmorgen heeft mevr. Greta Klaasen-Boeser,
boekhoudster op het advocatenkantoor van Mrs. R.
C. Bakhuizen van den Brink en H. E. Prinsen
Geerligs, na langdurige dienstvervulling hare werk
zaamheid op dit kantoor beëindigd.
De scheidende functionaresse. die op 1 Mei 1918,
op zeer jeugdigen leeftijd, zóó van de schoolban
ken, op het kantoor, destijds geleid door Mrs. P.
Tjeenk Willink, M. Slingenberg en R. C. Bakhuizen
van den Brink, in functie trad, heeft gedurende
een tijdvak van meer dan 23 jaren, waarvan de
meeste jaren als boekhoudster, met helder inzicht
en groote accuratesse haar krachten aan de admi
nistratieve zaken op dit kantoor gewijd. Toene
ming van hare beslommeringen als huisvrouw,
welke haar eenige jaren na haar huwelijk reeds
noopten haar werkzaamheid tot halve dagen te
beperken, heeft haar thans genoodzaakt haar
functie geheel neer te leggen.
Mevr. Klassen is hedenmorgen ten kantore met
bloemen gehuldigd, terwijl haar als herinnering
een gouden horloge is aangeboden.
Voor de Kinderen
(Teekeningen H. Kannegieter).
HOND VERMIST!
Daar is Kees wel voor te vinden. Kent hij
echter Teddy Trix? Ach, wel neen, maar
dat Is minder, denkt hij, 't geeft toch immers
niks! Eiken hond. dien ik zie loopen, neem
ik mee naar Jan zijn huis. 'k Hoef dan
heusch niet lang te zoeken, 't wemelt hier
van dat gespuis.
„Heila, Fikkie, Fokkie, Tommie! Kom eens
even met me mee. Eén vrind heb ik al te
pakken, nu nog een van deze twee. Allebei,
dat is niet noodig, 'k vind er nog wel meer
vandaag. Ik beloof ze maar wat lekkers,
heusch dan komen ze wat graag."
Teraardebestelling H. J. Tjaden.
x Vrijdagmiddag één uur werd óp de Algemeene
Begraafplaats aan de Kleverlaan ter aarde besteld
bet stoffelijk overschot van den heer H. J. Tjaden.
die in het Protestantsche kerkelijk leven te Haar
lem vele functies heeft bekleed. Er werd zeer veel
belangstelling getoond. Opgemerkt werden o.a. ds.
H. E. Beker, voorzitter van den Kerkeraad der
Ned. Herv. Gemeente, met de predikanten G. J.
Waardenburg, W. J. van Elden en P. W. Foeken:
de ouderlingen K. J. L. Vernhout, H. Bijkerk en W.
F. de Wijs; de heeren J. S. Cramer en F. Bakker,
resp. voorzitter en secretaris van het college van
diakenen; de heer W. C. Serné namens het college
van collectanten en vele vrienden.
Toen de kist in het Mausoleum was opgebaard,
trad ds. Beker naar voren om namens den Kerke-
raad een afscheidswoord te spreken. Hij gaf de
verzekering, dat de overledene een groot aantal
vrienden heeft gehad. „Hij was een echte aarts
vaderlijke figuur; er ging van hem een groote rust
uit, een rust die we in den tegenwoordigen tijd bij
vele menschen missen. Hij was evenwichtig en een
verzoenende figuur, die door zijn beleidvol op
treden veel moeilijkheden wist op te lossen. Onze
vriend Tjaden had een groote liefde voor zijn
Heer en Heiland: het ambt van ouderling heeft hij
als roeping vervuld en wist dat hij daarvoor jegens
God verantwoording schuldig was". Ds. Beker
dankte hem voor wat hij voor het college van
ouderlingen, voor de kerk en dus voor den op
bouw van Gods Koninkrijk heeft gedaan. Ook
dankte spreker hem voor zijn grooten steun aan de
Christelijke bewaarscholen, waarvan hij een bij
zonder trouw penningmeester was. „Wij danken
God, dat de heer Tjaden nu is opgenomen in Gods
heerlijkheid", zei ds. Beker, die tenslotte woorden
van troost tot de weduwe en verdere familieleden
richtte.
De heer K. J. Vernhout bracht als voorzitter van
het college van ouderlingen dank aan den heer
Tjaden voor het vele werk, dat hij met zulk een
groote trouw voor dit college heeft verricht.-
De heer R. Donker getuigde dankbaar van een
55-jarige vriendschap.
Vervolgens werd de kist grafwaarts gedragen.
Hier sprak de zoon van den overledene, de heer
J. A. Tjaden, namens de familie zeer waardeerende
woorden over den buitengewoon goeden echtgenoot
en vader.
Ds. Foeken sprak een persoonlijk woord en
dankte den heer Tjaden voor zijn groote vriend
schap. Spreker eindigde met het bidden van het
Onze Vader.
De heer J. A. Tjaden dankte tenslotte voor de
betoonde belangstelling.
JCact TUeuuis
Vrijdag is te Almelo aanbesteed de bouw van
30 arbeiderswoningen aan de Huygensstraat. Laag
ste inschrijver was de firma Gebrs. Hulshof te
Tubbergen en H. Grootelaar te Almelo voor f102.465
In de Vrijdag te 's-Gravenhage gehouden al
gemeene vergadering van aandeelhouders der Ne-
derlandsch-Indische Suiker Unie is de commissaris
ir. D. van Geuns herkozen. Het dividend werd
vastgesteld op 5 pet.
In de Vrijdag te Amsterdam gehouden jaar-
lijksche algemeene vergadering van aandeelhouders
der N.V. Amst. Rijtuig Mij. werden balans en winst
en verliesrekening goedgekeurd. Het winstsaldo
werd op nieuwe rekening overgebracht. Tot com
missaris werd herbenoemd de heer J. ten Sijthoff.
Het bestuur van de Nederlandsche Organisten-
vereeniging deelt mede, dat de ledenraadsvergade
ring van 3 Juni a.s. moet worden uitgesteld.
Op de Oldenzaalschestraat te Hengelo werd de
64-jarige B. Hobbelink uit Enschedé door een auto
gegrepen en gedood.
Op den onbewaakten overweg onder Voorston
den bij Zutphen, is de 68-jarige doove land
bouwer H. Barmentloo uit Tonden onder een losse
locomotief geraakt. Het slachtoffer was terstond
dood.
VeUeiÜnyj
Stopl
JAN VAN REEST zat op zijn kamer. Zijn jasje
lag op den stoel in den hoek waar zijn schoe-
nen onder stonden en een pijp walmde droo.
merig in zijn rechter mondhoek. De rook
dwaalde over het weinig boeiende meubilair van
de kamer: over het bed, over de oude kast, over
het kleine tafeltje in een anderen hoek; hij krin
gelde over de oude vloermat en sliertte naar het
gebarsten plafond, waar hij bleef hangen, bij iede-
ren trek aan de pijp dikker wordend, zoodat ge er
ienslotte caricaturen in had kunnen teekenen. Dat
deed Jan niet; hij zag de rook zelfs niet, want ei
bevond hij zich dan ook lichamelijk in de kamer,
geestelijk liep hij in de stad.
Het was een herinnering aan vanmiddag. De
zon straalde en het was behaaglijk warm. Jan
onbezorgd van kantoor naar huis, met zijn jas over
zijn eenen en zijn tasch onder zijn anderen arm
Hij had dezen weg al tallooze malen genomen, maar
hij had er geen idéé van wat hij eigenlijk voorbij
kwam. Toen hij zich daarvan in deze opgewekte
stemming bewust werd voelde hij het plotseling ah
een gemis. Daarom keek hij eens naar rechts.
De gevolgen deden zich onmiddellijk gelden. Hij
stond dadelijk muurvast als 'n huis en zoowel van
voren als van achteren botste er iemand tegen hem
op. Maar hij merkte dit nauwelijks en lichtte slechts
even, in automatische verontschuldiging, zijn 'noei
Zijn oogen keken steeds naar rechts. Daar was een
stoppage-firma. Het uitvoerend personeel zat in de
étalage te stoppen, zooals dat gebruikelijk is. Het
bestond slechts uit één lid.
Dat was zij. Zij zat even uit te rusten boven een
winterjas met een gat in de mouw en ze streek
een krul naar achteren. Een krul van diepbruin
haar was het en toen hij naar achteren was ge.
streken wipte hij dadelijk weer terug. Zii deed geen
tweede poging maar keek even belangstellend naar
buiten. Haar oogen waren blauw met een grappig
lichtje ergens er in en haar wimpers sloegen er a{
en toe verleidelijk even over heen. Zij liet haar
blik haar links glijden. Daar stond Jan. Zij keek
hem aan. Zij zag zijn verbijsterden blik. En net
voordat haar oogen zich weer op het gaatje in de
jas richtten, trok een glimlach haar mondhoeken
een klein eindje naar beneden, terwijl zich in haar
wangen onweerstaanbare kuiltjes vormden.
Om kort te gaan, het was Jan niet kwalijk te ne
men. dat hij de rest van zijn wandeling naar huis
zonder hart had ondernomen. Ook niet, dat hij om
half twee nog steeds in een stoel aan haar zatte
denken. En misschien zelfs niet dat hij, toen hij
eindelijk in beweging kwam, een sigaret opstak,
naar de kast sloop, zijn Zondagsche jasje er uit
nam en er met de sigaret een klein gaatje in
brandde.
De regen kletterde tegen de ruiten. Jan stond
voor zijn bed. Zijn Zondagsche jasje lag er op. Hij
zgg er treurig uit en schudde droef-peinzend zijn
hoofd. Daarop boog hij het en een minuut lang
was hij een toonbeeld van verslagenheid.
Maar na die minuut richtte hij zich op in zijn
volle lengte. Hij zette zijn armen _in zijn heupen,
lachte kort en scherp en zei tot zichzelf: „Er zijn
dingen die je verdragen kunt, en dingen die je
niet verdragen kunt". Dit kan ik niet verdragen. De
liefde is heel mooi. maar je moet je niet laten mis
leiden. Als je merkt dat het op den duur toch mis
zou loopen, dan moet je het uit je gedachten zet
ten. Dan moet je sterk zijn en zeggen: „Hier trek
ik de grens. Afgeloopen!" Dat zal ik doen. Ik zal
tooncn wat een van Reest waard is in moeilijke
oogenblikken".
Dat zei hij, toch trok nog even dat treurige
lachie over zijn gezicht. Met een geforceerd onver
schillig gebaar draaide hij de rechtermouw van
ziin donkerblauwe colbertje andersom. Daar was de
oleic waar het gat was geweest. Dat heerlijk ge-
inspireerde gat, dat hij reeds den dag, nadat hij
het geschapen had, naar den winkel waar zij zat
had gebracht. Dat gat, waarover hij gebloosd had, 1
toen zij haar oogen Tiaar hem opsloeg. Dat gat, dat
nu door haar gestopt was.
Gestopt, ja. Met een opwekkend blauwgrijs kleur-
tie. Als een veldbloem stak het af tegen het statige
blauw van de rest van het jasje. Als een blauw-
griize; veldbloem midden op een asfaltweg.
Jan zakte in zijn stoel neer. Zijn hoofd rustte op
zijn handen, Hij stak een sigaret op en verhief zich
weer. Daarna brandde hij de stop uit zijn jasje, En
besloot om alle stoppage-winkels van de stad langs
te rijden om te kijken waar de leelijkste juffrouw
zat.
ALGEMEEN SOCIAAL FONDS IN HET
GRAFISCH BEDRIJF.
Het Algemeen sociaal fonds voor het gra
fisch bedrijf, dat de uitkeeringen regelt aan tech
nische werknemers in dit bedrijf, indien hw
werktijd wordt verkort, is door het college van
rijksbemiddelaars bij beschikking van 27 Maart
1941 no. 6290 aan de ongeorganiseerde werkgevers
in dit bedrijf opgelegd.
Dit college vestigt er thans de aandacht op, dat
deze beschikking uiteraard ook van kracht blijft,
nu dit algemeen sociaal fonds, dat oorspronkelijk
tot 31 Mei 1941 was ingesteld, bij beschikking van
den secretaris-generaal van Sociale Zaken iJ
verlengd.
LOONKORTING EN AFHALEN VAN
PERSOONSBEWJS.
De persdienst van het N.V.V. meldt: Het
N. V. V. ontving de laatste dagen verschillends
klachten van arbeiders, wier loon niet werd uit
betaald voor het verlet, dat zij voor het in ont
vangst nemen van het persoonsbewijs moesten
maken. Het N.V.V. vestigt er daarom in dit ver
band de aandacht op van de werkgevers, dat het
hier een door de overheid opgelegde verplichting
betreft en dus op artikel 1638 c ten derde van hel
Burgerlijk wetboek van toepassing is.
Het N.V.V. dringt er dan ook bij de werkgevers
ten sterkste op aan, dat zij in dit opzicht den
arbeider niet te kort doen en hem 't voor het af
halen van het persoonsbewijs noodzakelijke verlet,
grewoon doorbetalen.
MARINUS BERTRAM.
15)
(Nadruk verboden).
De hand van het kind-vrouwtje zocht de zijne.
Ik ben blij dat u hier is, fluisterde zij. Ik ben
vreeselijk zenuwachtig. Ik weet niet wat mijn man
van plan is, maar als het op handelen aankomt,
deinst hij nergens voor terug. Ik zou wel willen
weten, hoeveel van die kerels er zijn. Er kunnen er
net zoo goed vijftig als vijf zijn, en hij is alleen.
Ja, maar u moet toch in geen geval naar hem
toe gaan, antwoordde Albert, ook fluisterend. Ik heb
mijn revolver nog met negen kogels er in en ik ge
loof niet, dat er-meer dan een stuk of zes kerels zijn.
Zij hebben mij natuurlijk voor uw man aangezien en
gijn nu hierheen gekomen.
O, dat is het werk van Ndabamatoba, zuchtte
zij. wat was het dwaas om ruzie met hem te maken.
Albert combineerde wat hij nu al zoo had gehoord
en kwam tot de conclusie dat van Oordt blijk
baar met een machtig stamhoofd in conflict was
geraakt en dat deze het nu op zijn leven ge
munt had. En daar hij zoo sprekend op Van Oordt
leek. liep hij ook gevaar, en wat dat beteekende, had
hij reeds ondervonden. Hij was eerst van plan ge
weest zich niet met de zaak in te laten, maar de
vrouw, die daar zoo angstig aan zijn zijde stond en
de gedachte, dat zijn tijd en zijn leven voor hem toch
geen rol meer speelden, deden hem van idee ver
anderen. Er was niemand, wien het iets kon schelen
of hij leefde of niet. Hij was hier gekomen op zoek
naar avonturen, en hier waren zeen nog wel van
de beste soort. Zijn gedachten gingen vol bitterheid
terug naar Agnes Reijnders, en naar wat hij gezegd
had op dien zonnigen zomeravond.
De deur piepte even heel zachtjes, en de stem van
'den man werd weer hoorbaar,
We hoeven niet bang te zijn, dat ze ons weer
lastig zullen vallen, ze zijn er vandoor. Die kerel,
dien ik geraakt heb, schijnt niet dood te zijn, maar
toch wel ernstig gewond, want ze droegen hem weg.
Misschien is het nog maar gelukkig dat ik hem niet
heb doodgeschoten, want zoo hebben ze voor zichzelf
een excuus om weg te gaan; die kerels zijn nog
trotsch genoeg, wat dat betreft! En terugkomen
zullen ze wel niet.
Hij stak het licht weer op en toen hij het doods-
bleeke gelaat van zijn vrouw zag, zei hij:
Nu, het is geen wonder, dat je zoo van streek bent,
voor jou is het een verrassing geweest, maar ik heb
het van het begin af gehoord. Terwijl jullie zaten te
praten heb ik geluisterd naar wat er buiten gebeurde.
En na een tijdje heb ik wat te zien gekregen ook.
Eerst twee gezichten voor 't raam, één ervan kende
ik; toen ben ik een pijp gaan stoppen, wat mij gele
genheid gaf mijn hand in mijn zak te stekenom
lucifers te krijgen natuurlijk! Even later zag ik het
nikkelen beslag van een revolver op de venster
bank en toen begreep ik, dat ze een steun zochten om
zeker te zijn van hun schot, maar ik had dat niet
noodig. Daarop heb ik geschoten. En hier heb je de
revolver met het nikkelen beslag.
Hij hield het wapen in de hoogte en de beide an
deren keken vol ontzag van de revolver naar hem
en van hem naar de revolver. Beiden bewonderden
ze zijn vlugheid en zijn tegenwoordigheid van geest.
Die kerels schijnen zeker gedacht te hebben dat er
spoken aan het werk waren dat ze die revolver heb
ben weggegooid, maar ze zullen wel een geduchte uit
brander van Ndabamatoba krijgen, omdat ze zoo'n
goed wapen hebben prijsgegeven, vervolgde van Oordt.
Laten we nu eens drinken op den schrik. Wel,
meneer van Duyven, wat zegt u er wel van. Het ziet
er niet naar uit, dat ze het ons vannacht nog lastig
zullen maken.
HOOFDSTUK XV.
Een waarschuwing in den nacht.
Van Oordt scheen zoo overtuigd, dat hij Albert in
zijn gezicht uitlachte, toen deze voorstelde dat ze om
de beurt de wacht zouden houden.
Ze hebben hun bekomst. Dat wil niet zeggen, dat
ze ons nooit weer lastig zullen vallen, maar vandaag
niet meer. En tegen den tijd dat ze 't doen, zullen wij
hier hoogstwaarschijnlijk niet meer zijn.
Dus u denkt wel dat er nog onlusten kunnen
komen?
Kunnen? Wel dat is zoo zeker als wat. Als de
regeering wist dat ik weet, wat ik weet, dan zouden
ze genegen zijn, een aardig prijsje voor die weten
schap te betalen, alleen zouden ze het betalen zelf
achterwege laten.
U bent toch niet bang om naar een van deze
kamers te gaan? vroeg hij aan Albert en hij leidde
hem over de veranda naar een slaapkamer. Zijn
vrouw was hem met een kaars gevolgd.
We hebben alleen deze twee kamers, en den laat-
sten tijd worden ze niet veel gebruikt.
Nee. Nu, ik zal het wagen als u er zoo zeker van
is dat we vannacht niet gestoord worden.
De kamer, die hij binnenging, was zeer armelijk ge
meubileerd. Een ouderwetsch ijzeren ledikant stond
scheef op den oneffen grond. De doek, die de zolde
ring vormde, was aan stukken gescheurd en in den
wand was ook een groot aantal gaten. Er hing 'n
muffe bedompte lucht, die het open raam niet kon
verdrijven. In het licht van de kaars, zag het vertrek
er afschuwelijk en angstaanjagend uit.
Niet bepaald vorstelijk, hè merkte van Oordt op.
Och, ik zal maar eens kijken of ik slapen kan.
Maar dat deed hij niet. Nadat de ander hem goeden-
nacht gewenscht en zich teruggetrokken had, voelde
hij zich heelemaal niet in een stemming om te gaan
slapen. Hij blies het licht uit en bleef op het arm
zalige bed liggen rondwoelen. Zijn geest hield zich
bezig met de beide avonturen, die zoo snel op elkaar
gevolgd waren. En terwijl de tijd voortkroop voelde
hij zich niet zoo zeker als zijn gastheer dat ze dien
nacht niet meer door de kaffers lastig gevallen zou
den worden. Hij besloot dan ook op zijn eigen houtje
te waken.
Hij ging naar het open venster en nadat hij het luik
weggeschoven had, leunde hij naar buiten. De on
weerswolken waren overgedreven, maar men zag tel
kens nog ver verwijderd lichten. Over de vlakte kwam
de schreeuw van een jakhals en tal van onbestemde
geluiden. Verder was alles stil, dreigend, beangsti
gend stil.
En terwijl hij daar zoo alleen op wacht zat, kwam
het verleden weer boven. Het scheen, hem pas gis
teren, dat hij met Agnes op een heerlijken avond
naar de sterren gekeken had. De wond was nog open,
ofschoon nu ongeveer een half uur verstreken was.
Hij had Agnes Reijnders als iets bijzonders beschouwd
en ze was net als de anderen van haar sexe, onge
voelig, koud en onbestendig. Hij had haar beschouwd
als een anker voor zijn doelloos bestaan enze
was weggegaan. In zijn wrok en wanhoop was Albert
maar weer gaan zwerven en omdat hij zich geen
bijzondere moeite wilde geven had hij dit deel van
Transvaal dat hij reeds kende, als gebied voor zijn
zwerftochten uitgezocht.
Hij had geen bepaald plan. Misschien zou hij er
gens een plantage opzetten, maar dan niet te ver het
binnenland in, want hij was niet van plan zich voor
langeren tijd van de buitenwereld af te sluiten. Met
de hulp van vrienden, die hij tijdens zijn vorig ver
blijf gemaakt had, dacht hij wel iets te kunnen begin
nen. En op zoek naar het verblijf van een van de
vrienden was hij bij het „Berg-hotel" aangeland. En
bij Karei van Oordt, veedief, dranksmokkelaar en nog
veel meer. die zóó sprekend op hem leek, dat hij vol
komen zijn dubbelganger was.
De nacht verging. Toen hij daar zoo langen tijd ge
staan had. werd hij door zijn vermoeidheid overmand
en staande viel hij in een lichten sluimer. Hij meende
dat hij thuis was en dat Agnes
Opeens was er een slag tegen 't houtwerk van het
raam boven zijn hoofd. Hij leunde uit het raam om te
zien wat er was en toen hij zijn hoofd weer naar
binnen wilde halen, stootte hij 't tegen den bovenkant
van het raam. De schok deed hem zijn evenwicht ver
liezen en hij viel languit op den vloer van zijn kamer.
Maar hij had juist den tijd gehad om een gezicht te
zien en hoe een wapen in zijn richting gezwaaid werd.
De val had hem klaar wakker gemaakt, maar ver
der scheen er niemand in het huis door gewekt te zijn.
Nadat hij in het donker zijn pistool gezocht had.
kroop hij voorzichtig weer naar het raam.
Maar hij kon niet het minste spoor van iets of
iemand ontdekken. Het was niet erg "donker, de hel-i
dere sterren gaven een zwak licht, dat voldoende ge
weest zou zijn om iemand, die zich in de buurt van
het huis bevond te onderscheiden. Had hij gedroomd.
Nee, het was echt gebeurd, bedacht hij en hij W-5»
ook wat er en hoe het gebeurd was.
Hallo, nog niet wakker? Dan spijt het me, dat
u geroepen heb. Mijn vrouw zei al dat ik u nstf
moest laten liggen.
Dit waren de woorden, waarmee Van Oordt hen
begroette, toen hij met een emaille kom en een em
mer de kamer binnenkwam. Door de deur viel heioef
zonlicht naar binnen. De slaper sprong verscnr®
overeind en toen het gebeurde van den afgeloopf"
nacht weer met felheid tot zijn bewustzijn was door
gedrongen, nam hij zijn gastheer mee naar het raatfl
en vroeg:
Wat denk je hiervan?
Van Oordt keek naar de versche snee in het hout
zei; r,
Dat is met een steekspee.r gemaakt. Wat is
vroeg hij, toen hij zag dat Albert een beetje spo
tend stond te lachen.
Ze zullen ons vannacht niet meer lastig vallen,
daar ben ik zeker van, citeerde Albert. En daarna ga»
hij een nauwkeurig verslag van de gebeurtenis-5*3
van dien nacht. De ander was een en al verbazing
Wel, wel. Dan heb ik mij leelijk vergist. Maar ze?
er alsjeblief niets van tegen mijn vrouw. Die is a
zenuwachtig genoeg en ze dringt er maar steeds^o?
aanr dat we hier vandaan zullen gaan, maar daar ne
ik geen zin inhet is een geldkwestie, begrijp J
En dan komt er nog bij. dat ik meer dan genoeg va
Ndabamatoba afweet om hem zoet te houden. Ik
dadelijk eens kijken wat het voor uitwerking he*
als ik hem eens onderhanden neem; je hoeft dus n>
voor herhaling te vreezen. Maar je gaat zeker va
daag weg, hè?
Dat was Albert's plan geweest den vorigen avo
maar hij was buitengewoon belang in deze twee m*
schen gaan stellen. Hij was meester over zijn W
voelde er langzamerhand veel voor om te blijven
te zien hoe dit avontuur zou afloopen.
(Wordt vervolgd