HET BELANG VAN HUISHOUDONDERWIJS. Quercus Póntica. J- J' p- Onder valsche vlag ZATERDAG 31 MEI 1941 Er is een tijd geweest, en wel ongeveci dertig jaar geleden, dat huishoudonderwijs wat misprijzend door buitenstaanders beoordeeld werd. „Kookstudenten" noemde men de leerlingen van de huishoudscholen, en dat gold niet als een vriendelijke bijnaam. De wereldoorlog bracht hierin een grondige veroe- tering: wat de „kookstudenten" en vooral de leera- ressen der scholen op huishoudelijk gebied aan de Ne- derlandsche vrouwen leerden, waarmee ook de man nen hun voordeel deden, was van onschatbare waarde in dien tijd van voedselschaarschte en distributie Nadien is dat steeds meer geworden, en sterk op studeeren ingestelde ouders besloten vaak hun doch ters na haar eindexamen en vóór haar studietijd een paar jaar op de huishoudschool te sturen, omdat er eigenlijk geen enkel vrouwelijk beroep meer blijkt te bestaan of huishoudelijke kennis komt er bij te pas. Om nog maar niet te spreken van de huisvrouwelijke staat waartoe onze meeste jonge meisjes op den duur toch geroepen zijn. En nu wij dan weer in een tijd van distributie en voedselschaarschte leven, is het huishoudonderwijs meer dan ooit in het centrum van de belangstelling gekomen. Terecht denkt menige huisvrouw nu de huishouding zoo moeilijk is geworden „waar kan ik beter de noodige voorlichting krijgen dan op die plaats waar al het nieuwe wordt geprobeerd en naar waarde geschat." Van die ijver om in dezen moeilijken tijd toch de Sleutel weg? Tel. 11493 DeSleutelspecia!ist,L.Veerstr.lO (Adv. Ingez. Med.) Eiken kent wel iedereen, ook de mooie verkleu ring van de bladeren bij sommige soorten in den herfst en natuurlijk ook de eikels. Maar hebt gf wel eens op den bloei van den eik gelet? Buiten gewoon mooi of opvallend is die niet, maar het is toch wel aardig om er eens op te letten. De eik is eenhuizig, dus mannelijke en vrouwe lijke bloemen komen op eenzelfden boom voor. Daar ze echter tegelijk met de bladeren komen, zijn ze niet zoo gemakkelijk te ontdekken. De man nelijke bloemen zijn in lange katjes vereenjgd, de vrouwelijke bloemen staan slechts met enkele bij een. De meeste soorten bloeien in Mei en in Mei ontluiken ook de eerste blaadjes. QUERCUS. EIK. (Foto Hendriks). Voor den tuin zullen waarschijnlijk graag spe ciaal die soorten worden genomen, die in het na jaar mooi verkleurde bladeren hebben. Eenige voorbeelden daarvan zijn: Quercus coccinia, scharlaken eik, die een mooie gevulde kroon heeft en in den herfst vuurroode bladeren draagt. Quercus palustris heeft in den herfst helder roode bladeren. Quercus rubra, de bekende Amerikaansche eik. De bladeren zijn groot en verkleuren in den herfst tot een mooi rood of roodbruin. Deze Quercus rubra groeit zeer goed op hoogen zandgrond en zelfs op een zeer slechten, armen grond. De gewone eik is Quercus robur, ook wel zomer- eik genaamd, tegenover Quercus sessiliflora, de wintereik, die echter tegenwoordig vrij zeldzaam is. Een zeer eigenaardig groeiende variëteit is Quer ies robur fastigiata, die zuilvormig opgroeit en r fialle groenen bladeren draagt. De hiernaast afgebeelde Quercus pontica is zeer £ooi, wel èèn der mooiste soorten. Jammer genoeg fe deze eiksoort echter niet voor deze regionen aan ie bevelen. Het is een echte gebergteboom, die in êns land speciaal in Zuid-Limburg goed groeit en ook daar nog een beschutte standplaats verlangdt. De vorm van de bladeren is mooi slank en doet veel aan dien van de tamme kastanjebladeren denken. De mannelijke katjes, die hier zijn afgebeeld, zijn buitengewoon lang en slank. Het is werkelijk jammer, dat deze soort niet meer kan worden aangeplant. Maar van de wel voor onze tuinen geschikte soorten en variëteiten zijn er gelukkig genoeg. En speciaal de in den herfst rood kleurende soorten zullen in den tuin een mooi effect maken. A. J. D. noodige huishoudelijke werkzaamheden zoo goed mo gelijk te vervullen sprak de tentoonstelling met open bare lessen die Woensdag en Donderdag in de Haar- lemsche Huishoud- en Industrieschool aan de Voor helmstraat werden gehouden. Daar waren als eerste de kooklessen die natuurlijk van het allermeeste belang kunnen worden genoemd, maai ook de lessen in waschbehandeling, in costuum- naaien, en in kinderverzorging en opvoeding om maar enkele te noemen, kunnen ons ieder veel leeren ten opzichte van „roeien met de riemen die je hebt." In het groote lichte gebouw komt de werkijver je al bij de deur tegemoet en de vroolijke, frissche meis jes onder leiding van hun opgeruimde en enthousiaste leeraressen geven dadelijk het gevoel: hier wordt niet alleen gewerkt omdat het moet, maar uit liefhebberij voor het vak. Natuurlijk gaat ieders belangstelling allereerst uit naar de vakken, die ons in dezen tijd het naast aan het hart liggen: het publiek is verrukt over een aar- digen wintermantel, gemaakt uit een oude jas van grootvader, over een keurig mantelpakje uit een cos- tuum van vader, over havermoutlapjes die van vleesch niet te onderscheiden zijn, over sorbets van vruchten sap met kwark, eiwitschuim en gemalen noten, «over zuurkoolsla van rauwe zuurkool, over croquetten in de koekepan gebakken, over het prachtige zeepschuim dat in de waschtobbe over de rand heenhuift, over het alleraardigste speelgoed dat van papier en oude lapjes gemaakt wordt. Maar dat neemt niet weg, dat de theoretische lessen die hiermee annex zijn, al mogen zij dan minder direct aanspreken, noodzakelijk zijn om al dit goede tot stand te brengen. En wie dan ziet, dat bijvoorbeeld de rekenboekjes van de kopklasse op kookrecepten zijn gebaseerd, komt tot de conclusie dat hier het mes van twee kanten snijdt. Tenslotte nog een enkel woord over de cursussen van de commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting Gezinsleiding, kortweg „de huishoudelijke voorlich ting" genaamd. Hier worden cursussen gegeven aan huisvrouwen, die in dezen moeilijken tijd zorgen moe ten dat hun huishouden goed geleid wordt en men kan zich voorstellen hoe belangrijk het is, dat deze commissie de diverse huishoudscholen daartoe heeft bijeengebracht, zoodat elk daarvan haar deel te doen krijgt. Het is niet zoo eenvoudig als het lijkt om veel huis- rouwen daarmee te bereiken: de enthousiaste komen wel en zij zijn ook graag bereid tot het invoeren van nieuwe begrippen: maar de oudere vrouwen van groote gezinnen die veel aan huis gebonden waren uit den aard der zaak, en die het "altijd al goed ge daan hebben", deze zitten nu met de handen in het haar en voor zulke zijn deze cursussen van nog grootere waarde. En men komt tot de slotsom: in de huishoudscholen wordt niet alleen gepraat over de bonnen en de huis houding, er wordt ook pionierswerk verricht en daar om verdienen zij meer dan ooit onze belangstelling. E. E. J.—P. Feéstconcort te Haarlem. Rij de opening van de Werkgemeenschap der Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeenschap. Op Zaterdag 7 Juni zal in het Concertgebouw te Haarlem een groot feestconcert worden gegeven ter opening van de Werkgemeenschap Haarlem en om streken der Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeen schap. Het versterkt Orkest der Haarlemsche Orkest Vereeniging onder leiding van Generalmusikdirektor Dammer (Keulen) met medewerking van den cellist Bram Hemerik zal het volgend programma ter uit voering brengen: Bach: Brandenburgisches Kon- zèrt; Haydn: Cello-concert D-dur No. 2. Brucknér: 5e Symphonie. De Steenbokken en hun soortgenoot-en in den Amsterdamschen dierentuin zullen bin nenkort een nieuw verblijf betrekken. Voor hen is n.I. een groote rots midden in den tuin in aanbouw. (Pax-Holland) Een boek over Jan van Eyck. Het zal dit jaar 500 jaar geleden zijn. dat de schilder Jan van Eyck, de schepper van o.a. „Het lam Gods", te Brugge overleed. Van de hand van den Vlaming F. R. Boschvogel zal binnenkort een gero mantiseerd leven van den meesterschilder verschij nen, een gemeenschappelijke uitgave van de Residen tiebode-uitgeverij en Joris Alannoo te Tielt in West- Vlaanderen. De stad Brugge heeft door aankoop van een groot aantal exemplaren de kostbare uitgave mo gelijk gemaakt. Het is een boeiend verhaal geworden van het bewogen leven van Van Eyck. dat speelt in de streek, waarin zijn meesterwerken ontstonden. Het werk verschijnt onder den titel „Als ick can", een kenspreuk van den schilder, waarmede hij zijn later werk ook teekende. AFSCHEID MEVR. G. KLAASEN-BOESER. Hedenmorgen heeft mevr. Greta Klaasen-Boeser, boekhoudster op het advocatenkantoor van Mrs. R. C. Bakhuizen van den Brink en H. E. Prinsen Geerligs, na langdurige dienstvervulling hare werk zaamheid op dit kantoor beëindigd. De scheidende functionaresse. die op 1 Mei 1918, op zeer jeugdigen leeftijd, zóó van de schoolban ken, op het kantoor, destijds geleid door Mrs. P. Tjeenk Willink, M. Slingenberg en R. C. Bakhuizen van den Brink, in functie trad, heeft gedurende een tijdvak van meer dan 23 jaren, waarvan de meeste jaren als boekhoudster, met helder inzicht en groote accuratesse haar krachten aan de admi nistratieve zaken op dit kantoor gewijd. Toene ming van hare beslommeringen als huisvrouw, welke haar eenige jaren na haar huwelijk reeds noopten haar werkzaamheid tot halve dagen te beperken, heeft haar thans genoodzaakt haar functie geheel neer te leggen. Mevr. Klassen is hedenmorgen ten kantore met bloemen gehuldigd, terwijl haar als herinnering een gouden horloge is aangeboden. Voor de Kinderen (Teekeningen H. Kannegieter). HOND VERMIST! Daar is Kees wel voor te vinden. Kent hij echter Teddy Trix? Ach, wel neen, maar dat Is minder, denkt hij, 't geeft toch immers niks! Eiken hond. dien ik zie loopen, neem ik mee naar Jan zijn huis. 'k Hoef dan heusch niet lang te zoeken, 't wemelt hier van dat gespuis. „Heila, Fikkie, Fokkie, Tommie! Kom eens even met me mee. Eén vrind heb ik al te pakken, nu nog een van deze twee. Allebei, dat is niet noodig, 'k vind er nog wel meer vandaag. Ik beloof ze maar wat lekkers, heusch dan komen ze wat graag." Teraardebestelling H. J. Tjaden. x Vrijdagmiddag één uur werd óp de Algemeene Begraafplaats aan de Kleverlaan ter aarde besteld bet stoffelijk overschot van den heer H. J. Tjaden. die in het Protestantsche kerkelijk leven te Haar lem vele functies heeft bekleed. Er werd zeer veel belangstelling getoond. Opgemerkt werden o.a. ds. H. E. Beker, voorzitter van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente, met de predikanten G. J. Waardenburg, W. J. van Elden en P. W. Foeken: de ouderlingen K. J. L. Vernhout, H. Bijkerk en W. F. de Wijs; de heeren J. S. Cramer en F. Bakker, resp. voorzitter en secretaris van het college van diakenen; de heer W. C. Serné namens het college van collectanten en vele vrienden. Toen de kist in het Mausoleum was opgebaard, trad ds. Beker naar voren om namens den Kerke- raad een afscheidswoord te spreken. Hij gaf de verzekering, dat de overledene een groot aantal vrienden heeft gehad. „Hij was een echte aarts vaderlijke figuur; er ging van hem een groote rust uit, een rust die we in den tegenwoordigen tijd bij vele menschen missen. Hij was evenwichtig en een verzoenende figuur, die door zijn beleidvol op treden veel moeilijkheden wist op te lossen. Onze vriend Tjaden had een groote liefde voor zijn Heer en Heiland: het ambt van ouderling heeft hij als roeping vervuld en wist dat hij daarvoor jegens God verantwoording schuldig was". Ds. Beker dankte hem voor wat hij voor het college van ouderlingen, voor de kerk en dus voor den op bouw van Gods Koninkrijk heeft gedaan. Ook dankte spreker hem voor zijn grooten steun aan de Christelijke bewaarscholen, waarvan hij een bij zonder trouw penningmeester was. „Wij danken God, dat de heer Tjaden nu is opgenomen in Gods heerlijkheid", zei ds. Beker, die tenslotte woorden van troost tot de weduwe en verdere familieleden richtte. De heer K. J. Vernhout bracht als voorzitter van het college van ouderlingen dank aan den heer Tjaden voor het vele werk, dat hij met zulk een groote trouw voor dit college heeft verricht.- De heer R. Donker getuigde dankbaar van een 55-jarige vriendschap. Vervolgens werd de kist grafwaarts gedragen. Hier sprak de zoon van den overledene, de heer J. A. Tjaden, namens de familie zeer waardeerende woorden over den buitengewoon goeden echtgenoot en vader. Ds. Foeken sprak een persoonlijk woord en dankte den heer Tjaden voor zijn groote vriend schap. Spreker eindigde met het bidden van het Onze Vader. De heer J. A. Tjaden dankte tenslotte voor de betoonde belangstelling. JCact TUeuuis Vrijdag is te Almelo aanbesteed de bouw van 30 arbeiderswoningen aan de Huygensstraat. Laag ste inschrijver was de firma Gebrs. Hulshof te Tubbergen en H. Grootelaar te Almelo voor f102.465 In de Vrijdag te 's-Gravenhage gehouden al gemeene vergadering van aandeelhouders der Ne- derlandsch-Indische Suiker Unie is de commissaris ir. D. van Geuns herkozen. Het dividend werd vastgesteld op 5 pet. In de Vrijdag te Amsterdam gehouden jaar- lijksche algemeene vergadering van aandeelhouders der N.V. Amst. Rijtuig Mij. werden balans en winst en verliesrekening goedgekeurd. Het winstsaldo werd op nieuwe rekening overgebracht. Tot com missaris werd herbenoemd de heer J. ten Sijthoff. Het bestuur van de Nederlandsche Organisten- vereeniging deelt mede, dat de ledenraadsvergade ring van 3 Juni a.s. moet worden uitgesteld. Op de Oldenzaalschestraat te Hengelo werd de 64-jarige B. Hobbelink uit Enschedé door een auto gegrepen en gedood. Op den onbewaakten overweg onder Voorston den bij Zutphen, is de 68-jarige doove land bouwer H. Barmentloo uit Tonden onder een losse locomotief geraakt. Het slachtoffer was terstond dood. VeUeiÜnyj Stopl JAN VAN REEST zat op zijn kamer. Zijn jasje lag op den stoel in den hoek waar zijn schoe- nen onder stonden en een pijp walmde droo. merig in zijn rechter mondhoek. De rook dwaalde over het weinig boeiende meubilair van de kamer: over het bed, over de oude kast, over het kleine tafeltje in een anderen hoek; hij krin gelde over de oude vloermat en sliertte naar het gebarsten plafond, waar hij bleef hangen, bij iede- ren trek aan de pijp dikker wordend, zoodat ge er ienslotte caricaturen in had kunnen teekenen. Dat deed Jan niet; hij zag de rook zelfs niet, want ei bevond hij zich dan ook lichamelijk in de kamer, geestelijk liep hij in de stad. Het was een herinnering aan vanmiddag. De zon straalde en het was behaaglijk warm. Jan onbezorgd van kantoor naar huis, met zijn jas over zijn eenen en zijn tasch onder zijn anderen arm Hij had dezen weg al tallooze malen genomen, maar hij had er geen idéé van wat hij eigenlijk voorbij kwam. Toen hij zich daarvan in deze opgewekte stemming bewust werd voelde hij het plotseling ah een gemis. Daarom keek hij eens naar rechts. De gevolgen deden zich onmiddellijk gelden. Hij stond dadelijk muurvast als 'n huis en zoowel van voren als van achteren botste er iemand tegen hem op. Maar hij merkte dit nauwelijks en lichtte slechts even, in automatische verontschuldiging, zijn 'noei Zijn oogen keken steeds naar rechts. Daar was een stoppage-firma. Het uitvoerend personeel zat in de étalage te stoppen, zooals dat gebruikelijk is. Het bestond slechts uit één lid. Dat was zij. Zij zat even uit te rusten boven een winterjas met een gat in de mouw en ze streek een krul naar achteren. Een krul van diepbruin haar was het en toen hij naar achteren was ge. streken wipte hij dadelijk weer terug. Zii deed geen tweede poging maar keek even belangstellend naar buiten. Haar oogen waren blauw met een grappig lichtje ergens er in en haar wimpers sloegen er a{ en toe verleidelijk even over heen. Zij liet haar blik haar links glijden. Daar stond Jan. Zij keek hem aan. Zij zag zijn verbijsterden blik. En net voordat haar oogen zich weer op het gaatje in de jas richtten, trok een glimlach haar mondhoeken een klein eindje naar beneden, terwijl zich in haar wangen onweerstaanbare kuiltjes vormden. Om kort te gaan, het was Jan niet kwalijk te ne men. dat hij de rest van zijn wandeling naar huis zonder hart had ondernomen. Ook niet, dat hij om half twee nog steeds in een stoel aan haar zatte denken. En misschien zelfs niet dat hij, toen hij eindelijk in beweging kwam, een sigaret opstak, naar de kast sloop, zijn Zondagsche jasje er uit nam en er met de sigaret een klein gaatje in brandde. De regen kletterde tegen de ruiten. Jan stond voor zijn bed. Zijn Zondagsche jasje lag er op. Hij zgg er treurig uit en schudde droef-peinzend zijn hoofd. Daarop boog hij het en een minuut lang was hij een toonbeeld van verslagenheid. Maar na die minuut richtte hij zich op in zijn volle lengte. Hij zette zijn armen _in zijn heupen, lachte kort en scherp en zei tot zichzelf: „Er zijn dingen die je verdragen kunt, en dingen die je niet verdragen kunt". Dit kan ik niet verdragen. De liefde is heel mooi. maar je moet je niet laten mis leiden. Als je merkt dat het op den duur toch mis zou loopen, dan moet je het uit je gedachten zet ten. Dan moet je sterk zijn en zeggen: „Hier trek ik de grens. Afgeloopen!" Dat zal ik doen. Ik zal tooncn wat een van Reest waard is in moeilijke oogenblikken". Dat zei hij, toch trok nog even dat treurige lachie over zijn gezicht. Met een geforceerd onver schillig gebaar draaide hij de rechtermouw van ziin donkerblauwe colbertje andersom. Daar was de oleic waar het gat was geweest. Dat heerlijk ge- inspireerde gat, dat hij reeds den dag, nadat hij het geschapen had, naar den winkel waar zij zat had gebracht. Dat gat, waarover hij gebloosd had, 1 toen zij haar oogen Tiaar hem opsloeg. Dat gat, dat nu door haar gestopt was. Gestopt, ja. Met een opwekkend blauwgrijs kleur- tie. Als een veldbloem stak het af tegen het statige blauw van de rest van het jasje. Als een blauw- griize; veldbloem midden op een asfaltweg. Jan zakte in zijn stoel neer. Zijn hoofd rustte op zijn handen, Hij stak een sigaret op en verhief zich weer. Daarna brandde hij de stop uit zijn jasje, En besloot om alle stoppage-winkels van de stad langs te rijden om te kijken waar de leelijkste juffrouw zat. ALGEMEEN SOCIAAL FONDS IN HET GRAFISCH BEDRIJF. Het Algemeen sociaal fonds voor het gra fisch bedrijf, dat de uitkeeringen regelt aan tech nische werknemers in dit bedrijf, indien hw werktijd wordt verkort, is door het college van rijksbemiddelaars bij beschikking van 27 Maart 1941 no. 6290 aan de ongeorganiseerde werkgevers in dit bedrijf opgelegd. Dit college vestigt er thans de aandacht op, dat deze beschikking uiteraard ook van kracht blijft, nu dit algemeen sociaal fonds, dat oorspronkelijk tot 31 Mei 1941 was ingesteld, bij beschikking van den secretaris-generaal van Sociale Zaken iJ verlengd. LOONKORTING EN AFHALEN VAN PERSOONSBEWJS. De persdienst van het N.V.V. meldt: Het N. V. V. ontving de laatste dagen verschillends klachten van arbeiders, wier loon niet werd uit betaald voor het verlet, dat zij voor het in ont vangst nemen van het persoonsbewijs moesten maken. Het N.V.V. vestigt er daarom in dit ver band de aandacht op van de werkgevers, dat het hier een door de overheid opgelegde verplichting betreft en dus op artikel 1638 c ten derde van hel Burgerlijk wetboek van toepassing is. Het N.V.V. dringt er dan ook bij de werkgevers ten sterkste op aan, dat zij in dit opzicht den arbeider niet te kort doen en hem 't voor het af halen van het persoonsbewijs noodzakelijke verlet, grewoon doorbetalen. MARINUS BERTRAM. 15) (Nadruk verboden). De hand van het kind-vrouwtje zocht de zijne. Ik ben blij dat u hier is, fluisterde zij. Ik ben vreeselijk zenuwachtig. Ik weet niet wat mijn man van plan is, maar als het op handelen aankomt, deinst hij nergens voor terug. Ik zou wel willen weten, hoeveel van die kerels er zijn. Er kunnen er net zoo goed vijftig als vijf zijn, en hij is alleen. Ja, maar u moet toch in geen geval naar hem toe gaan, antwoordde Albert, ook fluisterend. Ik heb mijn revolver nog met negen kogels er in en ik ge loof niet, dat er-meer dan een stuk of zes kerels zijn. Zij hebben mij natuurlijk voor uw man aangezien en gijn nu hierheen gekomen. O, dat is het werk van Ndabamatoba, zuchtte zij. wat was het dwaas om ruzie met hem te maken. Albert combineerde wat hij nu al zoo had gehoord en kwam tot de conclusie dat van Oordt blijk baar met een machtig stamhoofd in conflict was geraakt en dat deze het nu op zijn leven ge munt had. En daar hij zoo sprekend op Van Oordt leek. liep hij ook gevaar, en wat dat beteekende, had hij reeds ondervonden. Hij was eerst van plan ge weest zich niet met de zaak in te laten, maar de vrouw, die daar zoo angstig aan zijn zijde stond en de gedachte, dat zijn tijd en zijn leven voor hem toch geen rol meer speelden, deden hem van idee ver anderen. Er was niemand, wien het iets kon schelen of hij leefde of niet. Hij was hier gekomen op zoek naar avonturen, en hier waren zeen nog wel van de beste soort. Zijn gedachten gingen vol bitterheid terug naar Agnes Reijnders, en naar wat hij gezegd had op dien zonnigen zomeravond. De deur piepte even heel zachtjes, en de stem van 'den man werd weer hoorbaar, We hoeven niet bang te zijn, dat ze ons weer lastig zullen vallen, ze zijn er vandoor. Die kerel, dien ik geraakt heb, schijnt niet dood te zijn, maar toch wel ernstig gewond, want ze droegen hem weg. Misschien is het nog maar gelukkig dat ik hem niet heb doodgeschoten, want zoo hebben ze voor zichzelf een excuus om weg te gaan; die kerels zijn nog trotsch genoeg, wat dat betreft! En terugkomen zullen ze wel niet. Hij stak het licht weer op en toen hij het doods- bleeke gelaat van zijn vrouw zag, zei hij: Nu, het is geen wonder, dat je zoo van streek bent, voor jou is het een verrassing geweest, maar ik heb het van het begin af gehoord. Terwijl jullie zaten te praten heb ik geluisterd naar wat er buiten gebeurde. En na een tijdje heb ik wat te zien gekregen ook. Eerst twee gezichten voor 't raam, één ervan kende ik; toen ben ik een pijp gaan stoppen, wat mij gele genheid gaf mijn hand in mijn zak te stekenom lucifers te krijgen natuurlijk! Even later zag ik het nikkelen beslag van een revolver op de venster bank en toen begreep ik, dat ze een steun zochten om zeker te zijn van hun schot, maar ik had dat niet noodig. Daarop heb ik geschoten. En hier heb je de revolver met het nikkelen beslag. Hij hield het wapen in de hoogte en de beide an deren keken vol ontzag van de revolver naar hem en van hem naar de revolver. Beiden bewonderden ze zijn vlugheid en zijn tegenwoordigheid van geest. Die kerels schijnen zeker gedacht te hebben dat er spoken aan het werk waren dat ze die revolver heb ben weggegooid, maar ze zullen wel een geduchte uit brander van Ndabamatoba krijgen, omdat ze zoo'n goed wapen hebben prijsgegeven, vervolgde van Oordt. Laten we nu eens drinken op den schrik. Wel, meneer van Duyven, wat zegt u er wel van. Het ziet er niet naar uit, dat ze het ons vannacht nog lastig zullen maken. HOOFDSTUK XV. Een waarschuwing in den nacht. Van Oordt scheen zoo overtuigd, dat hij Albert in zijn gezicht uitlachte, toen deze voorstelde dat ze om de beurt de wacht zouden houden. Ze hebben hun bekomst. Dat wil niet zeggen, dat ze ons nooit weer lastig zullen vallen, maar vandaag niet meer. En tegen den tijd dat ze 't doen, zullen wij hier hoogstwaarschijnlijk niet meer zijn. Dus u denkt wel dat er nog onlusten kunnen komen? Kunnen? Wel dat is zoo zeker als wat. Als de regeering wist dat ik weet, wat ik weet, dan zouden ze genegen zijn, een aardig prijsje voor die weten schap te betalen, alleen zouden ze het betalen zelf achterwege laten. U bent toch niet bang om naar een van deze kamers te gaan? vroeg hij aan Albert en hij leidde hem over de veranda naar een slaapkamer. Zijn vrouw was hem met een kaars gevolgd. We hebben alleen deze twee kamers, en den laat- sten tijd worden ze niet veel gebruikt. Nee. Nu, ik zal het wagen als u er zoo zeker van is dat we vannacht niet gestoord worden. De kamer, die hij binnenging, was zeer armelijk ge meubileerd. Een ouderwetsch ijzeren ledikant stond scheef op den oneffen grond. De doek, die de zolde ring vormde, was aan stukken gescheurd en in den wand was ook een groot aantal gaten. Er hing 'n muffe bedompte lucht, die het open raam niet kon verdrijven. In het licht van de kaars, zag het vertrek er afschuwelijk en angstaanjagend uit. Niet bepaald vorstelijk, hè merkte van Oordt op. Och, ik zal maar eens kijken of ik slapen kan. Maar dat deed hij niet. Nadat de ander hem goeden- nacht gewenscht en zich teruggetrokken had, voelde hij zich heelemaal niet in een stemming om te gaan slapen. Hij blies het licht uit en bleef op het arm zalige bed liggen rondwoelen. Zijn geest hield zich bezig met de beide avonturen, die zoo snel op elkaar gevolgd waren. En terwijl de tijd voortkroop voelde hij zich niet zoo zeker als zijn gastheer dat ze dien nacht niet meer door de kaffers lastig gevallen zou den worden. Hij besloot dan ook op zijn eigen houtje te waken. Hij ging naar het open venster en nadat hij het luik weggeschoven had, leunde hij naar buiten. De on weerswolken waren overgedreven, maar men zag tel kens nog ver verwijderd lichten. Over de vlakte kwam de schreeuw van een jakhals en tal van onbestemde geluiden. Verder was alles stil, dreigend, beangsti gend stil. En terwijl hij daar zoo alleen op wacht zat, kwam het verleden weer boven. Het scheen, hem pas gis teren, dat hij met Agnes op een heerlijken avond naar de sterren gekeken had. De wond was nog open, ofschoon nu ongeveer een half uur verstreken was. Hij had Agnes Reijnders als iets bijzonders beschouwd en ze was net als de anderen van haar sexe, onge voelig, koud en onbestendig. Hij had haar beschouwd als een anker voor zijn doelloos bestaan enze was weggegaan. In zijn wrok en wanhoop was Albert maar weer gaan zwerven en omdat hij zich geen bijzondere moeite wilde geven had hij dit deel van Transvaal dat hij reeds kende, als gebied voor zijn zwerftochten uitgezocht. Hij had geen bepaald plan. Misschien zou hij er gens een plantage opzetten, maar dan niet te ver het binnenland in, want hij was niet van plan zich voor langeren tijd van de buitenwereld af te sluiten. Met de hulp van vrienden, die hij tijdens zijn vorig ver blijf gemaakt had, dacht hij wel iets te kunnen begin nen. En op zoek naar het verblijf van een van de vrienden was hij bij het „Berg-hotel" aangeland. En bij Karei van Oordt, veedief, dranksmokkelaar en nog veel meer. die zóó sprekend op hem leek, dat hij vol komen zijn dubbelganger was. De nacht verging. Toen hij daar zoo langen tijd ge staan had. werd hij door zijn vermoeidheid overmand en staande viel hij in een lichten sluimer. Hij meende dat hij thuis was en dat Agnes Opeens was er een slag tegen 't houtwerk van het raam boven zijn hoofd. Hij leunde uit het raam om te zien wat er was en toen hij zijn hoofd weer naar binnen wilde halen, stootte hij 't tegen den bovenkant van het raam. De schok deed hem zijn evenwicht ver liezen en hij viel languit op den vloer van zijn kamer. Maar hij had juist den tijd gehad om een gezicht te zien en hoe een wapen in zijn richting gezwaaid werd. De val had hem klaar wakker gemaakt, maar ver der scheen er niemand in het huis door gewekt te zijn. Nadat hij in het donker zijn pistool gezocht had. kroop hij voorzichtig weer naar het raam. Maar hij kon niet het minste spoor van iets of iemand ontdekken. Het was niet erg "donker, de hel-i dere sterren gaven een zwak licht, dat voldoende ge weest zou zijn om iemand, die zich in de buurt van het huis bevond te onderscheiden. Had hij gedroomd. Nee, het was echt gebeurd, bedacht hij en hij W-5» ook wat er en hoe het gebeurd was. Hallo, nog niet wakker? Dan spijt het me, dat u geroepen heb. Mijn vrouw zei al dat ik u nstf moest laten liggen. Dit waren de woorden, waarmee Van Oordt hen begroette, toen hij met een emaille kom en een em mer de kamer binnenkwam. Door de deur viel heioef zonlicht naar binnen. De slaper sprong verscnr® overeind en toen het gebeurde van den afgeloopf" nacht weer met felheid tot zijn bewustzijn was door gedrongen, nam hij zijn gastheer mee naar het raatfl en vroeg: Wat denk je hiervan? Van Oordt keek naar de versche snee in het hout zei; r, Dat is met een steekspee.r gemaakt. Wat is vroeg hij, toen hij zag dat Albert een beetje spo tend stond te lachen. Ze zullen ons vannacht niet meer lastig vallen, daar ben ik zeker van, citeerde Albert. En daarna ga» hij een nauwkeurig verslag van de gebeurtenis-5*3 van dien nacht. De ander was een en al verbazing Wel, wel. Dan heb ik mij leelijk vergist. Maar ze? er alsjeblief niets van tegen mijn vrouw. Die is a zenuwachtig genoeg en ze dringt er maar steeds^o? aanr dat we hier vandaan zullen gaan, maar daar ne ik geen zin inhet is een geldkwestie, begrijp J En dan komt er nog bij. dat ik meer dan genoeg va Ndabamatoba afweet om hem zoet te houden. Ik dadelijk eens kijken wat het voor uitwerking he* als ik hem eens onderhanden neem; je hoeft dus n> voor herhaling te vreezen. Maar je gaat zeker va daag weg, hè? Dat was Albert's plan geweest den vorigen avo maar hij was buitengewoon belang in deze twee m* schen gaan stellen. Hij was meester over zijn W voelde er langzamerhand veel voor om te blijven te zien hoe dit avontuur zou afloopen. (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 8