Bonnen die thans geldig zijn: Inlevering van mefèlen en metalen voorwerpen Jiad Tlieuivs Onder valsche vlag POND ERDAG 19 JUNI 1941' Moet vóór 10 Augustus geschieden 's-GRAVENHAGE, 18 Juni. In het Verorde ningenblad is opgenomen een verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende de inlevering van metalen. Hier in wordt het volgende bepaald: Art. 1. (1) Iedere beschikking over zich in het bezette Nederlandsche gebied bevindende voorwer pen, welke geheel of voor een overwegend deel uit koper, nikkel, tin, lood of legeeringen daarvan be staan, is verboden. Het bovenstaande is eveneens van toepassing op metaalvoorraden, t,ot het gebruik waarvan door het rijksbureau voor nonferrometajen goedkeuring niet is verleend. (2) Rechtshandelin gen, welke in strijd met het in het eerste lid ver vatte verbod worden verricht, zijn nietig. Met rechtshandelingen worden beschikkingen, welke bij wijze van executie of beslaglegging geschieden, gelijkgesteld. Art. 2., (1) De in het eerste lid van artikel 1 be doelde voorwerpen en metaalvoorraden moeten worden ingeleverd. (2) Tot inlevering is verplicht hij die over het in te leveren voorwerp of de in te leveren metaalvoorraden beschikken kan, onge acht of dezelve eigenaar, bezitter dan wel houder (bijv. huurder, bewaarnemer, expediteur en der gelijke) is en of deze een publiekrechtelijk li chaam, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon" is. Art. 3. In het bijzonder moet worden ingeleverd: 1) door overheidsinstanties en bedrijven: a) on bereid, onbewerkt en onafgewerkt materiaal en afvalstoffen; b) alle roerende metalen voorwerpen, welke gemist kunnen worden, c) alle eindproduc ten, welke zich bij handelsbedrijven (zooals waren huizen, winkels) bevinden; 2) overigens: a) oud materiaal en afvalstoffen afkomstig uit de huishou ding; b) alle roerende metalen voorwerpen welke gemist kunnen wordên, zooals aschbakken, bloem potten, -rekken, '-vazen en -bakken, bonbonscha len, bronzen voorwerpen van eiken aard, borstel garnituren, borstbeelden, emmers, eet- en drink gerei, stoffers en blik, gongs, haardstellen en schoor steenmantelgarriituren, kannen, ketels, bakken, ge bakschalen, bekers, luchters, metalen vazen, afbeel dingen in metaal, fruitschalen, rookgajnituren, doozeri, schalen, zeven, schrijfgerei en schrijftafel garnituren, houdéhs en standaards voor lucifers, presenteerbladen, tafelstukkeA, vazen, vogel kooien en -standaards en andere gebruiksvoorwer pen. Art. 4 (1) De verplichting tot inlevering geldt niet ten aanzien van: 1) openbare monumenten en gedenkteekenen op graven; 2) kerkklokken; 3) voor den kerkdijken dienst bestemde gebruiks- en andere voorwerpen in kerken en kapellen; 4) or gels en hun onderdeelen; 5) museumstukken; 6) hetgeen behoort tot eenige volksdracht; 7) orde- teekenen en eereteekenen; 8) gangbare munten: 9) voor overheidsinstanties en bedrijven: a) alle voor werpen, wélke het in stand houden en de veiligheid van de technische bedrijfsuitoefeningdienen en welker onmiddellijke vervanging onvoorwaardelijk noodig zou zijn, voor zoover deze vervanging niet kan geschieden door voorwerpen die niet ingele verd behoeven te worden; b) onbereid, onbewerkt en onafgewerkt materiaal en afvalstoffen van el- ken aard, welke voor de geregelde voorziening van het bedrijf noodig zijn en tot gebruik waarvan door het rijksbureau voor non-ferrometalen goedkeuring is verleend; c) onbereid, onbewerkt en onafgewerkt materiaal en afvalstoffen van eiken aard, waarop voorschriften van het rijksbureau voor nonfmro- metalen betreffende de verplichting tot het houden van voorraadboeken en tot aanmelding, alsmede betreffende de verwerking en de verplichting tot aflevering, van toepassing zijn en welke zich ten behoeve van de metaalverwerking bij bedrijven op het gebied van den metaalhandel, van den handel in oude metalen of van de metaalwinning bevin den; 10) overigens alle voorwerpen, welke bij voort during gebruikt worden en welker onmiddellijke vervanging onvoorwaardelijk noodig zou zijn, voor zoover deze vervanging niet kan geschieden door voorwerpen, welke niet ingeleverd behoeven te worden. (2) De in lid 1 omschreven voorwerpen vallen niet onder het in artikel 1 vervatte verbod. Art. 5. (1) De verplichting tot inlevering geldt wijders niet voor die voorwerpen, welke 1) een hooge wetenschappelijke, geschiedkundige of kunst waarde hebbep: 2) als antiquiteit en als handwerk als waardevol volksgoed te beschouwen zijn. (2) De in lid 1 aangeduide voorwerpen dienen door de in artikel 2, lid 2, genoemde personen bin nen den in artikel 8 aangegeven termijn bij het plaatselijk bevoegde inleveringsbureau, bedoeld in art. 7. lid 2 cn 3, allereerst te worden aangemeld. (3) Het inleveringsbureau onderzoekt de bij de aanmelding (lid 2) verstrekte gegeven. De in arti kel 2, lid 2, genoemde personen dienen daartoe ge legenheid totbezichtiging van een aangemeld voorwerp ter plaatse te geven en hetzelve aan de met het onderzoek belaste personen op hun ver langen te overhandigen dan wel te doen overhan digen, bij gebreke waarvan het voorwerp is te be handelen als hadde het onderzoek het hieronder in lid 6 te omschrijven resultaat gehad. (4) Mocht bij het onderzoek blijken, dat het voorwerp op grond van het bepaalde bij lid 1 niet onder de verplichting tot inlevering valt, dan dient een en ander bij de schriftelijke aanmelding (lid 2) te worden vermeld en dient hetzelve den aan melder te worden teruggegeven en door laatstge noemde te worden bewaard.' Is het voorwerp aan een met het onderzoek belasten persoon overhan digd, dan dient hetzelve onverwijld aan den aan-' melder teruggegeven te worden. 5) Blijkt bij het onderzoek, dat het voorwerp wel is waar onder de verplichting tot inlevering valt-, doch dat om redenen van billijkheid meer dan de metaalwaarde vergoed moet worden, dan is het voorwerp indien zulks nog niet het geval is ge weest onverwijld bij het plaatselijk bevoegde in leveringsbureau in te leveren. Tegelijkertijd kan het in artikel 6, lid 2, bedoelde verzoek worden ge daan; het aldaar voorgeschreven rapport kan door een schriftelijke uiteenzetting van dengeen die het onderzoek heeft verricht vervangen worden. (6) Blijkt bij het onderzoek, dat het. voorwerp onder de verplichting tot inlevering valt, zonder dat nochtans een geval, als bedoeld in'lid 5, bestaat, dan besluit het inleveringsbureau of de met het onderzoek belaste persoon tot inhouding. In een dusdanig geval is artikel 6 niet van toepassing. Art. 6. (1) De tot inlevering verplichte persoon (artikel 2, lid 2) ontvangt, indien hij zulks ver langt, van het rijk der Nederlanden de metaal- waarde van het ingeleverde voorwerp vergoed. (2) Voor ingeleverde voorwerpen kan in bijzondere gevallen op verzoek een hoogere vergoeding wor den uitgekeerd. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van een rapport van een beëedigd deskundige om trent de waarde van het voorwerp. Art. 7. (1). De inlevering geschiedt voor iedere gemeente afzonderlijk. (2) Rijksduitschers, die niet ingevolge par. 5 van de eerste verordening tot uit voering van de rijksburgerwet van 14 November 1935 Jood zyn of als Jood worden aangemerkt, moeten de inlevering verrichten bij den met de uit voering der metaalinlevering belasten „Ortsgrup- penleïter". van het Arbeitsbereich Niederlande" der Nationaal-Socialistische Duitsche Arbeiders partij. (3) Alle overige tot inlevering verplichte personen moeten de inlevering verrichten bij inle- veringsbureaux, welke vanwege de gemeenten uiterlijk op 10 Juli 1941 moeten zijn ingesteld. (4) Uiterlijk op 1 Juli 1941 wordt voor de in lid 3 be doelde inleveringsbureaux de wijze van inlevering, van onderzoek (artikel 5) en van vergoeding (arti-. kei 6) door de secretarissen-generaal van de be treffende departementen geregeld. (5) De burge meesters zijn er voor verantwoordelijk, dat de in levering bij de in lid 3 bedoelde inleveringsbureux ten volle plaats vindt. Art. 8. De inlevering moet uiterlijk op 10 Aug. 1941 beëindigd zijn. Art. 9. 1) Hij die de verplich ting tot inlevering opzettelijk of door zijn schuld niet nakomt, of 2) opzettelijk of door zijn schuld in strijd met het bepaalde in artikel 1 over in te leveren voorwerpen of metaalvoorraden beschikt, of 3) ingeleverde voorwerpen of metaalvoorraden opzettelijk wederrechtelijk zich toeeigent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar en met-geldboete tot een onbeperkt bedrag of met een dezer straffen. (2) Met dezelfde straffen' wordt gestraft hij die 1) tot een feit, als bèdoeld in het eerste lid, aan zet of zich daarvoor aanbiedt, of 2) op zoodanig aanzetten ingaat of zoodanige aanbieding aan- neemt, (3) in buitengewoon ernstige'gevallen dient gevangenisstraf van ten hoogste écht jaar te worden opgelegd. (4) Feiten, als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden beschouwd als misdrijven. (5) Wordt het'strafbare feit begaan in het bedrijf van een rechtspersoon, dan wordt de strafvervol ging ingesteld en de straf uitgesproken tegen hem, die tot. het plegen van het feit opdracht gaf of die de feitelijke leiding had bij het verboden handelen of nalaten. Art. 10. Naast de straf kan ook de verbeurdver klaring van de voorwerpen of metaalvoorraden, waarop het strafbare feit betrekking heeft, uitge sproken worden. Art. 11. In overeenstemming met het bepaalde bij het besluit no. 71/1941 met betrekking tot de berechting van strafzaken, rakende het economisch leven., oordeelt de economische rechter bij uitsluiting over misdrijven, als bedoeld in artikel 9. Artikel 12. Deze verordening treedt heden in werking. „Hendrik de Vierde" op zijn plaats gezet. Ver schillende groote beelden van de Bossche basi liek, welke gerestaureerd zijn, worden thans op hun plaats gebracht. De moeilijke tocht met Hendrik de Vierde langs dakgoten en gewelven, (Foto Het Zuiden) Het aangeven van vergaderingen. Het Woensdag verschenen Verordeningenblad bevat een wijziging in de verordening no. 24-1940 ter verzekering van de openbare orde in Nederland. In deze verordening luidt par. 2, lid 4 voortaan aldus: (4) de "bepalingen der leden 1 en 2 gelden niet voor: 1vergaderingen met een zuiver gods dienstig of artistiek karakter en besloten gezel schappen; 2) vergaderingen van anderen aard dan dien, bedoeld in lid 2, indien aan haau niet meer dan twintig personen deelnemen. Dit besluit is Woensdag in werking getredën. Deze wijziging brengt een verscherping inzake samenkomsten van minder dan twintig personeel. (ANP) Voorkoming van gevaar voor bosch-, heide- of veenbrand Rooken o.m. in bosch en heide tot 1 November a.s. verboden 's-GRAVENHAGE, 18 Juni. Het Woensdag verschenen Verordeningenblad bevat een besluit van de secretarissen-generaal van de departemen ten van Birtnen'andsche Zaken en van Landbouw en Visscherij ter voorkoming van gevaar voor bosch-, heide- of veenbrand. Het besluit luidt als volgt: Op grond van par. 1 der verordening no. 23/1940 en in overeenstemming met de par. 2 en 3 der verordening no. 3/1940 van den Rijkscommis saris voor het bezette Nederlandsche gebied wordt bapaald: Artikel 1: Hét is verboden in bosschen of op heide- of veengronden of binnen een afstand daar van van minder dan 100 meter 1) zich met open vuur of. eenige open vlam te bevinden; 2) bran dende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of daarmede onvoorzichtig om te gaan; 3) in de open lucht of in licht brandbare gebouwen en getimmerten een vuur aan te maken zonder een schriftelijke vergunning van den ge bruiker van het perceel bij zich te hebben of een vuur, waartoe vergunning is verleend onbewaakt te laten; 4) gedurende het tijdvak van 1 Maart tot en met 31 October te rooken zonder een schrif telijke vergunning van den gebruiker van het per ceel bh' zich te hebben. Artikel 2. (1) De gebruiker vn het perceel mag een vergunning, bedoeld in artikel 1, onder 3 en 1, slechts verleenen, wanneer na zorgvuldige af weging van alle omstandigheden geen gevaar voor bosch-, heide- of veenbrand te duchten is. Hij kan de vergunning naar plaats en tijd beperken en voorwaarden aan haar verbinden. (2) Voor hem, die kan aantoonen, dat hij in blijvend dienstver band staat tot den gebruiker var het perceel, is een vergunning krachtens het bepaalde in artikel 1, onder 3 en 4, niet vereischt, wanneer hij op dit perceel uit hoofde van zijn beroep werkzaam is. Hetzelfde geldt voor dengene, die in opdracht of met vergunning van overheidswege op zoodanige perceelen werkzaam is, zoomede voor dengene, die tot het genot van de jacht gerechtigd is. Art. 3. Voor de toepassing van dit besluit wor den bosschen, heide- en veengronden mede ge- ekend te behooren de openbare en niet-open- bare wegen, welke deze terreinen doorkruisen, met dien verstande, dat. het verbod, bedoeld in artikel 1, onder 4, niet geldt voor openbare wegen, welke als kunstweg zijn aangelegd en een wegdek van ten minste 4 meter breedte hebben. Art. 4. (1). Hij die handelt in strijd met het bij artikel 1 bepaalde; 2) als verbruiker van een per ceel bij het verleenen van een vergunning, be doeld in artikel 1, onder 3 en 4, niet de noodige zorgvuldigheid betracht, wordt, voor zoover op grond van andere bepalingen geen zwaardere straf is verbeurd, gestraft met hechtenis van ten hoog ste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd en vijftig gulden. (2) Wanneer een feit, bedoeld in het vorig lid, een brand ten gevolge heeft of wanneer een zelfde persoon zich aan een zoodanig feit bij herhaling schuldig maakt,, kan gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden en geldboete van ten hoogste duizend gulden of een dezer straffen worden opgelegd, voor zoover op grond van andere bepalingen geen zwaardere straf is verbeurd. Art 5. Feiten, als bedoeld in artikel 4, lid 1, worden beschouwd als overtredingen; feiten, als bedoeld in artikel 4, lid 2, worden als misdrijven beschouwd. Art. '6. Met het opsporen van de in dit besluit strafbaar géstelde feiten zijn, onverminderd de bepaling van artikel 141 van het wetboek van strafvordering, belast: 1) de ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie; 2) de personen, daartoe aangewezen door den secretaris-generaal van het departement van Binnenlandsche Zaken. Art. 7. (1) Dit besluit treedt heden in werking. (2) Het wordt aangehaald als „Besluit -bosch-, heidë- en veenbranden". AARDAPPELEN. BON 06. T.m. 22 Juni: iy2 Kg. BOTER- OF VETKAART. BONS 19 en 20. T.m. 29 Juni: 250 gr. boter p. bon. Vetkaart reductie. BROOD, GEBAK. BON 24. T.m. 22 Juni 100 gr. brood of 1 rantsoen gebak. BON 22. T.m. 22 Juni 200 gr. brood of 2 rantsoe nen gebak. BON 9 (Bloemkaart). T.m. 13 Juli: 50 gr. brood of i/2 ï'antsoen gebak. EIEREN (Bonkaart Alg.) BON 36 en 98. T.m. 22 Juni: 1 ei per bon. MEEL EN GRUTTERS WAREN. (Bonkaart Alg.) BON 43. T.m. 13 Juli: 250 gr. rijst, rijstemeel, rijstebloem of grutte- meel. BON 44. T.m. 10 Augs: 250 gr. havermout, ha vervlokken, haverbloem, aardappelmeelvlokken, gort, gortmeel of grutten BON 45. T.m. 10 Augs: 250 gr, gort, gortmout of grutten. BON 54. T.m. 10 Augs: 100 gr. macaroni, vermi celli of spaghetti. BON 55. T.m. 10 Augs: 100 gr. maizena, gries- meel, sago. aardappel meel of puddingsaus- poeder. BON 9 (Bloemkaart). T.m 13 Juli: 35 gr. meel of bloem. KOFFIESURROGAAT EN THEE. (Bonkaart Algem.) BON 34. T.m. 22 Juni 250 gr. koffiesurrogaat of 40 gr. thee. KAAS. (Bonkaart AlgemJ BON 67 en 77. T.m. 29 Juni. 100 gr. per bon. BON 68 en 78. T.m. 13 Juli- 100 gr. per bon. SUIKER. (Bonkaart Alg.) BON 42. T.m. 22 Juni 1 kg VLEESCH EN VLEESCH- WAREN. BON 19 „vleesch". T.m. 23 Juni: 50 gr. vleesch. BON 19 „vleeschwaren" T.m. 23 Juni y2 rantsoen. PETROLEUM. Bon 11 (Bonkaart M en O) t.m. 10 Augs.: 2 L. PEULVRUCHTEN, kaart Algemeen). BON 52. T.m. 22 Juni: 500 gr. MELK. BON 21. T.m. 22 Juni: 154 L. melk. (Bon- ZEEP. (Bonkaart Algem.) BON 35. T.m. 29 Juni 150 gr. toiletzeep, 120 gr. huishoudzeep, 200 gr. z. zeep. (oude samenstel ling), 150 gr. z. zeep, 300 gr. z. zeeppasta, 250 gr. zeeppoeder, 125 gr. zeepvlokken, 250 gr. zelfwerkende waschmid- delen, 200 gr. vloeibare zeep of 600 gr. wasch- poeder. SCHEERZEEP ENZ. BON K (Texticlkaart). T.m. 31 Aug.: 50 gr. HONDENBROOD. BON 14. T.m. 30 Juni: Groep 1 en 2: 10 Kg; Gr. 3: 8 Kg; Gr. 4: 5 Kg; Gr. 5: 4 Kg; Gr. 6: 3 Kg, KATTENBROOD. BON 14. T.m. 30 Juni' l*A Kg. Vervoer van personen en goederen. Wijziging in bepalingen gebracht. 's-GRAVEPJHAGE, 18 Juni Bij besluit van den secretaris-generaal van waterstaat zijn met ingang van heden,enkele wijzigingen aangebracht in de geldende bepalingen betreffende het vervoer van personen en goederen. Deze wijzigingen zijn groo- tendeels van zuiver technischen of formeelen aard. Afzonderlijke vermelding verdient, dat de „commis sie vergunningen personenvervoer" voortaan niet slechts tijdelijke vergunningen verleenen kan, maar nu ook in het belang van de meest gewenschte exploitatie wij zen verleende vergunningen tijdelijk wijzigen en verdere bijzondere voorzieningen tref fen kan". BURGEMEESTER VAN SLEEN NEEMT ONTSLAG. Bij besluit van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken van 14 Juni 1941 is aan mr. G. L. Mens Fiers Smeding op zijn verzoek met ingang van 20 Juni 1941 eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeente Sleen. DISTRIBUTIE GASGENERATOREN. 's-GRAVENHAGE, 18 Juni., In de bepaling (beschikking no. 46-1941) dat „gasgeneratoren, persgasinstallaties en drukvaten, een' en ander voor zoover dienend voor de aandrijving van motoren, aangewezen worden als distributiegoederen in den zin van art. 4 van de distributiewet 1939, is bij beschikking van den secretaris-generaal van han del, hijverheid en scheepvaart met ingang van heden deze wijziging gekomen, dat de beperkende woorden, „een en ander voor zoover dienende voor de aandrijving van motoren" vervallen. De secretaris-generaal van het Departement van Handel, Nijverheid'en Scheepvaart heeft vastgesteld het vestigingsbesluit centrale-verwarmingsbedrljf 1941, dat op 19 Juni in werking treedt. Hierbij wordt de vestiging van zoodanige bedrijven en de uitbreiding ervan gebonden aan een vergunning van de Kamer van Koophandel. Voorts zijn er in opgenomen de minimum-eischen van credietwaardigheid, van handelskennis en van vakbe kwaamheid, waaraan iemand, dié zich in dit bedrijf wil vestigen, moet voldoen. Voor de Kinderen (Teekeningen H. Kannegieter). )AN MOET WERKEN VOOR ZIJN EXAMEN. „Jan, nu heb je gauw examen, maak vooral je huiswerk goed. Denk er om, mijn beste jongen, dat je dit jaar slagen moet. Als je eenmaal al je vakken keurig net hebt af gedaan, kun je zonder je te schamen heerlijk aan het spelen gaan." „Jan', blaft Ti lx, „Kom mee nu spelen! Laat je werk maar voor vandaag. Schei toch uit met al dat blokken, zeg, jij speelt toch ook zoo graag? Dicht dat boek, ga mee wat ballen, van dat leeren word je moe. Kom je met me mee naar buiten? Kom, vooruit nu Jantje, toei" Overtreders van distributie bepalingen gesnapt. De Vlaardingsche politie heeft tegen veertien personen proces-verbaal opgemaakt die op een of andere wijze zijn betrokken bij een overtreding van de distrlbutiebepalin. gen. Bij een huiszoeking bij een winkelierster in den Grooten Vettenoordschen polder werden drie doozen mét elk zes en dertig stuks scheerzeep,' twee doozen elk mét 24 stuks toiletzeep en 145 doozen luxe toiletzeep gevonden welke-de winkelierster zonder bon verkocht. Voorts bleek dat ook in thee werd gehandeld. Bij het verhoor kwam uit, dat een partij van 1500 kg: thee zich te Beverwijk bevond. De verkoopprijs hiervan bedroeg f 26 per kg, in samenwerking met de Beverwijksche politie is aldaar een onderzoek ingesteld en werd de thee in beslag genomen, Een der getuigen in deze zaak, zekere D. te Vlaardingen, verklaarde, dat hij in het bezit was van een vat ve,t, in. houdende 90 kg., hetwelk hij voor f 300 had gekocht van v. O. te Vlaardingen. Deze had het vat weer gekocht van V. uit Rotterdam door bemiddeling van V. uit Schiedam, Deze had het weer gekocht van v. d. E. uit. Rotterdam voor 90 cent per kg. en genoemde v. d. E. verkocht het weer uit den voorraad van zijn patroon F., darmenhan». delaar te Rotterdam: V. d. E. betaalde er 60 cent per kg, voor. De winst werd gezamenlijk gedeeld. Bij nader onderzoek 'kwam aan het licht, dat hel vet bestond uit gemalen, gezouten, darmen, z.g. veteinden, in het pakhuis van F. wérden nog 20 vaten darmen in beslag genomen. Deze had de darmen zonder eenige distributie, bescheiden gekocht en verkocht. Verder is bij het uitpluizen van deze zaak nóg gebleken, dat genoemde D. in den loop van 1941 twintig halve var. kens had/ gekocht, tezamen met zekeren B. uit Vlaar. dinger-Ambacht en zekeren B. te de Lier. Deze laatste is op het oogenblik voortvluchtig. DE NEDERLANDSCHE UNIE. Men deelt ons mede, dat thans in NpordvHol- land in totaal circa 100 plaatselijke afdeelingen zijn opgericht. Hiermede is de organisatie van De Ne derlandsche Unie in Noord-Holland vrijwel vol tooid. Voorts is ook in dit Gewest een aanvang.gemaakt met de'kaderleiding van De Nederlandsche Unie, Hiertoe is de heer J. M. Hondius benoemd tot Ge- westelijk Kaderleider voor Noord-Holland. De ka derleiding heeft tot doel de vorming van de hoof* dan en sprekers der Uniekringen. DE COMMISSARIS SENBELASTING. I^j Vaste salarissen. j De wnd. secretaris-generaal van: het departe* ment van Financiën, heeft in een rondschrijven aan de directeuren der Directe en Rijksbelastingen het vólgende medegedeeld. De op 1 Januari 1941 nog niet uitbetaalde vaste salarissen welke betrekking hebben op tijdvakken, eindigende vóór 1 Jnuari 1941, en welke op gee- nerlei wijze afhankelijk zijn van een door het li chaam te nemen besluit, kunnen geacht worden vóór 1 Januari 1941 ter beschikking van commis sarissen te zijn .gesteld. Van zoodanige salarissen is mitsdien geen commissarissenbelasting verschul digd. VERZOEK TOT VERBINDENDVERKLARING C. A. 0, VOOR DE BOUWBEDRIJVEN. Vele bonden van patroons en werklieden in de bouvw bedrijven hebben een verzoek ingediend tot verbindend verklaring van bepalingen van de collectieve arbeids. overeenkomst voor de bouwbedrijven (burgerlijke- en utiliteitsbouw en water-, spoor- en wegenbouw). Bezwaren tegen'inwilliging van dit verzoek kunnen uiterlijk 5 Juli e.k. worden ingebracht bij het college van rijksbemiddelaars. door MARINUS BERTRAM. (Nadruk' verboden). 30) In Holland. Maar ik ben heel jong hier vandaan gegaanin elk geval herinner ik mij niets meer van mijn eerste verblijf hier. Herinner je.... je ouders nog? Heelemaal niet. Voozoover ik weet heb ik ze nooit gekend. Als-kleine jongen was ik een hulpje op 'n struisvogelfarm van een Hollander in Zuid-Afrika en daar ik geen bijzonder lief jongetje was, had ik oen allesbehalve aangenamen tijd. Toen ik opgroeide werd ik steeds erger en ik ben er in geslaagd door het leven, ja zelfs er boven op te komen. Ik heb wat geld verdiend hoe doet niet ter zake, maar ik moest wel of ik was onder gegaan en zoo was ik in staat, lher rond te komen zonder aan de toelage, die u mij gaf, te raken. Ik heb daar een ruw leven geleid tus- schen negers en het uitschot van de blanke maat schappij. Maar zooals ik reeds zei, heb ik sinds ik hier ben de beste bedoelingen gehad én ik kan tot mijn voldoening zeggen, dat er nog niets gebeurd is, dat niet weer ongedaan kan worden gemaakt. En wat be treft het verkrijgen van goederen onder valsche voorwendsels, het eenige wat ik op die manier ver kregen heb, is geloof ikgenegenheid. Op het gelaat van den ouden man was een wonder lijk'zachte uitdrukking gekomen. Ja, die heb je zeker gekregen, zei hij. En geen wonder, want ik bèn je vader. De ander keek hem een oogenblik verbijsterd aan. Is het nooit bij je opgekomen, dat er geen. andere mogelijkheid was om die sprekende gelijkenis tus- schen jullie beiden te verklaren, vervolgde jhr. van Duyven. Ik dacht werkelijk, dat jij Albert was. Maar toen jij den naam van Oordt noemde, zag ik dadelijk licht, want het was de naam. van je moeder. De oude heer wachtte even en ging toen voort; Laat ik je vertellen, dat je moeder en ik getrouwd zijn-toen we nog heel jong waren ik was nog stu dent. Het toeval wilde dat we beide geert ouders meer- hadden, zoodat er geen toestemming noodig was. Wat zal ik je zeggen: een zomer-idylle van twee jonge, onverantwoordelijke menschen die vast over tuigd waren dat ze veel van elkaar hielden en dat het leven alleen rozengeur en maneschijn is. We zijn korten tijd bij elkaar gebleven en bij mij was het zeker nooit opgekoinen om haar te verlaiten. Misschien had ze wel dezelfde zwerversnatuur als haar zoon; ze was, wat je tègenwoordig een beetje artistiek type zou noemen, 'n tikje „bohème"; in alle geval, om de een of andere reden, heeft ze het noodig-geoordeeld te verdwijnen zonder eenig spoor achter te laten. Ik heb alles gedaan wat ik kon, om haar op te sporèn, maar-zonder resultaat. Eerst later heb ik gehoord dat ze gestorven was en van jouw geboorte heb ik nooit iets geweten. Als dat wel het geval was geweest, zou ik geen moeite en kosten gespaard hébben, om jou te vinden en behoorlijk op te laten voeden. Ik geloof u op uw woord, vader. Het zal een zware brok voor Albert zijn om te verduwen, zei Jhr. van Duyven moeilijk, als hij hoort dat een ander méér recht heeft om hier te blijven wonen dan hij. Hij was overtuigd dat hij, met toestemming van zijn zusters, de toekomstige land heer zou zijn. En hij zal dat blijven, viel van Oordt hem in de rede. Zooals ik al zei heb ik wat geld weten te ver dienen. Kijk eens, ik zou het veel prettiger vinden, dat u, als u wat mij volgens regel toekomt, voor mijn zusters bestemt. Ja mijn zusters, want dat zijn zij en zoo heb ik ze beschouwd. Ik geloof, dat ik net doe alsof ik voor een paar dagen ga rondreizen en dan niet meer terugkom. Als Albert dan komt kan hij hier mijn plaats innemen en niemand hoeft het fijne van de zaak te weten. Maar wij moeten elkaar niet weer uit het oog verliezen. Wilt u mij dat beloven? Jhr. van Duyven deed dit van harte gaarne. Ik kan natuurlijk niet'weer hier komen, maar we zouden elkaar ergens anders kunnen ontmoeten en eens samen een paar prettige dagen 'doorbrengen, als ik weer eens in Holland kom. Maar nu moet ik weer terug; zoo erg lang kan ik het in de beschaafde we reld toch nóóit uithouden, maar daar kan ik weer verder leven. Ze spraken nog een heelen tijd over de toekomst en Jhr. van Duyven hoorde een heeleboel over het verleden van zijn oudsten zoon. Van Oordt vertelde ook van zijn vrouw en over haar ongelukkige ge woonte, die maakte, dat hij zich met haar niet in een beschaafd milieu vertoonen kon. Ze werden gestoord, door een bediende, die een bezoeker kwam aandienen: Luitenant Woudstra, militaire politie in Zuid- Afrika. Waar is meneer? Ik heb hem in de wachtkamer gelaten. Toen de bediende de deur achter zich gesloten had, zei de oude heer: Dat zal de broer zijn van dien man, die hier een tijdje geleden geweest is. Ja, dat is hij. We hebben vroeger een ontzettenden hekel aan elkaar gehad, maar omdat hij nog. op 't juiste oogenblik kwam om. mij en Albert, ook die was toen nog bij mij té redden, zijn wij op zeer vriendschappelijken voet met elkaar gèkomen. Laat u hem hier korpen, ik weet waarvoor hij komt; om een bedrieger te ontmaskèrën! Laat u het maar aan mij over. Van Oordt belde den bediende en even later werd Woudstra in de studeerkamer gelaten. Toen hij van Oordt in het oog kreeg bleef hij even staan en zijn heele houding werd stram militair. Ik heb verzocht meneer van Duyven alleen te spreken, zei hij. HOOFDSTUK XXIX. Opheldering. Jhr. van Duyven ging den bezoeker met uitgestrekte handen tegemoet. Aangenaam met u kennis te maken, meneer Woudstra, ik heb al veel van u gehoord en niet alleen van uw broer, die hier laatst was, maar met een blik op van Oordt maar u hebt elkaar vroeger al ontmoet. Dat zou ik denken, vulde vanOordt'aan, luite nant Woudstra heeft mij uit een van de grootste ge varen, waar ik ooit in verkeerd heb, verlost, en te gelijk Albert ook. De Arnhemsche politie heeft zekeren Van R, gearresteerd die aan een Nijmeegschen bakker z,g. pakjes vet had verkocht, welke pakjes bij opening nat zaagsel bleken ,te bevatten. Het driejarig zoontje van den landbouwer Cox te Maasniel is in een mestkuil gevallen en ver dronken. Aan de Belgische grens bij Budel hebben amb tenaren en marechaussee ruim 10.000 KG rogge en groote partijen 'levensmiddelen in beslag ge nomen. Een somnambule uit de Jordaan te 'Am sterdam heeft een werklooze een bedrag van f 175 afhandig weten te maken door hem voor te spiege len dat zij met- haar relaties met de Justitie welke haar inderdaad ook goed kende! hem aan een betrekking kon helpen. Het was Woudstra of hij het in Keulen hoorde don deren. En Albert ook? Wat beteekende dat? En dan die gelijkenis? Stond hij op het punt een flater te be gaan? Bemoeide hij zich met zaken, die hem niet aan gingen? Het zelfvertrouwen, waarmee hij hier geko men was, kreeg een schok. Ik heb verzocht mijnheer van Duyven alleen te spreken, zei hij nog eens heel vormelijk, met een strengen blik op .van Oordt. In orde, oude jongen, ik ben dadelijk weg, ant woordde van Oordt op een manier, die Woudstra weer zeer sterk aan het Berg-hotel deed denken. Als je hier klaar bent, zullen wij samen een glas sherry drinken, na je wandeling hierheen zal je wel dorst hebben. O, ik zou bijna vergeten, dat je geheel-ont houder was. Ben je het nog steeds? Nu tot straks dan! Gaat u zitten, meneer Woudstra, zei zijn gastheer toen ze alleen waren. Ik stel het bijzonder op prijs, dat u mij komt opzoeken. Maar wat had u voor ge wichtigs met mij te bespreken? Ik heb het genoegen gehad uw zoon in Zuid- Afrika te ontmoeten, meneer van Duyven, begon de ander eindelijk; we hebben naast 1 elkaar gevochten tegen de Zoeloes. Maar hij waagde te veelhij was roekeloos. U zult wel erg geschrokken zijn toen u hoorde van zijn vermissing, maar we konden er niets aan doen. De wilden hebben hem te pakken gekregen en hij ontkwam op een allerwonderbaarlijkste ma nier, maar dat is een verhaal op zichzelf en ik zal 't- aan hem overlaten u dat te vertellen, als hij thuis komt. Als hij thuiskomt. Woudstra had dit als klap op den vuurpeil in petto gehouden. Hij keek strak naar zijn toehoorder, maar deze liet niet in het minst blij ken, dat hij verrast was. Wat had dat te beteekenen? Waar heeft u hem het laatst gezien? vroeg Jhr. van Dujjven kalm. In' het hospitaal bij Ezulivini. Hij had het er toen over om met een week of twee naar Holland terug te gaan. Ik dacht dat het u genoegen zou doen te hoorendatdat.... hijeaan de beterende hand was Nu hij weer het onderwerp, waarvoor hij eigenlijk gekomen was, moest aanroeren, aarzelde Woudstra weer net als te voren. Natuurlijk, natuurlijk,' zei zijn gastheer vriende lijk. Dus als Albert in Zuid-Afrika is of op weg naar huis, dan moet de man, die zich hier voor hem uit gegeven heeft een ander zijn, zei Woudstra gejaagd. Natuurlijk, natuurlijk herhaalde de. ander en hij glimlachte onverstoorbaar. Wel, ik weet toevallig wie hij is, en ik achtte het mijn plicht u ervan op de hoogte te brengen. Zijn werkelijke naam is van OordtKarei van Oordt.... en, .ik spreek niet graag kwaad achter zijn rug, maar in Transvaal staat hij niet al te goed bekend. Wel, ik geloof dat er menschen zijn, die, als za aan de controle van'de beschaafde wereld zijn ont trokken, en niet op vooruitgaan, merkte Jhr. van Duy ven luchtigjes op. Meneer Woudstra, ik ben u dank- baar voor uw inlichtingen, maar ik wou u nog een ding vragen: Heeft u hierover al met een ander ge sproken, met uw broer bijvoorbeeld. Neen.... met niemand. Ik zou u zeer verplicht zijn, als u mij zou willen beloven het ook verder niet te doen. Er zit meer achter, dan men zoo op het eerste gezicht wel zou denken, begrijpt u? Misschien is het een grap, mis schien een weddenschap, u kunt het opvatten zooals u wilt, maar in elk 1 geval is het een kwestie die mij alleen aangaat. U begrijpt mij?. Zeker, meneer van Duyven; het is verder mijn zaak niet meer. Dank u. Blijft u met ons koffiedrinken. Ik zie dat het zoowat tijd is. Woudstra nam de uitnoodiging aan: hij 'bekeek deze zaak nu van een #eheel ander standpunt en nu hem de gelegenheid geboden werd misschien achter meer te komen, greep hij deze met beide handen aan. Ik wil u ook nog vragen, hernam zijn gastheer, in het bijzijn van mijn dochters door woord nog gebaar te laten blijken, waarvoor u hier kwam. Toen ze even later in de koele eetzaal aan taTel zaten, voelde Woudstra zijn belangstelling in deze. vreemde geschiedenis sterk toenemen. Daar zat van Oordt veedief, dranksmokkelaar en nog veel meer en die trad op als de broer van twee knappe arlstte cratische meisjes. En het ging hem heel goed af!, 1 (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6