OVERVEEN 200 JAAR CELEDEN.
its//;/
Centrale Verwarming
N.V. Holster 35
Dividendbelasting
van
15%
aan abonnés
Leugens om bestwil...
2 A TE R D A G '28' JUNI 1941'
Het Klokhuis.
Hierboven geven wij een reproductie van een tee-
kening van Jan de Beyer, die ongeveer 200 jaar
geleden gemaakt is.
Wie zou uit den legenwoordigen toestand aan
het einde van den Zijlweg, waar de Bloemendaal-
sche weg en de Korte Zijlweg beginnen, nog het
verleden herkennen?
Het Klokhuis werd in 1846 gesloopt, waarna on-
middelijk begonnen werd op den vrijgekomen
grond een raadhuis voor de gemeente Bloemen-
daal te bouwen. Lang heeft het gemeentebestuur in
dat gebouw gezeteld, totdat het te klein werd. On
geveer 8 jear geleden werd het tegenwoordige
raadhuis aan den Bloemendaalschen weg betrok
ken. Het oude raadhuis werd gesloopt om een
aangrenzend café gelegenheid te geven tot uitbrei
ding.
Links op bovenstaande teekening ziet men het
logement „Van ouds het Raadhuis". Uit dien naam
kan worden afgeleid dat nog vroeger op die plaats
ook een raadhuis heeft gestaan, In de dagen van
Beyer was het reeds een veel bezocht logement,
het was ook de vergaderplaats van Baljuwen en
Schepenen. Het tegenwoordige „Van ouds het
Raadhuis" werd in 1906 gebouwd.
De teekening toont aan dat er twee eeuwen ge
leden nog weinig" voor het verkeer werd gedaan.
De Zijlweg was een breede zandweg. De Korte
Zijlweg en de Bloemendaalsche weg,ook zandwegen
waren smal. want men kan nauwelijks zien waar
die op den Zijlweg uitmondden.
In den loop der 19e eeuw is reeds veel gedaan
om de wegen te verbeteren. De kosten werden toen
(naar een teekening van Jan de Beyer)
gevonden door het heffen van tolgelden. Het tol
huis stond aan het einde van den Noordkant Zijl
weg op den hoek van den Bloemendaalschen weg.
In 1912 werd deze tol evenwel door de gemeente
Bloemendaal opgeheven.
De Zomerpostzegels.
Het Personeelcomité Zomerpostzegels 1941, gevormd
uit leden van het P.T.T.-personeel te Haarlem en om
geving schrijft ons:
Sinds 29 Mei j.l. zijn wederom aan alle postinrich-
tingen zomerzegels verkrijgbaar en wel zegels van
IM- 2VZ. 4, 5 en 7 1/2 cent, die met toeslag 3, 5, 7, 8
en 11 cent kosten.
Zij zijn verkrijgbaar tot en met 30 September a.s. en
blijven geldig tot en met 31 December 1946.
De extra opbrengst daarvan zal als volgt verdeeld
worden:
de helft voor cultureele doeleinden: voor cultureel
werk, ter tegemoetkoming In den huidigen nood der
cultureele werkers;
de helft voor sociale doeleinden: te weten voor de
bestrijding van tuberculose, kanker, rheumatiek en
voor A.V.O. (Arbeid Voor Onvolwaardigen).
Hoe noodzakelijk het is, dat een ieder het zijne/hare
bijdraagt om de opbrengst zoo groot mogelijk te doen
zijn, behoeft hier zeker geen betoog.
Het zij voldoende te vermelden, dat de dragers van
onze cultuur, aan wier eeuwig scheppende geest wij
het mooiste en beste in ons leven danken, maatschap
pelijk in stijgenden nood verkeeren en dat onze volks
gezondheid door tuberculose, kanker, rheumatiek enz.
wordt bedreigd.
Evenals in 1940 heeft zich ook dit jaar weder een
aantal maar thans een nog grooter P.T.T.-ers te
Haarlem en omgeving beschikbaar gesteld om in vrijen
tijd een intensieve actie te voeren Deze actie bestaat
o a. in het huis aan huis ten verkoop aanbieden van
de zegels.
Moge het publiek antwoorden met flink te koopen
en moge de opbrengst van 1940 verre worden over»
troffen.
Zij vermeld, dat het P.T.T. personeel-comité samen
werkt met het plaatselijk comité, waarvan de heer
Pfaff, oud-directeur van het P. en T. kantoor te Haar
lem de leider is.
HAARLEMSCnE TOONKUNSTENAARS.
Op de laatste einduitvoering van het Amsterdamsch
Conservatorium op Maandagavond 30 Juni zal een Ri-
cercar voor orgel, strijk-orkest en pauken van den
Haarlemschen toonkunstenaar Andries de Braai worden
uitgevoerd. De, heer Albert de Klerk speelt de orgel
partij van dit werk.
AUTOM. OLIE - KOLENSTOOKINR.
SANITAIRE INSTALLATIES.
(Adv. Ingez. Med.)
EXAMENS.
Academische opleiding.
Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Amsterdam
voor het doet. ex. geneeskunde: mej. A. J. Buf-
finga, mej. C. P. Ouwehand en de heeren D. A.
Joustra, J. L. Mastboom en J. W. Bos. Voor het
cand.ex. geneeskunde (tweede gedeelte), de heeren:
L. Wijnberg, Chr. W. Böttger, R. G. A. van Waijjen,
L. M. Friderichs, G. Taams, J. W. Fortuin, J. F. A.
M. Opdam, A. L. Greebel, B. J. Monrooy, J. C. v.
Veen en A. Hustinx. Bevorderd tot doctor in wis-
en natuurkunde op proefschrift, getiteld: „Maligne
tumorenvan restis en epididymis", A. G. Brands-
ma, geb. te Amsterdam.
DIVERSEN.
Makelaar in onr. goed. Geslaagd A. M. Smit,
Heemstede.
Nuttige handwerken R.K. kweekschool „De
Voorzienigheid", Amsterdam. Geslaagd mej. G.
Industrieschool, Amsterdam. Afd. Bouwkunde.
Kors, Haarlem.
Geslaagd J. L. K. de Ridder te Haarlem.
Afd. Werktuigbouwkunde. Geslaagd F. M. Duk-
kers, Zandvoort.
Nijverheidsakte N. Ie deel. Geslaagd M. M. P.
v. d. Putt.L. V. Roorda, M. P. E. Saulenn en P.
J. Voorneveld, allen te Haarlem; C. A. Kooiman,
IJmuiden; W. G. Vlaarkamp, Santpoort.
Middelb. Handelsschool met 5-jar. cursus te
Amsterdam, cand.examen. Geslaagd M. v. d. Nat
Heemstede, Eindexamen 4-jar. cursus geslaagd G.
de Leeuw, Castricum.
Joodsche winkels niet meer op
Zondag open.
's-GRAVENHAGE, 27 Juni. Het heden verschenen
Verordeningenblad bevat een verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche ge
bied, houdende wijziging van eenige bepalingen op het
gebied van het bedrijfsleven en van het arbeidsrecht.
Bij deze verordening worden de geldende voorschrif
ten van het Nederlandsche recht, waarbij aan leden van
kerkgenootschappen, die een anderen dag dan den
Zondag als rustdag tellen (in de eerste plaats dus de
Joden) de mogelijkheid gegeven wordt op Zondagen
te werken, resp. winkels open te houden, afgeschaft-
Ter toelichting diene het volgende:
Het Nederlandsche recht behelst bepaalde voorschrif
ten op het gebied van bedrijfs- en arbeidsrecht, krach
tens welke mêt betrekking tot personen, „die lid zijn
van een kerkgenootschap, dat den wekelijkschen rust
dag op den Sabbath of den zevenden dag houdt" uit
zonderlijke regelingen getroffen zijn in dien zin dat
voor het beroep en -bedrijf van dergelijke personen,
resp. voor het werk in bedrijven, waartoe dergelijke
personen behooren of die door hen geleid worden,
zekere beperkende bepalingen in het belang der hand
having van de Zondagsrust niet op Zondagen, doch op
de rustdagen door de week binnen bepaalde grenzen
tot uitoefening van hun beroep en bedrijf zijn toege
staan.
Personen van dien aard zijn in de eerste plaats de
Joden. De bovenvermelde bepalingen bevatten der
halve een bijzondere behandeling van het Joodsche
bevolkingselement hier te lande.
De to'epassing van deze bijzondere bepalingen heeft
in de practijk tot ongewenschte toestanden geleid, en
wel a) doordat dergelijke ondernemingen haar bedrijf
op Zondag kunnen openhouden, terwijl het overwe
gende aantal van gelijksoortige bedrijven gesloten
moet blijven; b) doordat de controle, of de op deze
wijze bevoorrechte bedrijven van hun kant de Zon
dagsrust op de rustdagen door de week handhaven,
uiteraard bemoeilijkt wordt en ook wat betreft de
materieele schade, welke gelijksoortige bedrijven door
den onder a aangeduiden stand, van zaken treft, van
ondergeschikte beteekenis is: c) doordat werknemers
gedwongen zijn op Zondag te werken, omdat de werk
gever tot den bovenvermelden bevoorrechten kring
van personen behoort.
De verordening maakt een eind aan al deze bijzon
dere bepalingen en herstelt zoo ook op dit gebied,
met wegneming van vroegere Joodsche voorrechten,
dezelfde voorwaarden van concurrentie voor Joodsche
en niet-Joodsche neringdoenden.
Dit besluit treedt heden in werking. (A.N.P.)
Voorheffing op inkomsten- en
winstbelasting
Verschuldigd door
vennootschappen.
's-GRAVENHAGE, 27 Juni. In het heden ver
schenen Verordeningenblad is opgenomen een be
sluit van den secretarisgeneraal van het departe
ment van Financiën betreffende de dividendbelas
ting (besluit op de dividendbelasting 1941). Het
besluit luidt als volgt:
Art. 1. (1) Onder den naam van „dividendbelas
ting" wordt, bij wijze van voorheffing op de in
komstenbelasting en de winstbelasting, een belas
ting geheven van de opbrengst van aandeelen,
winstbewijzen en winstdeelende obligatiën van
naamlooze vennootschappen en commanditaire
vennootschappen op aandeelen, welke binnen het
lijk gevestigd zijn en niet van de winstbelasting
zijn vrijgesteld krachtens artikel 2, 1', van het be
sluit op de winstbelasting 1940 (no. 83/1940). (2)
Of een vennootschap binnen het rijk gevestigd is,
wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Art. 2. (1) Als opbrengst worden onder meer be
schouwd: 1'. alle winstuitdeelingen, met inbegrip
van die, welke op obligatiën geschieden; 2'. alle li-
quidatie-uitkeeringen, voor zoover zij het gestorte
kapitaal te boven gaan; 3'. bij uitreiking van aan-
deelbewijzen zonder storting van de volle nominale
waarde: de nominale waarde, voor zoover niet blijkt
dat storting heeft plaats gehad of zal plaats heb
ben; bijschidjving op aandeelbewijzen wordt met
uitreiking van zoodanige bewijzen gelijkgesteld; 4'.
geheele of gedeeltelijke teruggave van hetgeen op
aandeelen is gestort, indien en voor zoover er zui
vere winst is, tenzij te voren het maatschappelijk
kapitaal van de vennootschap door wijziging in de
akte van oprichting dienovereenkomstig is vermin
derd; 5' vaste interessen van obligatiën, waarop te
vens uitdeelingen kunnen geschieden, welke hetzij
van de winst, hetzij van het bedrag van de winst
uitdeelingen van de vennootschap afhankelijk zijn.
(2) Uitdeelingen in geld of in anderen vorm wor
den ook als opbrengst beschouwd, indien zij niet
door reeds behaalde winst zijn gedekt.
Art. 3. (1). Dc belasting bedraagt 15 ten honderd
van de bruto-opbrengst. (2). De belasting is ver
schuldigd ten dage, waarop de opbrengst betaal
baar of op andere wijze vorderbaar is. (3) De be
lasting is voor rekening van degenen, die recht
streeks of door middel van certificaten tot de
opbrengst gerechtigd zijn, verschuldigd door de
vennootschap.
Art. 4. (1). De belasting wordt op de opbrengst
ingehouden. Neemt de schuldenaar van de opbrengst
de belasting voor eigen rekening, dan wordt voor
de berekening van de belasting de opbrengst met
100/85 vermenigvuldigd. (2). Bestaat de opbrengst
niet in geld, doch in een bewijsstuk, dan verkrijgen
de in artikel 7 bedoelde personen en lichamen ten
bedrage van de belasting een vordering op hem, aan
wien dat bewijstuk wordt afgegeven. Voor deze
vordering hebben zij op dat bewijsstuk een recht
van terughouding.
Art. 5. (1) De bestuurders van het lichaam, dat
de opbrengst verschuldigd is, zijn gehouden bin
nen vijf dagen nadat de belasting op den voet van
artikel 3, lid 2, verschuldigd is geworden, daarvan
aangifte te doen en tevens de belasting af te dra
gen. (2) Aangifte en afdracht geschieden bij den
Sleutel weg? Tel. 11493
DeSleutelspecialist,L.Veerstr.lO
(Adv Ingez. Med.)
ontvanger der directe belastingen, binnen wiens
dienstkring het lichaam gevestigd is in den zin van
artikel 2 van het besluit op de winstbelasting 1940.
(3) De secretaris-generaal van het departement
van financiën kan voor dc aangifte een formulier
vaststellen en voorschriften geven met betrekking
tot de afdracht.
In art. 6 wordt bepaald, dat een register, noodig
voor de berekening, moet worden aangehouden en
in art. 7 wordt bepaald dat bij de uitbetaling van
de opbrengst een nota met zekere gegevens moet
worden opgemaakt.
Art. 8 (1). Indien de belasting is betaald voor
rekening van een binnenlandschen rëchtspei'soon,
die niet aan de winstbelasting onderworpen is,
wordt hem op zijn verzoek teruggaaf van de be
lasting verleend. Het verzoek moet bij den inspec
teur worden ingediend binnen een maand na de
dagteekening van de nota, bedoeld in artikel 7. Op
het verzoek wordt uitspraak gedaan door den in
specteur der directe belastingen of der registratie,
onder wiens inspectie de schuldenaar der opbrengst
in den zin van artikel 2 van het besluit op de
winstbelasting 1940 is gevestigd.
Art. 9. (1) Indien de dividendbelasting niet of
niet tot het juiste bedrag is ingehouden of afge
dragen of indien een te hooge teruggaaf is verleend,
kan de te weinig ingehouden of afgedragen belas
ting of de te veel teruggegeven belasting door mid
del van een aanslag worden nagevorderd. Navor
dering is uitgesloten, indien meer dan vijf jaren
sedert het. einde van het kalenderjaar, waarin de
belasting had moeten worden ingehouden of afge
dragen, zijn verstreken. (2) Artikel 18, leden 2 tot
en met 5. van het besluit op de winstbelasting 1940
vinden bij de navordering overeenkomstige toepas
sing.
Art. 10. (1) De volgens artikel 9 opgelegde aan
slagen worden, voor wat betreft, de invordering, als
aanslagen in een directe belasting aangemerkt. (2)
De aanslagen moeten worden voldaan binnen één
maand na de dagteekening van het aanslagbiljet.
(3). Artikel 23 van het besluit op de winstbelasting
1940 vindt overeenkomstige toepassing.
In de artt. 11, 12 en 13 wordt geregeld hoe be
zwaarschriften en beroepschriften moeten worden
Ingediend.
Art. 14. De artikelen 24. 25. 26, 28 en 29 van het
besluit op de winstbelasting 1940 zijn ook voor de
dividendbelasting van toepassing.
Atr. 15. De secretaris-generaal van het departe
ment van financiën is bevoegd voorschriften, noo
dig ter uitvoering en tot aanvulling van dit besluit,
uit te vaardigen.
Art. 16. (1) Hij die een aangifte, als bedoeld is
bii artikel.-.5. onzettelijk onjuist of onvolledig doet.
hii die opzettelijk een dividendnota, als bedoeld is
bii artikel 7, met een oniuisten inhoud uitreikt, en
hij die bij een verzoek om teruggaaf ingevolge ar
tikel 8 opzettelijk onjuiste feiten stelt, wordt, in
dien daaruit nadeel voor bet rijk kan ontstaan, ge
straft met gevangenisstraf van ten hoogste zes
maanden. (2) Artikel 30. leden 2 en 3. van het be
sluit op de winstbelasting 1940 vinden op alle in
het eerste lid omschreven strafbare feiten overeen
komstige toenassing.
Art. 17. Hii die aan den inspecteur, aan den Raad
an beroep, aan een door den inspecteur aangewe
zen ambtenaar of aan een door den voorzitter van
den Raad van beroep aangewezen persoon opzette-
liik een valsch of vervalscht boek of ander ge
schrift overlegt of ter inzage aanbiedt, wordt ge
straft met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren.
Art. 18. (1) Hij die opzettelijk de hem bij artikel
14 van dit besluit, in verband met artikel 28 van het
besluit on de winstbelasting 1940, opgelegde ge
heimhouding schendt, woi'dt, gestraft met gevange
nisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete
van ten hoogste zeshonderd gulden. (2) Hij, aan
wiens schuld schending van de geheimhouding te
wiiten is. wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste
driehonderd gulden. (3) Geen vervolging wordt in-
"esfeld dan on klachfe van hem, te wiens aanzien de
Geheimhouding is geschonden.
Art. 19. Met geldboete van ten hoogste duizend
vulden wordt gestraft: 1'. Hij die niet volledig vol
doet aan een verpliehting, opgelegd bii of krach
tens een van de artikelen 5, 6, 7 en 15: 2'. hii die
niet volledig voldoet aan een van de verplichtingen
Voor de Kinderen
(Teekenlngen H. Kannegieter).
IN DEN VAL.
f
Veizoek
Wij verzoeken onzen abonnés
vriendelijk, bij het voldoen van het
abonnementsgeld zoo eenigszins
mogelijk met gepast geld te betalen.
DE ADMINISTRATIE.
opgelegd bij artikel 14 vim dit besluit, in verband
met artikel 25 of artikel 29 van het besluit op de
winstbelasting 1940.
Art. 20. (1) De bij dit besluit strafbaar gestelde
feiten worden beschouwd als misdrijven, behalve
de feiten, strafbaar volgens artikel 19, die als over
tredingen worden beschouwd. (2) De artikelen 35,
36 en 37 van het besluit op de winstbelasting 1940
vinden overeenkomstige toepassing.
Art. 21. (1) Dit besluit treedt in werking met in
gang van den achtsten dag,na dien zijner afkondi
ging. (2) Het wordt aangehaald als „besluit op de
dividendbelasting 1941".
Dit besluit heeft t. a. v. de dividenden een zelfde
beteekenis als het besluit op de loonbelasting 1940
ten aanzien van de loonen. Het besluit bevat geen
zelfstandige belasting. De dividendbelasting is
slechts een voorheffing op de inkomstenbelasting en
de winstbelasting. De door de uitdeelende lichamen
betaalde en in den regel op de opbrengst ingehou
den dividendbelasting wordt verrekend met de aan
slagen in de inkomstenbelasting en in de winstbe
lasting van de personen en lichamen die opbrengst
van aandeelen, winstbewijzen en winstdeelende
obligatiën van naamlooze vennootschappen of com
manditaire vennootschappen op aandeelen hebben
genoten.
Het besluit op de dividendbelasting bevat dus
geen regeling inzake beperking van dividenden,
waarover den laatsten tijd in verschillende dagbla
den beschouwingen zijn verschenen. (A.N.P.)
PERSONEELE BELASTING VOOR
VERVANGENDE MOTORRIJTUIGEN.
Het is bekend, dat een aantal rijvergunnin
gen ingetrokken werd, omdat de betrokken mo
torrijtuigen een hooger benzineverbruik hadden
dan 15 Liter per 100 K.M. Een nieuwe rijvergun
ning werd alleen verleend indien de aanvragers
een auto met geringer benzineverbruik aan
schaften.
Ingevolge de wet op de personeele belasting is
men, indien het andere motorrijtuig niet wordt
afgeschaft, ook voor het vervangende motor
rijtuig belasting verschuldigd. De wnd. secr.-gen.
van het departement van Financiën heeft even
wel naar de A.N.W.B. bericht thans be
paald, dat voor hen, die in 1941 in bovenomschre
ven omstandigheden zijn komen te verkeeren, een
suppletoire aanslag achterwege zal blijven.
Op den zolder in een hoekje, zit een donker
muizengat. Teddy komt eens even kijken
en hij vindt daar dan de kat, die aandach
tig zit te luist'ren naar het piepen in dien
hoek. Dagenlang reeds is ons poesje naar
dien kleinen muis op zoek.
„Zeg eens, booze muisverschrikker, kom jij
maar eens even hier! Wil je vechten, kom
bij mij dan, niet met zoo'n onoog-lijk dier,
dat zich heel niet kan verweren, dat 's voor
jou toch geen partij! Als je durft, kom dan
maar op zeg, in een tweegevecht met mij!"
Wijzigingen in de omzetbelasting
Geen vrijstelling meer voor
grondstoffen.
's-GRAVENHAGE, 27 Juni. In het Verorde
ningenblad van heden is afgekondigd een besluit
van den secretaris-generaal van het departement
van Financiën, houdende een wijziging en aan
vulling van het Besluit op de Omzetbelasting
1940, welke met ingang van 1 Juli in werking
treedt.
De belangrijkste wijziging is het vervallen van
de vrijstelling voor grondstoffen, hetgeen tot ge
volg heeft dat het vroeger hier geldende stelsel
van eenmalige heffing van omzetbelasting thans
geheel is vervallen en over de geheele lijn ver
vangen door een meermalige heffing bij elke leve
ring van alle goederen. Zoowel de tabel van vrij
gestelde grondstoffen als de mogelijkheid van het
betrekken van grondstoffen op bestelorder is
mitsdien vervallen.
In verband daarmede is het algemeene percen
tage van heffing van twee en een half tot twee
verlaagd. Verder is de mogelijkheid geopend om
in meer gevallen dan tot dusverre de verdubbe
ling van het tarief van de belasting, geldende bij
aflevering door den fabrikant rechtstreeks aan
den consument, achterwege te laten.
Voorts heeft de omschrijving van de begrippen
groothandelaar en kleinhandelaar wijziging on
dergaan. Voortaan is niet slechts een groothan
delslevering de levering van handelswaren aan
een handelaar en de levering van grondstoffen
aan een fabrikant, doch ook de levering aan on
dernemers van bedrijfsmiddelen, als machines,
vervoermiddelen enz., van hulpstoffen, als steen
kolen, 'Olie enz., van verpakkingsmiddelen, van
reclamemiddelen, van kantoorbehoeften, van
materialen, welke bij het verrichten van herstel
lingen en andere diensten worden gebezigd, kor
tom van alle goederen, welke ondernemers ten
behoeve van hun onderneming betrekken.
Een verdere belangrijke wijziging heeft betrek
king op landbouw- en veeteeltproducten en op
visch. Tot dusverre waren bepaald aangewezen
landbouwproducten aan een verlaagd percentage
van één procent onderworpen. Thans wordt de
regeling zoo, dat het verlaagde percentage van
toepassing is op alle landbouw- en veeteeltpro
ducten en op visch. doch alleen voor zoover het
betreft de leveringen, welke door landbouwers,
veehouders en visschers zelf worden verricht.
Tenslotte zijn nog een aantal wijzigingen van
minder ingrijpenden aard aangebracht. (A.N.P.).
6)
door
THEA BLOEMERS.
„Haar toestand bevalt mij heelemaal niet. Ze is
erg nerveus en prikkelbaar en ze herinnert zich
nog steeds niets. Ze weet eenvoudig niets meer van
wat er vóór dat ongeluk gebeurd is",
„Wat zegt dokter Terpstra ervan?"
„O, die zegt dat zooiets wel meer voorkomt na
een hevigen zenuwschok. Het moet vanzelf beter
worden; we moeten geduldig met haar zijn en
haar zooveel mogelijk afleiding bezorgen en maar
kalm afwachten tot de tijd haar het geheugen weer
geeft".
,',Zoo! Arm kind! Het is een groote teleurstel
ling".
Dat was het inderdaad. Eén van de redenen,
waarom ze Constance tenslotte tot zich hadden
genomen, was, dat een ongehuwde broer van mijn
heer van Zuylen gestorven was en zijn vermogen
van bijna een millioen gulden vermaakt had aan
het eenig kind van zijn overleden neef, kapitein
Henry van Zuylen, op voorwaarde echter dat ze
trouwen zou met Walter van Zuylen, den zoon
van een anderen overleden neef. Door dit huwelijk
zou het vermogen van mijnheer Eduard's broer in
de fabriek kunnen blijven en onder het beheer
van mijnheer Eduard zelf. Indien het huwelijk
echter niet tot stand kwam, zou aan Constance
de helft van het geld moeten worden uitgekeerd,
terwijl ze het zelf zou kunnen beheeren en Walther
kreeg de andere helft.
De katoenspinnerij, waarvan mijnheer Eduard
en zijn overleden broer eigenaars waren, ging den
laatsten tijd niet erg voorspoedig, tengevolge van
uitvoermoeilijkheden en binnen- en buitenland-
sche concurrentie en het was dus wel zeer wensche-
lijk dat al het kapitaal in de zaak bleef.
„We moeten er maar het beste van hopen"- zei
mevrouw berustend.
„Als een derde van het bedrijfskapitaal aan de
zaak onttrokken wordt, zie ik geen kans, de boj'
drijvende te houden", klaagde mijnheer Eduard.
„Zooals het nu is, kan het nog net. Aan een iouns-
verhooging ontkom ik niet bij de steeds hooger
wordende levensstandaard en hoe moet ik de kos
ten daarvan te boven komen, als ik dat geld ook
nog kwijtraak...."
Mevr. van Zulen zuchtte. Haar hart klopte warm
voor de arbeiders in hun bedrijf, die het heusch
niet te breed hadden en wien ze de loonsverhooging
gaarne gunde en tevens leefde ze geheel mee met
de moeilijkheden van haar man.
„Walter schijnt erg ingenomen met zijn nichtje",
zei ze hoopvol. „Hij praat over niets anders. Als
we het geluk hebben dat haar geheugen weer terug
keert, komt alles misschien nog best terecht".
„Maar zal zij van Walter houden?"
„Dat geloof ik zeker. Hij is zoo knap en zoo flink;
hij heeft zooiets zelfbewusts over zicli hij is juist
het type waartegen een jong meisje opziet en waar
aan ze haar hart verliest, tenminste. Mevrouw
van Zuylen hield even op en keek peinzend voor
zich uit, tenminste als er piet al een kaper op de
kust is. Weet je wel, Constance's moeder heeft in
den laatsten brief, die ze ons vóór haar dood
schreef, gezinspeeld op een zekeren dokter Resïnk
een familielid van de menschen, van wie zij een
gedeelte van het huis gehuurd hadden. Hij had geen
geld om dadelijk te trouwen en ook nog geen prak
tijk en Constance's moeder was erg tegen een lange
verloving".
„Drommels ja, dat is ook zoo. Daar heb ik heele
maal niet meer aan gedacht". Mijnheer Eduard trok
zijn wenkbrauwen samen en keek nog ernstiger dan
tevoren. „Constance zal dien jongeman wel ver
tellen dat zij een vermogen in handen kan krijgen",
zei hij, „en dan zal hjj wel op stel en sprong willen
trouwen!"
„Constance schijnt zich op het oogenblik van dien
dokter Resink evenmin iets te herinneren als van
iets anders. Toen ik haar geheugen een beetje
trachtte te hulp te komen, zei ik: .Dokter Re...!!,
maar ze ging er heelemaal niet op in".
„Dat zou dan een geluk bij een ongeluk zijn! Hoe
wel, Walter zou toch niet kunnen trouwen met een
vrouw, die haar geheugen verloren heeft... Neen..."
Het gesprek werd gestoord; er werd aan de deur
geklopt en een dienstmeisje kwam binnen.
„Hier is een jongedame, mijnheer", zei ze, „die
u graag wil spreken dat wil zeggen, ze vroeg
eigenlijk naar juffrouw van Zuylen, maar toen ik
haar zei dat ze te ziek was om iemand te ontvangen,
vroeg ze of ze u een oogenblikje kon spreken".
„Waar is haar kaartje?"
,Ze scheen er geen bij zich te hebben, mijnheer.
Ik vroeg haar naam en ze zei dat ze Corrie Verkerk
heette".
„Corrie Verkerk? Hm! !Waar kan ik dien naam
gehoord hebben?"
„Dat zal ik je zeggen", lichtte zijn vrouw in, „dien
naam heb je van Walter gehoord, toen hij je van
het politieonderzoek in verband met den dood van
dat verongelukte meisje vertelde. Corrie Verkerk
was het meisje, dat uit Arnhem is gekomen om
het lichaam te identificeeren, voor het geval dat
hef slachtoffer haar zuster was".
„Wat zou ze willen?"
„Ze zal Constance wel naar bijzonderheden heb
ben willen vragen. Maar nu dat niet kan, zal ze van
ons misschien een paar inlichtingen willen hebben".
„Zoo! Dacht je? Martha laat het meisje maar
binnenkomen".
„Ja mijnheer".
Enkele oogenblikken later kwam ze terug met
Corrie. Het meisje, verlegen-blozend en zenuwach
tig, maakte een stijve buiging voor mijnheer en
mevrouw van Zuylen en bleef staan, ondanks de
vriendelijke uitnoodiging om te gaan zitten.
„De juffrouw is ziek, hoor ik", begon Corrie aar
zelend.
„Ja. Te ziek om iemand te ontvangen", antwoord
de de heer des huizes en hij voegde er op welwil
lende toon aan toe: „Kunnen we u misschien met
iets van dienst zijn?"-
Ik weet het niet". Corrie werd hoe langer hoe
zenuwachtiger.. De ruime, weeldei-ig ingerichte
kamer, de heele aristocratische omgeving, de sta
tige heer en dame, maakten haar ellendig bewust
van haar armoedigé kleeren, haar gebrek aan goede
vormen.
„Denkt u dat de verongelukte jongedame uw
zuster was?", vroeg mijnheer Eduard om haar aan
het praten te brengen.
„Neen. Dat geloof ik niet. Hoe verminkt het
lichaam ook was, ik ben bijna overtuigd dat het
Nora niet was".
„Zoo?" vroeg mijnheer Eduard verwonderd. „Maar
de zakdoek was toch gemerkt met N. Verkerk? En
dan die brief? Hoe verklaart u dat?"
Mijnheer Eduard keek het meisje over zijn bril-
leglazen onderzoeken aan.
„O, ziet u", antwoordde Corrrie, die een beetje
moed vatte, „mijn zuster staat altijd klaar om an
deren te helpen. Het is niet onmogelijk dat ze het
meisje heeft zien vallen en met haa zakdoek uit
het raam gewuifd heeft om de aandacht te trek
ken van den machinist van den anderen trein.
Misschien had ze dien brief toevallig in haar han
den; het kan toch best dat ze allebei in haar schrik
en verwarring heeft laten vallen. Of mischien is
ze, nadat de trein gestopt had, meegeloopen naar de
plaats waar het slachtoffer lag en heeft ze den zak
doek en den brief verloren, terwijl ze zich over de
doode boog".
„Mogelijk. Maar hoe verklaart u dan dat ze niet
bij Dirk, of, zooals hij in de wandeling heet, Jere-
mia Verkerk is aangekomen, waar ze verwacht
werd?"
Corrie was stil. Die vraag had de oude Jeremia
haar ook al gesteld; het was een moeilijkheid waar
voor ze geen verklaring kon vinden.
Eensklajs werden ze gestoord.
Het was Walther die de kamer binnenkwam.
„Deze jongedame", legde mijnheer Eduard zijn
kleinzoon uit, ,is hier gekomen om Constance naar
bijzonderheden betreffende het ongeluk te vragen.
Je hebt haar zeker bij het gerechtelijk onderzoek
gezien?"
Walter van Zuylen, die naderbij gekomen was,
bleek haar zich te herinneren. Toen hij haar in de
gerechtszaal had gezien, was het hem even door het
hoofd geflitst dat zij hem aan iemand deed denken,
die hij kende, maar hij kon zich niet bezinnen, wie
het was.
„Kan Constance haar niet ontvangen?" vroeg
hij.
„Daar is geen sprake van! Het arme kind is veel
te ziek", antwoordde zijn grootmoeder.
„Dat spijt me heel erg voor u" wendde Walter
zich op vriendelijken toon tot het meisje. „U wilde
haar zeker het een en ander vragen over uw zus
ter?"
.Het meisje dat verongelukt is, was mijn zuster
niet", antwoordde Corrie norsch.
„Neen?"
„Neen; mijn zuster droeg niet zulke goedkoope
kleeren".
„Als u dan overtuigd bent dat het uw zuster
niet was", vroeg mijnheer Eduard op koelen toon,
want de verkapte hoogmoed, die in het antwoord
van het meisje klonk, ergerde hem, „waarom komt
u dan hier?"
„Och de zaak is dat ik dacht, dat juffrouw van
Zuylen me misschien het een en ander had kunnen
vertellen, waardoor ik mijn familie zou kunnen over
tuigen, dat het inderdaad mijn zuster niet geweül
is".
„Uw familie? Bedoelt u Jeremia Verkerk en...?rt
„Met Jeremia heb ik niets te maken!", flapte
Corrie, die een kleur als vuur kreeg, er uit.
Over het fijne gezichi van mijnheer Eduard
gleed een spottend glimlachje; hij begreep dat het
meisje zich geneerde over haar verwantschap met
den schamelen profeet en ergerde zich opnieuw aan
haar hoogmoed.
„Maar als u met der ouden Jeremia nietó te
maken hebt en de verongelukte jongedame uw zuster
niet is, waaraan hebben wij dan het genoegen van
uw bezoek te danken?" vroeg hij.
Zijn sarcasme werd verzacht door den niet on-
vriendelijken klank van zijn stem, maar het ver
droot hem toch dat dit nuttelooze bezoek het ernstige
gesprek met zijn vrouw gestoord had.
(Wordt vervolgd)..
i