OVERVEEN 200 JAAR CELEDEN. its//;/ Centrale Verwarming N.V. Holster 35 Dividendbelasting van 15% aan abonnés Leugens om bestwil... 2 A TE R D A G '28' JUNI 1941' Het Klokhuis. Hierboven geven wij een reproductie van een tee- kening van Jan de Beyer, die ongeveer 200 jaar geleden gemaakt is. Wie zou uit den legenwoordigen toestand aan het einde van den Zijlweg, waar de Bloemendaal- sche weg en de Korte Zijlweg beginnen, nog het verleden herkennen? Het Klokhuis werd in 1846 gesloopt, waarna on- middelijk begonnen werd op den vrijgekomen grond een raadhuis voor de gemeente Bloemen- daal te bouwen. Lang heeft het gemeentebestuur in dat gebouw gezeteld, totdat het te klein werd. On geveer 8 jear geleden werd het tegenwoordige raadhuis aan den Bloemendaalschen weg betrok ken. Het oude raadhuis werd gesloopt om een aangrenzend café gelegenheid te geven tot uitbrei ding. Links op bovenstaande teekening ziet men het logement „Van ouds het Raadhuis". Uit dien naam kan worden afgeleid dat nog vroeger op die plaats ook een raadhuis heeft gestaan, In de dagen van Beyer was het reeds een veel bezocht logement, het was ook de vergaderplaats van Baljuwen en Schepenen. Het tegenwoordige „Van ouds het Raadhuis" werd in 1906 gebouwd. De teekening toont aan dat er twee eeuwen ge leden nog weinig" voor het verkeer werd gedaan. De Zijlweg was een breede zandweg. De Korte Zijlweg en de Bloemendaalsche weg,ook zandwegen waren smal. want men kan nauwelijks zien waar die op den Zijlweg uitmondden. In den loop der 19e eeuw is reeds veel gedaan om de wegen te verbeteren. De kosten werden toen (naar een teekening van Jan de Beyer) gevonden door het heffen van tolgelden. Het tol huis stond aan het einde van den Noordkant Zijl weg op den hoek van den Bloemendaalschen weg. In 1912 werd deze tol evenwel door de gemeente Bloemendaal opgeheven. De Zomerpostzegels. Het Personeelcomité Zomerpostzegels 1941, gevormd uit leden van het P.T.T.-personeel te Haarlem en om geving schrijft ons: Sinds 29 Mei j.l. zijn wederom aan alle postinrich- tingen zomerzegels verkrijgbaar en wel zegels van IM- 2VZ. 4, 5 en 7 1/2 cent, die met toeslag 3, 5, 7, 8 en 11 cent kosten. Zij zijn verkrijgbaar tot en met 30 September a.s. en blijven geldig tot en met 31 December 1946. De extra opbrengst daarvan zal als volgt verdeeld worden: de helft voor cultureele doeleinden: voor cultureel werk, ter tegemoetkoming In den huidigen nood der cultureele werkers; de helft voor sociale doeleinden: te weten voor de bestrijding van tuberculose, kanker, rheumatiek en voor A.V.O. (Arbeid Voor Onvolwaardigen). Hoe noodzakelijk het is, dat een ieder het zijne/hare bijdraagt om de opbrengst zoo groot mogelijk te doen zijn, behoeft hier zeker geen betoog. Het zij voldoende te vermelden, dat de dragers van onze cultuur, aan wier eeuwig scheppende geest wij het mooiste en beste in ons leven danken, maatschap pelijk in stijgenden nood verkeeren en dat onze volks gezondheid door tuberculose, kanker, rheumatiek enz. wordt bedreigd. Evenals in 1940 heeft zich ook dit jaar weder een aantal maar thans een nog grooter P.T.T.-ers te Haarlem en omgeving beschikbaar gesteld om in vrijen tijd een intensieve actie te voeren Deze actie bestaat o a. in het huis aan huis ten verkoop aanbieden van de zegels. Moge het publiek antwoorden met flink te koopen en moge de opbrengst van 1940 verre worden over» troffen. Zij vermeld, dat het P.T.T. personeel-comité samen werkt met het plaatselijk comité, waarvan de heer Pfaff, oud-directeur van het P. en T. kantoor te Haar lem de leider is. HAARLEMSCnE TOONKUNSTENAARS. Op de laatste einduitvoering van het Amsterdamsch Conservatorium op Maandagavond 30 Juni zal een Ri- cercar voor orgel, strijk-orkest en pauken van den Haarlemschen toonkunstenaar Andries de Braai worden uitgevoerd. De, heer Albert de Klerk speelt de orgel partij van dit werk. AUTOM. OLIE - KOLENSTOOKINR. SANITAIRE INSTALLATIES. (Adv. Ingez. Med.) EXAMENS. Academische opleiding. Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Amsterdam voor het doet. ex. geneeskunde: mej. A. J. Buf- finga, mej. C. P. Ouwehand en de heeren D. A. Joustra, J. L. Mastboom en J. W. Bos. Voor het cand.ex. geneeskunde (tweede gedeelte), de heeren: L. Wijnberg, Chr. W. Böttger, R. G. A. van Waijjen, L. M. Friderichs, G. Taams, J. W. Fortuin, J. F. A. M. Opdam, A. L. Greebel, B. J. Monrooy, J. C. v. Veen en A. Hustinx. Bevorderd tot doctor in wis- en natuurkunde op proefschrift, getiteld: „Maligne tumorenvan restis en epididymis", A. G. Brands- ma, geb. te Amsterdam. DIVERSEN. Makelaar in onr. goed. Geslaagd A. M. Smit, Heemstede. Nuttige handwerken R.K. kweekschool „De Voorzienigheid", Amsterdam. Geslaagd mej. G. Industrieschool, Amsterdam. Afd. Bouwkunde. Kors, Haarlem. Geslaagd J. L. K. de Ridder te Haarlem. Afd. Werktuigbouwkunde. Geslaagd F. M. Duk- kers, Zandvoort. Nijverheidsakte N. Ie deel. Geslaagd M. M. P. v. d. Putt.L. V. Roorda, M. P. E. Saulenn en P. J. Voorneveld, allen te Haarlem; C. A. Kooiman, IJmuiden; W. G. Vlaarkamp, Santpoort. Middelb. Handelsschool met 5-jar. cursus te Amsterdam, cand.examen. Geslaagd M. v. d. Nat Heemstede, Eindexamen 4-jar. cursus geslaagd G. de Leeuw, Castricum. Joodsche winkels niet meer op Zondag open. 's-GRAVENHAGE, 27 Juni. Het heden verschenen Verordeningenblad bevat een verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche ge bied, houdende wijziging van eenige bepalingen op het gebied van het bedrijfsleven en van het arbeidsrecht. Bij deze verordening worden de geldende voorschrif ten van het Nederlandsche recht, waarbij aan leden van kerkgenootschappen, die een anderen dag dan den Zondag als rustdag tellen (in de eerste plaats dus de Joden) de mogelijkheid gegeven wordt op Zondagen te werken, resp. winkels open te houden, afgeschaft- Ter toelichting diene het volgende: Het Nederlandsche recht behelst bepaalde voorschrif ten op het gebied van bedrijfs- en arbeidsrecht, krach tens welke mêt betrekking tot personen, „die lid zijn van een kerkgenootschap, dat den wekelijkschen rust dag op den Sabbath of den zevenden dag houdt" uit zonderlijke regelingen getroffen zijn in dien zin dat voor het beroep en -bedrijf van dergelijke personen, resp. voor het werk in bedrijven, waartoe dergelijke personen behooren of die door hen geleid worden, zekere beperkende bepalingen in het belang der hand having van de Zondagsrust niet op Zondagen, doch op de rustdagen door de week binnen bepaalde grenzen tot uitoefening van hun beroep en bedrijf zijn toege staan. Personen van dien aard zijn in de eerste plaats de Joden. De bovenvermelde bepalingen bevatten der halve een bijzondere behandeling van het Joodsche bevolkingselement hier te lande. De to'epassing van deze bijzondere bepalingen heeft in de practijk tot ongewenschte toestanden geleid, en wel a) doordat dergelijke ondernemingen haar bedrijf op Zondag kunnen openhouden, terwijl het overwe gende aantal van gelijksoortige bedrijven gesloten moet blijven; b) doordat de controle, of de op deze wijze bevoorrechte bedrijven van hun kant de Zon dagsrust op de rustdagen door de week handhaven, uiteraard bemoeilijkt wordt en ook wat betreft de materieele schade, welke gelijksoortige bedrijven door den onder a aangeduiden stand, van zaken treft, van ondergeschikte beteekenis is: c) doordat werknemers gedwongen zijn op Zondag te werken, omdat de werk gever tot den bovenvermelden bevoorrechten kring van personen behoort. De verordening maakt een eind aan al deze bijzon dere bepalingen en herstelt zoo ook op dit gebied, met wegneming van vroegere Joodsche voorrechten, dezelfde voorwaarden van concurrentie voor Joodsche en niet-Joodsche neringdoenden. Dit besluit treedt heden in werking. (A.N.P.) Voorheffing op inkomsten- en winstbelasting Verschuldigd door vennootschappen. 's-GRAVENHAGE, 27 Juni. In het heden ver schenen Verordeningenblad is opgenomen een be sluit van den secretarisgeneraal van het departe ment van Financiën betreffende de dividendbelas ting (besluit op de dividendbelasting 1941). Het besluit luidt als volgt: Art. 1. (1) Onder den naam van „dividendbelas ting" wordt, bij wijze van voorheffing op de in komstenbelasting en de winstbelasting, een belas ting geheven van de opbrengst van aandeelen, winstbewijzen en winstdeelende obligatiën van naamlooze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandeelen, welke binnen het lijk gevestigd zijn en niet van de winstbelasting zijn vrijgesteld krachtens artikel 2, 1', van het be sluit op de winstbelasting 1940 (no. 83/1940). (2) Of een vennootschap binnen het rijk gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Art. 2. (1) Als opbrengst worden onder meer be schouwd: 1'. alle winstuitdeelingen, met inbegrip van die, welke op obligatiën geschieden; 2'. alle li- quidatie-uitkeeringen, voor zoover zij het gestorte kapitaal te boven gaan; 3'. bij uitreiking van aan- deelbewijzen zonder storting van de volle nominale waarde: de nominale waarde, voor zoover niet blijkt dat storting heeft plaats gehad of zal plaats heb ben; bijschidjving op aandeelbewijzen wordt met uitreiking van zoodanige bewijzen gelijkgesteld; 4'. geheele of gedeeltelijke teruggave van hetgeen op aandeelen is gestort, indien en voor zoover er zui vere winst is, tenzij te voren het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap door wijziging in de akte van oprichting dienovereenkomstig is vermin derd; 5' vaste interessen van obligatiën, waarop te vens uitdeelingen kunnen geschieden, welke hetzij van de winst, hetzij van het bedrag van de winst uitdeelingen van de vennootschap afhankelijk zijn. (2) Uitdeelingen in geld of in anderen vorm wor den ook als opbrengst beschouwd, indien zij niet door reeds behaalde winst zijn gedekt. Art. 3. (1). Dc belasting bedraagt 15 ten honderd van de bruto-opbrengst. (2). De belasting is ver schuldigd ten dage, waarop de opbrengst betaal baar of op andere wijze vorderbaar is. (3) De be lasting is voor rekening van degenen, die recht streeks of door middel van certificaten tot de opbrengst gerechtigd zijn, verschuldigd door de vennootschap. Art. 4. (1). De belasting wordt op de opbrengst ingehouden. Neemt de schuldenaar van de opbrengst de belasting voor eigen rekening, dan wordt voor de berekening van de belasting de opbrengst met 100/85 vermenigvuldigd. (2). Bestaat de opbrengst niet in geld, doch in een bewijsstuk, dan verkrijgen de in artikel 7 bedoelde personen en lichamen ten bedrage van de belasting een vordering op hem, aan wien dat bewijstuk wordt afgegeven. Voor deze vordering hebben zij op dat bewijsstuk een recht van terughouding. Art. 5. (1) De bestuurders van het lichaam, dat de opbrengst verschuldigd is, zijn gehouden bin nen vijf dagen nadat de belasting op den voet van artikel 3, lid 2, verschuldigd is geworden, daarvan aangifte te doen en tevens de belasting af te dra gen. (2) Aangifte en afdracht geschieden bij den Sleutel weg? Tel. 11493 DeSleutelspecialist,L.Veerstr.lO (Adv Ingez. Med.) ontvanger der directe belastingen, binnen wiens dienstkring het lichaam gevestigd is in den zin van artikel 2 van het besluit op de winstbelasting 1940. (3) De secretaris-generaal van het departement van financiën kan voor dc aangifte een formulier vaststellen en voorschriften geven met betrekking tot de afdracht. In art. 6 wordt bepaald, dat een register, noodig voor de berekening, moet worden aangehouden en in art. 7 wordt bepaald dat bij de uitbetaling van de opbrengst een nota met zekere gegevens moet worden opgemaakt. Art. 8 (1). Indien de belasting is betaald voor rekening van een binnenlandschen rëchtspei'soon, die niet aan de winstbelasting onderworpen is, wordt hem op zijn verzoek teruggaaf van de be lasting verleend. Het verzoek moet bij den inspec teur worden ingediend binnen een maand na de dagteekening van de nota, bedoeld in artikel 7. Op het verzoek wordt uitspraak gedaan door den in specteur der directe belastingen of der registratie, onder wiens inspectie de schuldenaar der opbrengst in den zin van artikel 2 van het besluit op de winstbelasting 1940 is gevestigd. Art. 9. (1) Indien de dividendbelasting niet of niet tot het juiste bedrag is ingehouden of afge dragen of indien een te hooge teruggaaf is verleend, kan de te weinig ingehouden of afgedragen belas ting of de te veel teruggegeven belasting door mid del van een aanslag worden nagevorderd. Navor dering is uitgesloten, indien meer dan vijf jaren sedert het. einde van het kalenderjaar, waarin de belasting had moeten worden ingehouden of afge dragen, zijn verstreken. (2) Artikel 18, leden 2 tot en met 5. van het besluit op de winstbelasting 1940 vinden bij de navordering overeenkomstige toepas sing. Art. 10. (1) De volgens artikel 9 opgelegde aan slagen worden, voor wat betreft, de invordering, als aanslagen in een directe belasting aangemerkt. (2) De aanslagen moeten worden voldaan binnen één maand na de dagteekening van het aanslagbiljet. (3). Artikel 23 van het besluit op de winstbelasting 1940 vindt overeenkomstige toepassing. In de artt. 11, 12 en 13 wordt geregeld hoe be zwaarschriften en beroepschriften moeten worden Ingediend. Art. 14. De artikelen 24. 25. 26, 28 en 29 van het besluit op de winstbelasting 1940 zijn ook voor de dividendbelasting van toepassing. Atr. 15. De secretaris-generaal van het departe ment van financiën is bevoegd voorschriften, noo dig ter uitvoering en tot aanvulling van dit besluit, uit te vaardigen. Art. 16. (1) Hij die een aangifte, als bedoeld is bii artikel.-.5. onzettelijk onjuist of onvolledig doet. hii die opzettelijk een dividendnota, als bedoeld is bii artikel 7, met een oniuisten inhoud uitreikt, en hij die bij een verzoek om teruggaaf ingevolge ar tikel 8 opzettelijk onjuiste feiten stelt, wordt, in dien daaruit nadeel voor bet rijk kan ontstaan, ge straft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden. (2) Artikel 30. leden 2 en 3. van het be sluit op de winstbelasting 1940 vinden op alle in het eerste lid omschreven strafbare feiten overeen komstige toenassing. Art. 17. Hii die aan den inspecteur, aan den Raad an beroep, aan een door den inspecteur aangewe zen ambtenaar of aan een door den voorzitter van den Raad van beroep aangewezen persoon opzette- liik een valsch of vervalscht boek of ander ge schrift overlegt of ter inzage aanbiedt, wordt ge straft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Art. 18. (1) Hij die opzettelijk de hem bij artikel 14 van dit besluit, in verband met artikel 28 van het besluit on de winstbelasting 1940, opgelegde ge heimhouding schendt, woi'dt, gestraft met gevange nisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. (2) Hij, aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wiiten is. wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. (3) Geen vervolging wordt in- "esfeld dan on klachfe van hem, te wiens aanzien de Geheimhouding is geschonden. Art. 19. Met geldboete van ten hoogste duizend vulden wordt gestraft: 1'. Hij die niet volledig vol doet aan een verpliehting, opgelegd bii of krach tens een van de artikelen 5, 6, 7 en 15: 2'. hii die niet volledig voldoet aan een van de verplichtingen Voor de Kinderen (Teekenlngen H. Kannegieter). IN DEN VAL. f Veizoek Wij verzoeken onzen abonnés vriendelijk, bij het voldoen van het abonnementsgeld zoo eenigszins mogelijk met gepast geld te betalen. DE ADMINISTRATIE. opgelegd bij artikel 14 vim dit besluit, in verband met artikel 25 of artikel 29 van het besluit op de winstbelasting 1940. Art. 20. (1) De bij dit besluit strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven, behalve de feiten, strafbaar volgens artikel 19, die als over tredingen worden beschouwd. (2) De artikelen 35, 36 en 37 van het besluit op de winstbelasting 1940 vinden overeenkomstige toepassing. Art. 21. (1) Dit besluit treedt in werking met in gang van den achtsten dag,na dien zijner afkondi ging. (2) Het wordt aangehaald als „besluit op de dividendbelasting 1941". Dit besluit heeft t. a. v. de dividenden een zelfde beteekenis als het besluit op de loonbelasting 1940 ten aanzien van de loonen. Het besluit bevat geen zelfstandige belasting. De dividendbelasting is slechts een voorheffing op de inkomstenbelasting en de winstbelasting. De door de uitdeelende lichamen betaalde en in den regel op de opbrengst ingehou den dividendbelasting wordt verrekend met de aan slagen in de inkomstenbelasting en in de winstbe lasting van de personen en lichamen die opbrengst van aandeelen, winstbewijzen en winstdeelende obligatiën van naamlooze vennootschappen of com manditaire vennootschappen op aandeelen hebben genoten. Het besluit op de dividendbelasting bevat dus geen regeling inzake beperking van dividenden, waarover den laatsten tijd in verschillende dagbla den beschouwingen zijn verschenen. (A.N.P.) PERSONEELE BELASTING VOOR VERVANGENDE MOTORRIJTUIGEN. Het is bekend, dat een aantal rijvergunnin gen ingetrokken werd, omdat de betrokken mo torrijtuigen een hooger benzineverbruik hadden dan 15 Liter per 100 K.M. Een nieuwe rijvergun ning werd alleen verleend indien de aanvragers een auto met geringer benzineverbruik aan schaften. Ingevolge de wet op de personeele belasting is men, indien het andere motorrijtuig niet wordt afgeschaft, ook voor het vervangende motor rijtuig belasting verschuldigd. De wnd. secr.-gen. van het departement van Financiën heeft even wel naar de A.N.W.B. bericht thans be paald, dat voor hen, die in 1941 in bovenomschre ven omstandigheden zijn komen te verkeeren, een suppletoire aanslag achterwege zal blijven. Op den zolder in een hoekje, zit een donker muizengat. Teddy komt eens even kijken en hij vindt daar dan de kat, die aandach tig zit te luist'ren naar het piepen in dien hoek. Dagenlang reeds is ons poesje naar dien kleinen muis op zoek. „Zeg eens, booze muisverschrikker, kom jij maar eens even hier! Wil je vechten, kom bij mij dan, niet met zoo'n onoog-lijk dier, dat zich heel niet kan verweren, dat 's voor jou toch geen partij! Als je durft, kom dan maar op zeg, in een tweegevecht met mij!" Wijzigingen in de omzetbelasting Geen vrijstelling meer voor grondstoffen. 's-GRAVENHAGE, 27 Juni. In het Verorde ningenblad van heden is afgekondigd een besluit van den secretaris-generaal van het departement van Financiën, houdende een wijziging en aan vulling van het Besluit op de Omzetbelasting 1940, welke met ingang van 1 Juli in werking treedt. De belangrijkste wijziging is het vervallen van de vrijstelling voor grondstoffen, hetgeen tot ge volg heeft dat het vroeger hier geldende stelsel van eenmalige heffing van omzetbelasting thans geheel is vervallen en over de geheele lijn ver vangen door een meermalige heffing bij elke leve ring van alle goederen. Zoowel de tabel van vrij gestelde grondstoffen als de mogelijkheid van het betrekken van grondstoffen op bestelorder is mitsdien vervallen. In verband daarmede is het algemeene percen tage van heffing van twee en een half tot twee verlaagd. Verder is de mogelijkheid geopend om in meer gevallen dan tot dusverre de verdubbe ling van het tarief van de belasting, geldende bij aflevering door den fabrikant rechtstreeks aan den consument, achterwege te laten. Voorts heeft de omschrijving van de begrippen groothandelaar en kleinhandelaar wijziging on dergaan. Voortaan is niet slechts een groothan delslevering de levering van handelswaren aan een handelaar en de levering van grondstoffen aan een fabrikant, doch ook de levering aan on dernemers van bedrijfsmiddelen, als machines, vervoermiddelen enz., van hulpstoffen, als steen kolen, 'Olie enz., van verpakkingsmiddelen, van reclamemiddelen, van kantoorbehoeften, van materialen, welke bij het verrichten van herstel lingen en andere diensten worden gebezigd, kor tom van alle goederen, welke ondernemers ten behoeve van hun onderneming betrekken. Een verdere belangrijke wijziging heeft betrek king op landbouw- en veeteeltproducten en op visch. Tot dusverre waren bepaald aangewezen landbouwproducten aan een verlaagd percentage van één procent onderworpen. Thans wordt de regeling zoo, dat het verlaagde percentage van toepassing is op alle landbouw- en veeteeltpro ducten en op visch. doch alleen voor zoover het betreft de leveringen, welke door landbouwers, veehouders en visschers zelf worden verricht. Tenslotte zijn nog een aantal wijzigingen van minder ingrijpenden aard aangebracht. (A.N.P.). 6) door THEA BLOEMERS. „Haar toestand bevalt mij heelemaal niet. Ze is erg nerveus en prikkelbaar en ze herinnert zich nog steeds niets. Ze weet eenvoudig niets meer van wat er vóór dat ongeluk gebeurd is", „Wat zegt dokter Terpstra ervan?" „O, die zegt dat zooiets wel meer voorkomt na een hevigen zenuwschok. Het moet vanzelf beter worden; we moeten geduldig met haar zijn en haar zooveel mogelijk afleiding bezorgen en maar kalm afwachten tot de tijd haar het geheugen weer geeft". ,',Zoo! Arm kind! Het is een groote teleurstel ling". Dat was het inderdaad. Eén van de redenen, waarom ze Constance tenslotte tot zich hadden genomen, was, dat een ongehuwde broer van mijn heer van Zuylen gestorven was en zijn vermogen van bijna een millioen gulden vermaakt had aan het eenig kind van zijn overleden neef, kapitein Henry van Zuylen, op voorwaarde echter dat ze trouwen zou met Walter van Zuylen, den zoon van een anderen overleden neef. Door dit huwelijk zou het vermogen van mijnheer Eduard's broer in de fabriek kunnen blijven en onder het beheer van mijnheer Eduard zelf. Indien het huwelijk echter niet tot stand kwam, zou aan Constance de helft van het geld moeten worden uitgekeerd, terwijl ze het zelf zou kunnen beheeren en Walther kreeg de andere helft. De katoenspinnerij, waarvan mijnheer Eduard en zijn overleden broer eigenaars waren, ging den laatsten tijd niet erg voorspoedig, tengevolge van uitvoermoeilijkheden en binnen- en buitenland- sche concurrentie en het was dus wel zeer wensche- lijk dat al het kapitaal in de zaak bleef. „We moeten er maar het beste van hopen"- zei mevrouw berustend. „Als een derde van het bedrijfskapitaal aan de zaak onttrokken wordt, zie ik geen kans, de boj' drijvende te houden", klaagde mijnheer Eduard. „Zooals het nu is, kan het nog net. Aan een iouns- verhooging ontkom ik niet bij de steeds hooger wordende levensstandaard en hoe moet ik de kos ten daarvan te boven komen, als ik dat geld ook nog kwijtraak...." Mevr. van Zulen zuchtte. Haar hart klopte warm voor de arbeiders in hun bedrijf, die het heusch niet te breed hadden en wien ze de loonsverhooging gaarne gunde en tevens leefde ze geheel mee met de moeilijkheden van haar man. „Walter schijnt erg ingenomen met zijn nichtje", zei ze hoopvol. „Hij praat over niets anders. Als we het geluk hebben dat haar geheugen weer terug keert, komt alles misschien nog best terecht". „Maar zal zij van Walter houden?" „Dat geloof ik zeker. Hij is zoo knap en zoo flink; hij heeft zooiets zelfbewusts over zicli hij is juist het type waartegen een jong meisje opziet en waar aan ze haar hart verliest, tenminste. Mevrouw van Zuylen hield even op en keek peinzend voor zich uit, tenminste als er piet al een kaper op de kust is. Weet je wel, Constance's moeder heeft in den laatsten brief, die ze ons vóór haar dood schreef, gezinspeeld op een zekeren dokter Resïnk een familielid van de menschen, van wie zij een gedeelte van het huis gehuurd hadden. Hij had geen geld om dadelijk te trouwen en ook nog geen prak tijk en Constance's moeder was erg tegen een lange verloving". „Drommels ja, dat is ook zoo. Daar heb ik heele maal niet meer aan gedacht". Mijnheer Eduard trok zijn wenkbrauwen samen en keek nog ernstiger dan tevoren. „Constance zal dien jongeman wel ver tellen dat zij een vermogen in handen kan krijgen", zei hij, „en dan zal hjj wel op stel en sprong willen trouwen!" „Constance schijnt zich op het oogenblik van dien dokter Resink evenmin iets te herinneren als van iets anders. Toen ik haar geheugen een beetje trachtte te hulp te komen, zei ik: .Dokter Re...!!, maar ze ging er heelemaal niet op in". „Dat zou dan een geluk bij een ongeluk zijn! Hoe wel, Walter zou toch niet kunnen trouwen met een vrouw, die haar geheugen verloren heeft... Neen..." Het gesprek werd gestoord; er werd aan de deur geklopt en een dienstmeisje kwam binnen. „Hier is een jongedame, mijnheer", zei ze, „die u graag wil spreken dat wil zeggen, ze vroeg eigenlijk naar juffrouw van Zuylen, maar toen ik haar zei dat ze te ziek was om iemand te ontvangen, vroeg ze of ze u een oogenblikje kon spreken". „Waar is haar kaartje?" ,Ze scheen er geen bij zich te hebben, mijnheer. Ik vroeg haar naam en ze zei dat ze Corrie Verkerk heette". „Corrie Verkerk? Hm! !Waar kan ik dien naam gehoord hebben?" „Dat zal ik je zeggen", lichtte zijn vrouw in, „dien naam heb je van Walter gehoord, toen hij je van het politieonderzoek in verband met den dood van dat verongelukte meisje vertelde. Corrie Verkerk was het meisje, dat uit Arnhem is gekomen om het lichaam te identificeeren, voor het geval dat hef slachtoffer haar zuster was". „Wat zou ze willen?" „Ze zal Constance wel naar bijzonderheden heb ben willen vragen. Maar nu dat niet kan, zal ze van ons misschien een paar inlichtingen willen hebben". „Zoo! Dacht je? Martha laat het meisje maar binnenkomen". „Ja mijnheer". Enkele oogenblikken later kwam ze terug met Corrie. Het meisje, verlegen-blozend en zenuwach tig, maakte een stijve buiging voor mijnheer en mevrouw van Zuylen en bleef staan, ondanks de vriendelijke uitnoodiging om te gaan zitten. „De juffrouw is ziek, hoor ik", begon Corrie aar zelend. „Ja. Te ziek om iemand te ontvangen", antwoord de de heer des huizes en hij voegde er op welwil lende toon aan toe: „Kunnen we u misschien met iets van dienst zijn?"- Ik weet het niet". Corrie werd hoe langer hoe zenuwachtiger.. De ruime, weeldei-ig ingerichte kamer, de heele aristocratische omgeving, de sta tige heer en dame, maakten haar ellendig bewust van haar armoedigé kleeren, haar gebrek aan goede vormen. „Denkt u dat de verongelukte jongedame uw zuster was?", vroeg mijnheer Eduard om haar aan het praten te brengen. „Neen. Dat geloof ik niet. Hoe verminkt het lichaam ook was, ik ben bijna overtuigd dat het Nora niet was". „Zoo?" vroeg mijnheer Eduard verwonderd. „Maar de zakdoek was toch gemerkt met N. Verkerk? En dan die brief? Hoe verklaart u dat?" Mijnheer Eduard keek het meisje over zijn bril- leglazen onderzoeken aan. „O, ziet u", antwoordde Corrrie, die een beetje moed vatte, „mijn zuster staat altijd klaar om an deren te helpen. Het is niet onmogelijk dat ze het meisje heeft zien vallen en met haa zakdoek uit het raam gewuifd heeft om de aandacht te trek ken van den machinist van den anderen trein. Misschien had ze dien brief toevallig in haar han den; het kan toch best dat ze allebei in haar schrik en verwarring heeft laten vallen. Of mischien is ze, nadat de trein gestopt had, meegeloopen naar de plaats waar het slachtoffer lag en heeft ze den zak doek en den brief verloren, terwijl ze zich over de doode boog". „Mogelijk. Maar hoe verklaart u dan dat ze niet bij Dirk, of, zooals hij in de wandeling heet, Jere- mia Verkerk is aangekomen, waar ze verwacht werd?" Corrie was stil. Die vraag had de oude Jeremia haar ook al gesteld; het was een moeilijkheid waar voor ze geen verklaring kon vinden. Eensklajs werden ze gestoord. Het was Walther die de kamer binnenkwam. „Deze jongedame", legde mijnheer Eduard zijn kleinzoon uit, ,is hier gekomen om Constance naar bijzonderheden betreffende het ongeluk te vragen. Je hebt haar zeker bij het gerechtelijk onderzoek gezien?" Walter van Zuylen, die naderbij gekomen was, bleek haar zich te herinneren. Toen hij haar in de gerechtszaal had gezien, was het hem even door het hoofd geflitst dat zij hem aan iemand deed denken, die hij kende, maar hij kon zich niet bezinnen, wie het was. „Kan Constance haar niet ontvangen?" vroeg hij. „Daar is geen sprake van! Het arme kind is veel te ziek", antwoordde zijn grootmoeder. „Dat spijt me heel erg voor u" wendde Walter zich op vriendelijken toon tot het meisje. „U wilde haar zeker het een en ander vragen over uw zus ter?" .Het meisje dat verongelukt is, was mijn zuster niet", antwoordde Corrie norsch. „Neen?" „Neen; mijn zuster droeg niet zulke goedkoope kleeren". „Als u dan overtuigd bent dat het uw zuster niet was", vroeg mijnheer Eduard op koelen toon, want de verkapte hoogmoed, die in het antwoord van het meisje klonk, ergerde hem, „waarom komt u dan hier?" „Och de zaak is dat ik dacht, dat juffrouw van Zuylen me misschien het een en ander had kunnen vertellen, waardoor ik mijn familie zou kunnen over tuigen, dat het inderdaad mijn zuster niet geweül is". „Uw familie? Bedoelt u Jeremia Verkerk en...?rt „Met Jeremia heb ik niets te maken!", flapte Corrie, die een kleur als vuur kreeg, er uit. Over het fijne gezichi van mijnheer Eduard gleed een spottend glimlachje; hij begreep dat het meisje zich geneerde over haar verwantschap met den schamelen profeet en ergerde zich opnieuw aan haar hoogmoed. „Maar als u met der ouden Jeremia nietó te maken hebt en de verongelukte jongedame uw zuster niet is, waaraan hebben wij dan het genoegen van uw bezoek te danken?" vroeg hij. Zijn sarcasme werd verzacht door den niet on- vriendelijken klank van zijn stem, maar het ver droot hem toch dat dit nuttelooze bezoek het ernstige gesprek met zijn vrouw gestoord had. (Wordt vervolgd).. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6