Nieuw Nederland in opkomst Avonturen van een IJmuidenaar in het Verre Oosten De pijnen van een polder Als men vóór het oude kerkje van Schokland staat en achter de zeewering van het voormalige eiland, dat thans als een heuvel in de elndelooze vlakte omhoog- rijst. oui zich heen schouwt, over onafzienbare groene vlakten, dan gevoelt men gerechten trots over hetgeen Nederlandsch vernuft en Nederlandeehe arbeid hier hebben gewrocht: de herschepping van water in land, land. dat weer duizenden van ons volk arbeid en brood en daarmede de vreugde van het leven kan verschaf fen. Land, waarop hot gouden graan kan rijpen, dat, in een wereld van nijpend voedseltekort, weer aan honderdduizenden het dageüjlcsch brood kan schenken. Kén schenken, ja, want bitter is het, te bedenken, dat die zee van groen niet dat is, wat zij schijnt. Ook hier heeft de oorlog zijn fnuikenden invloed doen ge voelen, resulteerend in gebrek aan ma terialen eenerzijds en arbeidsschuwheid anderzijds en nog ligt het grootste deel (30.000 van de 48.000 HA, welke het op pervlak van den N.O.-polder vormen) er juist zoo bij als op 9 September 1942, toen de drooglegging voltooid was. zij het dan, dat een weelderige vegetatie van riet en onkruid de aardkorst heeft bedekt. In den polder. De rondrit door den polder, die enkels tientallen kilometers lang en breed is, confronteert ons reeds direct met veler lei problemen. Aar. den rand van het ontgonnen gebied staan hoog opgetast de rietschelven. Van circa 3000 HA is het riet gesneden en daarmede is de binnen- landsche markt volkomen verzadigd. Al leen wanneer de export naar België waarover onderhandeld wordt door gaat, kan een grooter deel van het riet land productief worden gemaakt. Het wegennet in het gecultiveerde ge deelte, dat niet minder dan 245 KM lang is, is ongeveer gereed, maar loopt in hoe danigheid sterk uiteen. Gebrek aan ar beiders en materieel, een eentonig thema, dat we nog dikwijls zullen hooren... Er is nog weinig, dat den blik langs de uitgestrekte horizonten gevangen houdt. Wel komt er beplanting langs de wegen waarmee nog slechts spo radisch een begin is gemaakt en zullen er zelfs vier perceelen bosch, tezamen 2000 HA groot, op voor landbouw minder geschikte stukken grond worden aangelegd, maar dat is alles nog toekomstmuziek. Dat geldt ook voor de dorpen in wor ding, welke nog weinig meer zijn dan een verzameling barakken (arbeiders kampen), enkele noodwoningen en ver in het rond verspreid een aantal be drijfsgebouwen. Van deze laatste, hier en daar als roode heuvels bovèn de enorme vlakten uitrijzend, is er één per 500 HA. Zelfs met de toekomstige hoofdplaats. Emmeloord (geprojecteerd op 8 a 10.000 inwoners), is het weinig anders. Slechts zijn hier ook enkele tientallen definitieve uiterst eenvoudige woningen gebouwd en bevinden er zich enkele openbare (hou ten) gebouwen: twee kerkjes, een dorps huis en iets, dat men een gemeentehuis zou kunnen noemen. Grond en gewas. Het grootste deel van den poldergrond wordt gevormd door de zware zavel, naar de randen lichter wordend en daar omringd door lichte zavel, zand, veen en kleileem De aan de drooglegging voorafgegane onderzoekingen van den Nederlandsche Pleitbezorger voor Effectenhandel naar New-York Voor zijn vertrek naar New-York heeft de heer Carel Overhoff, voorzitter van de Vereeniging voor den Effectenhandel, een onderhoud gehad met een vertegenwoor diger van het ANP. „Ik ga naar New-York om te luisteren en te leeren en hoop wij zer naar Nederland terug te keeren", zoo zeide hij. Carel Overhoff zal met het bestuur van de New-Yorksche effecten beurs besprekingen voeren over verschil lende kwesties, met name de mogelijkheid van introductie van Nederlandsche fond sen te New-York. Hij brengt het volle dige antwoord mede op alle vragen der door New-York gezonden vragenlijst, ter wijl hij Dinsdag nog een langdurig on derhoud heeft gehad met Minister Lief- tinck en de zienswijze der Nederlandsche regeering in deze kwestie heeft verno men. Hoewel de heer Overhoff niet vooruit wenschte te loopen op zijn New-Yorksche besprekingen, door het afleggen van ge detailleerde verklaringen, zeide hij toch dat er nog vele moeilijkheden overwon nen zullen moeten worden, alvorens het bovengenoemde doel bereikt zal zijn, daar de technische kwesties zeer moeilijk zijn, en de oplossing daarvan niet een kwestie van een paar dagen is. Hij wees verder op het groote belang van het persoonlijk contact tusschen New-York en Amster dam, waardoor het goede begrip en de goodwill bevorderd worden eti sprak de hoop uit, dat zijn reis Amsterdam en ge heel Nederland ten goede zal komen. In de wijdheid van den Noordoost- polder sluimeren ongekende krach ten voor Nederlands voedselsituatie. Deze moeten gewekt worden, maar de problemen, die remmenden in vloed uitoefenen, zijn legio. In nevenstaand artikel is getracht, de balans over den Noordoostpolder op te maken, opdat Nederland er van doordrongen raaktwelke belangen er met den pasgeiuonnen grond ge moeid zijn. V bodem zijn later vrijwel volkomen be vestigd De polder mag tot een van de vruchtbaarste gebieden van ons land worden gerekend, hoewel in de toe komst de Zuid-Oost-polder hem waar schijnlijk nog zal overtreffen. Waren het in 1942 het eerste oogst jaar voornamelijk rogge en haver, welke op de zanderige gronden werden verbouwd, in 1943 kwam op de zwaardere gronden de tarwe naar voren en nam sindsdien een steeds grootere plaats in. Van welke groote beteekenis de be mesting is, toont de tarwe-opbrengst aan. Bedroeg deze in 1942 meer dan 4000 KG per HA. in 1945 was zij gedaald tot 2000 KG. Nu -er weer zij het nog zeer onvoldoende kunstmest beschikbaar is, verwacht men dit jaar weer een stijging. Het arbeidersvraagstuk. In de 20 kampen, welke de N.O. polder telt, zijn thans ruim 4000 arbeiders ge huisvest, waarvan er circa 2400 in het landbouwbedrijf werken en ruim duizend tot de bouwvakkers behooren. Dan is er nog personeel voor de kam pen, werkplaatsen, magazijnen en het houden van toezicht. Ook zijn 375 ge zinnen in den polder gevestigd, meeren- deels in noodwoningen. Van deze laat- sten zijn nog 40 in aanbouw. Dit aantal menschen is krap-aan vol doende om het ontgonnen land te be werken en de cultiveering van het nog braakliggende deel op kleine schaal voort te zetten. Honderden mannen zijn met de ontgin ning bezig. Wegen worden aangelegd, bruggen worden gebouwd, meer dan een meter diepe draineeririgssleuven gegra ven. En zoo groeit het nieuwe land lang zaam verder. Maar in dit tempo zou het nog 15 jaar duren, voordat de geheele polder ontgonnen is. Toen men in 1942 met hei in cultuur brengen van den polder begon, was het reeds moeilijk, geschikte arbeiders voor dit werk te vinden. Maar regelmatig werkten ook 5000 a 6000 jongemannen in den polder, voor wie de „Ausweis" van den N.O.P. vrijstelling van „Arbeits- einsatz" beteekende en zoo maakte het werk, ondanks de ongeschooldheid van vele arbeidskrachten, behoorlijk voort gang. De catastrophe begon met de beruchte razzia's in den N.O. polder en werd vol tooid na de bevrijding, toen alle onder duikers naar hun haadsteden terug keerden. Proef met NSB-ers mislukt. In overleg met het M.G. zouden NSB-ers van het platteland tewerk worden gesteld, maar behalve de 500 die men zelf in Over- ijsel uitzocht, kreeg men er ook 1500 ge detineerden uit Amsterdam en 800 van elders plus 700 man bewaking. Nu zou het aldus onze begelei der misschien nog gegaan zijn, als de bewakers hadden meegewerkt. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Terwijl de eigen arbeiders wanneer dat voor den oogst noodig was, bijv. des morgens reeds om 4 uur begonnen, kwamen de gedwongen arbeiders eerst om 9 uur aanzetten, omdatde be wakers er niets voor voelden, zoo vroeg op te staan. Om allerlei futili teiten bleef men thuis, zoodat het werk dan geheel stil lag Wijl de be wakers niet verkozen te loopen. moes ten de politieke gevangenen op wa gens vervoerd worden, hetgeen na tuurlijk vaak op de grootste moeilijk heden stuitte en dat, terwijl de „vrije" menschen wél kilometers te voet moesten afleggen. Het is duidelijk, dat de NSB-ers de mentaliteit van hun bewakers gauw ge noeg in de gaten hadden en het dus wel ..geloofden". „Liever lui dan moe" was het devies en zelfs halveering der (be hoorlijk hooge) rantsoenen voor degenen die niet werkten, kon hen niet tot aan pakken bewegen. Daarbij kwam, dat de leiding der be wakers steeds wisselde en toen dat een maal beter werd, was h'et najaar reeds zoover gevorderd, dat bij vele andere moeilijkheden ook die van schoeisel en kleeding kwamen, zoodat de zaak toen heelemaal verliep. Ook het feit, dat noch de werkende gedetineerden, noch hun gezinnen eenige geldelijk voordeel boven hun niet-wer- kende lotgenooten hadden, droeg het zijne er toe bij, alle animo te dooden. Dit alles maakt aldus onze zegslieden dat wij er zeer sterk tegen zijn weer met NSB-ers te beginnen. Eind 1947 eerste nieuwe boerenbedrijven Voor den oogst van 1948 in den N.O. polder zal getracht worden voor de eerste maal een oppervlakte van pl.m. 4000 h.a. te verpachten. 150 boe rengezinnen zullen zich dan in den polder mogen vestigen op een bedrijf, varieerende tusschen 12 en 48, een heel enkele van 60 h.a. Wanneer al thans de ministerieele toezegging i. z. den bouw der daarvoor benoodigde boerderijen tijdig gestand kan wor den gedaan. Werd destijds voor de Wieringermeer aangenomen, dat de gegadigden over een bedrijfskapitaal van ongeveer f 300 per HA moesten kunnen beschikken, dit be drag zal in den N.O.P. wel tusschen de f 500 en f 750 komen te liggen, zoodat ge middeld een som van f 20.000 per bedrijf mag worden aangenomen. „Hier zal t.z.t. een belangrijke taak zijn weggelegd voor het coöperatieve lanof- bouwcrediet, om ook den minder kapi taalkrachtigen een kans te geven, zoo deze overigens aan de eischen voldoen. Toch een oplossing va« het arbeidersvraagstuk? Langs dezen weg hoopt ook de leiding' van den N.O.P. het arbeidersvraagstuk te kunnen oplossen, zonder hulp van poli tieke delinquenten. Een snelle aanbouw van boerderijen, zou een versnelde uitgifte van den cul tuurgrond mogelijk maken, waardoos^de N.O.P. in staat zou zijn, het nog wóÜste terrein krachtig aan te pakken, zoodat de verdere ontginning in een aanzienlijk sneller tempo zou verloopen. In beide gevallen blijft echter nog de materiaalschaarschte 'n beslissende factor. Zoo daarin niet kan worden voorzien, helpen geen duizend boerderijen of tien duizend gedetineerden. Van de 15 millïoen draïneerbuizen, welke dit jaar noodig zijn. wordt slechts een derde geleverd; tractors zou men' er tegen de tweehonderd moeten hebben, doch er zijn er slechts zestig. Zoo kam men doorgaan Uit dit alles blijkt, dat het grootste probleem ook in dit nieuwe land, even als elders, tweevoudig is: gebrek aan ar beidskrachten en aan materiaal. Eerst wanneer men erin slaagt beide op te los sen, kan de Noordoostpolder worden wat hy krachtens zijn ontstaan zou moeten zijn: de korenschuur van Nederland. Het werk aan den dooden-spoorweg Dit is het verhaal van een jongeman, een plaatsgenoot, die in December 1936 de groote reis naar de verre Oost aanvaard de. Hij was een van die jongens, die bij de Mariniers geteekend hadden, niet al leen omdat hij wat van de wereld wilde zien, niet alleen omdat het groote avon tuur hem lokte, maar ook omdat hij het vaderland wilde dienen. Drie jaar zou hij wegblijven, maar hij keerde pas terug in het voorjaar van 1946, aan boord van de Tromp. De drie jaar waren dus bijna 10 jaar geworden. Zooals het hem verging is het honderden anderen vergaan. En nu zit hij voor me en vertelt van zijn avonturen, waarmee hij, nadat de Jap het eiland Java had veroverd, een boek deel zouden kunnen vullen. Het is een verhaal van ellende en ontbering, van zwaren arbeid in een moordend klimaat met een lichaam, verzwakt door onder voeding. Toen de oorlog tegen Japan uitbrak, lag hij in de kazerne Goebeng in Soerabaja. Hij was toen ingedeeld bij het gemotori seerde marine-bataillon, dat uitgerust was met tanks enz. en speciaal belast was met het afweren van parachute-aanvallen, die echter achterwege bleven. Daar bleef hij tot 3 Maart 1942, tot na den inval der Jappen. Veel strijd werd niet geleverd, het was een terugtrekken voor de over macht, waartegen de Nederlandsche strijd krachten niet waren opgewassen, hoofd zakelijk door gebrek aan moderne wapens en vliegtuigen. Opmerkelijk was de passieve houding der bevolking tijdens de gevechtshande lingen. Terwijl vlak bij hen gestreden werd gingen de Javaansche vrouwtjes rustig door met den wasch in de kali te doen alleen wanneer het eens al te warm in de nabijheid werd, vluchtten ze naar de bos- schen. Het bataillon trok eerst van Oost-Java terug op Malang, later naar de Zuidkust. Op 9 Maart vernam men van de*capitula- tie; er werd nog getracht guerillabenden te vormen, maar dit bleek niet mogelijk. En bovendien dreigden de Jappen met repre saille-maatregelen. Krijgsgevangen! Tien dagen na de capitulatie werd onze marinier met een deel van zijn bataillon en de rest van de derde divisie krijgsge vangen gemaakt. Een troep van ongeveer 3400 man krijgsgevangenen kwam in een kamp in Malang terecht, een kamp waar in de toestand, bij de andere kampen op Java vergeleken, zeer gunstig was. De Jappen waren vrij soepel; zij lieten bijv. toe, dat de krijgsgevangenen levensmid delen van de bevolking kochten. Ook de vrouwen en andere familieleden kregen zelfs nog een enkele maal gelegenheid, het kamp te bezoeken, zoo bijv op 29 April, den verjaardag van den Japanschen keizer op 8 Augustus, een half jaar na de oorlogsverklaring. Later werd de behandeling minder, vooral na den slag bij de Salomons Eilan den en nadat vaststond, dat van de ver overing van Australië niets zou komen. Ook de bewaking werd veel strenger. Op 8 Januari 1943 werd een deel dei- krijgsgevangenen per trein over Soerabaja naar Batavia vervoerd, een treinreis die 3Vi dag duurde. In Batavia bleef men eenige dagen in een groot kamp met man nen, die uit andere kampen op Java af komstig waren. Met een ploeg van onge veer 2000 man werd onze marinier naar Singapore overgebracht, waar vele En- gelsche, Australische. Canadeesche en Amerikaansche en ook al Nederlandsche krijgsgevangenen aanwezig waren. Ongeveer tien dagen bleef men in Sin gapore. Toen werden circa 700 man per trein naar Ban-Pong in Siam overge bracht. Deze treinreis, die vijf etmalen duurde, was verschrikkelijk. Ruimte om te liggen was er niet, zoodat men zittende moest slapen. De atmosfeer in den trein was haast ondraaglijk. Natuurlijk was het er smoorheet. Het was een heele opluch ting toen men eindelijk in Ban-Pong aan kwam. Met vrachtwagens werden de kvijgs gevangenen, waarvan velen er al slecht aan toe waren, naar een plaatsje in de buurt van Chunkay (Chiengmay?) gebracht waar een basis- en hospitaalkamp was voor degenen, die aan den beruchten doo den-spoorweg te werk waren gesteld. Aan het begin van den spoorweg waren zes van zulke basiskampen. Het laatste ge deelte van de reis moest loopend worden afgelegd. Zooals men weet, werd deze spoorweg aangelegd om troepen en oor logsmateriaal naar het front in Birma te vervoeren. Droge en natte moesson. Met den aanleg van den spoorweg wa ren de Jappen in den drogen moesson be gonnen. Zij konden daardoor voor het ver voer van materiaal en levensmiddelen ge bruik maken van de bestaande ossenpaden. Bij den aanleg kreeg elke ploeg een deel van den weg en zoo werkten de ploegen naar elkaar toe. Toen in den natten moesson de wegen en paden onbegaanbaar waren geworden, werd het noodige materiaal met prauwen en motorbootjes over de rivier vervoerd. Naar dc werkkampen. De hel begon nadat men van Chunkay naar de hooger gelegen werkkampen ge zonden werd. In Chunkay was het leven nog dragelijk, maar overigens was het een doodenstad doordat de zieken uit de werk kampen naar het hospitaalkamp werden gezonden. Toen onze marinier deze stad verliet waren er al 68 dooden, maar toen hij er veertien maanden later terugkwam, telde men 1473 dooden op een bevolking van ongeveer 4000 man. Soms stierven er twintig per dag aan beri-beri, cholera, dysenterie, enz Onbeschrijfelijke toestanden in de werkkampen. In de werkkampen waren de toestanden onbeschrijfelijk. Marschen werden ge maakt van tien dagen, met alles wat men bezat. Soms moest men 200 K.M. afleggen. Over heuvelachtig terrein, met slechte wegen, moest men zich een weg banen door de bosschen. De voeding was erbar melijk slecht. De doorgangskeukens wa ren niet op massa-werk berekend. Het middagmaal bestond in den regel slechts uit wat rijst en in water gekookte ge droogde groente en 's morgens en 's avonds kreeg men wat dunne „rijstepap", die be stond uit in water gekookte rijst. Na deze marsch van tien dagen kwam men. in een „kamp", maar dit kamp was niets dan een open ruimte in het bosch, zonder tent of eenige andere beschutting. Alleen voor de Koreaansche bewakers werden er eenige hutten gebouwd, de Ne derlanders en andere blanken moesten zelf maar zien hoe ze een dak boven het hoofd kregen. Men bouwde zich iets wat op een hut geleek van bamboe en lappen en zoo ontstond er een dorp, waarin een menschelijk bestaan haast niet mogelijk was Men was nagenoeg zonder kleeding, dekens waren er riet en zoo werd er ont zettend koude geleden. In den natten moesson was het al heel erg. Doodmoe kwam men van het werk terug en in den beginne, toen er nog geen hutten waren, was het bed soms een plas water. Op hygiënisch gebied heerschte er een onbe schrijfelijke toestand. En bij den bouw van den spoorweg moest men soms heele dagen in de modder werken. (Slot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 6