Litteraire Kantteekeningen Jan Bron's wonderlijke race-motor F. Boidewijk: Eiken van Dodona. Roman. Niigh v. Ditmar, R'dam, 1946. Men prijst niet luid, wat men op recht bewondert. Lol ziet altijd naar omlaag, erkentelijkheid dankt alleen. Daarmee is al gezegd, waartoe deze nieuwe roman van Bordewij k de eerste meen ik na het zoo juist in her druk verschenen „Karakter" en „Apol- lyon". mij verplicht, ondanks mijn be zwaren tegen enkele hoofdstukken (10 en 13, die mij minder gelukt voorko men) en mijn innerlijk vreemd staan tegenover dezen stijl en deze zielsge steldheid: tot oprechten dank. Ik wil na het beleven van dit boek geen ver gelijkingen maken, niet alleen omdat elk afmeten van schijnbare gelijksoor tigheden betrekkelijk en dus onwezen lijk is, maar vooral omdat deze roman eenzaam staat te midden van onze lit teratuur. En zijn eenzaamheid is mij lief. Bordewijk schrijft nog altijd „za kelijk" zooals men dat noemt, bijna j nuchter, ontledend, maar daarmee te gelijk opbouwend tot een geheel van psychisch leven. Als zoodanig lean hij als men wil „realist" heeten. Maar de kwaliteit, die mij in vroeger werk het naast stond: de suggestieve toover- kracht die zich niet tot zijn woordkunst bepaalt, maar de wereld van zijn schep ping vervult van een andere, verbor gen er werkelijkheid, heeft nu zoozec-r zijn stijl en compositie doortrokken en vereend, dat „Eiken van Dodona" voor mij Bordewijk's sterkste en belangrijk ste roman is geworden. Daar is de buitenplaats Dodona, als een tolhuis aan den rijweg gelegen, maar beslotener, ontoegankelijker en ondoorgronde!ijker met zijn ziel gekeerd naar de achterzijde van bosch, park, rentmeesterswoning en den heuvel met de drie eiken. Dodona met zijn lang gerekte zaal. bewoond in twee vleugels: Dodona I en Dodona II wel 18de eeuwsch van oorsprong, maar meer ver vuld met den geest van den zonderlin gen koopman Staalhof, die het aan kocht. Dodona met zijn keldergewelven en serre vol uitheemsche gewassen en met zijn hal waar altijd de geur van aarde hangt. Dat is Dodona zooals het daar ligt in de wereld der dagelijksche dingen: een nuchtere werkelijkheid. Maar door dit beeld nevelt een tweede, een schim van een ander Dodona. waar een ziel is ingevaren vol beklemming, dreiging, alsof iets onzegbaars voort leeft na een bangen droom, die verloren ging in een benauwend ontwaken. Mis schien ruischt er iets van na in de bla derkronen van de eiken daarginds op den heuvel, waar de vogels het. zingen vergeten. Is het noodlot? Demon? Too- verkracht? Booze magie? Is het moge lijk een psychisch fluïdum, dat ergens vanuit een verborgen bron onnaspeur lijk zijn weg weet te vinden tot in de verste hoeken van Dodona en van de zielen van zijn bewoners? De een onder gaat het meer dan de ander: Folkert, gevierd pianist die bij voorkeur de mo derne Franschen en Spanjaarden speelt, voelt in een verlammende ontzenuwing de bezielende kracht aan zijn handen, de onbesmeurde instrumenten van zijn ziel. ontglippen en zich grdoemd tot een vernederend nietsdoen: tot de be klemming in en om hem zoo dreigend is geworden, dat hij zich hervindt in een angstsuggestic. waarin naast De bussy en Franck zelfs Couperin herbo ren wordt. Martha, zijn vrouw, ziet de laatste resten van een huwelijksgeluk vertroebelen in de dreiging van Dodona; zij gaat eigen wegen, waarvan de dood haar niet meer doet terugkeeren. Okko, de schilder, bewoner van Dodona II, onbewuster, vulkanischer, visionnair- der dan zijn broer Folkert, transpo neert in een nadroom van wonderlijke beelden de dagelijksche dingen in een andere orde. waarvan de gedachte nau welijks weet. maar waarin Dodona een nieuwe, met beklemmend-symbolische figuren bevolkte, gestalte aanneemt. Césire, zijn echtgenoote, zorgelijk, zich wegcijferend, wordt een nevelig, bijna onbeduidend wezen op den achtergrond van deze demonische wereld. Hun doch ter Pompon, een even origineele als on- conventioneele bakvisch, vlucht uit dit oord der booze betoovering naar Am sterdam en redt haar ziel in de nuch tere werkelijkheid van het stadsleven. En daar ginds, in de rentmeesterswo ning, woont Daatje, meer huisvrouw dan echtgenoote van Leeuwenkuyl, rentmeester al sinds het jaar van den aankoop. Daatje die huivert tot in het bezetene voor hem. die er heerscht met zijn woordloosheid, zijn zonderlinge doen, zijn strenge ongenaakbaarheid: voor Leeuwenkuyl. Hij heeft zijn auto cratie onaantastbaar gegrondvest op den Bijbel, hij is rechtzinnig, doet geen on vertogen daad. maar hij héérscht: met zijn oogen, met zijn onverbiddelijkheid. In z!n kantoortje hangt een portret van Napoleon, die klein was als hiï. maar groot in de Macht, zoo groot als Leeu wenkuyl in zijn Dodona-rijk. waar hij onzichtbaar regeert: in zijn huis, in de schaduwen van de sombere sluierden nen, in de troebele vijvers, in Dodona I en II. Leeuwenkuyl's macht is alom te genwoordig, en het leven vlucht er voor weg. Angst regeert in Dodona, oerangst, zooals er oergewassen zijn, die als vreemdsoortige varens roerloos staan in hun drassige, duistere poelen, in hui veringwekkend stilzwijgen, hetzelfde dwingende stilzwijgen van Leeuwen kuyl. Ik zie hem met Boröewïik onhoor baar door zijn kamers gaan, ik zie hem zijn krant lezen met neergeslagen blik. terwijl toch zijn oogen overal zijn: duister, streng, hard, vast in de leer. van in zijn raadselachtigheid en stille heerschappij. Ik zie zijn handen op ta fel rusten, waar andere schijnen uit te groeien en uit die andere wéér andere, zooals op één van Okko's schilderijen, dat de angst beeldt, onbewust: den geest van Dodona. Daatje glijdt er mee af tot den rand van het leven en na een he vige angstcrisis verlaat Leeuwenkuyl, die het leven bijna in haar had dood- gebiologeerd. voor goed Dodona, dat daarmee bevrijd is. Pompon, de jeugd, keert er terug. Drie eiken staan op den heuvel van Dodona: twee volgroeide, één misvorm de: Pompon sneed er speelsch eens tee- kens in: in de beide eerste de hoofd letters van Okko en Folkert. in de mid delste een L. Nu zingen er weer de vogels. Maar lang nog zal ik het rui- schen van hun gebladerte in de ooren houden. Bordewijk heeft er de taal voor gevonden: de taal voor de angst, zonder welke geen kunstwerk geboren wordt en ook geen wordt verstaan: en zoo is het gesteld met dezen, Bordewiik's nieuwsten roman, zijn beste werk, een plastiek in taal. C. J. E. DINAUX. Al dagen achtereen werken drie man nen in een garage ergens in Amster dam Zuid met noesten ijver aan een zonderling lijkend apparaat van allumi- nium, dat met een wat uitgerekt ei van enorme afmetingen zou kunnen worden vergeleken. Als een deel van het blinkende om hulsel wordt weggenomen, zien wij een motorfietsje: simpel en nietig als ware het kinderspeelgoed. ,,'t Is een „Benelli", zegt Jan Bron, „een Italiaansche motor, waar wij zelf zoo het een en ander aan gewijzigd en gemoderniseerd hebben." Jan Bron uit de Rustenburgerstraat te Amsterdam is de man, die dezer dagen trachten zal het wereldsnelheidsrecord voor motorrijwielen 125 c.c. te verbete ren en daartoe nu al ongeveer een jaar lang de noodige voorbereidingen treft. Zonder tegenslag is dat natuurlijk niet gegaan, Reeds in den tijd toen hij nog aan motor wedstrijden op de baan deel nam, had hij het voordeel geconstateerd van een metalen kapje vóór op zijn mo torfiets en dat idee werd daarom voor zijn recordplannen uitgewerkt. Van vliegtuigdeelen werd een metalen om hulsel vervaardigd dat de besturing ech ter in hooge mate bleek te bemoeilijken. Het was bij de eenige maanden gele den op den weg gehouden proeven een heele toer het gevaarte in den koers te houden en wijziging was daarom nood zakelijk. Het aërodynamische ei. Gelukkig kwam er toen hulp en wel van volkomen onverwachte zijde. Ir. Jan Bron (rechts), die dezer dagen met Hans Herkuleijns (links) naar Ostende zal vertrekken, om daar met zijn „aëro dynamische ei" te trachten het vsereld- record te breken. Wijsman, van het Nationaal Luchtvaart laboratorium, interesseerde zich name lijk voor het geval. Hij maakte een ge heel nieuw ontwerp volgens de meest moderne aërodynamische begrippen, be proefde het bij herhaling in den wind tunnel en balanceerde het uit tot in de kleinste details! „Nu móét het kloppen", zegt de 31- jarige Jan Bron, „en reken maar dat ik het record breken zal." Vol trots toont hij ons motorrijwiel en omhulsel. De kap van naif hard alluminium is J/2 meter lang en van achteren van een stabilisator voorzien. Zij is zoo samengesteld dat iedere lucht druk. ook de zijdelingséhe, er als het ware op zal afglijden! Het gewicht be draagt ongeveer 20 kg, maar dat speelt, volgens dén renner, in dit geval geen rol. De motorfiets zelf weegt 58 kg. De kap wordt volkomen gesloten en er is maar nel ruimte voor den rijder om plat op zijn fiets te liggen. Een paar ruitjes aan de voorzijde verschaffen het noo dige uitzicht, terwijl luchtklappen voor ventilatie zorgen. De oude records. Het huidige record over 1 km staat sinds 1937 met 113 km op naam van een Engelschman en dat over 1 mijl (ruim 1600 m) sinds nog langeren tijd op naam van een Duitschcr. Jan Bron meent dat hij daar niet veel moeite mee zal hebben. „Die 103 km haal ik al zonder kap op mijn motor", zegt hij lachend. ,.en ae deskundigen verzekeren mij dat ik mét de kap ruim 20 km sneller zal gaan!". Bij de onlangs gehouden proeven werd een snelheid van ongeveer 115 km ge haald, maar de motor bleek toen tegen dal enorme tempo niet opgewassen. Sindsdien zijn tallooze verbeteringen aangebracht en het van 1934 dateerende Italiaansche motortje werd zoodanig bijgewerkt (de 9e zuiger zit er al in!) dat het nu een volkomen moderne ren- motor is geworden. Cylinder en kettingtandwielen zijn van alluminium. versnellingsbak en uit laatpijp ontbreken! De brandstof in het tankje van 3 liter is voor 95 procent al cohol (de rest benzol) en de olie wordt automatisch gekoeld. Bij den vliegenden start zal dit aërodynamische ei een aan loop van 3 Yz km noodig hebben om op top-toer en të komen Als het weer gunstig is hoopt Jan Bron hedenmiddag op den weg naar w. -Vclsen een proefrit te maken, 's Mid dags gaat de motor naar België. En zoo- Het bezoek van H.M. de Koningin aan Brussel. Hel Koninklijk Paleis te Brus- I dra dan Zondag, Maandag of Dinsdag sel waar H.M. de Koningin tijdens haar verblijf in de Belgische hoofdstad I een telefonische boodschap van goed logeert. i weer melding maakt, start Bron naar Over Muziek De klank Debussy is de componist der welluidend- heid; geen enkel tourment in zijn gevoe lens accentueert onrustig zijn harmonie. Hij beweegt zich in de muziek als in een landschap, hij is de vrije primitieve musi cus, voor wien de samen-klank-mogelijk- heden der muziek zich niet behoeven te verifieeren volgens de leer, maai- getoetst worden aan zijn muzikale intuïtie. Het - beste in iedere compositie komt tot stand door intuïtieve zekerheid. Wanneer na ge- ruimen tijd een theoreticus een harmoni sche samenstelling verantwoordt, dan be vestigt hij een vondst of een sprong. Wat aanvankelijk voor anderen duister was, was voor den componist licht. De Tristan- muziek van Wagner was voor de tijdgenoo- ten van den maker nog tamelijk onduide lijk en verward (men sprak toen zelfs van atonaliteit) maar later bleek dat deze stijl zeer logisch was. Voor de analyse van de muziek van Tristan behoefde de klas sieke theorie in wezen niet gewijzigd te worden, men begreep ten slotte, dat men nadere consequenties te volgen had. De opvatting van consonant en dissonant bleef dezelfde; tenslotte bleek wel de schrijf wijze nieuw te zijn, maar niet de klank. Bij Debussy is in de eerste plaats de klank nieuw en bovendien de schrijfwijze. Met niéuw bedoel ik hier: zuiver. Niet de mededeelingen van 's componisten acci- denteele gevoelens waren 't voornaamste, maar wel de mededeeling van wat zijn muzikaliteit aangenaam bewogen had. Men spreekt dikwijls van „streelend voor het oor" welnu: het Prélude a l'après- mïdi d'un faune is streelend voor het oor. Het oor is echter maar een harpje het is het muzikale hart dat gestreeld wordt. Dit is niet zoo eenvoudig als jiet lijkt} een ondefinieerbare rijkdom aan aandoe ningen beweegt ons als wij luisteren, maar zonder eenige onrust, zonder eenige dis sonant. Het is niet moeilijk om na de lezing van Mallarme's gedicht de muziek van Debussy als verhaaltje, als ballet te „verduidelijken", maar dit alles leidt slechts af en brengt niemand verder tot de muziek. Zelfs het bepalen van gevoe lens is hier gevaarlijk en wanneer ik zeg dat melancholie en zonnigheid elkaar hier- vinden, dan heb ik al le veel gezegd. Wanneer ik hiermee zou willen bewijzen dat deze muziek mooi is, dan rand ik de zuiverheid dezer schepping aan. Neen, ik merk liever op dat deze muziek een voor beeld van harmonie is. Debussy's voortdurende bezigheid met de natuur zal wel op drijfveeren van zijn muzikaliteit berusten. Niet. om schilderin gen te maken bewoog hij zich in het land schap, maar om het evenwicht met de ob jectieve muziek en z>jn eigen muzikaliteit te beleven. Het z.g. impressionisme is maar een praatje; alle titels moesten eigenlijk verdwijnen en de goedwillende hoorders moesten de werken niet als schilderijen met de natuur confronteeren, maar een voudig hun ooren openhouden) (en desge- wenscht hun oogen dichtdoen). Wie, die zoo gelukkig is tijd te vinden, om onbezorgd te wandelen, kent niet die gelukkige gewaarwording dat hij meer en meer bezield wordt, zonder te weten waar door? Dit heeft iets te maken met. muziek. Dit onbepaalde gevoel kan oorsprong en doel der muziek zijn, niet hetgeen men ziet. De Fransche meester noteerde met tegenwoordigheid van geest de taal der samenklanken, die hem allang beheersch- ten en de uiterlijke natuur was de weer spiegeling van de innerlijke natuur. Ik ontken niet de waarde dier dramati sche uitingen, waarvan de klassieke en ro mantische muziek zooveel voorbeelden geven en ik weet dat het boeiend is da Sonata Apassionata van Beethoven te vol gen, maar dat de maatstaf dor muzikale waarde ligt in de mate der dramatische mededeelingen gelopf ik niet. De naam romantiek wordt tegenwoordig min of meer officieel opgeëischt voor het tijdperk tusschen Beethoven en Wagner. Men heeft zelfs voor- en tegenstanders der romantiek. De een prijst Bach zalig, omdat hij nog niet romantisch is en Debussy, om dat hij het niet meer is; de ander vindt Bach koel en mathematisch en Debussy ongevoelig. Maar de oude Bach was wel romantisch en Debussy is het ook. Het is wel waar, dat de muziekgeschiedenis uit opeenvolgende stijlsoorten bestaat, maar de componisten waren altijd levende men- schen, al leven er in elk tijdperk eenigen, die dood zijn. Het criterium is bet baian- cement van de persoonlijkheid met het natuurverschijnsel der muziek Hierbij zijn eenige zaken in het oog te houden: het materiaal der muziek werd steeds verder ontdekt, maar het geheim der schoonheid blijft altijd een geheim; dc levensomstan digheden veranderen steeds, maar de mu zikaliteit verandert niet. De componist is in wezen romantisch en avontuurlijk; hij houdt zich met vreemde werkelijkheden op en de opmerking van den schrijver Zola, dat de kunst is „de natuur gezien door een temperament" is inzake muziek te verstaan als die voortdurende wissel werking tusschen het natuurverschijnsel der muziek (de elementen) en de muzika liteit der persoonlijkheid, die ik hierboven het balaneement noemde, In dit balance- men t worden consonanten en dissonanten opgeheven en resulteert de welluidend heid. HENDRIK ANDRIESSEN. het land onzer Zuiderburen om daar op een boomloozen betonweg bij Ostende zijn aanval te doen op het wereldrecord. Hij zal er in beroemd gezelschap zijn, omdat tegelijkertijd onze landgenoot Hans Herkuleyns en de Engelschman Gardner met hun race-wagens van resp. 1100 en 750 c.c. zullen trachten de we reldrecords in hun klasse ten val ta brengen..,1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 5