Litteraire kantteekeningen Twee dagen op den Akropolis .-trr uitgaven Kunst^sinippers Naar het land der Pliarao's ui nieuwe Film „,-fCRnAG 12 APRIL 1947 PIERRE KEMP: Pacific. A. W. Bruna Zn., Utrecht nr fEN DICHTWERK als „Pacific" \Ï/IE genoeg tonicum van warmte van levensliefde bij lca tetteren, om het verval van krach- tot °arr versomberde doodgraverspoézie, „I. maal signaleerde in mijn kant- «at,k fiS Dcn Brabander c.s„ te kee- teekemns o doen gel00Ven aan een ver- rlïne der dichtkunst uit den ban der ver- ISSde troosteloosheid. December 1340 werd Pierre Kemp zes- !r Biina zouden we eraan voorbij- Hg jaar. wcgge5f0pt zit deze weinig rie°' smakende dichter in het zuidelijkst fmburt Breed zijn onze groote rivieren 1 S imlaas dan hun oevers; maar niet WfSÏÏJ} of de van levenslust stampende 200 locomotief van Kemp's jongens- fluit een overmaat van stoom af- Üd Tiaar dichterlijke welluidendheid i^het water, in korte gespannen stooten "i'fren bijna 700-regeIig vers. Zestig jaar, S dichter: maar jeugdiger, tasscher en „Lïer staat hij tusscbcn de jongeren dan didhter der debuteerende generatie. SI .stookt met jeugd". Geen ontgooche- v Tapclt het kind in hem kunnen dooden, Lm leed de liefde. Met het rijpen der ja- f. heeft hij op de beproeving van den zelfstrijd een ongerepter vuriger jeugd iTproverd dan hem beschoren was m zijn I.plinEstijd. En nu, onder stoom van zijn Snnen kinderUjk-speefsche verbeei- afie'laat hij de Pacific van zijn dichter- 2d OP een vijfvoetig-jambisohe wiel- «dans langs de sporen van zijn droomen •oen Ik heb de locomotieven altijd hartstochtelijk liefgehad; voor mij zijn het JlcU xfc" houd van hen, zooals levende wezens, anderen van vrouwen, of van paarden hou- j'nOp dit thema, ontleend aan Honeg- plr's voorwoord tot zijn partituur „Pacific o-u» componeert de dichter Kemp de «word- en beeld- en kleurmuziek van zijn jeugdverlangen: het treinspel. Weer word ik 2-3-1 en in de bochten Van de trottoirs begin ik weer mijn tochten. de reddende fantasie van 't kinderspel, dat "een ander doel heeft dan zelfbevrij ding0 En daar raast hij al, éón en al trein, één en al dadenwil en snuivende energie, en stookt gedroomde vuren". Hij remt voor 't booze oog van het onveilig rood of suist langs de vrije baan den einder tege moet van het doorzonde blauw. Niet alleen. In het onstuimig treinenavontuur heeft hij, Pacific 2-3-1, zijn liefste aangèhaakt, „teer gedrapeerd in het aangebeden Rood": èn achter me aan danst stralend blond en klaar de gouden stoeïing van haar wapprend haar Zoo nemen zij het spoor der steenen banen; de horizon van belofte verbreedt zich en in de speelschheid van het denderend avon tuur wordt het zicht beter - het zicht op die andere wereld van het onverdofte zonne goud en het zuiverst hemelsblauw, waar het traject een einde vindt; bij een gevel den boom. En daar, moegespeeld van het railgedaver, hooren zij hoog in het loover der populieren „de wemeling der harten" ruisöhen in haar aparte muziek: in fluistren om te luistren wat de wind voor kinderooren met melodisch lint hoog door de boomen draagt en fleurig haakt, als hij fantastisch aan de blaadren raakt. Zoo is het goed, zoolang het hart gelooven kan in h£t onbedreigd verbonden-zijn met het meisje in goud en rood dat Rood, „onsterfelijk als cle Zon", die moedenbron, God's stralend oog, dat wil weerschijnen in de letterteekens die de dichter Kemp symbolisch neerschrijft. Zijn leven lang heeft hij geworsteld, God's taal te verstaart, de wondere schoonheid van de ^Schepping, voor ons toegankelijk door de vijf koste- - lijke zintuigen èn door dat klankbord bin nen in ons, dat hièrom niet altijd en niet steeds zuiver klinken wil, omdat de men- scheliike eigen-wijsheid haar schaduw val len laat op wat in het klaarste licht staat: Het is de mensch, die steeds de menschen stoort Als zij de stem van God ooit hooren komen. En zoo is het hier. Het kind pacific dat in zijn onbevangenheid het dagelijksch won der zoo nabij is, voelt vaag de smet van twijfel aan de goedheid der dingen op zijn blanke hart vallen: Waarom moet dat met ruizelingen komen Nu kind naast kind moe-zalig zit te droomen? Niet denken, niet vragen. Beter is het, speelgoed te blijven van de schuldelooze onbewustheid, en te zingen. Niet te spre ken. Want woorden zijn als kluisters van het onvermogen, de heerlijkheid te loven van het wonder der ontmoeting van hart en hart, dat de Juniweiden vol van kleuren toovert in zomerbloemenweelde. Kortston dig is het verblijf in dit paradijs der opge togen zinnen. Ook het kind is mensch. Het spel moede en het hart verzadigd, keert het terug in het ipensohelijk-onvolkomene. Dit is de eerste stilte, waar we aan lijden, want het roodgerokte blondje was het niet gegeven, in een slaap „haar wimpers te laten bouwen aan haar droomen." En dan - terug; niet droomen en goud en blauw zien. Handelen! Wat verlangen moest blij- Ds. J. J. Buskes: Waar stond de t Kerk? (Vrij Nederland). In het boekje ..Waar stond de kerk?" door de uitgeverij „Vrij Nederland" blijkens de voorzijde uitgegeven in de ..Volkspaedagogï- sche bibliotheek" en blijkens de achterzijde in de serie „Nabetrachtingen op de bezettings tijd" geeft ds. J. J. Buskes een overzicht van net verzet der Protestantsche kerken. De schrijver toont zich dankbaar, dat het de kerk gegeven mocht zijn vooraan te staan in den strijd tegen den bezetter, ook al geeft hij toe, dat de ware verzetshouding eerst langzamer hand gegroeid is. Daaniaast is hij objectief genoeg om in te zien. dat tusschen kerk en wereld nog steeds groote spanningen bestaan en dat 'net gevaar van zelfoverschatting en te ren op de pas verworven „goodwill" niet denk beeldig ls. „Debat over Duitschland". Uitg. Vrij Nederland, Amsterdam.' ^et „Comité voor actieve Democratie" jan 0nder den titel „Debat over Duitsch land" een brochure het licht doen zien, waar van de inhoud wordt gevormd door een rede van prof. dr. H. Plessner, uitgesproken op 3 november van het vorig jaar. Tevens kan men er een discussie in vinden, die na afloop w^rQnrede werd gehouden door prof. Geyl, pro.. Pos, prof. Romein, Jef Last en vele miaeren. Pror. dr. Plessner werd in 1933 door de «n?1Stult zi^n hoogleeraarsamtot in Keulen omzet en vertoeft sedert 1934 in ons land. Op net oogenblilï doceert hij wijsbegeerte aan de «rontngsche universiteit. ven vergeten in het spel van kracht, ter- wille van het Leven. En daar snelt alweer de briesende Pacific met zijn rood wagon netje over de sporen der vitaliteit, door vreemde landen die hel noch hemel ken nen in paradijselijke onschuld - al vermaant het kleppend Angelus der parochie tè gauw aan „een te oude wet", zoo het wonder met zijn klanken meedragend. Voor goed. Het meisje rood en goud keert niet weer terug - een eerste verraad, niet het laatste - en de Pacific 2-3-1 zal een leven lang het spel der reizen op gedroomde sporen alleen moeten spelen, om een dichter te voeren naar het oord der bevochten blij moedigheid. En zoo- bedriegelijk verlaten, blijft nog de troost der trouwe Pacific- reuzen, die met hun lampen-oogen diep genoeg in 's dichters ziel zagen en zóóveel „leed en pijn trokken van hen die niet meer voor elkander zijn", om van hèn te mogen verwachten dat zij den dichter zul len brengen waar het weer kinderlijk is en goed. Zij stuwen met hun onweerstaan baarheid sterk en breedborstig door den tegenwind van leed, zij wringen zich sner pend door de bochten der ontgoocheling, zij nemen hijgend de hellingen der zorgen - maar statig-zegevierend stoomen zij het eindstation binnen. Maar toch, grandiooze Pacific, trotseh genoeg om de levensvermoeienis en den weemoed te overstoomen met de toome- looze drift van je wentelende wielen toch blijft 's dichters hart bij de zegeningen van het Roodgerokte, al heeft het ook ver raden; blijft het trouw aan de schoonheid en hartevervulling van het eeuwig-vrou welijke als het lieflijkste treinstel, dat den man-Pacific 2-3-1 op de levensbaan kon worden meegegeven. Ik wil niet beweren dat „Pacific" zijn traject zonder stoornis aflegt; er zijn baan vakken waar devaart geminderd wordt voor het onveilig..signaal van een grillig rijm. Zelfs zijn er zijsporen op het empla-. cement der dialogen, waar we liever langs het hoofdspoor waren binnengeloopen. Maar wie betreurt op een zoo dappere en verkwikkende verzenreis door het verras send landschap van Kemp's verbeelding één enkele minuut vertraging? C. J. E. DINAUX r' A Het gilde van Amerikaansche schrijvers /oor radio-programma's zal aan de radioma#t- schappijen formeel zijn voornemen te kennen geven om in staking te gaan. Naar de voor zitter van het gilde verklaaide, betreft de sta king in principe den eigendom der geschriften. De auteurs beweren n,l. dat zij alle rechten op hun werken verliezen, wanneer zij deze hebben verkocht. Het besluit tot staking zal binnen drie dagen van kracht worden. Het Russische militaire bestuur heeft de muziek-uitgeverij Peters toestemming verleend om de werkzaamheden te hervatten. Behalve klassieke en moderne composities zal men werken over muziekgeschiedenis en muziek wetenschap uitgevenbenevens de „muziek- kalender Peters". De 34-jarige componist Benjamin Britten, wiens opera „Peter Grimes" onlangs als Duit- sche première te Hamburg werd opgevoerd, heeft thans een komische opera geschreven ..Albert Hering" getiteld, welke in Juli in Engeland ten tooneele zal worden gebracht. Tusschen de stichting „Het Nederlandsch Tooneel" (artistiek leider: Cor van der Lugt Melsert) en „De Komedianten" (directie: Johan Kaart en Ed. van Kinsbergen) is een fusie tot stand gekomen, zoodat deze beide gezelschap pen het komend seizoen een geheel zullen vormen. Te Amsterdam zullen gedurende vier maanden voorstellingen gegeven worden in den nieuwen schouwburg „De kleine komedie' liet gezelschap bestaat onder meer uit de d£ mes Annie v. d. Lugt Melsert—van Ees (als gast), Magda Janssens, Hélène van Herck, Lia Dorana en de heeren Gor v. d. Lugt Melsert, Johan Kaart, Joh. Valk. Gerhard Alexander en Willem Faassen; met nog eenige andere voor aanstaande artisten zijn onderhandelingen gaande. Naast het nieuwe repertoire zullen eenige successtukken van voorgaande jaren op het repertoire blijven, o.a. De Zondaar van mr. J. H. Penning, Maria Stuart van Schiller, Mon sieur Lamberthier van Verneuil, Nieuwe Ministers van Birabeau, Madame Sans Gêne van Sardou, Boefje van- M. J. Brusse. Kees Verwey en Mari Andriessen zullen van 12 April tot en met. 3 Mei een tentoonstelling hunner werken houden in den kunsthandel Hulnck en Scherjon te Amsterdam. De schr(jver van „Stalingrad" Theodor Plivier, werkt thans aan ..een Duitsche novelle" waarin de kwestie van den brand in den Rijks dag wordt behandeld en die zich verder bezig houdt met den tijd van 1918 tot 1945. door Bcrtus Aaf jes Over Muziek Een Finsch zeilschip maakte in 80 dagen den toclit van de Oostzee naar Kaap stad. Bij aankomst in de Tafelbaai was er van de zeilen niets meer over dan flarden. 53 dagen lang leefden de bemanning en de passagiers enkel en alleen op sardines. De „Tasset", een 3000 tons viermaster, in volle zee. T WEE DAGEN ligt de boot geduldig in -1 de haven van Athene en die twee dagen breng ik met een even groot geduld op den Akropolis zoek. Ik ben er bevriend gewor den met den gids en den photograaf. Met den gids is dat als volgt geschied. Den eer sten dag waren wij met een heel gezelschap en daar stortte hij zich, bij de Propylaeën al, op neer als een havik op zijn prooi. Hij bleek een oude varensgast te zijn, die en kele jaren in de nu verdwenen binnenstad van Rotterdam gewoond had. Vandaar dat hij een mondvol van onze taal machtig was. Met die paar woorden probeerde hij de heele geschiedenis van Athene in ons hoofd samen te persen. Maar toen hij, over den muur van den Akropolis wijzend, waar wandelende mensch jes ver weg en kleintjes scharrelden over den blauwen rotsgrond, tegen het gezelschap uitriep, dat daar de Areopaag was, waarop Paulus eenmaal preekte, ja, zei hij, na verwonderde uit roepen van dien kant, daar en daar pre cies en dat de eerste christenen na dien preek terstond den Akropolis beklommen en er de antieke beelden stuksloegen, wel, toen moet ik een pijnlijk en ongeloovig ge zicht gezet hebben, want hij zonderde mij terstond van de overigen af met de woor den: U is natuurlijk professor. Ik begreep den wenk en beiden gingen wij opgelucht ons weegs, hij met het gezelschap naar een dikken fotograaf, die de groep terstond met zijn middeleeuwsch toestel nam, ik linea recta naar het Parthenon. En nu praten wij met elkaar als. oude vrienden en als hij hoort, dat ik vandaag al weer geen geld heb om met den trein naar de haven terug te keeren, duwt hij mij net als gisteren de reiskosten in de hand. De andere vriend is de fotograaf, ook reeds den vorigen dag gemaakt. Toen hij mij voor den twintigsten keer door het Parthenon zag scharrelen, wenkte hij mij en bood mij een broodje aan. Het was een groote, dikke, van welvarendheid blinken de Turk. Toen hij mij vroeg, wat ik deed en ik hem zei, dat ik boeken schreef, ver telde hij, dat Bernard Shaw hier gefoto grafeerd had mijn vriend JBernard Shaw zei hijen hij duwde mij vol Turksch enthousiasme op dezelfde omgevallen zuil en verdween onder het zwarte doek van zijn voor-oorlogsCh toestel om een middel- eeuwsche kiek te nemen. Het had het toe stel kunnen zijn, waar nu eens werkelijk een vogeltje uit de lens vloog. Maar het gebeurde niet. Wel, na wat babbelen, bood hij mij een kletsnatte foto aan, en schonk het negatief erbij, alles voor niets. En nu wandel ik weer over den rotsachti- gen bodem naar den Akropolis. Een bodem, die grijsblauw is. Maar soms, door een spe ling van den aether, wordt hij blauw en glanzend als geslepen erts. Uit barsten en breuken bloeit van alles op. Onooglijk klei ne klaproosjes wiegen hun slaperig hoofd op den zephir. Paarse reigerbekjes steken hun bloemen en snaveltjes op naar het azuur. Bijen en wespen bezoeken gonzend de kamille-bloemen. Ik steek de rots over naar het Erecihtheion. Wie kent, niet uit een plaatwerk zijn wonderlijke portiek, waarvan de zuilkaryatyden meisjes zijn. Zij kijken gezessen naar het Parthenon, steunend op één been, het andere doorge knikt, en op hun geheven hoofd dragen zij moeiteloos het dak. Het lijkt wel of zij in een rustpauze staan, of zij reeds eeuwen met dit dak op hun 'hoofd gewandeld heb ben en slechts even' rustig adem scheppen om het de verdere eeuwen voort te torsen. In hun gestalten zit niet meer spanning dan als droegen zij het gewicht van een gevulde waterkruik.-Hun neuzen zijn weg. hun mond is door den beet des tijds half ingevreten, en daardoor besloten en ver zegeld geworden, maar zooals zij daar staan, de oogen open en vrij op het Par thenon gericht, ken ik geen mooier voor beeld van dienstbaarheid in schoonheid. Later loop ik den Akropolis af, naar het station, door hellende straatjes, vol kleurige pluimdieren, balkons die uitpuilen van de anjers cn van sinaasappelboompjes in ton nen, ik struikel bijna over een touw, waar aan een armzalige kop blijkbaar voor straf vastzit, luister in een hoek bij een wuivend gordijn naar Chopin, die door onbekende handen gespeeld wordt op een oud klavier, en zie op daken cn muren de glimlach van den Griekschen dag. Om vier uur in den namiddag vaax't de boot. Zij stoomt de haven uit en koerst tus schen de Grieksche eilanden door. Maar nog wel een uur lang is het Parthenon zichtbaar. Kleiner, altijd kleiner. Een mi nutieus rijtje zuilen. Een vlek. Een stip. Ik zit er met onafgewende oogen naar te kijken, gezeten op het dek. De kinderen vragen waarnaar ik kijk. Naar het Par thenon, zeg ik. Ik laat het hun zien door een geleenden verrekijker. Een hunner toont mij een groot brok Penthelisch mar mer. En plotseling hebben ze allemaal wat marmer, gekregen van den Akropolis, ge kregen van htm ouders. Ik laat hun mijn drie brokjes marmer zien ter grootte van een vingertop. En daar beginnen zij. die .niets hebben, nu om te bedelen. Ik geef ze maar. Ik houd toch niet van bezit. Ik wil niet meer bezitten dan ik wandelende mee kan dragen. Maar mijn ziel gaat scheep met den veel lichteren last der herinnering. „Ziet u het nog?" vraagt het jongetje en hij wijst, naar de groote witte vlek, die Athene geworden is. „Ja, ik zie het nog" zeg ik. „Raar dat kan toch niet", zegt het kind. „Alles is één groote witte vlek." Ja het kan ook niet. Alles is één groote wittevlek De Corinthia, Maart 1947. EEN WELDOENSTER! Purolin houdt moeders huid zacht en mooi; baby's huid gaaf en gezond. Voorkomt schrijnen na scheren. Heelt tevens een beschadigde huid. Doos 40 ct. Kurt Jooss komt op 7 Mei in den Stadsschouwburg Haarlem zal op 7 Mei de première krij gen van de toumée, die het. ballet „Kurt Jooss" inyMei door ons land gaat maken. De directeur van den Stadsschouwburg, de heer H. Deïnum, heeft den impressario van het ballet, het concertbureau Krauss, verzocht in Haarlem zooveel mogelijk nieuwe werken te brengen. Kurt Jooss heeft de geruchten, dat zijn ballet zou worden ontbonden met klem tegengesproken. Er zal slechts een pauze worden gehouden van een seizoen om het gezelschap na de vele en groote internatio nale tournees wat rust en Jooss zelf de gelegenheid te geven nieuwe werken te scheppen. LEDEN-CONCERT DER H. O. V. Op Dinsdag 15 April zal de H.O.V., onder lei ding van' Kees Hartvelt, het laatste leden concert van dit seizoen geven. Dit is 't concert dat op 21 Februari wegens brandstoflennood moest worden uitgesteld. De volgende werken zullen worden uitge voerd: Symphonie in a kl, terts van C. Salnt- Saens. De solist Gerard Hengeveld zal hierna, met begeleiding van het orkest, het piano-con cert van Maurice Ravel spelen. Vervolgens zul len nog worden uitgevoerd de Serenade voor strijkorkest van P. Tschaikowsky en de Piet Hein Rhapsodie van Dr. Peter van Anrooy. In Rotterdam zal men kunnen zien hoe Nederland 't best kan bouwen Tegenover het nieuw te bouwen Centraal Station te Rotterdam zal een Nederlandsch bouwcentrum verrijzen. Het gebouw van dit centrum zal een permanente ex positie van bouwmaterialen, bouw elementen, gedeelten van gebouwen, proef- woningen, arbeidsmethoden en daarbij be- hoorende foto's, teekeningen, schema's, grafieken en statistieken omvatten. Men hoopt dit zestienhoekige gebouw, dat een diameter van 45 meter krijgt, 18 Mei 1948, den Rotterdamschen „opbouwdag" te openen. Half Maart is reeds met den bouw ervan begonnen. Het doel van het „bouw centrum" is centrale voorlichting op het gebied van het bouwwezen te geven. Dit voorlichtingsbureau voor het bouwwezen met permanente tentoonstelling is opgezet door alle groepen en instanties van of voor de Nederlandsche bouwnijverheid. De ex positieruimten zullen worden verhuurd, zoodat het centrum zich financieel zal kun nen bedruipen. Viering Nationalen feestdag te Heemstede Uit het programma van de viering van den Nationalen feestdag, zooals dit door de com missie Koninginnedag is samengesteld, blijkt dat ditmaal de jeugd een groot aandeel heeft in de feestelijkheden. Reeds om 8 uur des morgens zal op het Raadhuisplein een jeugdbijeenkomst worden gehouden, waar verschillende toespra ken zullen worden gehouden. Vervolgens zal tusschen half 11 en 12 uur een optocht worden gehouden van versierde fietsen, autopeds, trek- wagens en soortgelijke voertuigen voor kinde ren van 6 tot 16 jaar. Zij die aan dezen optocht willen deelnemer, moeten zich vóór 26 April opgeven bij den heer J. Plügger. Lijsterbes laan 19. Des middags zal in het Sportpark een demonstratie worden gegeven door de gymnas- tiekvereeniging „Heemstede", er zal ook een veldloop gehouden worden, welke in Groe- nendaal begint en in het Sportpark eindigt. Tenslotte zal een gecostumeerde voetbalwed strijd lot besluit van de middagfeesten worden gehouden. Het avondprogramma vermeldt een vocaal en instrumentaal concert op het Raadhuisplein. Nederlandsche Jeugdgemeenschap Van 14 tot 19 April houdt de N.J.G. een algemeene landelijke j'eugdweek, waarin de "aandacht wordt gevestigd op het vor mende werk dat door de jeugdorganisaties wordt verricht. Het district Haarlem or ganiseert de volgende bijeenkomsten: Maandag 14 April wordt in het gebouw van de Vereeniging van Vrijzinnig Her vormden in de Jacobstraat een lezing met lichtbeelden gehouden waarop jhr. dr. J. C. Mollerus spreekt over Curagao, Suri name, Venezuela en Trinidad; Donderdag 17 April wordt een volkszang-avond ge houden door Carla Koihnstamm in de Tuinzaal van het Concertgebouw. Beide avonden zijn zoowel voor georganiseerde als ongeorganiseerde jeugd boven 14 jaar toegankelijk. W" AN DE VELE figuren die de film v achtereenvolgens beroemd gemaakt heeft, zijn er maar weinige die op den duur in onze herinnering blijven voortleven en nog minder is het aantal dergenen die on sterfelijk zijn geworden omdat ze een eigen type hebben geschapen dat na hen als een onveranderlijk genre voortleefde. Tom Mix, Garbo, Charlie Chaplin, Mickey Muis zijn dergelijke verschijningen. Vooral Chaplin. Wanneer de film geen andere verdienste zou hebben dan dat ze hem heeft voort gebracht, dan zou ze haar bestaan al ruim schoots verantwoord hebbeh. Het kleine mannetje met de veel te groote schoenen en het bol-' x-«.i hoedje dat zich, blijmoedig en met een starre verbazing rond zijn snorretje, in de gruwelijkste moeilijkheden stort en er volkomen onbe roerd, zijn wandelstokje luchtig tusschen zijn vingers draaiend, weer tusschen uit trekt, deze dwaze havelooze figuur is ons even vertrouwd als Jan Klaassen en Harlekijn. Chaplin is een prachtig motief om diep zinnig over te redeneeren, want zijn tragi komische figuur is een gelijkenis van ons zelf. Een omgekeerde gelijkenis, want wat hij instinctief doet gelukt hem en wat hij beredeneerd probeert te volbrengen maakt hem tot een speelbal van verwoede en on- De „nwuwe Chaplin", zooals hij verschijnen zal in JVLonsieur Verdoux overwinnelijke omstandigheden. Wat hij doet om moeilijkheden te overwinnen die ons heel gemakkelijk voorkomen, doet ons lachen, maar hij laat ons rillen wanneer wij aanschouwen wat hij kan ondernemen in situaties waarvan wij het gevaar ver moeden, maar hij in zijn- volmaakte onschuld niet. De argelooze ernst waarmee dit kleine mannetje handelt, weerspiegelt onszelf, de ontoereikendheid van ons denken, de be grensdheid van onze vermogens en onze hoogmoedige overtuiging dat wij de mach ten om ons heen de baas kunnen zijn. En hij geeft niet alleen een gelijkenis van onze negatieve zijde, maar óók een van onze positieve: het bezit van een onstoffelijke macht, van diezelfde innerlijke vrijheid waarmee we toch over de aardsche moeilijkheden kunnen triomfeeren op de zelfde wijze waarop het gekke mannetje glimlachend en onberoerd weg wandelt uit de catastrofes die hij heeft aangericht. Onberoerd maar ook niets wijzer ge worden. Er zijn verschillende nuances in Chaplfn's pantomines, maar de kern ervan verandert weinig. Wel is er een zekere ontwikkeling in te zien, die van zeer universeele gebeur tenissen afbuigt naar scherper omlijnde motieven. Zijn „Modern Times", de laatste film die we van hem hebben kunnen zien, gaf niet meer de naieve, klare, door stoffelijke moeilijkheden onberoerde verschijning, maar was beperkt en toegespitst in de hallucinatie van een mensch die van de machines bezeten was geworden. Ze was minder een triomflied over de uiteindelijke zege der innerlijke vrijheid, dan een klaag zang na de overwinning van de machine over den mensch. Chaplins gestalte had daardoor iets verloren van de symboliek die ze steeds heeft gehad. Van de film die intusschen is gemaakt, „The dictator", de persiflage op Hitier, weten we alleen dat de hoofdfiguur nog maar weinig overeenkomst vertoonde met de klassieke Chaplin-figuur. Dat schijnt de richting te zijn waarin deze filmer zich thans ontwikkelt, want volgens berichten uit Hollywood is hij in zijn ontoegankelijke studio's aan de La Brea Avenue, waar „The Kid" en „Goldrush" ontstaan, zijn, sinds Juni 1946 aan het werk met een film die. niets meer te zien zal geven van het kleine ventje met den bolhoed. Dit nieuwe werk, dat binnenkort in New York voor het eerst vertoond zal wor den, heet „Monsieur Verdoux" en zal een kleinen eieganten Franschman toonen, met een lieusch snorretje dat hem een beetje op Adolphe Menjou doet lijken. Dit ventje is klerk op een bank en de wanhoop nabij wanneer hij na vijftien jaar trouwen dienst ontslagen wordt. Om zijn vrouw en kind in Heelemaal vergeten is Chaplin zijn oude films nog niet. want hij laat zich, evenals in „The kid", secundeeren door een kleinen jongen, Allison Rodann. leven te houden reist hij heel Frankrijk door om er ettelijke vrouwen te huwen en haar vervolgens om heur geld te ver moorden. Eén vrouw weet echter te ont snappen. Zij wordt gespeeld door Martha Raye die Chaplin zeker niet bij toeval heeft uitgekozen want zij viel jaren geleden al op door de bizondere pantomimische ver mogens die ze in haar dansen toonde. Veel meer dan dit is er nog niet bekend; alleen nog dat de kleine Monsieur Verdoux een opvallenden afkeer van het huidige maat schappelijke bestel aan den dag legt, iets wat niet zoo wonderlijk is voor wie weet dat Chaplin communistische sympathieën heeft. Zoo ziet het er dus naar uit of we op den duur 'n nieuwen Chaplin zullen zien. Aan genomen tenminste dat eerlang de commer- cieele belemmeringen die „De dictator" zorgvuldig verre van ons houden, verwij derd "zullen kunnen worden. Of het wer kelijk een nieuwe Chaplin zal zijn moeten we afwachten. Het uiterlijk alleen is niet beslissend en een nieuwe versie van een oude verschijning heeft een onaangenaam bijsmaakje als we eraan denken hoe snel Garbo in vergetelheid raakte, nadat ze het in een. nieuw genre had geprobeerd. Maar voorloopig kunnen we niet meer doen dan met een beetje spijt vaststellen dat de havelooze zwerver die al zoo, oud is als de film zelf, definitief verdwenen is. v. G. Mattheus Passion LLE DIRIGENTEN, koren, orkesten en r*- solisten zijn nu weer uitgerust van de vermoeienissen der Mattheus-Passïon en vader Bach ligt weer op zijn rug in het graf. Wat al opvattingen en principes hebben overal dirigenten, critici en tal- looze andere menschen bezig gehouden. Ieder jaar is er meer geharrewar over de plaats en de wijze^van uitvoering, ieder jaar zijn er weer nieuwe inzichten en daaruit voortvloeiende wedijver. Met eenigen weemoed moet men denken aan de vrome Lutheranen, die in Bach's tijd op Palmzondag naar de kerk gingen, waar het edele werk werd gezongen; zij gingen niet om een kunstwerk te hooren, zij gingen ter kerke omdat het Palmzondag was en het was Bach's plicht om, evenals de andere musici in de andere kerken, te zorgen dat cle passie volgens Mattheus zoo goed mogelijk zou gezongen worden. De kerk Was er niet om de muziek, maar de muziek om de kerk en de menschen waren geen publiek, maar geloovigen. Bach kreeg voor den Palmzondag niet de beschikking over extra-middelen, maar moest met zijn beschikbare koor, orkest en orgel maar zien dat hij uitkwam. Het ging niet om de mooiigheid, maar om den dag van het jaar. Opvattingen, principes en inzichten kwamen niet aan de orde, want dit alles was in den godsdienst be sloten. Men vulde den Zondag niet met een soort „gewijd" concert, maar men vereenigde zich omdat de goede week be gon en omdat de kerk daartoe de diensten inrichtte. Men critiseerde niet. men was van andere gevoelens bezield; men leefde de gehecle week fn een aandachtige stem ming en men wist dat Paasch-Zondagals gloriedag het allergrootste drama "be kroonde. Voor dit alles was geen intellec tualiteit, geen artistieke ontwikkeling, geen -muzikale kennis noodig. De kerke lijke praktijk van de geloovige gemeen schap was het éenige, ordelijke en juiste gebied waarop de 'Mattheus-Passion van Bach zou ontstaan en zou uitgevoerd wor den. Toch moet men de vraag stellen: is de Mattheus-Passión van Bach werkelijk wel kerkmuziek? Ik geloof: als het werk in derdaad kerkmuziek was, dat wil zeggen muziek, die binnen de grenzen der liturgie naar inhoud en vorm gecomponeerd was, dan zou het werk in het kerkelijk verband gebleven zijn; het zou zijn reis door de wereld buiten de godsdienstoefening niet gemaakt hebben. Wie meenen zou dat binnen de liturgische eischen geen kunst werk kan bestaan, oordeelt onkundig en moet zich historisch laten inlichten. De waarheid is dat Bach niet geïnspireerd wafs door de liturgie, d.w.z. door de orde van de godsdienstoefening, maar door de dramatiek. Hij heeft in zekeren zin wel den kerkelijken dienst gerespecteerd daar wijst de indeeling der compositie met de choralen, enz. wel duidelijk op maar in wezen ging hij op in de tragedie, en wat hem als artist bezig hield was de uitdrukking der tragische gebeurtenissen, die zoovele geweldige gevoelens en ver beeldingen opriepen. En zoo werd zijn muziek niet een decoratieve muzikale be lichting van de geordende godsdienstoefe ning, maar een zelfstandig dramatisch werk, dat slechts in zekeren zin naar den vorm met de kerk te maken heeft. Het is zekér waar dat het nu voor een deel kerkelijk en voor een ander het groot ste deel niet tot de kerk behoort. Ik merkte op dat Bach moest werken met de gewone, zeer beperkte krachten, die hem ten dienste stonden. En zoo be gint met de eerste uitvoering het probleem der tweeslachtigheid. Wie niet doof en blind is, kan uit het werk hooren en be grijpen dat het als muzikale opzet grootsch en machtig is. Bach moet als uitvoerder in zijn praktijk geworsteld hebben met den componist Bach. Het kan niet waar zijn dat het beperkte gezelschap van zijn ker kelijke uitvoerdei's het enorme werk naar volkomen dramatische waarde heeft kun nen. weergeven. Het is "niet om niets dat men na Bach's dood het stuk maar heeft opgeborgen. Welke opvolger durfde het aan? Ik voor mij geloof dat men na den dood van den barren meester maar blij was dat men van dit groote en moeilijke werk af was. En nu kan men wel zeggen dat het stuk pas goed klinkt, wanneer men het met de bezetting van Bach's koor uitvoert, maar ik zou den vurigen kop van den componist wel eens willen zien bij de praktijk van dergelijke museum- idealen! En sinds Mendelssohn het meesterwerk meer tot klinken heeft gebrachthij moge er ten eeuwigen dage om geprezen worden is het aan de wereld, niet aan de kerk, overgeleverd. Ik vergeet niet dat duizenden jaarlijks getroffen worden door de schoonheid, wanneer ik opmerk dat het werk nu toch hulpeloos zwerft. Het is ge makkelijk om eenigszins zegevierend te meenen dat zóó'h werk voor iedereen, en niet alleen voor de kerk kan bestemd zijn, maar vanwaar zouden al die verschillende opvattingen, al die principes, al-die ideeën, al die historische erj artistieke inzichten komen als de zaak zoo eenvoudig was? Konden wij het werk maar als opera opvoeren. Het is in zijn diepste wezen een plastisch mysterie-spel; met zijn rijke illustreerende muziek komt het duidelijk voort uit de oude wereld van na-spelen en vertoonen van de gebeurtenis, waardoor men bezield is. De verhaler zou met zijn prachtige recitatieven levendig en ver beeldend optreden, het geheel van soli en koren zou naar de dramatische en lyrische .beteekenis practisch ingericht kunnen worden en de meelevende toeschouwers zouden de choralen meezingen. Ja, ik weet 't wel, dit is alweer een principe bij de vele andere, maar deze gedachte houdt mij altijd bezig als ik overweeg, hoe men ieder jaar naar een steriel gezelschap van onbeweeglijke koren, solisten en orkest zit te kijken, uren lang. Mist men dan niet de realiteit van de liturgie, die immers plastisch is en mist men dan niet de wer kelijkheid der personages? Het moet echter blijkbaar wel mogelijk zijn, dat men dit alles onderdrukt en met dankbaarheid het plechtstatige concert der Mattheuspassion bijwoont; ik kan niet zoolang stil zitten. En toch houd ik van Bach's muziek zooveel als een mensch maar van iets houden kan. HENDRIK ANDRIESSEN. Weer een Duitsche film in de maak De Duitsche filmmaatschappij „Defa" gaat een film maken van het Münchener cabaret „De elf scherprechters" dat in het begin dezer eeuw veel van zich deed spre ken en den kring om Frank Wedekind, Max Halbe en Ernst von Wolzogen tot on derwerp van handeling had. Het leven van de toenmaals ver buiten München be kende chansonnière Mary Iber, zal in deze film een voorname plaats innemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1947 | | pagina 5