Literaire kanttekeningen J VOOR HEN Het Nederlands kantwerk zeer in trek in het buitenland :>TFBriAG 3 MEI 1947 crwRIJFSTER VAN „EMMAUS" nE fit "leen haai- boek betiteld als Ubeeft wet ei. ofik de vorm aan van roman zodanig als een vrucht van eer. roman. gereken<l wil worden tot van litteraire schoonheid, moet ie 006 1,/ordeeid worden. Niet als apo- w duS„i ri, aanklacht van een veront- I«V.Jtart evenmin als poging tot een ®aa^'"ha„altog van zekere voortbrengse- <vsarf /moderne schilderkunst, len of* m aanleiding, het uit- Ze!de" zó Scherp te bepalen als bij de ffflSShS van deze roman, die de levens- 1=®°!^ ifue luidruchtig omstreden figuur -j vn-n aC luiu' uunvo ti n van Meegeren tot onderwerp «v Heel wat bijgeluiden dienen tot hee ^hi-acht te worden, alvorens de «■0? 5ïfl meer hoort dan dat criticus zy^be- (en als het zo moet gehoor mag geven: "J° 5 ik wil noemen de stem van zijn "n «weten. Immers dan pas blijft E 5* geding of men de mens Van Mee at dan niet hard meent te moeten van«l zijn „politieke" houding; V?U™ de schilder Van Meegeren een Skch-vaardig imitator dan wel een te aafbJldend kunstenaar moet achten; KellSsburger Van Meegeren een /maakte signatuur zwaar of nauwelijks aanrekenem Het laatste woord is over aki nog niet gezegd en zodra het - bal het niet de letterkundige criticus V TUovic taak Z niet gezegd en zodra het V/al het niet de letterkundige criticus 1V die het mag uitspreken. Diens taak Se het te bepalen hoe het schriftuur S verhoudt tot het schoon der woord kunst. nog altijd mèt de Tachti- cprc doordrongen, heb ik bij de aanvang „n mij» lectuur getracht een sfeer, die ,0 jammerlijk vertroebeld is door een /toneel verleden, te zuiveren, door rieze bewogen levensgeschiedenis geheel en al los te maken van de persoon van Han van Meegeren en te ondergaan als die van een mij onbekend schilder, laten we zeggen „Jansen" van naam. Te bewus ter heb ik dit gedaan omdat enkele blad- hiden lezens, eigenlijk al de eerste regels, aanspoorden tot waakzaamheid. „Een koepel van stilte omwelft het eenzame huis". Zo staat het er, met fraaie woorden. Maar wat kan me doen gelóven in die state en eenzaamheid? Men weet niet, wat ach terdochtiger maakt: de traditionele koepel of dit overbodige „omwelven". Herinner u de inzet van Van Schendels novelle „Ma neschijn": „Wij zaten dien eersten avond nadat wij aan land waren gekomen tot Jaat bi den tuin van mijn broeder, ik heb nog nimmer zulk een schoonen maanlichten avond weer gezien daar i s de stilte, daar hóórt ge de stilte, omdat de schrijver ervan vervuld was en van zijn vervuld- zijn kon meedelen aan het onopzettelijk rhythme van zijn zin, zonder daarbij hoog dravende beeldspraak en het buitennissige woord te behoeven. Maar goed. Daar staat de schilder „Jan sen": „de droom heeft hem omsponnen". „Een verbeten trek glijdt om zijn mond": een ve r b e t e n trek die glijdt nu gelóóf ik het niet meer: dat is niet waar, niet echt. Op dezelfde bladzijde lees ik van een „bovenaards wit, dat bet late licht uit het venster vangt", iets verder van een „droeve glimlach die om zijn lippen beeft", „woorden die van zijn lippen vlieden" en „een siddering die door hem heen vaart". „De ruimte stulpt zich om hem heen" en „het licht dooft zijn schijnsel". Ik put deze bloemlezing van tot op de draad toe ver sleten roman-confectie uit de eerste drie bladzijden en het zou me weinig moeite kosten, willekeurig opslaand, dozijnen be wijsplaatsen te verzamelen voor het eind oordeel: dit boek is als roman, als kunst werk, een volslagen mislukking. Het is jammer. Niet zozeer vanwege de eerlijke bedoelingen van de schrijfster, be zield door oprechte waardering en daar door ook van felle verontwaardiging dat alles moet immers buiten beschouwing blijven maar veeleer terwille van de tragische romanfiguur die, getekend al door een verminkte jeugd, een zo zware levensweg moet gaan, een zo verbeten strijd moet leveren tegen een fnuikend wanhopen aan eigen talent, waaraan door de mateloze eerzucht ééns groot te zijn als de Groten, de oude meesters, zulke zelf- MARIE-LOUISE DOUDART DE LA GRéE: Emmaus. Roman, met tekeningen van HAN VAN MEEGEREN. Bruna Zn., Utrecht. folterende en bijna bovenmenselijke eisen gesteld woiden. Een zichzeif verterend, fanatiek-strevend mens, deze schilder, heen en weer gedreven tussen virtuositeit en genialiteit, eerzucht en scheppingsdrift - één die zonder aanmoediging en bewon dering (welke hem door de zozeer beminde en bezielende Jolanthe, die zijn afgronden en duistere drang niet vreest, geschonken wordt) scheppen noch leven kan en toch haar, de enige menselijk-nabije, bijna ver speelt door zijn bezeten drift dat te berei ken wat voor hem hoogste kunst/doel is: evenaring van het meesterschap onzer 17de eeuwse schilders, Vermeer bovenal. Met een duister-woelende arbeidswaanzin, waaraan alles geofferd wordt: gestel, ge zin, vriendschap, zelfs het liefste, Jolanthe, voor wie hij zich rechtvaardigen wil en zijn naam groot maken, wordt het onge looflijke bereikt: Vermeer herrijst in de Emmaüsgangers en een valse signatuur stelt de kunstcritiek op de neteligste proef. Niet geld-, maar roemzucht wordt be vredigd, waarnaar met de inzet van een leven is gehaakt en die zo duur betaald wordt: vrijheidsberoving, hoon, wroeging maar de verlossing uit een ondragelijke levens tweespalt als uiteindelijke winst brengt. Sympathiek het romangegeven: de schil der „Jansen", maar mislukt het met zo veel zorg uitgegeven boek: door overdaad van woorden, theatrale compositie, te kort aan eigen stijlmiddelen, pathos dei- mooischrijverij. „Groot of fijn gevoelsleven, dat is: iets, dat misschien beter is dan kunst, maar dat niet is: kunst" gulden woorden uit een jarenoude critiek van Van Deyssel. Daarmee is alles gezegd. Voor de kunstminnaar Göring was verzamelen geen kunst Italië krijgt het een en ander terug De Amerikaanse autoriteiten hebben Ita lië een eerste collectie schilderijen, aqua rellen en kunstvoorwerpen teruggegeven, welke in het klooster Monte Cassino wa ren opgeslagen, waar de Göring-divisie ze in beslag nam om ze naar Duitsland te brengen voor GÖring's verjaardag. Ook zal Italië een werk van Viipiteno te rugontvangen, voorstellende het leven van Christus in aoht afbeeldingen, dat Musso lini Goring als verjaarsgeschenk had aan geboden. Volgens Amerikaanse schatting bad Göring uit heel Europa „gekocht" of gestolen: 1375 schilderijen, 108 tapijten, 250 beeldhouwwerken, 200 oude meubels, 6C Perzische- en Franse tapijten en 175 ge brandschilderde ramen. Dit betreft alleen de vondst in de Amerikaanse zones. Oostenrijkse kunstschatten in het Rijksmuseum Veertien doeken van Titiaan, acht van imioretto, vijf van Veronese en verder een '.mposante falanx van werken van Velas- ÜUm Correë§io> Jan van Eyk, Rogier van de weyden, Hugo van der Goes, Breughel, niaar ook drie zelfportretten van Rem brandt en het beroemde „Atelier" van Ver deer (de echte) zullen op een grote ten- wonstelling van Oostenrijkse kunstschal en in het Rijksmuseum te Amsterdam te zien zijn. Deze expositie, die door omvang en kwa 'eit een unieke gebeurtenis belooft te oraen, zal tevens een afdeling beeldhouw- unst en kunstnijverheid omvatten, die het j>te zal bevatten van de ongeëvenaarde weense verzamelingen. °,rnaanse en Gotische beelden en goud- ziiversmeedwerk, bronzen der Italiaanse tan-afSance' min ia turen, ivoren, wand- 2pri!^n' V00rwerPen uit bergkristal, kei- harnte,jWapenrustin£en en Oostenrijkse 5' alles zal in Juli en Augustus in W. en vitrines van het Rijksmuseum ^toongesteld worden. e £'Imax zal gevormd worden door de Jbt.''°uroOndisohe schat", de kostbare telen 6 e,euwse misgewaden en versier- van de Orde van het Gulden Vlies. C. J. E. DINAUX. Kunst^snippers Over Muziek Overwegingen - - >3 „Spring"-time O LANG er films zijn, hebben de fil- mers geprobeerd hun toeschouwers aan het lachen te brengen. Een van de eerste filmpjes die ooit vertoond zijn: „L'aroseur arosé" van de Lumières legde al de grondslag voor wat later de komi sche film zou worden, door te laten zien hoe een tuinman met zijn eigen water slang bespoten wordt. De lach hoort tot ons kostbaarste bezit. Demo- krites, de Griekse wijsgeer zei heel duidelijk dat het leven zonder lach zou zijn als een lange reis zonder herberg. Iedereen voelt op een gegeven ogenblik behoefte om te lachen en op de zeepbel van zijn vrolijk heid stijgt hij boven de alledaagsheid uit en bevrijdt hij zich van zijn zorgen. Nie mand kan precies zeggen wat lachen is; zelfs de omschrijving van de moderne den ker Bergson, dat lachen een soort weer wraak is tegen bepaalde stroeve elementen die zich tegen het principe van het leven verzetten, geeft nog niet alles weer wat in de lach besloten ligt. Maar de lach is uni- (FilmJ Een van de meest bekende dwazen-paren van het witte doekde „dikke" (Oliver Hardy) en de „dunne" (San Laurel). verseel en over de hele wereld zijn het vrijwel dezelfde oorzaken, die de mensen aan het lachen maken. Het is dan ook geen wonder dat de film van meet af kluchten heeft voortgebracht. De natgespoten tuinman van de Lumières heeft school gemaakt en is gevolgd door duizenden Amerikaanse „slap-stick" come dies waarin de helden elkaar met stoelen om de oren kletsen en het servies op el- kaars hoofden stuk sloegen. Die tijd van roomtaartsmijterij heeft een beetje pijnlijke herinneringen nagelaten, maar het ken merk bij uitstek van de lach was er in be sloten, namelijk dat zij veroorzaakt wordt door een ongelijkvormigheid tussen het geen wij ons voorstellen en hetgeen er wer kelijk is, een incongruentie tussen begrip en object. Dat is ook het in de grond tragische in de lach, dat Chaplin zo duidelijk liet zien: de droeve situatie van de mens die nederlagen lijdt in zijn eeuwige strijd tegen de wereld om hem en zelfs in hem. De held uit een filmklucht is altijd vol goede voornemens, maar helaas er zijn emmers waar hij over struikelt, palen die hem verpletteren, jas sen die scheuren juist als iedereen naar hem kijkt en riolen die hem op het onver wachtst verzwelgen. Van alle zelfbewust heid van de komische held komt niets te recht; het domme tegenwerkende mecha nisme zit zelfs binnen in hem; als hij een befaamde millionnair geworden is kan hij niet nalaten te bukken om een sigaretten peukje op te rapen juist als in de tijd die hij verzwijgen wilde toen hij een arme zwerver was. In ieder mens leeft een boze kabouter die hem dingen laat doen die hij oiet van plan is. Die boze kabouter in actie te zien is de aantrekkelijkheid van komische situaties voor het publiek, dat onbewust zijn eigen kwade kabouter herkent en door te lachen zich bevrijdt van zijn eigen angst om óók eens zo van de trap te tuimelen of zo'n roomtaart op z'n neus te krijgen. De klucht geeft de tegenstellingen schril en onbarmhartig. Ze onthult onze domheid en lelijkheid, onze onvolkomenheid en ons onvermogen zo openhartig als de hof nar in vroeger eeuwen zijn vorstelijke meester de waarheid mocht zeggen. Lachen heeft iets satanisch, zoals Baudelaire zei: het is tegelijk zinnebeeld van grootheid en van ontzettend lijden. Maar het komische in al zijn schake ringen werkt altijd bevrijdend, het dwingt ons nooit de laatste tragische consequen ties te aanvaarden van de onvolmaaktheid die ons deel is. Het is even simpel als won derbaarlijk en al zijn we dan gewend de kunstenaars die ons doen lachen niet zo hoog aan te slaan als degenen die ernstiger genres van kunst beoefenen, we willen hen niet missen. Het is veel moeilijker iemand aan het lachen te maken dan hem tot het besef te brengen dat er veel leed en zorg in het aardse bestaan is. Door te lachen ontladen we onze inwendige spanning en daardoor blijft ons leven dragelijk. Daarom: ere zij de dwazen van de film. v. G. In een donkere nacht valt een stille lente-regen op hun graven. In de ochtend suizelt een zachte wind door de struiken eromheen. Een haan kraait, maar zij ontwaken niet. In de middag valt de zon op de stille stenen en de wind brengt een enkel geluid mee, van ver waar mensen wonen, maar zij roeren niet. Zij slapen de lange slaap in de koele grond van het land, voor welks vrijheid zij zichzelf gaven. Voor hen was het niet nodig te hopen om te strijden. Niet nodig te slagen om te volharden. Zij streden al, toen de strijd nog ver loren scli een. Nu de bitterheid om hun sterven ver zacht is in de jaren die liggen tussen toen en nu en de hopeloze leegte gevuld is met de herinnering aan hun leven, staan wij aan hun graf. Een vlag waait halfstok. Voor hen klinkt vandaag in het Wil helmus: „De tyranny verdrijven, die mij mijn hert doorwondt''. In de strijd tegen die tyramiie zijn zij gevallen, moe en gemarteld en gebroken. Voor hen buigen wij in stille eerbied het hoofd. W. L. B. kantindustrie werkt op volle toeren, doch produceert uit sluitend voor de export. Er zijn in Ne derland nog slechts drie fabrieken, die dit artikel maken, waarvan de voornaamste twee in Hengelo te vinden zijn. De baker mat van de kantfabricage is Noord-Frank rijk; van daar verplaatste het ambacht zich naar Vlaanderen en later naar Duitsland en Oostenrijk. Honderden jaren lang is het kloskant uitsluitend door nijvere vrouwenhanden vervaardigd. Men werkte hoofdzakelijk aan de hand van een van te voren getekend patroon dat op een kussen werd gespéld, waardoor de kant werkster de kruisingen der draden kon af lezen. In een halve cirkel hingen de klosjes, waarop het gebleekte linnen garen was gewikkeld, om het kussen. Door de klosjes heen en weer te werpen, al naar het pa troon vroeg, werd het kant geklost. Te Wijdenes in Noordholland bestaat een school, waar men dit handwerk nog kan leren. Met voor de leek onbegi-ijpelijke vlugheid werpt de kantwerkster de klosjes dooreen en heel langzaam ziet men de fi guren in het kant ontstaan. De gouden eeuw was een periode van rijkelijk kantgehruik. Zij, die zich dit kon den veroorloven, droegen fraaie kanten kragen, beroemd geworden door de schil derijen der grote Nederlandse meesters. Ook werd veel kant gebruikt voor het af zetten van kledingranden. Toen kant min of meer verdrongen werd, veroverde het zich toch weer een plaats bij de versie ring van het intérieur. In Duitsland en ook elders kent men de sierkussens, rijke lijk voorzien van kant. Ook het kanten sierkleedje en gordijnen van kant zijn be kend. Daar de machinale vervaardiging van kant niet volgens een eenvoudige weefmethode, dus met schering en inslag, tot stand kon komen, was de kantmachine niet een der eerste textielmachines. Pas nadat de tech niek grote vorderingen had gemaakt, slaagde men er in machines te construëren, die het klossen van kant tot een feit konden maken. Het handwerk biedt nog steeds' veel grotere mogelijkheden; de kantmachine is eigenlijk een mechanisch kantkussen; de klosjes en katoenen of kunstzijden garen staan ook hier in een kring opgesteld. De draden komen op een centraal punt bijeen, waar hun kruising tot stand komt, als de klosjes van plaats verwisselen. Het kardinale punt was, een middel te vinden, om die verwisseling te dirigeeren. Dat middel is de „jacquardkaart". Wie wel eens draaiorgel bekeek of een pianola kent, weet, dat men bij deze in strumenten werkt met kaarten, waarin gaatjes geponst zijn. Een „jacquardkaart" is iets dergelijks. Het ontworpen patroon wordt op een kaart vastgelegd door het in ponsen van gaatjes en de machine is zo geconstrueerd, dat de klosjes met garen reageren op de uitstansingen. Met een waarlijk verbijsterende snelheid verwisse len de klosjes van plaats, huppelen als het ware om elkaar, gaan naar links, springen naar rechts, „wandelen" soms zelfs gro tendeels rond. Door een stelsel van veertjes worden de draden op spanning gehouden. Breekt een draad, dan stopt de machine automatisch. Betrekkelijk langzaam vordert de produc tie en geleidelijk ontwikkelt zich in een cylindervorm de strook kant. De ronde vorm ontstaat door een hulpdraad die later verwijderd wordt. Na controle op fouten, wordt het kant opgewikkeld, ver werkt tot kleedjes en zo meer. Het product der Nederlandse indus trie wordt momenteel veel gevraagd op de wereldmarkt. Vooral Engeland en Zuid- Afrika kopen het graag, wat voortspruit uit de gewoonte in die landen, om een tafel niet te dekken met een tafellaken, doch voor elk hord en voor elke schotel een afzonderlijk sierkleedje te gebruiken. Men koopt deze kleedjes in „sets" van twaalf grote en twaalf kleine, waarbij veelal ook een speciaal groter kleed voor een dressoir behoort. Voor de Nederlandse handelsbalans is de uitvoer van kant zeer belangrijk. Kantmachines zijn zeer kostbaar. Het is dus van belang een grote productie te bereiken, wanneer de vraag groot is. Van daar dat de Nederlandse kantindustrie momenteel een continu-bedrijf is. waar in drie ploegen wordt gewerkt. De bedrijven ontvangen de garens van de kunstzijde industrie, spoelen deze garens om, twijnen ze al naar believen en verwerken de kant na productie tot kleedjes, voor zover daarnaar vraag is. De kantproductie vraagt voortdurend nieuwe patroontjes, welke door de fa brieken veelal zelf worden ontworpen. Helaas zijn de patronen nog niet tegen na maak beschermd, zodat imitatie niet uit gesloten is. De kantindustrie is, zooals reeds opgemerkt, sterk aan mode onder hevig, zodat de fabrikanten van kant voortdurend paraat moeten zijn en zich dienen in te stellen op wijzigingen van markt en vraag. DEZER DAGEN stond achter in een tijd schrift een advertentie waarin voor een H.B.S. in één der grote steden wordt gevraagd een leraar(-ares) in „muziek cn zang". Ik weet niet of de directeur of de portier of iemand ten gementehuize deze advertentie heeft opgesteld, maar in ieder geval kan het nuttig zijn als degene die de annonce schreef zelf die nieuwe cursus als leerling volgt, want dan zal hij leren dat zang een soort muziek is, en niet iets aparts. Jaren geleden maakte Charivarius een aardige opmerking over deze ingewortelde fout. Hij had ergens gelezen: „wat zou het leven zijn zonder muziek en zang" en hij antwoordde in zijn rubriek in de Groene Amsterdammer: „Och, dan hadden wij al tijd nog de natuur en de bomen". de fout stemt als begripsbepaling overeen met de mededeling „in de auto waren gezeten twee heren en een musicus", zoals iemand onlangs voorlas uit een dagblad. Laten wij voor onze gemoedsrust echter alleen over zaken en niet over personen spreken. De brave halsstarrigheid van de uitdrukking „muziek en zang" heeft mij altijd geïnteresseerd. Er z.weeft namelijk een half-bewuste mening in het volk dat „zang" positiever is dan instrumentale mu ziek; dat wil zeggen: men meent dat „zang" volledig en duidelijk is en dat instrumen tale muziek alleen ontspanning is, zonder positieve betekenis. Velen menen dat „zang", dit is dus vocale muziek, in prin cipe hoger staat dan instrumentale muziek, omdat men bij vocale werken in contact is met woorden, mei een tekst, waarvan men de inhoud meeleeft. Men hoort dan in die muziek de gevoelens en de gedachten van de tekst in de muziek versterkt weer gegeven en dit geeft een bevrediging. De overtuiging komt niet zelden voor dat men zich muzikaal acht omdat men een over eenstemming hoort tussen de allure van de muziek en de inhoud van de woorden. Al gemeen is de neiging om in de muziek graag verbeeld te zien wat men leest; men w i 1 graag de muziek als een schildering der woorden horen en men neemt dan aan dat het zo is. Het klinkt misschien vreemd, maar men kan zeggen dat vocale muziek eerder onvolwaardige muziek kan zijn dan instrumentale, omdat bij vocale muziek de tekst een zodanige plaats kan innemen dat het muzikale element slechts in betrekke lijke zin in werking komt. In beginsel is de instrumentale muziek volledig en positief; de uitdrukkingsmoge lijkheden zijn, menselijkerwijze gesproken, onbeperkt. Nu is ook de menselijke stem een instrument en wie zou niet graag er kennen dat zij het eerete en edelste instru ment is niet door mensenhanden ge bouwd en in onmiddellijke eenheid met lichaam en ziel. Het ligt ook voor de hand dat de mensen, sinds zij hun gevoelens in woorden geformuleerd zien, deze woorden gebruiken wanneer zij zingen willen. In wezen ontstaat het zingen niet door het bestaan der woorden, maar gebruikt men woorden om te kunnen zingen. Voor ons, stijve en verlegen Hollanders lijkt dit on aannemelijk; en toch, waarde lezers, van nature is het niet anders. Zingen is op de eerste plaats musiceren en heeft als zo danig zijn volkomen waarde, onafhankelijk van woorden of begrippen. Wanneer dus het begrip „zang" waarde heeft, dan is het omdat het „muziek" veronderstelt. Wan neer ik „zingen" boven alles superieur stel dan is dit omdat de menselijke stem het onmiddellijke, ingeschapen muziekinstru ment is, dat onbegrensde, onbepaalde ge voelens kan uiten. Gezongen woorden heb ben verhoogde waarde omdat ze g e- z o ngen worden. De instrumentale mu ziek behoeft de „zang" niet de woorden te benijden. In het gezelschap der muziek instrumenten is de menselijke stem niet een bijzonder instrument omdat zij iets - g t, maar omdat zij zingt. Zij is een Gistermiddag om half vijf is de „Tndra-t engel onder de instrumenten. Dit klinkt poera" met een troepencontingent van 1200 man, waaronder vijf reserve-compagnieën infanterie, een detachement van het K. N. I. L. en technische troepenafdelingen van de vijfde en zesde infanterie brigade, uit Rotterdam naar Indië vertrokken. Bij Kon. Besluit is met ingang van 7 Mei benoemd tot chef der nieuwe afdeling moderne kunsten (toneel, muziek en letteren) van het departement van onderwijs, kunsten en weten schappen dr. N. R. A. Vroom, thans directeur van het gemeentelijk museum te Arnhem en secretaris van de stichting „Nationaal kunst bezit". Tijdens het Tsjechisch filmfestival dat deze week te I.onden geopend werd, worden de vol gende rolprenten vertoond: „Toyland revolt" een strijd tegen de Gestapo tijdens de beze'.- ting; „Warriors of faith" een kleurenfilm over de Hussietenoorlog en „Men without wings" een film van de verzetsbeweging. Ook zal een poppenfilm „Christmas dream" gedraaid wor den. Een aantal Tsjechische filmsterren is bij het festival aanwezig. Het Zuidnederlands toneel (artistiek leider: Pierre Balledux) heeft voor het seizoen 1947 '4G „Het lied van Bernadette" van Franz Werfeï op het repertoire genomen. Wouter Paap is aangezocht bij dit stuk muziek te componeren. Voorts werd het opvoerlngsrecbt verworven voor een tweetal oorspronkelijke Nederlandse toneelstukken van Jan Bresser. n.l. „Voorstad" en „Rembrandt op de zwarte markt", een blij spel naar een inval van Eduard Veterman. De komende zomermaanden zullen als open luchtvoorstelling „Dit is de dag van het recht" van Von Kleist en „De knecht van twee mees ters" van Goldoni worden gegeveti. De Hooft- herdenking zal met „Warenar" of „Granida" gevierd worden. Kr(jgt Amsterdam met het volgende toneel- seizoen zijn „Kleine Comedie", die gevestigd zal zijn in het gebouw „Salvatora" en bespeeld zal worden door het „Nederlands Toneel" van Cor v. d. Lugt Melsert en Johan Kaait, de Residentie krijgt een eigen gezelschap, dat de naam zal dragen van „De Haagse Comedie" onder leiding zal staan van Cees Laseur en de Koninklijke Schouwburg zal bespelen. Het Re sidentie-toneel wordt een particulier gezel schap. Leopold Stokowsky ontving een uitnodi ging bij de Salzburger Festspiele een concert van de Weense Fhilharmonie te komen d'iri- geeren. Stokowsky heeft deze invitatie aanvaard. Behalve Stokowsky komen Klemperer, Knap- pertsbusch, Ansermet, Barbirolli en Münch dirigeeren. De voordrachtskunstenaresse Marguerite Couperus, die na haar herstel met groot succes in Zwitserland optrad, is uitgenodigd om Mei te Parijs op te treden in het „Maison In ternationale des ïntellectuels" (afdeling weten schap en schone kunsten). Ook zal zij zich weer op het kasteel „le Bois Robin" in haar reper toire van oude Franse en Normandische balla den en liederen doen horen. Nederland de eerste klant der Brits-Amerikaanse zone Gereedschappen voor 34.000 dollar De gecombineerde bezettingszones van Amerika en Engeland in Duitsland heb ben een gezamenlijke import- en export organisatie opgericht, die de handel met andere landen zal regeien. Deze organisa tie heeft de naam van „Joint Import Ex port Agency" en sluit handelsverdragen voor rekening van de Brits-Amerikaanse gecombineerde belangen in Duitsland. Het eerste contract is thans met Nederland afgesloten, omvattende de verkoop van gereedschappen en onderdelen voor een waarde van 34.000 dollar. Voorts zal Tur kije 25 millioen yards katoen, die het in Amerika kocht, via Duitsland betrekken, met dien verstande, dat de grondstoffen uit Amerika naar Duitsland zullen worden vervoerd, waar zij tot katoen zullen wor den verwerkt. Twaalfhonderd man met de „Indrapoera" naar Indië Treinvandalen De spoorwegen beschikken thans nog slechts over de helft van het aantal zit plaatsen van vóór de oorlog, waardoor sommige trajecten nog niet bereden kun nen worden. Sommige reizigers blijken ech ter weinig besef te hebben van de moei lijkheden, waarmee de spoorwegen te kam pen hebben en schijnen door de Duitse vernielingsbacil geïnfecteerd te zijn. De zer dagen moest een pas in dienst gesteld nieuw personenrijtuig naar de Centrale Werkplaats te Haarlem teruggezonden worden, omdat de bekleding gedeeltelijk was gestolen en voor de rest stuk gesne den DE „ARCIIERS" MAKEN FILM VOOR KORDA Sir Alexander Korda's London Film Pro ductions delen mede, dat het bekende spreken. Engelse filmteam Michael Powell en Erne- ric Pressburger (de Archers") een con tract heeft gesloten met deze maatschappij om in het begin van 1948 een film voor Korda te maken. Dit zal zijn „The Promo tion of the Admiral". idyllisch en lyrisch en bovendien enigszins onbeholpen; ik spreek niet over de praktijk in de maatschappij, maar over de natuur. En zo kan de instrumentale muziek zich dus in zekere zin gelukkig prijzen dat zij de begrenzing van het woord niet heeft en de illusie van het zingen in volle vrijheid kan beleven. Overigens is de muziek niet alleen zingen: even primitief als juichen en klagen is de muzikale behoefte aan rythme op zichzelf. Het zou te ver voeren de po sitieve en de negatieve betekenis van al- leen-rythmische uitingen volledig te be handelen, maar na het bovenstaande is het niet overbodig op te merken dat de zoge naamde rythmische instrumenten eigen schappen van de muzikaliteit uiten die evenzeer tot de natuur behoren. Wanneer men zou menen dat deze instrumenten be perkt van betekenis zijn omdat zij zover van alle woorden verwijderd zijn, dan is dit een vergissing: zij missen wel de su perioriteit der melodie, maar beleven de dynamiek der muziek. Ik hoor liever een pittige paukenpartij achter in het orkest dan een betogende zanger vóór aan het po dium. Met dit al is zang: muziek, en het is dus verkeerd om van zang en muziek te HENDRIK ANDRIESSEN luitóaveira Wat de vlugge vroxiwenhanden vroeger deden, wordt nu op de speciale kant machine gewrocht: in een centraal punt ontstaan de figuren terwijl de klossen van plaats verwisselen. In het midden ziet men een stuk kant uit de machine komen, dat later nog opengeknipt moet worden. De Londense uitgevers Bossey en Hawkes zonden ons drie nieuwe zeer mooie uitgaven: kleine partiluui-tjes van hel. 2e strijkkwartet van Ernest Bloch en van liet 3e Planoconcert van Bela Bartok. en „Orpheus Britanlcus". ze ven liederen van Purcell, verzorgd door Pears en Britten. Het quartet van Bioch is melodisch en rythmisch zeer rijk en weelderig cn voor treffelijk voor de strijkers gerealiseerd. Het meesterlijke planoconcert van Bartok werd door de componist in 1.945 geschreven kort voor zijn dood. De stijl en de constructie zouden tot vele technische opmerkingen aanleiding kunnen geven; op deze plaats getuig ik gaarne van de indrukwekkende schoonheid dezer harlstochte- lijke muziek. Verrukkelijk zijn de liederen van Purcell, vol van melodische lyriek in edele tonaliteit. De uitgevers hebben een en ander zéér practlseh en zeer smaakvol verzorgd. H. A. Vredesverdragen zullen deze maand van kracht worden Groot-Brittannië heeft mededeling ont vangen, dat de Sovjet-Unie en Frankrijk waarschijnlijk bereid zullen zijn de vre desverdragen met de voormalige as-satel lieten medio deze maand te ratificeren, aldus is van bevoegde zijde te Londen ver klaard. Deze mededeling is ontvangen in antwoord op het Britse voorstel aan de Sovjet-Unie, Frankrijk en de Verenigde Staten, om de ratificering tegelijkertijd te verrichten. De ratificering door de Ver enigde Staten zal, volgens verklaring, ge schieden zodra de verdragen door de ver eiste tweederde meerderheid van de Se naat zijn aanvaard. Van Britse zijde is de ratificatie reeds geschied met koninklijke goedkeuring. Alleen Bevin moet nu nog zijn handtekening onder de stukken plaat sen. De stukken zullen, voor zover de Oost-Europese staten betreft, te Moskou gedeponeerd worden, en wat Italië betreft te Parijs.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1947 | | pagina 5