c
OUD EN NIIEU
1
em:
Gevaar vooi* gasloze uren te Haarlem
voorlopig afgewend
Beschaamd...
WOENSDAG 31 DECEMBER 1947
3
IWAN TOERGENHEW: „Hamlet en Don Ouichote" (vertaald
door Aleida G. Schot). - 3. M. Meulenhoff, Amstèrdam
VI EER DAN ENIG ANDER Russiscl}
schrijver der vorige eeuw heeft Toer
genjew wiens vertelling „Eerste Liefde",
dat juweel der wereldliteratuur, ik destijds
in deze rubriek besprak het oog gericht
op de Westerse cultuur, zonder daarmee
zijn 'Slavische zielsgesteldheid geweld aan
te doen. Zo kon het gebeuren dat hem zo
wel de mystieke verbondenheid aan een
wereld die het verstandelijke te tjoven gaat
als de drang tot critisch ontleden van het
Westerse rationalisme eigen was.
Het is dan ook geen wonder dat de ge
lijktijdigheid van binnentreden in de we
reldletterkunde der twee onsterfelijke
mensgestalten Shakespeare's „Hamlet"
en het eerste deel van Cervantes' „Don
Quichote" verschenen in het zelfde jaar
voor een mens die zózeer Hamlet'en Don
Quichote tegelijk, was als Toergenjew, niet
meer dan een aanleiding betekende, beide
figuren vergelijkend naast elkaar te plaat
seri en. hoe tegengesteld ook, broederlijk
te verbinden door het zinvolle voegwoord
„en". Hamlet en Don Quichote: beiden
leven in de denkende, zich rekenschap
gevende en met zichzelf strijdende mens
als zelfzucht en offervaardigheid, twijfel'
eri overgave aan een Idee, aarzeling die
voortkomt uit een kwellend besef van de
betrekkelijkheid d§r aardse dingen en
stuwkracht die géborén wordt uit een ge
loof „in iets eeuwigs, iejs onwankelbaars
in de waarheid, welke zich buiten ieder
afzonderlijk mens bevindt", zoals Toer
genjew het uitdrukt; een absoluut ideaal
dus.
Bijna negentigjaar geleden zijn ge
schrift, dateert van 186Qsgeloofde Toer
genjew al te mogen aannemen, dat de
„Hamiets" verreweg in de meerderheid
zijn, de weifelmoedigen dus, kinderen van
een tijd, waarin het alles-ontledend ver»
stand als uitsluitend zaligmakend werd
geprezen. Is deze uitspraak'niet iri nog
meerdere mate van kracht voor onze ver
stoorde eeuw die in zijn onmacht alle
reuzen van het Kwade, waartegen' de Don
Quichotes strijden., met de toegewijdheid
aan eeri opperst ideaal, als „windmolens"
belachelijk maakt?
Toergenjew kende de Hamlet in hem,
Juist daarom .is zijn eerbied voor de Don
Quichote zo groot; juist daarom verlangt
hij des te vuriger naar deze komisch voor
gestelde, maar heldhaftige dolende ridder
die, oud en vermagerd, maar waardig en
vol zelfvertrouwen, op zijn schonkige Ros
sinant door het menselijk domein trekt
om datgene te dienen wat hem het hoogste
is: de onaantastbaarheid van een Ideaal,
Hij is meer, deze Don Quichote, dan een
lachwekkende figuur, geschapen om de
draak te steken met de oude ridderromans:
hij is een „hidalgo" van de geest, een
bezielde, een geest-driftige, die de moed
had een wereld te belijden en te dienen
die boven de ratiorïele benepenheid
geschondenheid van' het ideaalloze alle
daagse uitstijgt een „betoverde wereld"
'zoals een onzer jongere schrijvers, Ferdi
nand Lansen in een aldus getiteld boek
waarop ik binnenkort terugkom het
bénaamt, een betoverde wereld „waar allen
die gedreven worden door het onbereken
baar enthousiasme, de God-in-ons, de geest
waaiend waarheen hij wil# om met Albert
Verwey te spreken" hun woonplaats heb
ben. Don Quichote is het gegeven, iemand
een scheerbekken voor te houden met de
verzekering dat het de echte toverhelm
van Mambrino is, ook al scheldt rrien hem
voor een fantast, die een luchtspiegeling
voor een wonderland houdt, hersenschim
men najaagt als levende werkelijkheden
met een overtuiging des harten, die de
twijfelaars dolzinnig voorkomt, maar voor
de ingewijden in zijn rijk der verbeelding
troost en bemoediging betekent. Don
Quichote kent de volledige overgave
onbaatzuchtigheid. Niets is hem schoner,
onaantastbaarder dan zijn vereerde Dul
cinea, die hij dient en voor wie hij strijdt.
En .als hij dan overwonnen terneer ligt,
bedreigd door de lans van zijn tegenstan
der, spreekt hij deze, schijnbaar hoog
dravende, maar zijn 'onwrikbare getrouw
heid aan het hoogste ideaal verhullende
woorden-: „Doorsteek mij, ridder, maar
moge door mijn zwakheid de roem van
Dulcinea niet. verminderen; ik durf on
danks alles tè verzekeren, dat zij de vol
maaktste schoonheid op èarde is". Don
Quichote twijfelt niet aan Dulcinea, niet
aan zijn ideale roeping: men kan hem
tuchtigen hij gelooft; men kan hem
bedriegen hij gelooft; men kan hem
vernederen en verloochenen hij gelooft:
in de goedheid en -schoonheid, in de onbe
vlektheid en onwankelbaarheid van zijn
Ideaal. Zelfs als Dulcinea hem verschijnt
in de gedaante van een -boerenvrouw heeft
hij de zedelijke moed, om zijn hoog begin
sel te stellen boven de werkelijkheid en
deze verschijning voor het werk van een
boze tovenaar te houden. „Wij hebben",
tekent Toergenjew hierbij aan, „op al onze
omzwervingen, mensen gezien, die gestor
ven zijn voor een even irreële Dulcinea
indien zij zouden uitsterven, laat het boek
der historie dan voor altijd gesloten wor
den: er zal dan niets meer in te lezen
staan
En Hamlet? Hij is de zwaarbeladene, de
problematische, die aan niets geloven kan,
niet eens aan' zichzelf. Als hij door de
geest van zijn vader geroepen wordt, diens
gewelddadige dood te wreken, weet hij
allerhande uitvluehten, om zich aan het
werk der gerechtigheid te onttrekken; de
„rover van de troon", zijn stiefvader, dobdt
hij slechts.... bij toeval. Hamlet is de
geest die zichzelf altijd weer moet analy
seren, die zijn levenskracht versplintert
door twijfel, zoals zijn liefde voor Ophelia
niets dan geveinsde liefde is, omdat hij
zichzelf liefheeft en zelfs dat nog niét
eens. Hij lijdt, zorider twijfel, hij lijdt aan
het gemis van een volstrekt ideaal en zijn
dood is een verglijden in het- Niets: „The
rest is silence", schrijft Shakespeare sym
bolisch. Don Quichote wordt vertrapt door
een kudde varkens het ongerepte ideaal
wordt vertreden door het onbegrip. De
dolende ridder weet, dat zijn „avontuur
voorbij is, dat alles vergankelijk is, maar
dat Dulcinea symbool der Liefde zal
blijven om in alle tijden en alle oorden
haar woord der bezieling te spreken tot
hen die weten van de „wereld der beto
vering", der scheppende verbeelding, waar
in de realisten een hersenscfhim zien, be
reid de bewoners ervan te honen, zoals Don
Quichote belachelijk werd gemaakt.
En toch blijven ze, de Don Quichotes,
strijdend in één hart met de Hamiets.
„Moge Toergenjew's meesterlijke analyse
derhalve stimuleren tot critische bezinning
ener- en tot daadkracht anderzijds": aldus
besluit Aleida Schot de inleiding tot haar
voortreffelijke vertaling, die in- een ver
warde en ontluisterde wereld als de onze
zoveel stof tot overpeinzing geeft.
C. J. E. DINAUX
De.
Chevalier-Claïr-combinatie. De Franse
chansonnier en filmster Maurice Chevalier
is in Amerika aangekomen. Maurice zal be
ginnen aan een nieuwe film onder de titel
,Man about twon", de rolprent zal geregis
seerd en geproduceerd worden door René
Clair.
Nederlandse doeken in New York. Een
New Yorks schilderijenmuseum heeft zich'
het bezit verworven van- „St. Bartholomeus"
van Rembrandt, van het „Portret van een
officier" van Frans Hals en van het „Por
tret van Francois II, hertog van Mantua"
van Rubens. Deze. beroemde doeken komen
uit de collectie van Henry Gojdman.
Bachvpreniging hoort liever Duits. Naar
wij vernemen zal de Nederlandse Bachver-
eniging bij haar uitvoering van de Mattheus
Passie op Goede Vrijdag in de Grote kerk te
IN aarden geen gebruik makch van de. verta
ling van Jan Engelman van de Mattheus
passie. Zij blijft het werk uitvoeren volgens
de oorspronkelijke tekst.
Maar zuinigheid blijft geboden
Een maand geleden deelden wij mede
dat er veel kans was, dat het weer nodig
zou zijn te Haarlem (en dan natuurlijk ook
in de omliggende 'gemeenten die van
Haarlem gas krijgen, zoals Heemstede,
Bennebroek, Zandvoort, Bloemendaal en
Haarlemmermeer) gasloze uren in te voe
ren. Er waren namelijk veel gebruikers die
hun gasrantsoen zeer ernstig overschreden,
blijkbaar doordat zij hun kolenrantsoen
trachtten aan te vullen .door een gaskachel
te branden. Dit was funest geworden, om
dat de Haarlemse fabriek daardoor aan
de grens van haar capaciteit' gekomen was.
Er zijp wel -nieuwe gasovens in aanbouw,
maar die komen pas in de loop van het
volgend jaar gereed.
De aansporing der directie om het ont
steken van gaskachels achterwege te laten
heeft gelukkig resultaat gehad. Daardoor
kan voorlopig vari de gasloze usfen worden
afgezien. Maar zuinigheid blijft toch ge
boden. Er zal ook in de toekomst nog
streng gelet worden op een bovenmatige
overschrijding der rantsoenen, die gestraft
wordt met'afsluiting. Maar nu is althans
voorkomen dat mensen die zich eerlijk aan
'net rantsoen houden het ongemak der gas
loze uren zouden moeten dragen tep wille
van de roekelozen die onrechtmatig een'
gaskachel branden.
Deserteurs uit het „Legioen"
Tien leden van het Franse vreemdelin
genlegioen (6 Italianen, 2 Zwitsers, 1
Duitser .en 1 Nederlander) zijn van het
Franse troepenschip „Maréchal Joffre'1
dat op weg was naar Indo-China, in zee
gesprongen en hebben behouden Sitiawan
in West-Malaltka bereikt.
De 20-jarige Gerard Mars uit 's-Gra-
venhage verklaarde naar Marseille te
zijn gegaan om zijn broer uitgeleide te
doen, die naar Batavia vertrok, door geld
tekort in moeilijkheden te zijn gerAakt en
vervolgens bij het vreemdelingenlegioen
te zijn ingelijfd.
De twee Zwitsers verklaarden respectie
velijk in dronkenschap en als illegaal im
migrant te zijn gearresteerd. De Duitser
was twee jaar vrijwilliger in het legioen
geweest en ontdekte later, dat hij voor vijf
jaar getekend had. Dé Italianen waren
volgens hun mededeling wegens- illegale
immigi-atie te Marseille gearresteerd
voor de keuze gevangenis of vreemdelin
genlegioen gesteld.
Allen verklaarde liever te sterven dan
in het legioen terug te .gaan.
Engelands jongste kunstschaalserspaar gefotografeerd tijdens zijn training in het
Wembley stadion. De mannelijke helft is achttien, de vrouwelijke vijftien jaar. Het
zijn John en Jennifer Nicks uit Brighton, die ernstige -candidaten zijn voör het Britse
kampioenschap.
OUDEJAARS-VERTELLINC
DOOR STEVEN MARSINC
Twee Haarlemse militairèn van de Genie,
gekiekt bij hun werk in Indië. Zij .herstel
len een brug bij hadjan,-op Java, die door
de TNI was opgeblazen.
Agenda voor Haarlem
WOENSDAG 31 DECEMBER
Hedenavond geen bioscoopvoorstellingen.
DONDERDAG 1 JANUARI
Stadsschouwburg: „Aan de oever van een
snelle vliet", 8 uur. Spaarne: „De zwarte
zweep van Zorro", 14 j., 2.30, 7.00 en 9.15 uur.
Frans Hals: „De zigeunerin", 14" j.,- 2.00, 4.30
7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Penny sere
nade", alle leeft., 1.45, 4.15, 6.45 en 9.15 uur.
Talace: „Het Spookhuis", alle' leeft., .2.00.
4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Casablanca",
18 j., 2.00, 4.15, 7.00 en 9-15 u. City: „Rebecca",
18 j„ 2.00, 4.30, 6.45 en 9.15 uur.
VRIJDAG 2 JANUARI
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
.Laten we in hemelsnaam geen goede
voornemens gaan uitspreken", riep Ernest
van Rater. „De weg naar de hel..,. Zelf
heb ik ze allang afgeschaft; dat bespaart
me het berouw als ik ze verwaarloos". Hij
lachte uitbundig, verliefd op de vrolijke
sfeer en op zijn eigen woorden; met een
ruk gulpte hij z^jn glas leeg en hij kreunde
zijn welbehagen. „Ah, wat een drank".
Glimlachend vulde de gastheer zijn glas
bij. De stemming in de Oudejaarsavond
kring was goed, overa'l werd hax-telijk ge
lachen; de kamér was vol warmte, rook
en geluid. k
Ernest nam een slok, en lachte alweer
om wat hij ging zeggen. „Als jullie nu
langzamerhand al je zonden hebben over
dacht,' weet ik nog wat. Herinner je'je,
Tine, dat spel dat wij bij de Matelaax-s
hebben gespeojd? Als je hét een spel kunt
noemenDie vraag hield hem bezig,
h'ij dacht na en'zweeg enige tijd. .jEnfin,
noem het maar een spel. Alle mannen ver
tellen hoe ze voor het eerst hun vrouwen
ontmoetten, en waar, en wat toen hun ge
waarwordingen waren. De vrouwen kun
nen trouwens ook over hun mannen ver
tellen dat is altijd heel verrassend. Je
hoort wex'kelijk de 'onverwachtste dingen.
Natuurlijk moet je wat px-imaire schroom
overwinnen. ^laar ik héb uiteengedreven
echtparen gezien, die., langs deze weg el
kaar weer vonden. De heilsleer van pro
fessor Van Rater!" Hij keek het gezelschap
rond; de ogen in zijn vex-hitte jongensge
zicht smeekten 'om acclamatie.
Zijn plan werd verschillend ontvangen.
Van Ellen de West kwam een hoog scha
terlachje. „O, wat een ellendig spel,
Ernest. Het wordt een grond voor echt
scheiding, hoor Karei, als je het vertelt.
Dat je na'die eex-ste middag nog iets in
mij zag, toont alweer hoe 'n afschuwelijk
slechte smaak jij hebt. In die keuken.
het was ontzettend!"
Maarten Bellink grijnsde zwaar en
goedig. „Ik ben alleen maar bang dat nxijn
verhaal wat vervelendzal zijn", zei hij.
„Maar misschien toch aardig als typisch
beeld van een voorbije, degelijke tijd"..
„Als dat nu ook nog moet", riep Elsje
Asschaert, „kunnen wij beter maar eens
naar een axxdere stad verhuizen. Kleine
Peter heeft gisteren Peter's gedichten uit
zijn studententijd ontdekt. In een rom
melkast. Afschuwelijke gedichten. Ze
waren gewoon immoreel! Ik had ze ook
nog nooit gezien. Wat leven we eigenlijk
op drijfzand. De mensen zijn tegenwoordig
zo ontzettend indiscreet".
„Indiscretie is de basis van gezonde ver
houdingen", zei Ernest van Rater catego
risch. „Zullen we maar? We hebben nog
drie -kwartier voor het jaar is afgelopen.
Ruim genoeg om een paar aardige dingen
te horen". Hij zat voor op zijn stoel, opge
wonden over de sensatie die hij gewekt
had.
Meindert Asterga, die donker en zwij
gend voor zich uit had zitten staren,
liet zich nu koel horen. „Een beetje be
lachelijk voor volwassen mensen, lijkt me,
om zich zo aan te stellen. Laten we lievex-
-over wat behoorlijks praten. Als je niets
beters weet voor de laatste ogenblikken
van een jaar, wordt het waarachtig wel
treurig".
Zijn woorden waren een koude straal,
die iedereen de indruk gaf dat hij eigenlijk
gelijk had; Ex-nest was uit het veld gesla
gen. Hij voelde zich kinderachtig, toen hij
protesteerde: „Er is niets belachelijks aan.
Als je alles wat een beetje ongewoon en
dwaas is belachelijk gaat noemen, zul je
gauw verzinken in een moeras van stijf
heid". Hij sprak met. een verontwaardigde,
maar niet geheel vaste overtuiging.
„Het zal bij Meindex-t wel schandalig
geweest zijn", zei Ellen de West., „Echt
iemand om een bloedrood verleden te heb
ben" en ze keek hem met een uitdagend
lachje-in het strakke gezicht. Ontspanning
volgde haar woorden, en de geest die Mein
dert hed vernield ging zich herstellen.
Maar Meindert voorkwam het, met ,'n bij
tend en fel: „Ik doe er niet aan mee.
Belachelijke onzin!'.
Het was duidelijk dat zijn hele pex-soon-
lijkheid de kracht aan zijn afwijzing gaf.
De stilte was pijnlijk, en Emma Asterga
keek opzij, alsof ze ex- niet bij hooyde. De
g'astvx-ouw begon met moeite over iets
anders.
Meindert was de vex-dere avond zwijg
zaam, bedwongen en beleefd toen na de
twaalf slagen de uitbundigheid zich her
nieuwde. Plet was duidelijk dat hij zich
slechts verplicht voelde op de stemming
geen domper te zetten. Om half twee kon
digde hij aan dat hij weg moest, en Emma,
juist in vrolijk gesprek, had het hart niet
hem te weerstaan.
Na het afscheid wandelden ze getweeën
zwijgend dooi- de stille straten naar huis.
Het leek Emma <*of de ijzeren punt van
zijn .stok feller dan anders tegen de tegels
tikte. Zelfs als dat'verbeelding was, kende
zij uit uitvai-ing de indruk als een waar
schuwing om niet over. het incident te
beginnen, dat haar" bezig hield.
De indruk sp'root niet uit verbeelding.
Meindert's gezicht was strak, er woedde
een boosheid onder die hij mèende in be
dwang te houden, maar die 'hij in wex-ke-
lijlcheid niet zou weten" te uiten. Hij zou
er geen voi-m aan kunnen geven zonder
de onderliggende waarheid te beroeren;
wat hij juist niet wilde. Toch, diep in hem,
kroop een hex-innering op, zo heimelijk dat
hij het zichzelf niet toe hoefde geven.
Twaalf jaar geleden joelen en ge
schreeuw, draaiende .lichtjes, krijsende
muziek van alle kanten, walm van
kraampjes, de stemmen van mannen die
de wonderen in hun tenten aanprezen:
kermis. Hij liep er alleen x-ond, vex-geten
met wie hij er was heengegaan, opgaand
in de uitgelaten menigte, gl zijn vurige
jeugd bedaard in vrolijkheid. Toen hij een1
draaimolen passeerde die even stilstond,
klom hij op een gevlekt houten paard, dat
hij met wilde klappen op de hals aan
vuurde. Naast hem schalde een heldere
meisjeslach. Hij keek opzij en zag haar,
met losse springende krullen en een stra
lend gezicht. De molen kwam juist weer op
gang. „Eindelijk helpt het", riep ze hem
toe. Hij lachte terug en zei ook iets, dat in
het lawaai verloren ging. Later schreeuwde
hij nog wat. ep zij antwoordde, maar zij
bedoelden alleen hun gemeenschappelijke
blijdschap. Toen de rit voox-bij was, wenkte
hij haar met zijn ogen van het paard; ze
kwam, alsof het vanzelf sprak, en sprong
'steunend op zyn hand op dè grond. Ging
ze mee verder over de kermis zwalken?
°Ze moest eerst even wachten op
een tante en een nichtje, waarmee ze naai
de kermis was gekomen. Daar logeerde ze,"
eigenlijk kwam ze uit Tilburg; de kex-mis
daar was iets ongelofelijks, maar ze had
niet gedacht dat het hier toch ook nog zo
leuk zou zijn. Ja, dat was nu wel jammer
van die tant,e en dat nichtje. Ben-je gek,
zei hij, dat gaf niets. Dat was van geen
enkel belang. Misschien waren de tante
en het nichtje wel opgelucht. Kom mee!
Uren zwiei-ven ze langs de tenten en
kramen en wrongen zich door hopen
mensen, hand in hand of gearmd soms, dan
weer hollend alsof ze elkaar nazaten. Om
half een sloot alles; toen wai-en ze aan het
verste eind van de kermis, en hij bracht
haar langs een grote omweg naar huis. In
een straat zoende hij haar tweemaal onder
iedere boom: ze hadden het grootste ple
zier, en tenslotte trok hij haar mee naai
de overkant, waar evenveel bomen ston
den. Dat was niet eerlijk, zei ze, maar zijn
zin kreeg hij toch.
Op de treden van de .stoep zoende hij
haar nog eenmaal, en daar liet hij zich
ovei-reden niet te wachten tot een woe
dende tante in nachtjapon en vlechten
kwam opendoen. „We ontmoeten elkaar
nog wel eens!" riep hij, en wuifde haar
voör het laatst toe van onder een lantax-en.
Het moest voor het laatst zijn. Hij ging
huiswaarts in de uitbundige zekex-heid dat
hij vannu aan het leven zou weten te
smaken waar het zich voordeed, om dan
fluitend verder te gaan; zwervend' door de
weiden en de bossen met tien veren op
zijn hoed en een hart vol liederen. Het
waren dus niet slechts dromen geweest
Hij kon werkelijk leven zoals hij het ver
langde. Een avond, een vrouw, een lach,
een kus.zijn vuisten balden zich, en
een wilde lach kwam óp zijn, gezicht, ter
wijl hij door de stille stx-aten liep, met het
gevoel of iedere stap hem nader bracht tot
het levensdronken, verx-ukte land dat zijn
ziel ging veroveren.
Maar de volgende morgen was er een
druk op hem die hemonrustig maakte,
en hij vreesde dat de kx-istallen volmaakt
heid van de vorige avond toch slechts een
illusie was geweest. Ontstemd over zijn'
vrouwelijke zwakheid, dat hij zo'n beleving
niet zelfstandig kon laten, onderdrukte hij
zijn gevoelens gedurende de dag, maar de
avond vond hem vex-lox-en, pierewaaiend
door de stad en vergeefs zoekend naar een
vrouw om Emma aan te vergeten. Hij was
bang voor de weldaad, die haar herinne
ring hem was; bang, omdat een binding
zijn glorieuze toekomst zou verknoeien, en
het stormachtige verlangen kalmeren
waax-aan hij zo gehecht was.
Het toegeven aan de zwakheid was te
heerlijk; hij spoorde haar met enige moeite
op in Tilburg,, en ging daar een avond met
haar uit. Toen was er geen twijfel meer
aan wat hij wilde, en twee maanden .latex
verloofden ze zich.
Dat was een wondex-lijk rijk jaar ge
weest; als Méindert er nu aan terugdacht,
benijdde hij zichzelf om zijn ondernemings
lust en zijn levenskx-acht. Hij had zich met
zijn liefde vex-zoend door zich voor te
houden dat het, meer dan een domper op
de vlam van zijn schitterende verlangens,
een verrijking kon zijn die de vlam een
dieper rode kleur zou geven. Met die over
weging herbouwde hij zijn stex-ke zelfbe
wustheid, maar er bleef altijd een spoor
achter van zijn enthousiasme voor het
leven zonder banden.
Met een hand op zijn arm hield Emma
hem terug; hij mei-kte nu dat hij sneller
was gaan lopen, en ook dat zijn gezicht
in een ïafch was geplooid. Haastig cori-i-
geerde hij- beide, terugkerend tot, de som
berheid waax-toe hij zich verplicht oor
deelde, uit consequentie, en omdat Emma
zijn'geheime vreugde niet kon delen. En
niet mocht delen ook; het leven moest nu
voortgaan op de vex-trouwde wijze met
de vroegere illusie als onverwezenlijkte
dromen op de achtergrond, een smadelijke
en dierbare' jeugdherinnering voor hem
alleen. De werkelijkheid van zijn huidig
leven was dor, met zijn vroegere maat
staven gemeten de zelfde vorm mis
schien, uit tin in plaats van goud. Hoe dat
zo geworden was, wilde hij niet weten.
Zoals het nu stond ging er, na aftrek van
'het toegenomen inzicht, iets van de schuld
naar Emma, iets naar zijn kantoor, iets
naar een fout die hij zelf eens ge
maakt had. De onbeslistheid was comfor
tabel, en voorkwam dat zijn herinneringen
bedorven werden. Dat mocht tot geen prijs,
ze waren zijn kostelijkste schat, die hij
koesterde als een vrek zijn goudstukken.
Hij zat in zichzelf als in een eenzame hut,
waar het daglicht niet door de beragde
vensters, mocht dringen. Wee degene, die
de deur openx-ukte en naar binnen zag
Hij werd zo snel verjaagd, dat hij slechts
kon gissen naar wat hij in een ogenblik
gezien had. 1
Steeds zwijgend stak Meindert de sleutel
in het slot, en zij gingen hun huis in: als
kaax-ten opgeborgen in een systeem, be
dacht hij bitter, iedere nacht alle mensen
keurig in hun pretentieuze vakjes toen
hij de deur achter .zich dicht trok, zond
de wijde wereld hem een vermaakte gljm-
lach na.
Ze wisselden een enkele opmex-king over
het nachtslot, en gingen naar boven. Het
huis was vochtig koud onder het harde
ganglicht...
Zonder het te weten smeekte hij dat
Emma over iets anders zou praten, waar
hij kortaf op kon antwoorden maai* zij
bleef zwijgen en tenslotte werd het hem
te machtig. Bij het ontstrikken van zijn
das wiex-p hij haar even een blik toe,, en
zei: „Je begrijpt dat ik niets voor dat
onzinnige spel voelde. Dat kan ik niet
doen."
„Welk spel?" vroeg Emma met een flu
welen stem; hét gaf haar een gevoel van
veiligheid, zo voor te wenden dat ze het
geval allang vergeten was.
„Dat spel van die eerste ontmoetingen
natuurlijk", zei hij geprikkeld.
„O, dat". Emma's rug, over het bed ge
bogen, drukte uit dat ze iets belangwek-
kenders had verwacht.
„Ja, dat". Hij bleef dreigend staan, ge
reed om iedere tegenwerping met kracht
af te wijzen.
,Och, het was een beetje onnodig om er
zo'n drukte over te maken. Als je ze de
waax'heid niet durft te vertellen, kun je
iets verzinnen. Het kon op duizend ma-
Wij spraken;
onszelf
niex-en geweest zijn". Ze keek hem aan,
gewapend met een gelaatsuitdrukking van
geheel belangeloze objectiviteit, alsof ze
alleen beleefd een idee had geopperd dat
hem misschien kon helpen.
Hij trilde bij de vernedering van haar
woorden. Met zijn boord in een hand en
zijn das in de andere zag hij haar aan.
Woeste woox-den spx-ongen om zijn lippen,
maar hij kon er niets van maken.
Er was maar één weg. Met een felheid,
waarvan hét geluidloze resultaat haar
haast aan 't lachen bx-acht, smeet hij zijn
boord en das op de grond, en dreunde de
kamer uit. Zé hoorde hem de trap af snel
len, en beneden de achterkamer in gaan.
Zijn stappen resoneerden door het huis.
Emma ging op het stoeltje voor haar
spiegel zitten, en keek zichzelf met opge
trokken wenkbrauwen roex-loos aan.
Een ting vei-ried dat Meindert de tele
foon van de Kaak nam. Emma pakte een
aj borstel, en streek er zich zacht en regel
matig mee over fyet haar. Toen ze zijn
stem hoorde hield ze haar adem in. Hij
sprak luid beneden, steeds luider,..tenslotte
bulderend, maar ze kon de klanken niet
onderscheiden. Het duurdè lang voor hij
de verbinding vex-bx-ak; de gespannenheid
had haar een licht gevoel in h'et hoofd
gegeven.
Stil legde ze de borstel neer en gleed de
kamer uit en de ti-ap af. Op de tweede
tx-ede van-onderen bleef ze staan, eri luis
terde; dat was haar lievelingstrede, waar
ze vaak op stond wanneer ze van boven
kwam bij de aankomst van gasten. De
lic.hté verheffing gaf een indruk van gratie,
dié op de dex*de trede in aanmatiging zou
zijn ontaard. Ze glimlachte, toen ze dat
voor het eerst ineens besefte.
Uit de kamer kwam geen geluid. Ze
wachtte, even, verliet toen haar trede en
ging naar binnen. Meindert zat naast de
telefoon op een stoel, en steunde zijn hoofd
op zijn handen; hij keek op bij haar bin
nenkomen.
„Wat heb je nu in hemelsnaam getele
foneerd?" Haar toon verraste haar. zelLynet
zijn koelheid.
„Ik heb naar dat feestje opgebeld", ant
woordde hij. „Ernest kwam aan de tele
foon. Ik heb hem vex-teld van die kex-mis.
Maar hij kon het niet verstaan. Het was
een bende, geworden, zei hij, niemand was
meer in staat zijn mond te houden. Ten
slotte heb ik het maar opgegeven". Hij zag
er oud en vex-moeid uit, met zijn bretels
over zijn boordeloze overhemd.
„O", zei Emma alleen.
Hij glimlachte en haalde zijn vingers
door zijn haar. „Ik weet niet of je er 'n idee
van hebt wat dit eigenlijk voor mij be
tekent".
„Jawel". Emma voelde dat het niet
helemaal waar was. Maar er was geen
ander antwoord mogelijk. Ze, voelde ook
een neiging tot lachen, bij het idee van
Meindert's gebrulde bekentenis, die Ernest
■niet verstaan had. Daar kon ze evenmin
aan toegeven. Ze merkte dat ze een beetje
bang voor hem was, hij zag er zó gevaar
lijk uit met die vreemde heftigheid.
Meindert zag haar onzekerheid. Hij
vroeg zich af of deze hele uitbarsting
eigenlijk niet slechts aanstellerij was ge
weest. Zoals het steeds gegaan was,, was
het toch goed gegaan. Alles normaal. Ex-
was waarschijnlijk iets niet met hem in
orde, dat hij zo'n malle -drukte maakte.
Hij voelde zijn bezieling wegvloeien.
Zij zagen elkaar. Plotseling snelde Em
ma naar hem toe. Ze merkte niet dat ze
het deed. De wereld opende zich nog een
maal, misschien wel voor een laatste kans.
(maar hoopvol)
Wij willen wel toegeven, dat w; :en
beetje schrokken, toen daar ineens nze
slaap gestoord werd door een vreemd ge
luid. Wij sloegen de ogen op en ontwaarden
een sxxuiter, die in onze gemakkelijke stoel
met een lummelige uitdrukking op zijn ge
zicht aan zijn schoenveters zat te morrelen.
„Wat doe jij hier?" informeerden wij op
korzelige toon, „dit is onze slaapkamer en
wij zijn niet gesteld op indringers".
Hij morrelde rustig verder.
„Wat een lelijke kerel ben jij", deelden
wij hem agressief mede, „wieben je
eigenlijk?"
„Ik ben jullie", zei hij bedaard, „kijk me
maar eens goed aan".
Wij gingen recht overeind in bed zitten
en staarden hem in het gelaat. Waarachtig,
dezelfde scheve neus, dezelfde maat-47
voeten, dezelfde fi-a'aie, onx-egelmatige
trekken die ons eigen zijn.
„Dat verandert de zaak", zeiden wij heel
wat vriendelijkei-, ,,dan hebben wyj niets
gezegd".
Hij morrelde nietszeggend verder aan
zijn schoenen en toen- hij die eindelijk na
veel moeite in de hoek van de kamer ge
schopt had, trok hij zijn jasje uit en
smakte dat op de grond.
„Hé vriend", merkten wij gebelgd op,
„denk een beetje om ons jasje, wil je,-heb
je geen manieren, geleerd?"
Hij keek ons sarcastisch zwijgend'aan en
het drong ineens tot ons door,; dat wij -tegen
onszelf zaten te foeteren. Wij hielden be
schaamd onze mond.
„En daar valt heel wat te houden", zei hij
ruw, „doe die mondhoek daar vlak bij je
oor óók eens dicht, het tocht hier".
„Je hoeft niet kwetsend te wox-den", zei
den wij en probeerden ongemerkt onze in
dex-daad wat ruime mond te sluiten. Per
slot,van rekening.
„Per slot van rekening, wat gij niet wilt,
dat u geschiedt, doe dat ook een ander
niet", zei hij vertoornd,
„Jij hebt een iiritante manier om
iemands gedachten te lezen", zeiden wij
gemelijk, „en je hoeft niet zo moeders
brave jongen uit te hangen, want je bent
lekker onszelf. Huh", en wij staken onze
tong naar hem uit.
Naar onszelf bedoelen wij en haalden
hem gauw .weer naar binnen,
Hij keek ons cynisch grijnzend aan exi
zei'. „Vlerk".
„Wat je zegt dat beu je zellef", sliepten
I wij tx-iomfantelijlc uit, blij hem eindelijk
gevat te hebben. -
„Wijzelf, bedoel je", zei hij vuil.
Het werd vermoeiend, om onszelf aldoor
te dom af te zijn. We gooiden het maar
eens over een andere boeg.
„Wij vinden je wel een geschikte kerel",
zeiden wij welwillend.
„Gelukkig dat er tenminste één is, die
dat vindt", zei hij scherp.
Er,viel een geslagen stilte.
Maar omdat wij graag in onszelf praten,
zeiden wij na enige .tijd: „Wat koxn je hier
eigenlijk doen?"
„Balans opmaken", zei hij ernstig.
„Nou daar zal je gauw mee klaar zijn",
meenden wij luchthax-tig, „voel maar eens
in onze achterzak. Drie en twintig cent als
wij het wel hebben. Schuld, dan wel te
verstaan".
„Nee sufferd", zei hij en zijn stem klonk
zowaar eeri beetje vx-iendelijker, „want die
balans is in je voordeel. Maar nu het Oud
jaar is, moeten we de balans eens opmaken
van alles wat je in het .jaar 1947 gedaan
■hebt".
Wij hridden het liefst meteen de dekens
helemaal over onze or^n getrokken, doch
aangezien dat toch niet geholpen zou heb
ben, zeiden wij: „Dat zou ik maar nalaten
vriend, tenzij je de weegschaal van onze
slager neemt om het goede af te wegen,
want die wijst driemaal te veel aan".
„En het slechte dan", zei hij en keek zo
verdx'ietig alsof hij een hele fles rum op
had. -
„Dan mag je wel een weegbrug nemen
waar tien ton op kan", brulden wij en
trokken nu werkelijk de dekens over onze
oren.
Toen trok hij de dekens weg en zei met
een zachte wijsheid, die wij npoit achter
onszelf gezocht zouden hebben: „Als je dat
nu maar beseft. Ik wens je een heel geluk
kig Nieuwjaar. En niet alleen jou, maar je
mag die wens aan iedereen overbx-engen".
Hetgeen we dan bij deze doen.
Beschaamd maar hoopvol. W. L. B.
Een bankroof in Chicago? Neen, wel in
Chicago, maar op deze foto staat een vreed
zaam inwoner dezer Amerikaanse stad zijn
hokje van de gemeenschappelijke vries-
kluis leeg te halen, waarin bevroren voed
sel wordt bewaard. Rttim 13 millioen men
sen in de Verenigde Staten bewaren hun
levensmiddelen in een dergelijke gemeen
telijke „voedseldeposito-bank"Zij hebben
ieder een sleuteltje van hun kluisje en be
talen een kle\ne vergoeding per maand
yopr de huur ervan.
De tunnel te Velsen
Nog geen beslissing oveii
de spoorwegtunnel
Wij hebben reeds gemeld, dat - de mi
nister van Verkeer en Waterstaat hoopt
op de begroting voor .1949 een post te
kunnen brengen voor de tunnelbouw in
Velsen. Die mededeling was voör ons aan
leiding, bij het bureau „Sluizen en Stu
wen" van de Rijkswatex-staat te Utx-echt
(waaronder deze tunnelbouw ressorteert)
te informeren of thans een beslissing ge
nomen is over de Spoorwegtunnel. Aan
vankelijk was de opzet de Verkeex-s- en de
Spoorwegtunnel naast .elkaar te bouwen.
Nu die bouw stagnatie in de oorlogsjaren
ondervond heeft de directie der Nedei--
landse Spoorwegen aan de minister ge
vraagd alsnog medewerking te vei'lenen
om cle Spoorwegtunnel op een andere
plaats te maken, omdat zij cLit uit techni
sche overwegingen (de loop der spoorlij
nen) verkieselijk vindt.
Ons werd medegedeeld, dat in deze nog
geen beslissing genomeix is. Bovendien is
niet te vexhvachten, dat die in de eerstko
mende maanden valt. Toch zal het nodig
zijn om de werkplannen voor 1949 op te
maken. Wordt het oude plan gehandhaafd,
dan kan daarop verder gewerkt worderi.
Kiest men daarentegen- een ander punt
voor de Spoorwegtunnel (Westelijker)
dan moet het plan gewijzigd woi'den.
Het is dan evenwel vrij zeker, dat de bouw
van de Spoorwegtunnel vex-schoven zal
worden, want daarvoor moeten dan im
mers heel Aieuwe plann.err geinaakt wor
den. In de eerste jaren zou dan echter
minder geld voor de tunnelbouw-beschik
baar gesteld behoeven te worden.
Nieuwjaarswens
„Alles is te duur", zei de man. „De regering
moet ingrijpen. De inflatie moet worden
voorkomen. De lonen en prijzen moeten
met elkaar in evenwicht zijn. Ieder mens
moet behoorlijk kunnen rondkomen en
kunnen kopen ivat hij nodig heeft. De
zwarte handel moet verdwijnen. Er is maar
een middel: De prijzen moeten met stuk
ken omlaag, en alle- lonen moeten vermin
derd worden.,., behalve natuurlijk het
mijne," rr. -