c OUD EN NIIEU 1 em: Gevaar vooi* gasloze uren te Haarlem voorlopig afgewend Beschaamd... WOENSDAG 31 DECEMBER 1947 3 IWAN TOERGENHEW: „Hamlet en Don Ouichote" (vertaald door Aleida G. Schot). - 3. M. Meulenhoff, Amstèrdam VI EER DAN ENIG ANDER Russiscl} schrijver der vorige eeuw heeft Toer genjew wiens vertelling „Eerste Liefde", dat juweel der wereldliteratuur, ik destijds in deze rubriek besprak het oog gericht op de Westerse cultuur, zonder daarmee zijn 'Slavische zielsgesteldheid geweld aan te doen. Zo kon het gebeuren dat hem zo wel de mystieke verbondenheid aan een wereld die het verstandelijke te tjoven gaat als de drang tot critisch ontleden van het Westerse rationalisme eigen was. Het is dan ook geen wonder dat de ge lijktijdigheid van binnentreden in de we reldletterkunde der twee onsterfelijke mensgestalten Shakespeare's „Hamlet" en het eerste deel van Cervantes' „Don Quichote" verschenen in het zelfde jaar voor een mens die zózeer Hamlet'en Don Quichote tegelijk, was als Toergenjew, niet meer dan een aanleiding betekende, beide figuren vergelijkend naast elkaar te plaat seri en. hoe tegengesteld ook, broederlijk te verbinden door het zinvolle voegwoord „en". Hamlet en Don Quichote: beiden leven in de denkende, zich rekenschap gevende en met zichzelf strijdende mens als zelfzucht en offervaardigheid, twijfel' eri overgave aan een Idee, aarzeling die voortkomt uit een kwellend besef van de betrekkelijkheid d§r aardse dingen en stuwkracht die géborén wordt uit een ge loof „in iets eeuwigs, iejs onwankelbaars in de waarheid, welke zich buiten ieder afzonderlijk mens bevindt", zoals Toer genjew het uitdrukt; een absoluut ideaal dus. Bijna negentigjaar geleden zijn ge schrift, dateert van 186Qsgeloofde Toer genjew al te mogen aannemen, dat de „Hamiets" verreweg in de meerderheid zijn, de weifelmoedigen dus, kinderen van een tijd, waarin het alles-ontledend ver» stand als uitsluitend zaligmakend werd geprezen. Is deze uitspraak'niet iri nog meerdere mate van kracht voor onze ver stoorde eeuw die in zijn onmacht alle reuzen van het Kwade, waartegen' de Don Quichotes strijden., met de toegewijdheid aan eeri opperst ideaal, als „windmolens" belachelijk maakt? Toergenjew kende de Hamlet in hem, Juist daarom .is zijn eerbied voor de Don Quichote zo groot; juist daarom verlangt hij des te vuriger naar deze komisch voor gestelde, maar heldhaftige dolende ridder die, oud en vermagerd, maar waardig en vol zelfvertrouwen, op zijn schonkige Ros sinant door het menselijk domein trekt om datgene te dienen wat hem het hoogste is: de onaantastbaarheid van een Ideaal, Hij is meer, deze Don Quichote, dan een lachwekkende figuur, geschapen om de draak te steken met de oude ridderromans: hij is een „hidalgo" van de geest, een bezielde, een geest-driftige, die de moed had een wereld te belijden en te dienen die boven de ratiorïele benepenheid geschondenheid van' het ideaalloze alle daagse uitstijgt een „betoverde wereld" 'zoals een onzer jongere schrijvers, Ferdi nand Lansen in een aldus getiteld boek waarop ik binnenkort terugkom het bénaamt, een betoverde wereld „waar allen die gedreven worden door het onbereken baar enthousiasme, de God-in-ons, de geest waaiend waarheen hij wil# om met Albert Verwey te spreken" hun woonplaats heb ben. Don Quichote is het gegeven, iemand een scheerbekken voor te houden met de verzekering dat het de echte toverhelm van Mambrino is, ook al scheldt rrien hem voor een fantast, die een luchtspiegeling voor een wonderland houdt, hersenschim men najaagt als levende werkelijkheden met een overtuiging des harten, die de twijfelaars dolzinnig voorkomt, maar voor de ingewijden in zijn rijk der verbeelding troost en bemoediging betekent. Don Quichote kent de volledige overgave onbaatzuchtigheid. Niets is hem schoner, onaantastbaarder dan zijn vereerde Dul cinea, die hij dient en voor wie hij strijdt. En .als hij dan overwonnen terneer ligt, bedreigd door de lans van zijn tegenstan der, spreekt hij deze, schijnbaar hoog dravende, maar zijn 'onwrikbare getrouw heid aan het hoogste ideaal verhullende woorden-: „Doorsteek mij, ridder, maar moge door mijn zwakheid de roem van Dulcinea niet. verminderen; ik durf on danks alles tè verzekeren, dat zij de vol maaktste schoonheid op èarde is". Don Quichote twijfelt niet aan Dulcinea, niet aan zijn ideale roeping: men kan hem tuchtigen hij gelooft; men kan hem bedriegen hij gelooft; men kan hem vernederen en verloochenen hij gelooft: in de goedheid en -schoonheid, in de onbe vlektheid en onwankelbaarheid van zijn Ideaal. Zelfs als Dulcinea hem verschijnt in de gedaante van een -boerenvrouw heeft hij de zedelijke moed, om zijn hoog begin sel te stellen boven de werkelijkheid en deze verschijning voor het werk van een boze tovenaar te houden. „Wij hebben", tekent Toergenjew hierbij aan, „op al onze omzwervingen, mensen gezien, die gestor ven zijn voor een even irreële Dulcinea indien zij zouden uitsterven, laat het boek der historie dan voor altijd gesloten wor den: er zal dan niets meer in te lezen staan En Hamlet? Hij is de zwaarbeladene, de problematische, die aan niets geloven kan, niet eens aan' zichzelf. Als hij door de geest van zijn vader geroepen wordt, diens gewelddadige dood te wreken, weet hij allerhande uitvluehten, om zich aan het werk der gerechtigheid te onttrekken; de „rover van de troon", zijn stiefvader, dobdt hij slechts.... bij toeval. Hamlet is de geest die zichzelf altijd weer moet analy seren, die zijn levenskracht versplintert door twijfel, zoals zijn liefde voor Ophelia niets dan geveinsde liefde is, omdat hij zichzelf liefheeft en zelfs dat nog niét eens. Hij lijdt, zorider twijfel, hij lijdt aan het gemis van een volstrekt ideaal en zijn dood is een verglijden in het- Niets: „The rest is silence", schrijft Shakespeare sym bolisch. Don Quichote wordt vertrapt door een kudde varkens het ongerepte ideaal wordt vertreden door het onbegrip. De dolende ridder weet, dat zijn „avontuur voorbij is, dat alles vergankelijk is, maar dat Dulcinea symbool der Liefde zal blijven om in alle tijden en alle oorden haar woord der bezieling te spreken tot hen die weten van de „wereld der beto vering", der scheppende verbeelding, waar in de realisten een hersenscfhim zien, be reid de bewoners ervan te honen, zoals Don Quichote belachelijk werd gemaakt. En toch blijven ze, de Don Quichotes, strijdend in één hart met de Hamiets. „Moge Toergenjew's meesterlijke analyse derhalve stimuleren tot critische bezinning ener- en tot daadkracht anderzijds": aldus besluit Aleida Schot de inleiding tot haar voortreffelijke vertaling, die in- een ver warde en ontluisterde wereld als de onze zoveel stof tot overpeinzing geeft. C. J. E. DINAUX De. Chevalier-Claïr-combinatie. De Franse chansonnier en filmster Maurice Chevalier is in Amerika aangekomen. Maurice zal be ginnen aan een nieuwe film onder de titel ,Man about twon", de rolprent zal geregis seerd en geproduceerd worden door René Clair. Nederlandse doeken in New York. Een New Yorks schilderijenmuseum heeft zich' het bezit verworven van- „St. Bartholomeus" van Rembrandt, van het „Portret van een officier" van Frans Hals en van het „Por tret van Francois II, hertog van Mantua" van Rubens. Deze. beroemde doeken komen uit de collectie van Henry Gojdman. Bachvpreniging hoort liever Duits. Naar wij vernemen zal de Nederlandse Bachver- eniging bij haar uitvoering van de Mattheus Passie op Goede Vrijdag in de Grote kerk te IN aarden geen gebruik makch van de. verta ling van Jan Engelman van de Mattheus passie. Zij blijft het werk uitvoeren volgens de oorspronkelijke tekst. Maar zuinigheid blijft geboden Een maand geleden deelden wij mede dat er veel kans was, dat het weer nodig zou zijn te Haarlem (en dan natuurlijk ook in de omliggende 'gemeenten die van Haarlem gas krijgen, zoals Heemstede, Bennebroek, Zandvoort, Bloemendaal en Haarlemmermeer) gasloze uren in te voe ren. Er waren namelijk veel gebruikers die hun gasrantsoen zeer ernstig overschreden, blijkbaar doordat zij hun kolenrantsoen trachtten aan te vullen .door een gaskachel te branden. Dit was funest geworden, om dat de Haarlemse fabriek daardoor aan de grens van haar capaciteit' gekomen was. Er zijp wel -nieuwe gasovens in aanbouw, maar die komen pas in de loop van het volgend jaar gereed. De aansporing der directie om het ont steken van gaskachels achterwege te laten heeft gelukkig resultaat gehad. Daardoor kan voorlopig vari de gasloze usfen worden afgezien. Maar zuinigheid blijft toch ge boden. Er zal ook in de toekomst nog streng gelet worden op een bovenmatige overschrijding der rantsoenen, die gestraft wordt met'afsluiting. Maar nu is althans voorkomen dat mensen die zich eerlijk aan 'net rantsoen houden het ongemak der gas loze uren zouden moeten dragen tep wille van de roekelozen die onrechtmatig een' gaskachel branden. Deserteurs uit het „Legioen" Tien leden van het Franse vreemdelin genlegioen (6 Italianen, 2 Zwitsers, 1 Duitser .en 1 Nederlander) zijn van het Franse troepenschip „Maréchal Joffre'1 dat op weg was naar Indo-China, in zee gesprongen en hebben behouden Sitiawan in West-Malaltka bereikt. De 20-jarige Gerard Mars uit 's-Gra- venhage verklaarde naar Marseille te zijn gegaan om zijn broer uitgeleide te doen, die naar Batavia vertrok, door geld tekort in moeilijkheden te zijn gerAakt en vervolgens bij het vreemdelingenlegioen te zijn ingelijfd. De twee Zwitsers verklaarden respectie velijk in dronkenschap en als illegaal im migrant te zijn gearresteerd. De Duitser was twee jaar vrijwilliger in het legioen geweest en ontdekte later, dat hij voor vijf jaar getekend had. Dé Italianen waren volgens hun mededeling wegens- illegale immigi-atie te Marseille gearresteerd voor de keuze gevangenis of vreemdelin genlegioen gesteld. Allen verklaarde liever te sterven dan in het legioen terug te .gaan. Engelands jongste kunstschaalserspaar gefotografeerd tijdens zijn training in het Wembley stadion. De mannelijke helft is achttien, de vrouwelijke vijftien jaar. Het zijn John en Jennifer Nicks uit Brighton, die ernstige -candidaten zijn voör het Britse kampioenschap. OUDEJAARS-VERTELLINC DOOR STEVEN MARSINC Twee Haarlemse militairèn van de Genie, gekiekt bij hun werk in Indië. Zij .herstel len een brug bij hadjan,-op Java, die door de TNI was opgeblazen. Agenda voor Haarlem WOENSDAG 31 DECEMBER Hedenavond geen bioscoopvoorstellingen. DONDERDAG 1 JANUARI Stadsschouwburg: „Aan de oever van een snelle vliet", 8 uur. Spaarne: „De zwarte zweep van Zorro", 14 j., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals: „De zigeunerin", 14" j.,- 2.00, 4.30 7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Penny sere nade", alle leeft., 1.45, 4.15, 6.45 en 9.15 uur. Talace: „Het Spookhuis", alle' leeft., .2.00. 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Casablanca", 18 j., 2.00, 4.15, 7.00 en 9-15 u. City: „Rebecca", 18 j„ 2.00, 4.30, 6.45 en 9.15 uur. VRIJDAG 2 JANUARI Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. .Laten we in hemelsnaam geen goede voornemens gaan uitspreken", riep Ernest van Rater. „De weg naar de hel..,. Zelf heb ik ze allang afgeschaft; dat bespaart me het berouw als ik ze verwaarloos". Hij lachte uitbundig, verliefd op de vrolijke sfeer en op zijn eigen woorden; met een ruk gulpte hij z^jn glas leeg en hij kreunde zijn welbehagen. „Ah, wat een drank". Glimlachend vulde de gastheer zijn glas bij. De stemming in de Oudejaarsavond kring was goed, overa'l werd hax-telijk ge lachen; de kamér was vol warmte, rook en geluid. k Ernest nam een slok, en lachte alweer om wat hij ging zeggen. „Als jullie nu langzamerhand al je zonden hebben over dacht,' weet ik nog wat. Herinner je'je, Tine, dat spel dat wij bij de Matelaax-s hebben gespeojd? Als je hét een spel kunt noemenDie vraag hield hem bezig, h'ij dacht na en'zweeg enige tijd. .jEnfin, noem het maar een spel. Alle mannen ver tellen hoe ze voor het eerst hun vrouwen ontmoetten, en waar, en wat toen hun ge waarwordingen waren. De vrouwen kun nen trouwens ook over hun mannen ver tellen dat is altijd heel verrassend. Je hoort wex'kelijk de 'onverwachtste dingen. Natuurlijk moet je wat px-imaire schroom overwinnen. ^laar ik héb uiteengedreven echtparen gezien, die., langs deze weg el kaar weer vonden. De heilsleer van pro fessor Van Rater!" Hij keek het gezelschap rond; de ogen in zijn vex-hitte jongensge zicht smeekten 'om acclamatie. Zijn plan werd verschillend ontvangen. Van Ellen de West kwam een hoog scha terlachje. „O, wat een ellendig spel, Ernest. Het wordt een grond voor echt scheiding, hoor Karei, als je het vertelt. Dat je na'die eex-ste middag nog iets in mij zag, toont alweer hoe 'n afschuwelijk slechte smaak jij hebt. In die keuken. het was ontzettend!" Maarten Bellink grijnsde zwaar en goedig. „Ik ben alleen maar bang dat nxijn verhaal wat vervelendzal zijn", zei hij. „Maar misschien toch aardig als typisch beeld van een voorbije, degelijke tijd".. „Als dat nu ook nog moet", riep Elsje Asschaert, „kunnen wij beter maar eens naar een axxdere stad verhuizen. Kleine Peter heeft gisteren Peter's gedichten uit zijn studententijd ontdekt. In een rom melkast. Afschuwelijke gedichten. Ze waren gewoon immoreel! Ik had ze ook nog nooit gezien. Wat leven we eigenlijk op drijfzand. De mensen zijn tegenwoordig zo ontzettend indiscreet". „Indiscretie is de basis van gezonde ver houdingen", zei Ernest van Rater catego risch. „Zullen we maar? We hebben nog drie -kwartier voor het jaar is afgelopen. Ruim genoeg om een paar aardige dingen te horen". Hij zat voor op zijn stoel, opge wonden over de sensatie die hij gewekt had. Meindert Asterga, die donker en zwij gend voor zich uit had zitten staren, liet zich nu koel horen. „Een beetje be lachelijk voor volwassen mensen, lijkt me, om zich zo aan te stellen. Laten we lievex- -over wat behoorlijks praten. Als je niets beters weet voor de laatste ogenblikken van een jaar, wordt het waarachtig wel treurig". Zijn woorden waren een koude straal, die iedereen de indruk gaf dat hij eigenlijk gelijk had; Ex-nest was uit het veld gesla gen. Hij voelde zich kinderachtig, toen hij protesteerde: „Er is niets belachelijks aan. Als je alles wat een beetje ongewoon en dwaas is belachelijk gaat noemen, zul je gauw verzinken in een moeras van stijf heid". Hij sprak met. een verontwaardigde, maar niet geheel vaste overtuiging. „Het zal bij Meindex-t wel schandalig geweest zijn", zei Ellen de West., „Echt iemand om een bloedrood verleden te heb ben" en ze keek hem met een uitdagend lachje-in het strakke gezicht. Ontspanning volgde haar woorden, en de geest die Mein dert hed vernield ging zich herstellen. Maar Meindert voorkwam het, met ,'n bij tend en fel: „Ik doe er niet aan mee. Belachelijke onzin!'. Het was duidelijk dat zijn hele pex-soon- lijkheid de kracht aan zijn afwijzing gaf. De stilte was pijnlijk, en Emma Asterga keek opzij, alsof ze ex- niet bij hooyde. De g'astvx-ouw begon met moeite over iets anders. Meindert was de vex-dere avond zwijg zaam, bedwongen en beleefd toen na de twaalf slagen de uitbundigheid zich her nieuwde. Plet was duidelijk dat hij zich slechts verplicht voelde op de stemming geen domper te zetten. Om half twee kon digde hij aan dat hij weg moest, en Emma, juist in vrolijk gesprek, had het hart niet hem te weerstaan. Na het afscheid wandelden ze getweeën zwijgend dooi- de stille straten naar huis. Het leek Emma <*of de ijzeren punt van zijn .stok feller dan anders tegen de tegels tikte. Zelfs als dat'verbeelding was, kende zij uit uitvai-ing de indruk als een waar schuwing om niet over. het incident te beginnen, dat haar" bezig hield. De indruk sp'root niet uit verbeelding. Meindert's gezicht was strak, er woedde een boosheid onder die hij mèende in be dwang te houden, maar die 'hij in wex-ke- lijlcheid niet zou weten" te uiten. Hij zou er geen voi-m aan kunnen geven zonder de onderliggende waarheid te beroeren; wat hij juist niet wilde. Toch, diep in hem, kroop een hex-innering op, zo heimelijk dat hij het zichzelf niet toe hoefde geven. Twaalf jaar geleden joelen en ge schreeuw, draaiende .lichtjes, krijsende muziek van alle kanten, walm van kraampjes, de stemmen van mannen die de wonderen in hun tenten aanprezen: kermis. Hij liep er alleen x-ond, vex-geten met wie hij er was heengegaan, opgaand in de uitgelaten menigte, gl zijn vurige jeugd bedaard in vrolijkheid. Toen hij een1 draaimolen passeerde die even stilstond, klom hij op een gevlekt houten paard, dat hij met wilde klappen op de hals aan vuurde. Naast hem schalde een heldere meisjeslach. Hij keek opzij en zag haar, met losse springende krullen en een stra lend gezicht. De molen kwam juist weer op gang. „Eindelijk helpt het", riep ze hem toe. Hij lachte terug en zei ook iets, dat in het lawaai verloren ging. Later schreeuwde hij nog wat. ep zij antwoordde, maar zij bedoelden alleen hun gemeenschappelijke blijdschap. Toen de rit voox-bij was, wenkte hij haar met zijn ogen van het paard; ze kwam, alsof het vanzelf sprak, en sprong 'steunend op zyn hand op dè grond. Ging ze mee verder over de kermis zwalken? °Ze moest eerst even wachten op een tante en een nichtje, waarmee ze naai de kermis was gekomen. Daar logeerde ze," eigenlijk kwam ze uit Tilburg; de kex-mis daar was iets ongelofelijks, maar ze had niet gedacht dat het hier toch ook nog zo leuk zou zijn. Ja, dat was nu wel jammer van die tant,e en dat nichtje. Ben-je gek, zei hij, dat gaf niets. Dat was van geen enkel belang. Misschien waren de tante en het nichtje wel opgelucht. Kom mee! Uren zwiei-ven ze langs de tenten en kramen en wrongen zich door hopen mensen, hand in hand of gearmd soms, dan weer hollend alsof ze elkaar nazaten. Om half een sloot alles; toen wai-en ze aan het verste eind van de kermis, en hij bracht haar langs een grote omweg naar huis. In een straat zoende hij haar tweemaal onder iedere boom: ze hadden het grootste ple zier, en tenslotte trok hij haar mee naai de overkant, waar evenveel bomen ston den. Dat was niet eerlijk, zei ze, maar zijn zin kreeg hij toch. Op de treden van de .stoep zoende hij haar nog eenmaal, en daar liet hij zich ovei-reden niet te wachten tot een woe dende tante in nachtjapon en vlechten kwam opendoen. „We ontmoeten elkaar nog wel eens!" riep hij, en wuifde haar voör het laatst toe van onder een lantax-en. Het moest voor het laatst zijn. Hij ging huiswaarts in de uitbundige zekex-heid dat hij vannu aan het leven zou weten te smaken waar het zich voordeed, om dan fluitend verder te gaan; zwervend' door de weiden en de bossen met tien veren op zijn hoed en een hart vol liederen. Het waren dus niet slechts dromen geweest Hij kon werkelijk leven zoals hij het ver langde. Een avond, een vrouw, een lach, een kus.zijn vuisten balden zich, en een wilde lach kwam óp zijn, gezicht, ter wijl hij door de stille stx-aten liep, met het gevoel of iedere stap hem nader bracht tot het levensdronken, verx-ukte land dat zijn ziel ging veroveren. Maar de volgende morgen was er een druk op hem die hemonrustig maakte, en hij vreesde dat de kx-istallen volmaakt heid van de vorige avond toch slechts een illusie was geweest. Ontstemd over zijn' vrouwelijke zwakheid, dat hij zo'n beleving niet zelfstandig kon laten, onderdrukte hij zijn gevoelens gedurende de dag, maar de avond vond hem vex-lox-en, pierewaaiend door de stad en vergeefs zoekend naar een vrouw om Emma aan te vergeten. Hij was bang voor de weldaad, die haar herinne ring hem was; bang, omdat een binding zijn glorieuze toekomst zou verknoeien, en het stormachtige verlangen kalmeren waax-aan hij zo gehecht was. Het toegeven aan de zwakheid was te heerlijk; hij spoorde haar met enige moeite op in Tilburg,, en ging daar een avond met haar uit. Toen was er geen twijfel meer aan wat hij wilde, en twee maanden .latex verloofden ze zich. Dat was een wondex-lijk rijk jaar ge weest; als Méindert er nu aan terugdacht, benijdde hij zichzelf om zijn ondernemings lust en zijn levenskx-acht. Hij had zich met zijn liefde vex-zoend door zich voor te houden dat het, meer dan een domper op de vlam van zijn schitterende verlangens, een verrijking kon zijn die de vlam een dieper rode kleur zou geven. Met die over weging herbouwde hij zijn stex-ke zelfbe wustheid, maar er bleef altijd een spoor achter van zijn enthousiasme voor het leven zonder banden. Met een hand op zijn arm hield Emma hem terug; hij mei-kte nu dat hij sneller was gaan lopen, en ook dat zijn gezicht in een ïafch was geplooid. Haastig cori-i- geerde hij- beide, terugkerend tot, de som berheid waax-toe hij zich verplicht oor deelde, uit consequentie, en omdat Emma zijn'geheime vreugde niet kon delen. En niet mocht delen ook; het leven moest nu voortgaan op de vex-trouwde wijze met de vroegere illusie als onverwezenlijkte dromen op de achtergrond, een smadelijke en dierbare' jeugdherinnering voor hem alleen. De werkelijkheid van zijn huidig leven was dor, met zijn vroegere maat staven gemeten de zelfde vorm mis schien, uit tin in plaats van goud. Hoe dat zo geworden was, wilde hij niet weten. Zoals het nu stond ging er, na aftrek van 'het toegenomen inzicht, iets van de schuld naar Emma, iets naar zijn kantoor, iets naar een fout die hij zelf eens ge maakt had. De onbeslistheid was comfor tabel, en voorkwam dat zijn herinneringen bedorven werden. Dat mocht tot geen prijs, ze waren zijn kostelijkste schat, die hij koesterde als een vrek zijn goudstukken. Hij zat in zichzelf als in een eenzame hut, waar het daglicht niet door de beragde vensters, mocht dringen. Wee degene, die de deur openx-ukte en naar binnen zag Hij werd zo snel verjaagd, dat hij slechts kon gissen naar wat hij in een ogenblik gezien had. 1 Steeds zwijgend stak Meindert de sleutel in het slot, en zij gingen hun huis in: als kaax-ten opgeborgen in een systeem, be dacht hij bitter, iedere nacht alle mensen keurig in hun pretentieuze vakjes toen hij de deur achter .zich dicht trok, zond de wijde wereld hem een vermaakte gljm- lach na. Ze wisselden een enkele opmex-king over het nachtslot, en gingen naar boven. Het huis was vochtig koud onder het harde ganglicht... Zonder het te weten smeekte hij dat Emma over iets anders zou praten, waar hij kortaf op kon antwoorden maai* zij bleef zwijgen en tenslotte werd het hem te machtig. Bij het ontstrikken van zijn das wiex-p hij haar even een blik toe,, en zei: „Je begrijpt dat ik niets voor dat onzinnige spel voelde. Dat kan ik niet doen." „Welk spel?" vroeg Emma met een flu welen stem; hét gaf haar een gevoel van veiligheid, zo voor te wenden dat ze het geval allang vergeten was. „Dat spel van die eerste ontmoetingen natuurlijk", zei hij geprikkeld. „O, dat". Emma's rug, over het bed ge bogen, drukte uit dat ze iets belangwek- kenders had verwacht. „Ja, dat". Hij bleef dreigend staan, ge reed om iedere tegenwerping met kracht af te wijzen. ,Och, het was een beetje onnodig om er zo'n drukte over te maken. Als je ze de waax'heid niet durft te vertellen, kun je iets verzinnen. Het kon op duizend ma- Wij spraken; onszelf niex-en geweest zijn". Ze keek hem aan, gewapend met een gelaatsuitdrukking van geheel belangeloze objectiviteit, alsof ze alleen beleefd een idee had geopperd dat hem misschien kon helpen. Hij trilde bij de vernedering van haar woorden. Met zijn boord in een hand en zijn das in de andere zag hij haar aan. Woeste woox-den spx-ongen om zijn lippen, maar hij kon er niets van maken. Er was maar één weg. Met een felheid, waarvan hét geluidloze resultaat haar haast aan 't lachen bx-acht, smeet hij zijn boord en das op de grond, en dreunde de kamer uit. Zé hoorde hem de trap af snel len, en beneden de achterkamer in gaan. Zijn stappen resoneerden door het huis. Emma ging op het stoeltje voor haar spiegel zitten, en keek zichzelf met opge trokken wenkbrauwen roex-loos aan. Een ting vei-ried dat Meindert de tele foon van de Kaak nam. Emma pakte een aj borstel, en streek er zich zacht en regel matig mee over fyet haar. Toen ze zijn stem hoorde hield ze haar adem in. Hij sprak luid beneden, steeds luider,..tenslotte bulderend, maar ze kon de klanken niet onderscheiden. Het duurdè lang voor hij de verbinding vex-bx-ak; de gespannenheid had haar een licht gevoel in h'et hoofd gegeven. Stil legde ze de borstel neer en gleed de kamer uit en de ti-ap af. Op de tweede tx-ede van-onderen bleef ze staan, eri luis terde; dat was haar lievelingstrede, waar ze vaak op stond wanneer ze van boven kwam bij de aankomst van gasten. De lic.hté verheffing gaf een indruk van gratie, dié op de dex*de trede in aanmatiging zou zijn ontaard. Ze glimlachte, toen ze dat voor het eerst ineens besefte. Uit de kamer kwam geen geluid. Ze wachtte, even, verliet toen haar trede en ging naar binnen. Meindert zat naast de telefoon op een stoel, en steunde zijn hoofd op zijn handen; hij keek op bij haar bin nenkomen. „Wat heb je nu in hemelsnaam getele foneerd?" Haar toon verraste haar. zelLynet zijn koelheid. „Ik heb naar dat feestje opgebeld", ant woordde hij. „Ernest kwam aan de tele foon. Ik heb hem vex-teld van die kex-mis. Maar hij kon het niet verstaan. Het was een bende, geworden, zei hij, niemand was meer in staat zijn mond te houden. Ten slotte heb ik het maar opgegeven". Hij zag er oud en vex-moeid uit, met zijn bretels over zijn boordeloze overhemd. „O", zei Emma alleen. Hij glimlachte en haalde zijn vingers door zijn haar. „Ik weet niet of je er 'n idee van hebt wat dit eigenlijk voor mij be tekent". „Jawel". Emma voelde dat het niet helemaal waar was. Maar er was geen ander antwoord mogelijk. Ze, voelde ook een neiging tot lachen, bij het idee van Meindert's gebrulde bekentenis, die Ernest ■niet verstaan had. Daar kon ze evenmin aan toegeven. Ze merkte dat ze een beetje bang voor hem was, hij zag er zó gevaar lijk uit met die vreemde heftigheid. Meindert zag haar onzekerheid. Hij vroeg zich af of deze hele uitbarsting eigenlijk niet slechts aanstellerij was ge weest. Zoals het steeds gegaan was,, was het toch goed gegaan. Alles normaal. Ex- was waarschijnlijk iets niet met hem in orde, dat hij zo'n malle -drukte maakte. Hij voelde zijn bezieling wegvloeien. Zij zagen elkaar. Plotseling snelde Em ma naar hem toe. Ze merkte niet dat ze het deed. De wereld opende zich nog een maal, misschien wel voor een laatste kans. (maar hoopvol) Wij willen wel toegeven, dat w; :en beetje schrokken, toen daar ineens nze slaap gestoord werd door een vreemd ge luid. Wij sloegen de ogen op en ontwaarden een sxxuiter, die in onze gemakkelijke stoel met een lummelige uitdrukking op zijn ge zicht aan zijn schoenveters zat te morrelen. „Wat doe jij hier?" informeerden wij op korzelige toon, „dit is onze slaapkamer en wij zijn niet gesteld op indringers". Hij morrelde rustig verder. „Wat een lelijke kerel ben jij", deelden wij hem agressief mede, „wieben je eigenlijk?" „Ik ben jullie", zei hij bedaard, „kijk me maar eens goed aan". Wij gingen recht overeind in bed zitten en staarden hem in het gelaat. Waarachtig, dezelfde scheve neus, dezelfde maat-47 voeten, dezelfde fi-a'aie, onx-egelmatige trekken die ons eigen zijn. „Dat verandert de zaak", zeiden wij heel wat vriendelijkei-, ,,dan hebben wyj niets gezegd". Hij morrelde nietszeggend verder aan zijn schoenen en toen- hij die eindelijk na veel moeite in de hoek van de kamer ge schopt had, trok hij zijn jasje uit en smakte dat op de grond. „Hé vriend", merkten wij gebelgd op, „denk een beetje om ons jasje, wil je,-heb je geen manieren, geleerd?" Hij keek ons sarcastisch zwijgend'aan en het drong ineens tot ons door,; dat wij -tegen onszelf zaten te foeteren. Wij hielden be schaamd onze mond. „En daar valt heel wat te houden", zei hij ruw, „doe die mondhoek daar vlak bij je oor óók eens dicht, het tocht hier". „Je hoeft niet kwetsend te wox-den", zei den wij en probeerden ongemerkt onze in dex-daad wat ruime mond te sluiten. Per slot,van rekening. „Per slot van rekening, wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet", zei hij vertoornd, „Jij hebt een iiritante manier om iemands gedachten te lezen", zeiden wij gemelijk, „en je hoeft niet zo moeders brave jongen uit te hangen, want je bent lekker onszelf. Huh", en wij staken onze tong naar hem uit. Naar onszelf bedoelen wij en haalden hem gauw .weer naar binnen, Hij keek ons cynisch grijnzend aan exi zei'. „Vlerk". „Wat je zegt dat beu je zellef", sliepten I wij tx-iomfantelijlc uit, blij hem eindelijk gevat te hebben. - „Wijzelf, bedoel je", zei hij vuil. Het werd vermoeiend, om onszelf aldoor te dom af te zijn. We gooiden het maar eens over een andere boeg. „Wij vinden je wel een geschikte kerel", zeiden wij welwillend. „Gelukkig dat er tenminste één is, die dat vindt", zei hij scherp. Er,viel een geslagen stilte. Maar omdat wij graag in onszelf praten, zeiden wij na enige .tijd: „Wat koxn je hier eigenlijk doen?" „Balans opmaken", zei hij ernstig. „Nou daar zal je gauw mee klaar zijn", meenden wij luchthax-tig, „voel maar eens in onze achterzak. Drie en twintig cent als wij het wel hebben. Schuld, dan wel te verstaan". „Nee sufferd", zei hij en zijn stem klonk zowaar eeri beetje vx-iendelijker, „want die balans is in je voordeel. Maar nu het Oud jaar is, moeten we de balans eens opmaken van alles wat je in het .jaar 1947 gedaan ■hebt". Wij hridden het liefst meteen de dekens helemaal over onze or^n getrokken, doch aangezien dat toch niet geholpen zou heb ben, zeiden wij: „Dat zou ik maar nalaten vriend, tenzij je de weegschaal van onze slager neemt om het goede af te wegen, want die wijst driemaal te veel aan". „En het slechte dan", zei hij en keek zo verdx'ietig alsof hij een hele fles rum op had. - „Dan mag je wel een weegbrug nemen waar tien ton op kan", brulden wij en trokken nu werkelijk de dekens over onze oren. Toen trok hij de dekens weg en zei met een zachte wijsheid, die wij npoit achter onszelf gezocht zouden hebben: „Als je dat nu maar beseft. Ik wens je een heel geluk kig Nieuwjaar. En niet alleen jou, maar je mag die wens aan iedereen overbx-engen". Hetgeen we dan bij deze doen. Beschaamd maar hoopvol. W. L. B. Een bankroof in Chicago? Neen, wel in Chicago, maar op deze foto staat een vreed zaam inwoner dezer Amerikaanse stad zijn hokje van de gemeenschappelijke vries- kluis leeg te halen, waarin bevroren voed sel wordt bewaard. Rttim 13 millioen men sen in de Verenigde Staten bewaren hun levensmiddelen in een dergelijke gemeen telijke „voedseldeposito-bank"Zij hebben ieder een sleuteltje van hun kluisje en be talen een kle\ne vergoeding per maand yopr de huur ervan. De tunnel te Velsen Nog geen beslissing oveii de spoorwegtunnel Wij hebben reeds gemeld, dat - de mi nister van Verkeer en Waterstaat hoopt op de begroting voor .1949 een post te kunnen brengen voor de tunnelbouw in Velsen. Die mededeling was voör ons aan leiding, bij het bureau „Sluizen en Stu wen" van de Rijkswatex-staat te Utx-echt (waaronder deze tunnelbouw ressorteert) te informeren of thans een beslissing ge nomen is over de Spoorwegtunnel. Aan vankelijk was de opzet de Verkeex-s- en de Spoorwegtunnel naast .elkaar te bouwen. Nu die bouw stagnatie in de oorlogsjaren ondervond heeft de directie der Nedei-- landse Spoorwegen aan de minister ge vraagd alsnog medewerking te vei'lenen om cle Spoorwegtunnel op een andere plaats te maken, omdat zij cLit uit techni sche overwegingen (de loop der spoorlij nen) verkieselijk vindt. Ons werd medegedeeld, dat in deze nog geen beslissing genomeix is. Bovendien is niet te vexhvachten, dat die in de eerstko mende maanden valt. Toch zal het nodig zijn om de werkplannen voor 1949 op te maken. Wordt het oude plan gehandhaafd, dan kan daarop verder gewerkt worderi. Kiest men daarentegen- een ander punt voor de Spoorwegtunnel (Westelijker) dan moet het plan gewijzigd woi'den. Het is dan evenwel vrij zeker, dat de bouw van de Spoorwegtunnel vex-schoven zal worden, want daarvoor moeten dan im mers heel Aieuwe plann.err geinaakt wor den. In de eerste jaren zou dan echter minder geld voor de tunnelbouw-beschik baar gesteld behoeven te worden. Nieuwjaarswens „Alles is te duur", zei de man. „De regering moet ingrijpen. De inflatie moet worden voorkomen. De lonen en prijzen moeten met elkaar in evenwicht zijn. Ieder mens moet behoorlijk kunnen rondkomen en kunnen kopen ivat hij nodig heeft. De zwarte handel moet verdwijnen. Er is maar een middel: De prijzen moeten met stuk ken omlaag, en alle- lonen moeten vermin derd worden.,., behalve natuurlijk het mijne," rr. -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1947 | | pagina 5