c
De 9 Muzen
3
Gesprekken met Hubert la Rocbe
Jaren van ons
(FÏh)
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1948
3
RICO BULTHUIS: „Het andere verleden" (Born, Assen).
N EEN VAN ZIJN nauwelijks bekendeDietz niet kan twijfelen een vertaling
„grotesken". ..Het Geschaakte Koren" was, zou 't èn om zijn menselijke zuiverheid
in 'de bezettingstijd verschenen onder het èn terwille van zijn suggestief-boeiende
pseudoniem Hans Guilgnoly laat Bulthuis schrijftrant, tot de ..meest verkochte ro
llet paleis van zijn verbeelding, alwaar i mans" behoren. Ik kan alleen maar wen-
een symbolisch schaakspel wordt gespeeld, sen, dat de vaderlandse herkomst ervan
in het hart liggen van straalsgewijs sa- I geen beletsel vormt, aan Bulthuis' talent,
menkomende lanen. Zonder er zich wel- dat zijn kracht hiermee bewezen heeft, het
licht bewust van te zijn, koos hij dit svm- recht te doen wedervaren, waarop het zo
bool omdat het de sleutel is van zijn leven ruimschoots aanspraak kan maken. Rico
en 'werken: vele wegen is hij gegaan,Bulthuis onthoud de naam: hij. de zich
móést hij gaan, alvorens hij aanlandde steeds vernieuwende, vulkanische, oor-
waar hij uitsluitend vrijelijk ademen kan
bij zichzelf.
En al die wegen, al dat pogen, leidden
tot de ontmaskering van zijn verborgen
Ik een pijnlijk proces van beproeving,
dat in ..Het Andere Verleden" de „bekro
ning" vond der waarachtigheid-in-een-
voud, menselijke eenvoud, uitgesproken in
een taal, die wars van alle aestheticisme,
alle bizarriteit, zo zuiver en simpel en goed
klinkt als een trouwhartig en bevrijd men
senhart, dat langs vele moeizame omwe
gen zichzelf heeft gevonden, maar klin
ken kan.
Bulthuis is „van alles" geweest: recla
metekenaar, illustrator, fotograaf en
cineast (zijn scenario „Illusie" werd door
de Smalfilmliga bekroond); hij was zwer
ver en ambtenaar; hij leerde het leven der
armoede kennen en daardoor de mensen;
hij leerde vergeten en behouden; hij
geladen met een vulkanische vita-
teit. toegerust met een uiterst ge
voelig waarnemingsvermogen, gezegend
met een weldadige humor, verwarmd door
een innige liefde voor de veelheid-in
eenheid der wereld, in het rijk bezit van
een expressief mimisch talent hij dan
was poppenspeler (een der weinigen in
ons land) om de grote comedie van het
leven te kunnen verbeelden in het spel van
de kleine Comedie der zinrijke poppen.
Zo schreef hij in 1933 als debuut een
.sprookje voor marionetten" „Diede-
riks Droeve Dood" neerslag van zijn
innerlijke nood, dunkt mij, waarin Diede-
rik in zijn beneveling ondanks alle hulp
van geleerden, ten gronde ging in het drei
gende water der levensonzekerheid, waar
over bedriegelijke bruggen voeren naar
waar men niet moet zijn, en waarin lan
taarns van misleidend licht weerkaatsen.
Zo ontmaskerde hij in de symboliek van
zijn fantastische verhalen („Grotesken",
„Het Glazen Masker", „Mijn vriend de
Tovenaar" dit laatste zijn beste werk
uit zijn voorjaren) het leven en zichzelf.
En zo vond hij zichzelf: zijn leven, zijn
stijl, zijn stof. „Fred Fernancles keert te
rug", een concentratiekamp-roman, was
een welkome vingeroefening in de schrijf
trant van een roman die, in innerlijke
zekerheid, de (harde) realiteit aandurft;
hiermee was Bulthuis klaar, op weten
schappelijk zowel als uit eigen ervaring
verworven gronden de psychoanalytische
roman te schrijven van een mens, die zijn
verleden het enige wat men bezit
ontvlucht door verlies van het geheugen,
om, na de dwaling van een leven in strijd
met zijn bestemming,- zichzelf te worden.
Veel moest daarvoor worden doorgemaakt:
een maandenlang zweven tussen een ver
geten verleden (afgebroken door een ver
minkte jeugd en een miskende li'efde) en
een door de verhulde hindernissen van
een geschonden ziel ongrijpbare toekomst.
Deze naamloze, verkerend in het psychisch
Niets van het juist-geboren-zijn, doorloopt
een tweede jeugd als onbeschreven blad,
waarop met medische hulp woord na
woord de sleuteltekens worden geschreven
van een verleden dat ontkend moest wor
den, om tot een nieuw leven een eigen
lijk leven te kunnen geraken.
In dit zuiveringsproces moesten oude
waarden wegvallen, nieuwe ontdekt en
aanvaard worden om de waarheid te er
kennen van een oude vergissing en een
nieuwe bestemming. En misschien zou
deze verdwaalde zijn weg naar vroeger
èn nieuw leven niet gevonden hebben, als
z ij er niet was geweest: Hilde, verpleeg
ster in de psychopathen-inrichting, die
hem in de zachtheid der toegewijde liefde
schonk, wat het leven hem onthouden had.
Zij was het die hem het ongerept geluk
gaf, „vrij van dromen en duistere schim
men" van een verminkt verleden: „ik had
spronkelijke enmoedige, zal onze lite
ratuur nog veel te bieden hebben.
C. J. E. DINAUX.
Nieuwe werken van Marius Monnikendam.
Op 26 Februari zullen voor de Wereld
omroep de Boetpsalmen voor koor en orkest
van Marius Monnikendam worden uitge
voerd. Dit werk, waarvan de première des
tijds in het Concertgebouw onder leiding van
Eduard Flipse ging, werd in de oorlogsjaren
ten dele het2ien. Een nieuw werk van deze
componist, de in regeringsopdracht geschre
ven Passio voor koor, orkest en declamatie
is thans gereed gekomen en zal op 18 April
voor Hilversum II worden uitgevoerd. Beide
door de Belgische nationale omroep,
uitvoeringen worden herhaald of gerelayeerd
AMSTERDAMSE SPORTWEEK. Dit
jaar zal de Amsterdamse Sportweek van 6
tot en met 13 Juli gehouden worden.
UIT HAARLEMS VERLEDEN
300 jaar geleden werd de Nieuwe Kerk
gebouwd. Op de grond die wij nu Nieuwe
Kerksplein noemen, stond voorheen het
St. Anne-klooster. Aan de kloostergebou
wen was in 1613 door Lieven de Key een
nieuwe toren gebouwd. Deze werd bij de
bouw van de nieuwe kerk gespaard. Een
gelukkig besluit, want deze toren is nog
een sieraad van onze stad. Jammer is even
wel dat er niet naar eenheid gestreefd is
(althans die werd niet verkregen) tussen
kerk en toren.
Het gebouw bestaat uit twee elkaar
kruisende beuken, gedekt door tongewel
ven. De hoeken die door de Snijding der
beuken ontstaan, worden ingenomen door
lagere vierkante beuken, die zolderingen
met caissons hebben. De beuken worden
gescheiden door pijlers en zuilen van de
Jonische orde. Jacob van Campen heeft
zo merkt de architect A. W. Weissman in
een bulletin van de Ned. Oudheidkundige
Bond op de kerk ontworpen. Hij kreeg
daarvoor als dankbetuiging een onder
scheiding van het Haarlemse gemeente
bestuur, waaruit blijkt, dat men met de
resultaten van zijn werk was ingenomen.
Tevoren had de bekende Haarlemse
schilder Salomon de Bray een plan voor de
kerk gemaakt, maar dit werd niet uitge
voerd. Uit de burgerij kwam toen het
denkbeeld om de kerk als één grote zaal
te bouwen, zonder zuilen en steunsels. Om
dit te verwezenlijken werd de hulp van
Jacob van Campen ingeroepen. De lijnen
van de plattegrond van de Nieuwe Kerk
herinnert aan de bouw van de Santa Maria
het innerlijk besef op mijn bestemming te Carignano door Galeazzo Messi. Van
zijn gekomen- bekent deze man-tussen- Campen geeft in zljn werk blijk grote ta_
twee-werelden. Zij, als ideaal van zijn zul- lenten le hebben gehad. De Jonische pijlers
verste gevoelen, hergaf hem de onvertroe-
.-. - en zuilen, streng naar Palladis gedetail-
beldhexd van zijn jeugd, ze schonk hem de leerdj gevenj aldus Weissman, deftige
psychische mogelijkheid, „opnieuw te be- j waardigheid aan het interieur, dat met zijn
gmnen Het verleden kon niet blijven: vrijStaande predikstoel, zijn overvloedige
het viel in scherven door de vernietigende veriichting en zijn houten, met wapens be
sloot van een smartelijke ontgoocheling, schiMerd(, gewelven als goed type ener
l„«,g„Van.een „Maar °ok Hllde Hervormde kerk mag gelden. Ook de fraaie
oest gaan. ze zocht m hem de man die k0peren kaarskronen, wandarmen en leze-
hij met was. En zo gaat hij dan alleen zijn naaI? alles uil de tijd der stichting, verdie-
nieuwe leven binnen met deze zekerheid:
nen een aandachtige beschouwing.
dat al het menselijke aan ons voorbij moetVan buiten is de kerk uiterst eenvoudig,
gaan voordat wij mens kunnen worden": !De versieving bepaaU zich tot een Dorisch
onszelf.
Als dit boek, dat alle eigenschappen en
waarden heeft van waarachtigheid en een-
zoUd;r7,.<Sa ditnfetaUae".°mda'hat"Peen het gehele gebouw heenloopt,
zo ernstige voorstudie berust, waaraan -
men na lezing van het voorwoord van de
zenuwarts en parapsycholoog Dr. Paul
portiek aan de oostzijde, met een festoen
en twee wapens daar boven, benevens een
Dorische lijst met triglyphen en mutulen,
In het algemeen kan gezegd worden, dat
de kerk een goed voortbrengsel van bouw
kunst uit het midden der 17de eeuw is.
Het kerkinterieur lokte herhaaldelijk
schilders aan als onderwerp voor hun wer
ken. In het bijzonder herinneren wij aan
de werken van Pieter Saenredam.
De toren, beneden van gebakken en ge
houwen steen, heeft een sierlijke spits en
wordt aangemerkt als een der schoonste
die in de 17e eeuw zijn gebouwd. Het be
nedengedeelte heeft een fors gedetailleerd
portiek, met een nis daarboven, die het
wapen van Haarlem bevat. Een rijke ballu-
strade sluit het benedendeel af en wordt
door vier obelisken bekroond. Boven deze
ballustrade verheft zich een achtkant ge
deelte van gebakken en gehouwen steen,
dat, door de op de hoeken geplaatste va
zen, een zeer originele overgang vormt
tussen onderbouw en spits. De silhouet van
deze spits is van ongemene bevalligheid
en levert een bewijs van Lieven de Key's
groot talent.
Thomas Faber een arm en verlaten
man. Verloochend door een vrouw, die zijn
hart met koude handen samenkneep en
wegwierp verloochend door het leven
zelf, dat hem gebrek en tegenslag in het
gezicht smeet inplaats van dat beetje for
tuin, dat hij had nagestreefd. Als een
vreemde tussen mensen die elkanders
vrienden zijn, loopt hij door de drukke
straten van een provinciestad, waar grote
groepen feestgangers Carnaval vieren. Er
klinken liederen en kreten, er is muziek en
een vreemd, roezend geluid van ononder
broken vreugde.
Die potsierlijke domino, wiens grimas-
sengezicht Thomas voorbijscheert. is niet
zo jong meer, maar hij danst mei huppe
lende passen aan de arm van een bloemen
meisje, dat op haar beurt weer vastgearmd
zit aan een sliert bonte, zingende dwazen.
Thomas is ook niet zo jong meer maar
zijn bloemenmeisje is er niet en hij heeft
niet de minste neiging om danspassen te
maken. Hij voelt zich oud en misdeeld en
miserabel droevig.
De aan, die door de zijne gestoken wordt,
is slank en stevig. Het meisje in de rode
Japanse kimono heeft enorme haarspelden
in haar opgestoken haar en schreeuwend
karmijnen lippen. Zij trekt hem mee met
een resolute onweerstaanbaarheid, terwijl
haar dwingende lach hem fascineert. Tho
mas voelt en ziet zich meegesleurd in een
lawaaierige ruimte vol licht en dwarrelende
kleuren. Op de achtergrond ontwaart hij
een groep zwart-witte mannen met muziek
instrumenten; malle kleine hoedjes zijn
scheef op hun hoofd geplakt en zij maken
ontzettende geluiden op hun trompetten en
accordeons. In de zaal krioelen de kakel
bonte horden dooreen onder een net van
serpentines en wolken confetti. Thomas
danst. Hij heeft zijn arm om de Japanse
kimono geslagen en de haarspelden wijzen
ToneelhcrmmeringeiP en toaeelportretten
De eerste keer, dat ik met Hubert La
Roche kennis maakte, was tijdens de repe
tities en vooral na ae opvoering van mijn
..Gedeballoteerd" door de Kon. Ver. Het
Nederlands Toneel in 1905. La Roche speel
de in dit Indisch blijspel de secretaris Hes-
feldt en nog altijd denk ik met dankbaar
heid terug aan zijn spel in deze rol, zó fijn-
geestig en zo zuiver in de comedie-stijl, dat
de gespeelde rol ver boven de geschreven
rol uitging.
Na deze eerste kennismaking heb ik La
Roche nog dikwijls gesproken en zelden
heb ik een toneelspeler ontmoet, die zo ge
heel in zijn kunst opging als deze Vlaming.
„Het is geen vak, mijnheer, het. is een
p a s s i e!" zo zei hij mij eens. „Jullie kiest
een beroep, maar wij? Wij hebben 'n be
roep, dat ons kiest."
Over het répertoire, dat hij in Holland,
vooral bij Heijermans en Cor van der Lugt,
te spelen kreeg, was La Roche maar half
te spreken. Niet over Cyrano! Dat was de
rol, waarin hij zoals hij zich uitdrukte
het meest gelééfd had. Maar het verdere
répertoire? „Behalve een enkele uitzonde
ring zoals Lechat in „Zaken zijn Zaken",
belabberd! Allerbelabberdst! Wat valt er nu
te spelen in al die water-en-melk-stukken
van tegenwoordig? Ik houd van het echte
speelstuk en het publiek verlangt er ook
weer naar. Maar de jongelui van tegen
woordig zijn de echte speelstukken ont
wend. Ze denken al, dat zij komedie spelen,
als ze met de handen in de zakken op het
toneel staan. Ik voel mij pas in mijn ele
ment in een grote karakterrol! Maar ook in
het blijspel, 'n fijne comedie of 'n boertige
klucht. Als er maar te spelen valt."
Het interesseerde mij, wat deze Vlaming
over het Hollandse publiek dacht. Hij gaf
mij gul antwoord op mijn vraag.
„Het Hollandse publiek is over het alge
meen gereserveerder dan het Vlaamse. In
Antwerpen" en dat zei mij later ook her
haaldelijk Georgette Hagedoorn, die vier
jaar lang in de Schelde-stad heeft gespeeld
„leeft het publiek veel meer met zijn
toneelspelers mee. De Vlamingen zijn veel
uitbundiger dan de Hollanders. Hier in Hol
land is het publiek fijner, maar in Ant
werpen zijn de mensen natuurlijker, spon
taner en hartelijker. Het Rotterdamse pu
bliek komt het Vlaamse nog het meest na
bij. De Rotterdammers komen het gauwst
los en dan de Amsterdammers. Het publiek
in de provincie is over het algemeen het
stijfst.
En waarin Vlaanderen Holland ver voor
uit is, dat is de officiële belangstelling voor
de schone kunsten bij het bestuur. Toen
Louis Bouwmeester eens in Antwerpen
kwam jubelen, ben ik naar het stadhuis ge
gaan en ik zei tegen de schepen voor Scho
ne Kunsten: „Meneer de Schepen, Holland's
grootste toneelspeler komt hier jubileren
Daar moet iets voor gedaan worden!" en
onmiddellijk lieten ze een nieuwe, speciale
medaille van Antwerpen voor Louis Bouw
meester slaan. Zou dat hier mogelijk zijn?"
„Herinner jij je nog wat je voelde toen
Je een paar jaar geleden over zee ging?"
„Als de dag van gisteren".
„Datzelfde voel ik nu weer; alleen
érger".
Dit in grote trekken is de dialoog
tussen drie mannen van de Amerikaanse
weermacht, die na enige jaren van dienst
In Europa en de Pacific naar huis terug
keren. Hier begint deze film, die een be
langrijke film is: „The best years of our
livesDrie mannen een matroos, een
sergeant van het leger, en een kapitein
van de luchtmacht moeten toevalliger
wijze naar hetzelfde stadje en ontmoeten
elkaar in het vliegtuig huiswaarts.
Zij hebben de beste jaren van hun
leven doorgebracht aan het front, boven
Berlijn of in zeeslagen. Nu gaan zij terug
naar huis. De sergeant zal waarschijnlijk
zijn oude functie als bank
directeur weer opnemen;
de matroos ging weg als
jongen en komt terug als
- man, maar is zijn beide
handen kwijtgeraakt; de kapitein was
mixer van ijsco's in een „drugstore" en
weet niet wat hij zal gaan doen.
Deze film nu die bijna drie uur duurt
vertelt van de moeilijkheden van deze
mannen bij hun terugkeer in het burger
den. Meer dan vertellen doet zij eigen-
n'e*- Zij Seeft geen oplossing van het
probleem van de demobilisatie; een alge
mene oplossing van dit probleem is ook
nauwelijks denkbaar. Maar zij heeft drie
(►gevallen" uitgekozen en verhaalt ons in
nudi mus. u<
een prettig eenvoudige sfeer van hun er
varingen.
William Wyler had de regie; hij heeft
geen uit zuiver filmisch oogpunt gezien
grote film gemaakt. De camera is soms
wat traag, de dialogen wat lang maar dit
vergeeft men hem omdat hij een sfeer in
deze film heeft weten te scheppen. Een
sfeer, die de bezoeker gedurende de bijna
drie uren niet meer loslaat. Wij, in de
donkere zaal leven mee met Frederic
March als de sergeant-bankdirecteur, Dana
Andrews als Captain Fred Derry en
Harold Russell, de matroos zonder handen
(Russell is geen ervaren Hollywood-acteur;
hij verloor inderdaad beide handen tijdens
een zeegevecht in de Pacific en werd spe
ciaal voor deze film uitgekozen).
Dat het hun de eerste avond thuis niet
bevaltj blijkt wel als ze elkaar 's avonds
weer vinden in een kroeg. March omdat
hij zijn thuiskomst wil vieren, Andrews
omdat hij zijn vrouw niet kan vinden en
Russell, die het niet kan verdragen dat
zijn familie voortdurend zit te staren naar
de ijzeren haken, die hij in plaats van
handen heeft. Hier vinden zij elkaar en
duidelijk laat Wyler de toeschouwer zien
dat zij zich niet thuis voelen in de maat
schappij van het burgerleven. Dat zij die
ontgroeid zijn.
Dan gaat de film verder. In korte flitsen,
als van een gedramatiseerd journaal, ziet
men hoe de drie mannen moeten vechten
met hun omgeving en vooral ook met zich
zelf. Nu zwenkt de camera van de grote
flat van de bankdirecteur naar het appar
tementje van de ex-kapitein en vandaar
naar het vriendelijke, typisch-Amerikaanse
burgermanshuis, waar de matroos woont.
Het is niet onze bedoeling het ganse
verhaal te vertellen: het verhaal gaat
verder, het ontwikkelt zich zoals ook deze
mannen verder moeten gaan, zich aanpas
sen in het burgerleven. Er zijn ongetwij
feld enkele hoogtepunten in deze film: de
scène, waarin de voormalige kapitein-
bommenrichter als werkloze op een vlieg
veld, vol met tot sloping gedoemde Vlie
gende Forten terecht komt en weer zijn
oude plaatsje in de glazen neus van een
der vliegtuigen opzoekt. Meesterlijk sug
gereert Wyler ons de gevoelens van deze
man, die weer even leeft in het verleden:
het verleden waarin hij min of meer thuis
hoorde. Hij kan in het burgerleven zijn
draai niet vinden en zoekt afleiding in
zijn militaire herinneringen. Een ander
hoogtepunt zien wij direct in het begin
van de film als de drie hoofdpersonen
naar huis terug vliegen. Nieuwsgierig
turen zij de grond beneden het toestel af;
het leven is verder gegaan, Amerika heeft
hen niet gemist.
Bijna zakt de film tot een dieptepunt
aan het einde bij een iets overdreven hu
welijksscène: de sfeer, waar wij reeds over
schreven, brengt hier redding.
Deze achtste „Film van de Maand"
waarvan kort geleden de première voor
Nederland in Amsterdam draaide
ten volle de moeite waard; zij roert een
belangrijk probleem aan op een wijze, die
een iéder zal kunnen aanvaarden en die,
meer nog, uiterst sympathiek aandoet.
E. P.
Over Muziek
Toneelmuziek
„En het toneel?" vroeg ik La Roche.
„Dat staat hier in Holland beslist veel
hoger", antwoordde hij. „In Vlaanderen
is zeker even goed, misschien zelfs nog
beter materiaal, maar wat er ontbreekt,
dat is: 1 e i d i n g".
„De Vlaamse acteurs", ging hij door,
,zijn minder ontwikkeld, maar zij zijn
spontaner, zij laten over het algemeen
meer hun hart spreken dan de Hollandse
toneelspelers". Maar de Hollanders hadden
volgens La Roche ook veel van de Vla
mingen geleerd; vooral van Victor Dries-
sens, de grootste toneelspeler, die Vlaande
ren gekend heeft.
„Victor Driessens", zo zei La Roche,
„was een reus. Ik hoor nog Willem van
Zuylen van het toneel af tegen Victor
Driessens, die in de zaal zat, zeggen: „Dat
is de man, die ons in Holland heeft leren
komedie spelen".
La Roche had nog vier jaar met Victor
Driessens gespeeld en hij was er bij tegen
woordig dat Driessens op het toneel een
beroerte kreeg en even daarna stierf. „Dat
was op een benefiet-avond van de dames
Jonkers, juist aan het slot van het derde
bedrijf van „Het berucht Proces". Ik
speelde 'n knechtrolletje verder was ik
toen nog niet en stond met twee bloe
menmanden in de coulissen, klaar om ze
op te dragen voor Philomène en Eliza
Jonkers. Op eens zie ik Driessens wanke
len en hoor ik hem zeggen: „Pak me! Pak
me." Diezelfde nacht nog is hij overleden,
maar het stuk ging gewoon door met Frits
Bouwmeester in de rol van Driessens. Och
ja, zo is nu eenmaal het toneelleven."
La Roche had een grote eerbied voor
Willem Royaards en hij sprak met warm
enthousiasme over hem.
„Mijn allerprettigste periode was de tijd
bij Royaards", zei La Roche. „Hij is voor
mij 'n goed directeur geweest en ik heb
altijd veel van hem gehouden. O zeker,
wij hadden dikwijls ruzie en soms gooide
ik de boel er wel eens bij neer, maar
dan kwam er 's avonds meestal 'n krans
of 'n andere attentie met 'n kaartje van
Royaards met „Sans rancune" of iets der
gelijks er op geschreven. Eens hadden wij
weer woorden gehad en de volgende avond
het was St. Nicolaas stuurde hij mij
een aquarel: Cyrano, die uit een reusachtig
groot glas drinkt. Bij dit aquarel was een
groot wijnglas en een briefje met de woor
den: „Een kleine surprise voor onze on
vermoeibare Vlaamse Cyrano van zijn
dankbare directeur en collega Willem
Royaards". Zie je, dat was nu echt iets voor
Royaards. Ja, mijn allermooiste herinne
ringen heb ik aan mijn jaren bij Het Toneel
onder Royaards".
J. B. SCHUIL.
Veel geschreeuw en veel
„zwarte" wol
Een Haarlemse wasindustriëel trof de
zer dagen in een bakfiets van zijn bedrijf
tachtig knotten wol van onbekende her
komst aan. Hij riep de betrokken bediende
ter verantwoording en wond zich daarbij
zo op, dat beiden handgemeen werden.
Erger werd het toen de zuster van de
bediende, die met haar echtgenoot bij het
„onderhoud" tegenwoordig was, een klap
meekreeg. Haar gemaal, een 40-jarige bij
de A.A.T. te Tilburg gelegerde chauffeur
nam dat niet. De wasindustriëel ligt thans
met een hersenschudding in een ziekenhuis.
Van het een komt het ander en de Eco
nomische dienst van de Haarlemse politie
ging zich voor herkomst van de wol, die
de aanleiding tot het meningsverschil
vormde, interesseren.
Het bleek, dat de soldaat-chauffeur tel
kens wanneer hij met verlof naar huis
kwam een vijftig knotten wol, die hij
kocht van een Brabantse transportarbei
der, meenam en in Haarlem met een zoet
winstje van de hand deed in samenwer
king met zijn zwager. Deze transacties
liepen nu al een half jaar.
Zodat thans de wasindustriëel „ligt" en
diens bediende, de soldaat-chauffeur en
de transportarbeider „zitten".
Zevende volksconcert der H.O.V.
Het 7e concert in de serie Volksconcerten
zal door de Haarlemse Orkest Vereniging op
Dinsdag 10 Februari onder leiding van Ma-
rinus Adam worden gegeven.
Na een uilvoering van de muziek bij
Shakespeare's Midzomernachtsdroom van
Mendelssohn, zal de solist, de jonge, veelbe
lovende pianist Sas Bunge. een tweetal
werken uitvoeren, waaronder een eigen com
positie: het Concertino voor piano en orkest
in C gr. terts.-Tevens zal hij het pianocon
cert in d-moll K.V. 466 van Mozart ten ge
hore brengen. Het concert wordt besloten
met het Voorspel „Die Meistersinger von
1 Nürnberg" van Rich. Wagner.
gevaarlijk naar zijn ogen. „Hoe moet dat",
zegt hij verward, maar het meisje lacht.
„Ik ben platzak", schreeuwt hij in haar oor.
„Ik kan me dit niet veroorloven!" De rode
lippen splijten opnieuw vaneen om een rij
blinkende, welgevormde tanden te onthul
len en zij roept dicht bij zijn wang: „Hin
dert niet, er is geen bezwaar! Kijk niet zo
somber, het is Carnaval!"
Ja, het is Carnaval. Hij zal niet zo som
ber kijken. Maar dat is niet eenvoudig.
Plotsèling zit hij naast haar op een bar
kruk. Hij drinkt iedereen drinkt. Er is
geen bezwaar. Een Indiaan met fraaie
adelaarsveren om zijn hoofd, die aan de
andere kant naast hem zit, valt plotseling
zwaar tegen hem aan en slaat de arm om
zijn schouder. Thomas kijkt verschrikt
naar Japan, maar zij zegt: „Hindert niet,
dat is pa." En pa begint te vertellen, hoe
Thomas en hij gezworen kameraden zijn,
die elkaar nooit zullen verlaten. „Nee, nooit'
zegt Thomas een beetje stijf en zonder
overtuiging. Pa heft zijn glas en Thomas
doet insgelijks. Het parelende vocht lijkt
op champagne, denkt hij, terwijl hij door
het glas heen naar de rode lippen kijkt. Als
hij drinkt, merkt hij dat het werkelijk
champagne is en hij begint te vermoeden,
dat Pa onkosten aan het maken is. De Ja
panse schone trekt hem mee naar de dans
vloer en Pa wankelt er achter aan, als een
achterlijk kind en hinnekend van plezier.
Zij dansen in een grote, verwarde troep, die
met armen en benen ineen is gekluwd en
door de zaal deint als een op hol geslagen
schip. De muziek dreunt en Thomas voelt
zich wonderlijk opgeruimd. Hij zingt en
host, net als dc anderen en hij houdt Pa
stevig onder de arm, terwijl de adelaars
veren in het rond stuiven. Pa ,ziet er later
uit als een geplukte kip, maar zijn bol,
rood gezicht glimt van intense vreugde en
hij hakkelt ontroerd van: „Beste kerel" en
„Pakkernoggeenvamme, proost." Het meisje
valt Thomas om de hals en kust hem twee
maal met een muzikale lach er tussen in,
en pa zegt „Hoho!" maar schreit daarbij
tranen van genoegen. Thomas trekt zeer
enthousiast zijn jasje binnenstebuiten aan
en steekt wat geknakte adelaarsveren in
zijn haar. Zijn hart is genezen. Het leven
omarmt hem met ontroerende liefde. Hij
laat zich wegglijden in wolken muziek, die
goudgerand op hem afzeilen. Er is geen
bezwaar. Het is Carnaval.
Dit is Aswoensdag en Thomas heeft
een zagende hoofdpijn in de grijze, mistige
morgen. Hij heeft een Japanse schoonheid
naar huis gebracht, helemaal naar Japan
ja; en er was een roodhuid aan zijn andere
arm, die zijn onsterfelijke vriendschap heeft
gewonnen. Maar nu is het Woensdag en
Thomas herinnert zich dat hij vandaag naar
het kantoor van de deurwaarder moet, om
een wanhopige en hopeloze poging te doen
zijn financiële ondergang nog even tegen
te houden. Er is geen enkele kans maar
■er valt niets anders te proberen. Misschien
is de deurwaarder een barmhartig man.
De deurwaarder is geen barmhartig man.
Thomas komt bij hem binnen en staal stok
stijf van verrassing: „Winnetou, Pa!" zegt
hij bijna fluisterend.
„Pardon?" zegt de deurwaarder met een
kuchje, „Wat wenst u?"
Thomas vindt het vermakelijk, iemand
als pa „wat wenst u" te horen zeggen.
Maar pa zegt verstoord, en oneindig koel,
dat hij graag zou vernemen wat mijnheer
doen komt en trommelt ongeduldig op zijn
glanzend bureau.
Het verzoek, dat Thomas stamelend uit
brengt, wordt koud en snijdend afgewezen.
Er is geen spoor meer van pa, er is slechts
de onaandoenlijke, visachtige deurwaarder,
die hem met een kuchje de genadeslag
geeft.
Als Thomas door de gang naar buiten
gaat, ziet hij door een kierende deur in een
rommelige kamer een slappe, levenloze rode
kimono over de leuning van een stoel. Hij
loopt door. De kimono is dood het is
vandaag geen Carnaval meer.
J. L.
SPAARSALDI STEGEN MET RUIM
20 MILLIOEN
In December werd bij de algemene spaar
banken ingelegd 25.137.173 en terugbe
taald 24.653. 852. In het gehele jaar 1947
beliepen inleg- en terugbetalingen respec
tievelijk 305.598.116 en 285.523.481, het
geen een vermeerdering van de spaargel
den met 20.074.635 betekent. Bij de bank-
spaarbanken waren inleg en terugbetaling
in December respectievelijk 881.023 en
996.501 en in het gehele jaar resp.
24.301.496 en 22.419.129.
De Grieken achtten bij hun dramatische
opvoeringen de muziek onontbeerlijk. Niet
ter afwisseling bij het eigenlijke toneel
stuk, maar als wezenlijk bestanddeel van
de dramatische mededeling. Praktisch be
schouwd betekende dit geenszins dat de
muziek een even grote en gedetailleerde
plaats kon innemen als de dichtkunst. Wij
moeten namelijk bedenken dat de muziek
in de bloeitijd der antieke dramatische
kunst zéér primitief was; vergeleken bij
het volmaakte uitbeeldingsvermogen der
andere kunsten was de praktisch be
oefende muziek nog zeer onontwikkeld.
Er werd voldoende en zeker niet opper
vlakkig getheoretiseerd, maar de muziek
als taal van het menselijk wezen was
arm; zij zou niet jaren, maar eeuwen
nodig hebben om volwaardige uiting te
worden. Besef van deze armoede hadden
de oude Grieken niet; integendeel zij ver
eerden reeds de levende klank van de
hen bekende toonverhoudingen als zeer
verheven contacten met de natuur en zelfs
met meer dan de natuur. In principe
hadden zij gelijk en voor zover wij ons
kunnen verplaatsen in het geestesleven
der antieken, moeten wij aannemen dat
wat door zingen en instrumentaal musi
ceren werd gepresteerd, de dichters, de
musici, de dansers en de toeschouwers
moet bevredigd hebben. Zij erkenden na
melijk dat de klinkende muziek in wezen
onuitsprekelijke dingen zegt. Bij de ver
binding van alle kunsten een oud en
zeer natuurlijk ideaal spreekt de mu
ziek ten opzichte van de inhoud het laatste
woord, omdat zij de verbinding met het
mysterie is. Het verwondert ons dan ook
niet dal nog meer dan bij de toneelkunst
de beoefening der muziek altijd en overal
aan de godsdienstoefeningen verbonden
was cn is.
Meer dan de andere kunsten is de mu
ziek in principe onafhankelijk van de
tijdelijke beeldspraak; zij vertegenwoor
digt de onveranderlijke achtergrond der
dingen en der gebeurtenissen: wat altijd
geldend en feitelijk onuitsprekelijk is kan
altijd leven in de muziek. En daarom is
de muziek ook nooit een historische me
dedeling; wij luisteren niet naar een ze-
ventiende-eeuws werk omdat het in zijn
tijd juist was, maar omdat de inhoud al
tijd dezelfde is. Het wezen en de erken
ning der muziek zijn altijd goed geweest,
het zijn slechts de kennis en de beschik
baarheid van het materiaal die ontwikke
ling behoefden.
Toen indertijd de befaamde regisseur cn
acteur Willem Royaards aan Diepenbrock
verzocht muziek te schrijven voor de op
voeringen van Sophokles' „Elektra", had
de componist gelijk toen hij de hevig-
bewogen tragedie wilde doen klinken in
zijn eigen taal en daarmee in de muzikale
taal van zijn dagen. Met deze gedachte
deed hij niet tekort aan het oude drama,
want het altijd-geldende in de tragedie
zou in volle waarheid ook in de toenmaals
moderne muziek van Diepenbrock reëel
klinken. En men weet hoe voortreffelijk
de componist slaagde! Wanneer enige
oude Grieken een opvoering van „Elektra"
met, Diepenbrock's muziek hadden kunnen
bijwonen dan zouden zij natuurlijk niet
geweten hebben wat zij hoorden, maar
alle oude Grieken zijn dood en Sophokles'
tragedie leeft altijd. Het zou principieel
fout zijn wanneer wij in onze tijd bij het
oude werk musiceerden op de primitieve
wijze der antieken, want ook bij een to
neelwerk is het voornaamste niet de his
torische mededeling, maar de geniale in
terpretatie der altijd-geldende tragedie.
De altijd onderzoekende Nederlanders
zijn gemakkelijk geneigd om de opvoering
van een in een vroeger tijd geschreven
meesterwerk van een museum-standpunt
uit op te vallen. Ik geloof dat dit artis
tiek bezien niet juist is. Men vreest dan
voor romantiek, maar dit hangen aan
historische stijl is juist veeleer een soort
nuchtere, zij het nobel-bedoelde romantiek.
Het gaat buiten mijn bestek na te gaan
wat de geschiedenis der dramatische kunst
aan muzikale prestaties heeft opgeleverd.
Was het mogelijk dan zou het de
moeite waard zijn met u, waarde lezer,
enige tijd te overwegen hoe in de loop der
tijden de behoefte aan muziek bij toneel
werken werd vervuld. Maar ook deze on
volledige aantekeningen mogen een aan
leiding zijn lot enige artistieke mijmering.
HENDRIK ANDRIESSEN.
DUITSER VERMOORDDE
HULPKOMMIES.
Bij Duisburg is een Duitser gearresteerd,
die in de nacht van 10 op 11 Juni 1947 bij
een clandestiene grensoverschrijding de
Nederlandse hulpkommies W. B. Scholten
heeft doodgeschoten. De aangehoudene
wordt ook verdacht van moord op een po
litieman in Kassei.
Fiets en vrouw
Op de hierbij afgebeelde
wijze uitgedost zullen
deze zomer Parijse da-
mes op vacantïe gaan
wanneer wij tenminste
de ontwerpers van dit
fraais mogen geloven
die het overigens ook
nog niet kunnen weten
Het rijwiel heeft sinds
de goede dag van zijn
geboorte zijn stempel op
de kleding gedrukt. Er
is al ettelij-ke jaren ge
zocht naar het meest
geschikte model, waar
bij soms fantastische en
uitgesproken on-char-
mante vondsten werden
gedaan. De rok-broek
heeft een tijd lang de
uitverkoren dracht ge
vormd, en het leek wel
alsof die „amphibie" alle
andere concurrenten zou
blijven overheersen,
maar toen doken de
shorts en de lange pan
talon weer op, die wel
comfortabel bleken voor
fietstochten doch duide
lijke nadelen vertoon
den. Nu is er een nieuwe
amphibie, die reeds in
andere vorm meermalen
gedemonstreerde kuit
broek. Misschien fietst
dit gevalletje wel erg
prettig, maar het lijkt
zo lawaaierigEnfin,
morgen is het Carnaval,
In sommige plaatsen
van ons land loopt men
dan met dit costuum niet
in de gaten.