mwn Critiek in de Amerikaanse pers op het Nederlands beleid fFilm) VRIJDAG 31 DECEMBER 1948 MIES BOUHUYS: „Ariadne op Naxos" (Een bekroonde verzen cyclus). (D. A. Daamen's Uitg. Mij., 's-Gravenhage). fUIST OMDAT ik over het algemeen huiverig ben voor het toekennen van ..litteraire prijzen" aan debuten, daar ze zo licht talenten forceren, durf ik in dit geval des te vrijer mijn instemming te be tuigen met de bekroning van Mies Bou- huys' „Ariadne op Naxos", dat helaas door deze onderscheiding het onderwerp is ge worden van het „litterair gesprek". „Helaas": Het best vormt zich immers een talent in de stilte en zo moet men maar hopen, dat de dichteres zich door dit ju belend tumult niet van de wijs laat brengen. Een rubriek als deze is niet de plaats, de stil-verborgen schoonheden van deze .bundel zomin als zijn onvolkomenheden uit het oogpunt van verstechniek te be schouwen, afgezien nog van de vraag of één zal weten te zeggen, waarom ze „mooi" zijn. Is er wel ooit één houdbare omschrij ving van het begrip „schoonheid" gegeven? Graag laat ik alle definities voor wat ze zijn en zeg enkel: ze hebben mij diep ge troffen, ondanks hun onvolmaaktheden, deze verzen, omdat ze innig, oprecht en vol openhartige eenvoud zijn. En ze kun nen dit zijn, omdat de bron waaruit ze vloeiden onbetwistbaar zuiver is. Wie zo van ganser harte een verdriet belijdt en uit zulke gave gevoelens nu geschon den, maar zich genezend aan het vers leeft, moet bij waarachtig talent (en wie twijfelt hier aan?) ontroerend-schone versregels kunnen schrijven. Wat de bespreking van deze bundel zo hachelijk maakt zijn de uiterst persoon lijke en dus kwetsbare achtergronden er van. Tot een zo argeloos bezongen biecht, een zo onbevangen belijdenis van leed als hier in verzen veilig ondergebracht zijn, kan men bijna niet stil en behoedzaam genoeg naderen. Niet alleen vanwege het motief, dat zo oud is als de verdrijving uit het paradijs, maar terwille van de puur heid, die hier het woord doordringt met klinkklare poëzie. In haar wezenlijke zui verheid kan deze alleen verstaan worden door degeen die toegankelijk is voor een Alain-Fournier, waar hij spreekt over „het laatste aller woorden", over datgene waarna niets meer bestaat, „cette évocation virginale de la rumeur enfantine, qui est peut-être l'ame du monde". Het leed van deze Ariadne, teruggetrokken op haar eiland Naxos, is immers van dezelfde orde en de verzenschoonheid die er uit rijpte, is van eenzelfde gehalte: de onmogelijke terugkeer tot de ongereptheid van de jeugd. Ik heb me afgevraagd of Hollandse oren, die meer zian afgestemd op „nuch terheid" dan bijvc&rbeeld de Franse, aan dachtig en scherp genoeg zullen kunnen luisteren naar de dichterlijke menselijk heid van deze verzen, die ontwapenen door hun onschuld en ongedwongenheid. De oorsprong ervan ligt waarschijnlijk nog in een te nabij verleden, dan dat dit door verdriet ontloken talent dé tijd zou zijn gegeven, zich boven het persoonlijk lot en beleven te verheven. Christine Rossetti te lang overschaduwd door de roem van haar broer Dante Gabriel Rossetti heeft haar schoonste gedichten, gebouwd op het zelfde thema als deze verzen van Mies Bou- huys, eerst jaren nadat zij haar leed had ge dragen, geschreven. Wie zal zeggen, waartoe Mies Bouhuys in staat is, zodra de wilde storm, die door haar operibloeiend leven ging, is gaan liggen, zó volstrekt is gaan liggen, dat er enkel nog het naruisen blijft van een verre zee achter een ver duin? Neen, volmaakt zijn ze niet, deze jeugd gedichten. Men zou zonder veel moeite invloeden kunnen aanwijzen, hier van Gerrit Achterberg, daar van Jacques Bloem. Maar toch is de oorspronkelijkheid Van beeldende verwoording zo onmisken baar, dat men tekorten (als zwakke stro fen, onbewuste invloeden, een 'zekere on macht nog om het subtielste woord te vatten dat aan het subtielste gevoel de onvervangbare uitdrukking geeft) gering acht, nu ze zo rijkelijk vergoed worden door al dit in schoonheid beleden leed. Het is een zware taak, „zijn leven op te dragen aan het volmaakt gedicht", zoals van Eyck het eens uitdrukte. Ik denk aan de onvergetelijke bladzijden uit Rilke's „Malte Laurids Brigge" over het wezen van het dichterschap, waar hij het on noemlijk vele aanduidt, dat een dichter Goethe's geboortehuis in oude stijl herbouwd Sinds het geboortehuis van Goethe in Frankfort op 22 Maart 1944 bij een lucht aanval werd verwoest, heeft men lang en breed gediscussieerd of het gebouw in de oorspronkelijke, dan wel in een nieuwe stijl zou worden herbouwd. Zelfs overwoog men de gedachte slechts het puin op te ruimen en op de historische plek een plaquette aan te brengen. Tenslotte werd besloten het huis in oude stijl te herbouwen. Na veel moeite ontdekte men een zeventigjarige metselaar, die vol ledig op de hoogte bleek met de bouw en de constructie van het oude huis. Met een aantal zorgvuldig uitgekozen collega's is deze meer dan anderhalf jaar aan de bouw bezig geweest en nu verwacht men, dat de gevel omstreeks Maart 1949 gereed zal zijn. In het achterste gedeelte van het huis zal een Goethe-bibliotheek worden inge richt, waar een groot aantal originele hand schriften en brieven van de dichter, die tijdens de oorlog naar een kasteel in Hessen waren overgebracht, te zien zullen zijn. De „Goethe-academie" zal de herden king op 28 Augustus, Goethe's verjaardag, vieren in de herbouwde Paulus-kerk. Het comité, dat de herbouw van het Goethe- huis ter hand nam en de viering voorbe reidde, heeft het gemeentebestuur van Frankfort verzocht een speciale penning te laten slaan en een speciale postzegel te laten drukken. De viering zal samenval len met een internationaal academisch congres, dat in Frankfort zal worden ge houden. moet hebben ondergaan, wil hij enkele gave versregels schrijven. Aan het slot daarvan bekent hij en de dichteres zowel als de lezer, die zich met haar „Ariadne" vereenzelvigd heeft, zal begrijpen, waarom het juist deze regels zijn die ik citeer dat men moet kunnen vergeten; en als de herinneringen vele zijn, het grote geduld moet kunnen opbrengen, te wachten tot zij weerkomen. „Want de herinneringen zelf", schrijft Rilke, „zijn het nog niet. Pas als zij bloed in ons worden, blik en gebaar, naamloos en niet meer te onderscheiden van onszelf, eerst dan kan het gebeuren, dat op een zeer zeldzaam uur het eerste woord van een gedicht uit hun midden opstaat en te voorschijn treedt". Daarmee is het mysterie aangeraakt, dat elk vers omhult. En omdat ik dit „mysterie" on miskenbaar aanwezig voel in Mies Bou huys' werk, heeft zij me met haar Ariadne van de zuiverheid van haar talent over tuigd. Vier regels neem ik tot slot over, om toon en thema van dit met de „Reina Prinsen Geerligs-prijs" bekroonde werk te laten horen: „En neem mij alleslijd, mijn woorden en mijn wijzen vergeef het klein verwijt, dat uit hun klank komt rijzen". Voor deze schoonheid-in-eenvoud geef ik alle „critiek" cadeau. C. J. E. DINAUX. Barbirolli blijft „Hallé" trouw. John Barbirolli, dirigent van het Hallé-orkest te Manchester, heeft een aanbod van de B.B.C. Sir Adrian Boult op te volgen als dirigent van het B.B.C.-symphonie-orkest van de hand gewezen. „Poppen-moedertjes' ff) 't Is zo prettig, iets te geven aan £j '.Sx een kind. En hoe mooi is l^et eigen- lijk. dat het voor de moeder weg- gelegd is, haar kinderen het mooiste cadeau ter wereld te schenken: een 1-J, stevig ruggetje en gave sterke tanden. KALK PHOSPHOR - VITAMINE O OAGR A N.V. DIEMEN Buitengewoon HOV-concert Eduardo del Pueyo solist Dit „Buitengewoon concert" van de H. O. V. begon werkelijk buitengewoon te worden, toen na de pauze het heerlijke drieluik van Manuel de Falla „Noches en los jardines de Espana" aan de beurt kwam. In het eerste deel van de avond hadden we de Symphonie no. 2 (a kl. t.) van Saint-Saëns gehoord, netjes gespeeld, maar met weinig psychische spanning, enfin, zonder de vonk, die aan de distinctie i dezer muziek een spiritueel élan moet geven. En daarna speelde de Spaanse pianist Eduardo del Pueyo het concert in Es van Liszt, brillant, virtuoos en in zijn krachtige stuwing alles en allen meesle pend. 't Was jammer dat een geheugenfout even een kortsluiting veroorzaakte, maar 't was zo hersteld en voorbij. Met dat al toch een fameuze vertolking, zoals we ze trouwens niet minder van Del Pueyo ver wacht hadden. Alleen het concert van Liszt openbaart geen verrassingen meer, inte gendeel: zijn pathos en zijn zinnelijke klinkklank raken uitgediend. Toen kwamen de Nocturnen van De Falla voor orkest met obligaat piano met hun pittoreske rhythmen en rijke kleuren een sfeer vol gloed en leven wekken, zoals deze avond er nog geen geheerst had. Dit dankte men aan deze wonderlijk beeldende mu ziek. die zonder aanwending van volks motieven toch de essentie van de Spaanse folklore suggereert en wel met een fan tasie en een coloriet van een volmaakt im pressionist, die in eerste en laatste instantie Spanjaard was en dus deze visie op de toonkunst bij geboorterecht bezat en liet gelden. Deze muziek is krachtig door haar een voud en originaliteit. Die eenvoud is be trekkelijk, want het lijkt maar zo. Een perfecte uitvoering vol overgave en begrip is er nodig om ze in haar pure klaarheid en intensiteit te doen leven. Gelukkig was er die, zowel vanwege dirigent Marinus Adam en zijn nu op sterke spanning musi cerende orkest, als vanwege de piano-solist Eduard del Puyeo. Het was een knap staal tje van de mogelijkheden bij ons orkest. Tenslotte ging nog het merkwaardige Scherzo van Dukas. „L'Apprenti sorcier" in een uitvoering die ook veel goede eigen schappen openbaarde. Tijdens de pauze werd de heer J. van Brussel, om zijn vijftig jaren trouwe con troledienst bij de concerten, door het be stuur der H.O.V. dankbaar en hartelijk gehuldigd. JOS. DE KLERK De „Oranje" had oponthoud door machinedefect Na een oponthoud van 12 uren wegens een machinedefect is het motorschip „Oranje", dat van Amsterdam op weg naar Indonesië, Donderdag uit Southamp ton vertrokken. Het troepentransportschip „Waterman" zal vermoedelijk op 4 Januari uit Indonesië naar Nederland vertrekken. Tot adjunct-secretaris van de minister raad is benoemd dis. J. Middelburg, referen daris bij het ministerie van Sociale Zaken. In de oude, in 1470 gestichte, Nederlands Hervormde Kerk te Middelharnis is Donderdag, waarschijnlijk tengevolge van kortsluiting brand uitgebroken, die hqt gebouiv met het zich daarin bevindende orgel geheel verwoestte. De toren konden de gezamenlijke brandweren van Goeree en Overflakkee behouden. In 1804 en 1904 werd de kerk, die wereldberoemd wercP door Hobbema's schilderij Het laantje van Middelharnis", eveneens door hel vuur geteisterd. nesisehe wlagE {SgKft S3 belangstelling van de Amerikaanse pers radiocommentator, die een oordeel geven, variërend van heftige critiek tot enigszins UC UCCJ.L VUlUldUH CI1 Cl op W1JSI, t en Nederlands beleid de laatste drie een weldaad voor Indonesië betekende. Een tegenovergesteld standpunt wordt aarzelende pogingen om een beeld te geven ingenomen door de New York Star, dat zijn van het Nederlandse standpunt. niet te matigen boosheid uit over de Kerst - Een voorbeeld van dit laatste is een uit voerig betoog in de Christian Science Mo nitor en in andere bladen, dat een overzicht Vergeefse poging tot uitbeelding van het Nederlandse verzet -J DE JONGE DICHTER H. J. Scheepmaker schreef in de oorlog eens een vers, dat begon met de woorden: „Het is te hopen dat een later ras Van mensen, dat het zonder strijd kan stellen, Zich nog herinnert hoe hel vroeger was En er zijn kinderen van zal vertellen." Een der belangrijkste middelen, wellicht zelfs, waar de aan de andere kunstvormen verbonden voorwaarden van het „hier" en „nu" geen obstakels zijn, het voornaamste intermédiair voor de overbrenging van onze ervaringen in de strijd die louter „bloed, zweet en tranen" was aan hen, die na ons komen, is de film. Nu komt het er maar op aan, hoe men de bezetting, het verzet en de algemene reacties van ons volk op de oorlog en de daarmee samenhangende verschijnselen wil laten zien. Wil men een objectief relaas zonder meer: de documentaire is daartoe bij uitstek geschikt en behoeft, mits be kwaam gemonteerd, met beleid gecommen- teerd en gevoelig gefotografeerd, in artis tieke waarde zeker niet bij de speelfilm achter te staan. Een feit is, dat de documentaire het bij het grote publiek niet doet, misschien juist door haar directheid en haar eerlijkheid, misschien ook omdat zij te weinig aan de verbeelding der toeschouwers overlaat. Men wil nu een keer het verhaaltje, men wil de spanning van het onberekenbare en het onverwachte, men wil bovenal in een we reld vertoeven, die zoveel van de eigen omstandigheden afwijkt, dat de bekoorlijk heid van het uitheèmse ervan uitgaat. Dit betekent echter niet, dat de speelfilm a priori een inferieur product is, vervaardigd door fantasten, bestemd voor argelozen. Want zodra de speelfilm ons iets te zeg gen heeft, omdat de feiten en omstandig heden van de uitgebeelde personen ons weliswaar vreemd zijn, doch hun vreugden en hun noden, hun strijd en hun zegepraal een afspiegeling bieden van onze blijdschap en ons leed, van onze moeilijkheden en onze overwinningen, is een kunstwerk ont staan, dat niet zal nalaten te ontroeren en te overtuigen. En voor de speelfilm, die een bepaald tijdperk tot onderwerp heeft, geldt hetzelfde als van de historische roman: het hoeft niet allemaal precies zo gebeurd te zijn, maar: het had zo gebeurd moeten kunnen zijn. Het spijt ons, maar aan deze voorwaarde voldoet „Niet tevergeefs", die aangekon digd wordt als de eerste na-oorlogse Ne derlandse speelfilm, ten enenmale niet. Over dit praedicaat willen we niet vallen, al is het niet helemaal juist. Het studenten- verzet vond in Josephsons „Zes jaren" een waardige cinematografische vertolking en voorts herinneren wij ons nog, dat de cineast Frans Dupont in de Multifilm- studio's de verzetsfilm „Bezet gebied" heeft opgenomen. Dit werk heeft practisch nooit iemand in Nedexdand gezien, omdat naar verluidt men vreesde dat het de toets van zelfs de welwillendste critiek niet kon dooi-staan. „Niet tevergeefs" ontleent zijn titel aan een rede van Koningin Wilhelmina voor Radio-Oranje, zoals in het programma boekje staat. Uit de film blijkt, dat de Koningin op haar beurt een bekend ver zetsgedicht van H. M. van Randwijk citeerde, waarin deze woorden voorkomen. Zo'n herkomst verplicht en het feit, dat „Niet tevergeefs" aan haar werd opgedra gen aan wie wij zo onnoemelijk veel dan ken, al evenzeer. Wat hadden wij graag gezien, dat deze eerste rolprent uit onze door de offervaardigheid van leden van de. Bioscoopbond uitstekend geoutilleerde Dui- vendrechtse studio's hèt filmische monu ment van ons verzet zou zijn geworden. Niet alleen het verzet van de „stunt", maar vooral van die door de vijand on grijpbare en onbegrepen weei-stand yan gans een volk, dat zich vast beet in zijn gevoel van eigenwaai'de, menselijkheid en recht: heldhaftig, vastberaden en barm hartig. Dat dit alles in „Niet tevergeefs" niet tot zijn recht komt, is de schuld van de leveran cier van het gegeven: de heer B. van Eysselsteijn, die, tevens mede verantwoor delijk voor 't draaiboek met zekere vaardig heid een legpuzzle van het vei-zet heeft samengesteld. Hij nam daartoe een type „Calvinistische boer", een type „aantrek kelijk, flink meisje", een type „Joodse on derduiker", een type „Communist", een type „Student", een type „Feldwebel", een type „N.S.B.-er", bedacht een vlotte intri gue, waardoor al deze figuren tot elkaar in betrekking kwamen te staan en liet ten slotte enkele, de sfeer verhogende attribu ten aanrukken, zoals een Statenbijbel en een sten-gun. Doch met dat al werd de geest van de illegaliteit niet over de heer Van Eysselsteijn vaardig Zijn typen worden dan ook nooit tot mensen van vlees en bloed; ze kunnen dat ook niet worden, om dat hun een dialoog in de mond wordt gelegd, zo breedsprakig, zo moi-aliserend en zo onnatuurlijk, dat men zou menen dat de auteur bij Hieronymus van Alphen en zijn geestverwanten in de leer is geweest. Voor dit in het oog springende gebrek aan inzicht moet het theatrale dan als surrogaat dienen. De communistische typograaf maakt, op het kantje af aan de dood ontkomen, drie minuten nadat hij de student voor het eerst heeft gezien, op de onwaarschijnlijk ste wijze met deze ruzie, de conversaties tussen de onderduikers en de bewoners van de boerderij een pronkjuweel, dat zo van een openluchtmuseum overgenomen schijnt te zijn zijn voortdurend iets te heftig om te kunnen overtuigen en de ver schillende spelers in het drama geven, als ze niets anders meer te zeggen hebben, kwistig een rondje ethiek weg. De boer geeft constant aanleiding tot verwondering, hetzij omdat hij als enige bezigheid de zeventiende eeuwse foliant van de Statenbijbel heeft te torsen, hetzij omdat hij het klaarspeelt de Engelse radio zonder Duitse storingszender te ontvangen. De Frans-Engelse regisseur Edmond T. Gréville, die indertijd de jubileumfilm „Veertig jaren" maakte, blijkt niet tot de vooruitsti-evendsten onder de cineasten te behoren; bepaald hinderlijk is zijn methode van iedere scène een soort familieportretje te maken. Hebben wij dan allen maar bezwaren? Zeker niet, maar ze overwegen wel. De Nederlandse spelers, waarvan velen zonder filmervaring, verdienen een ere saluut. Voor de creaties van Frangoise Flore, Matthieu van Eysden en Jan Teulings hebben wij in het bijzonder waardering. Montage, belichting en fotografie zijn goed te noemen, evenals de décors, doch we had den liever wat meer buiten-opnamen ge had, juist omdat deze de sfeer verhogen en natuurlijk doen zijn. De partituur van de jonge componist Ger- brand Schürmann bevat vele verdienste lijke passages. En het is misschien niet te boud gespro ken, als we zeggen dat dit Nederlandse maakwerk op gelijke hoogte staat met wat we aan buitenlandse film-confectie voor gezet krijgen. Het vaderlandse verzet evenwel is een te hoge zaak om als altijd aftrek vindend gegeven voor de filmhandel te dienen. Want dan zou het, voor de industriëlen van Duivendrecht althans, tevergeefs zijn geweest. J. H. B. Een scène met boer Alting met zijn onafscheidelijke Statenbijbel (Hans van Ees, rechts), en c typograaf Wim Bakker Jan Betel, links). OVER MUZIEK ORLANDO Dl LASSO Meer dan honderd jaren heeft de muzi kale kunst der oude Nederlanders over een groot deel van Europa geheerst. Dit roem rijke tijdperk begon met Guillaumè Dufay, die in 1400 geboren werd en eindigde met Orlando di Lasso, ook genaamd Roland de Lattre of Orlandus Lassus, die in 1532 werd geboren. Het tegenwoordige België is eigenlijk het land, waar de voornaamste componisten van die eeuw werden geboren. Zowel Vlaanderen als het land der Walen bezaten de kiemen van de rijke groei en bloei der muziek, die ook andere landen zou geluk kig maken. Wie zal ooit een deel van het leven besteden om na te gaan, welke toch precies de krachtige oorzaak was van deze muzikale macht? Uit deze streken kwam het geslacht van Beethoven; en later werd ook César Franck in België geboren. Een gezond en stoer karakter moet in een volk leven, dat tot deze triomphale productie in staat was. Nederland heeft die sterke tra ditie niet voortgezet. Slechts Sweelinck profiteerde met geniale aanleg van de oude koor-techniek. Na hem was het afgelopen. Wat de muziek betreft waren de gouden eeuwen voorbij. Er werd niet meer gezon gen en daarmee was de grond der muziek verloochend: want een volk dat niet zingt en niet danst heeft weinig kansen in de muziek. Wanneer ongeveer driehonderd jaar later met Diepenbrock onze kunst op leeft is het de geestelijke connectie met andere landen, die de basis is voor onze muziek en men zal moeten toegeven dat dit internationalisme minder positieve waarde heeft dan de uitspreiding over de grenzen, waartoe de oude kunstenaars in staat wa ren. Wanneer ik van Orlando di Lasso verhaal, dat hij niet alleen in de Zuidelijke Nederlanden, maar ook in Italië, Frankrijk en Duitsland beroemd was, is dit geen bij zonderheid; andere componisten in die tijd werden evenzeer uit België naar de kunst lievende hoven en kerken in verre streken geroepen.Deze Belgen hadden het muzikale goud dat men zocht; hun muziek wilde men horen, zij moesten komen dirigeren, van hen wilde men leren, zij moesten koren samenstellen, zij moesten zelf zingen; zij brachten niet alleen de poëzie der muziek, maar ook hun onvolprezen techniek. Heel de warme schoonheid van Palestrina is le vend geformeerd in de prachtige stemmen- techniek der zogenaamde oude Nederlan ders. Vergeleken bij deze techniek, deze wer kelijke kunstvaardigheid, is veel van de tegenwoordige instrumentale werkwijze een sinistere kunstnijverheid, vreugdeloze haar kloverij, waarbij een vrees voor pathetiek nog de stemming komt verschralen. Ook Orlando di Lasso begon het vak als koorknaap in zijn geboorteplaats Bergen in Henegouwen. Hij moet zulk een mooie stem gehad hebben en zo muzikaal gezongen stolen heeft. Ik weet niet of het waar is. In ieder geval was hij op 12-jarige leeftijd bij -le koorjongens van Ferdinand Gonzago te Milaan. Toen hij 18 was kwam hij in Na- nels en in 1541 werd hij koormeester en dirigent van de Basiliek van Sint Jan van Laterano Rome. Nadat hij weer enige tijd had vertoefd in zijn vaderland, en wel in Antwerpen, werd hij door Albertus V naar Miinchen geroepen. Bij dit hof nam het muziekleven een grote en zeer fleurige plaats in. Lasso zorgde er zowel voor het orkest als voor de kerkmuziek. Hij schreef er talrijke motetten en missen en onder andere ook zijn beroemde Boetpsalmen. De Franse koning Kavel IX vroeg hem naar Parijs te komen en noemde hem „le plus que divin Orland." De componist schreef daar muziek voor de hofballetten, waaruit later de Grand Opéra ontstond. In 1574 ging hij terug naar München en bleef er tot zijn dood in 1594. Hoewel hij zeer zeker onder invloed van de Romeinse meesters in sommige zijner werken enige melodische bijzonderheden toonde en dit bijvooi-beeld mag blijken uit eigenaardige chromatische zettingen, In hoofdzaak heeft zijn muziek overal een krachtig, vastberaden karakter. Een fameu ze rhythmische vitaliteit en een forse har monieën-verbinding kenmerken zijn ker kelijke werken evenzeer als zijn wereldlijke madrigalen. Zijn muziek heeft de grootse, gelijkgestemde gevoelskracht, die door de gehele middeleeuwen zowel voor de reli- gieuse als voor profane kunst karakteristiek is. Men moet hem een machtig man noe men, die bij een dagelijkse praktijk als dirigent, zangmeester en instrumentalist zulk een geweldige creatieve sterkte had. De dagelijkse wisselwerking van prac tisch musiceren en componeren was overi gens de normale toestand in die tijden. Een vergelijking met onze tijd valt ook in dit opzicht geheel ten nadele van onze dagen boodschap van generaal Spoor aan de sol daten. Volgens de zeer links liberale Star „zou Adolf Hitler zelf niet de betekenis van het Kerstfeest hebben kunnen misbruiken om aggressieve.bedoelingen op meer cyni sche wijze te rechtvaardigen" dan generaal Spoor dit deed. De behandeling in de Vei ligheidsraad toont wederom aan, dat het tijdstip van de Nederlandse aggressie even scherpzinnig was vastgesteld als de inval van de Duitsers in Nederland. De Star be sluit, dat de Marshallhulp naar Nederland eveneens direct behoort te worden gestaakt. Indien Nederland uit vergelding de Weste lijke Alliantie in de steek laat, „moet het zelf maar uitzoeken, hoe het zich dit kan permitteren", aldus de Star. De boodschap van generaal Spoor wekte eveneens de boosheid op van de radiocom mentator William Shirer (schrijver van „Berlin Diary"), die deze zeker „de meest cynische en meest schijnheilige boodschap van deze dagen noemde en toevoegde, dat de Veiligheidsraad in de afgelopen week een „schandelijk beeld" gaf. De Philadelphia Inquirer gaat in op het zelfde thema als men in een groot aantal artikelen vindt, namelijk dat de Nederland se actie de communistische zaak in het Verre Oosten zal bevorderen. De Christian Science Monitor schrijft, dat het element van het direct trotseren van de UNO door Israel en de Nederlanders de Kerstdagen zo pijnlijk maakte. Het invloedrijke weekblad „United States News and World Report" noemt de actie een „Nederlandse gok voor een snelle over winning" en meent, dat „Indonesische guerillastrijd en sabotage waarschijnlijk de eilanden in dergelijke onrust houden, dat Nederland ïxiet in staat zal zijn de rijkdom van Indonesië te ontwikkelen." De vooraanstaande radiocommentator en hoofdartikelenschrijver Joseph C. Harsch noemt het vraagstuk een „moeilijk dilemma voor de Amerikaanse buitenlandse poli- üek'\ De aangelegenheid voor beide zijden ^0 hebben gespecialiseerde dirieenten beschouwend, zegt Harsch, dat de Indone- wUVbben c8omponisten die nooit mu- sische republiek op haar best genomen een - -~ry fal „jonge en zwakke regering is, die niet ge- I siceren. wy hebben theoretiserende ïntei- toond heeft in staat te zyn orde en recht te brengen en de handel te regelen". Harsch voegt een nieuw punt aan met te verklaren, dat de landen van Latijns-Amerika wen sen, dat de Europese landen hun koloniën op het Amerikaanse halfrond opgeven en dat Venezuela en Brazilië beide begerige blikken staan op Suriname. Indien de Ver enigde Staten de Nederlanders in Indone sië steunen, moeten zij hen volgens Harsch ook steunen in Suriname en evenzo Enge land en Frankrijk, die daar koloniën heb ben, tegen de meerderheid van staten van Latijns-Amerika. Haarlems Trio In de Begijnhofkapel werd een interes sante kamermuziekavond gegeven door Haarlem's Trio, bestaande uit Fred. Luy- ken, piano, Jan Hoeben, viool, en Onne vatx de Klashorst, cello. Het programma was gewijd aan werk van Jean Cras, Cam. Saint-Saëns en Gabriel Fauré, drie Fran sen, maar evenveel sterk te onderscheiden persoonlijkheden. Dit laatste voorzoverre men Cras in zijn trio ook een persoonlijk heid kan noemen. Zijn werk, hoewel het getuigt van gezond-muzikale gaven, draagt nog te zeer het kenmerk van de doctrine de Schola Cantorum althans der Franck- epigonen, stelregels, waarvan hij er zoveel mogelijk naar de letter wil te pas brengen, dan dat het de indruk kan geven van een karakteristieke zelfstandige compositie, als schepping van een persoonlijkheid. Het openbaart een degelijke vakmanschap, maar het verdwaalt in een overvloed van materie. En toch zijn er heel mooie dingen in. Een kleinere vorm als het Scherzo bij voorbeeld, is bijzonder fraai van vinding en in de coda van de finale klinkt de per soonlijke noot van de componist van „Jour nal de Bord" door. Wanneer men daarna het trio in F (op. 18) van Saint-Saëns hoort, is het direct duidelijk, wat men bij Cras gemist heeft: doelbewustheid van een persoonlijkheid. Klassieke klaarheid, gees tige inventie, aristocratische reserve, voor- beeldige instrumentatie, evenwicht in alles, het typeert Saint-Saëns op z'n best en vol komen, als wij er ook nog de licht merk bare afhankelijkheid aan Beethoven bij- lectualisten. die zonder practische muziek leven, die alles weten maar buiten de meta- ohysiek van het vak staan. De koorpraktijk ;s enerzijds vervallen in vulgaire waarde loosheid en anderzijds afhankelijk van het orkest. Zelfs een groot en origineel meester nis Strawinsky schrijft gebrekkig voor koor en aan de orkestwerken van de meeste componisten ontbreekt de primaire macht van de melodie, omdat men sinds lang het zingen heeft verleerd. Niet zonder weemoed leest men de mu ziek van Orlando di Lasso en zijn tijdge noten en men vraagt zich af welke tijd nu eigen]iik duister is, de onze of de misprezen middeleeuwen, waaruit die bloei van le vende schoonheid is voortgekomen. Welke dichter was het ook weer die zeide: „Or- oheus had de macht, door zijn muziek de rotsen tot zich te lokken, maar Lassus kon door zyn muziek Orpheus zelf tot zich lok ken."? Nu kunnen wij tegenwoordig wel ohilosophisch over Orpheus praten, maar wanneer wij niet mooi musiceren zal Or pheus op een andere manier wijsgerig over ons denken, WF.T>mTRTK ANDRIESSEN. noemen. Met de zeer te waarderen mede- werking van de altviolist Henk Koper werd tenslotte het Pianokwartet in c kl. t. (op. 15) van Fauré ten gehore gebracht. Uit dit werk spreekt nog een sterkere persoon lijkheid. Zijn voorname bescheidenheid, zijn poëtische innigheid en de innemende harteliikheid van zijn toon markeren een volstrekt eigen karakter, dat zich vooral van het meer koele van dat van Saint- Saëns onderscheidt. Zo is het pianokwartet van Fauré een zeldzaam mooi stuk. Maar het stelt ook zeer hoge eisen, vooral in het Scherzo, waarvan de uitvoering nog niet volkomen uit de verf was. Overigens werd er deze avond liefdevol gemusiceerd. De pianist Fred Luyken toon de zich doorlopend soms wel wat te na drukkelijk de gangmaker van het ensemble en zo ook de geestdriftige bezie- lei-. Een speciaal compliment verdient hij voor de samenstelling van het beschrijvend en van muziekteksten voorziene pro» gramma. JOS. DE KLERK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1948 | | pagina 3