Aanslag bij Woestehoe ve op 6 Maart '45 was niet op Rauter gemunt Het leerlingen-aantal bij het Lager onderwijs in Haarlem Het tweede Te Deum van Marinus Monnikendam wordt door „De Stem des Volks" uitgevoerd De kleine Wereld vrijdag 18 MAART 1949 Illegale werkers wilden slechts een auto organiser en" Zij hebben Rauter niet herkend Nu de Bijzondere Raad van Cassatie het Hat door het Bijzonder Gerechtshof yonDen Haag is geveld, heeft bekrachtigd. 10bliceert „Nederland in Oorlogstijd", het pu an van het Rijksinstituut voor Oor- ?r? documentatie, een groot aantal bijzon- ïïrheden over de persoon en het beleid van Rauter Deze bijzonderheden zijn ELeriik deel ontleend aan brieven, welke Rauter in de jaren 1940—1945 aan Himm- -heeft geschreven en die door het Rijks- nst'ituut in Berlijn zijn opgespoord. Voorts hebben twee vertegenwoordigers van het Rijksinstituut, prof. mr. N. W. Post humus en drs. L. de Jong, begin 1947 lange n rekken geV0erd met Rauter, waarbij deze vrijelijk aan het woord werd gelaten. De Jodenvervolgingen. Op 15 October worden de Joden in Ne derland vogelvrij verklaard", schreef Rau ter op 24 September 1942 in een geheime hnef aan Himmler. Tijdens zijn proces beweerde Rauter, dat hü van het lot der gedeporteerde Joden tot de Duitse capitulaie onkundig was ge bleven. Hij zeide er voor het eerst van ge hoord te hebben in de gevangenis te Arn hem waar prof. Posthumus en drs. L. de Tong het hem hadden verteld. Over dit ge- ^schrijft drs. De Jong: Tijdens ons onderhoud met Rauter op 3 April 19^7 in de gevangenis te Rotterdam, confronteerden wij Rauter met het lot der Nederlandse Joden, die op zijn bevel ge deporteerd waren. Fragmenten uit zijn brieven werden hem getoond, en passages veerden voorgelezen uit een toespraak, door hem in 1943 gehouden, waarin hij de SS tot onbarmhartig optreden aanmaande. Hij weeg te horen, wat er in Auschwitz, in Sobibor. op bevel van de „Reichsführer-SS" met zoveel tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen gebeurd was, die h ij uit Wes- terbork doorgezonden had. ,Ieh habe es nicht gewusst". De slag bij Arnhem, Silbertanne-moor- den, executies en de aanslag, die in Maart 19*5 op Rauter gepleegd werd bij Woeste Hoeve, zijn onder meer onderwerpen, waar over hij zich in zijn gevangenis heeft uit gelaten. Een erkenning van schuld aan de oorlogsT misdaden in ons land is nimmer over zijn lippen gekomen, niet in enig verhoor, niet op de procesdagen, niet in de gesprekken niet prof. Posthumus en drs. De Jong, en ook niet in een onderhoud, dat de laatste mét hem voerde na zijn veroordeling in Januari j.l. „Hij was bij die gelegenheid rustiger dan voorheen", zo schrijft drs. De Jong, „maar toonde toch geen begrip voor het subjectieve aandeel, dat hij in de schuld had, die op het nationaal-socialisme rustte. Hij was „schmutzige Sachen" uit de weg gegaan dat die „schmutzige Sachen" een integrerend onderdeel vormden van het systeem, dat hij diende, heeft hij nooit in- jézicii, althans nooit erkend. De aanslag. Op 6 Maart 1945 werd bij Woeste Hoeve op de grote verkeersweg van Arnhem naar Apeldoorn toevallig een aanslag op Rauter gepleegd. De vier illegale strijders van de opdeVeluwe opererende G.G.-groep heb ben niet geweten, dat zij de wagen aan hielden, waarin zich een der belangrijkste leiders van het Duitse bezettingsapparaat in Nederland bevond. Zij hebben na de korte veldslag op de duistere verkeersweg met een zaklantaarn in de wagen ge sehenen. Daarin zaten vier personen. De tóe begeleiders van Rauter waren dood. Rauter hield zich dood. Zij hebben Rauter niet herkend. Zij hebben niet geien, dat hij het uniform van een generaal droeg en üii hebben ër daardoor niet aan gedacht de inzittenden te fouilleren of de wagen te doorzoeken. Het grootste voordeel dat de aanslag zou hebben opgeleverd, het ten be hoeve van het geallieerde leger in beslag nemen van de belangrijke militaire kaar ten, waarmee Rauter op weg was naar peraal 31umentritt, ging daardoor ver loren. De aanslag leidde tot een der onmense lijkste représailles van de bezettend® macht: 117 goede Nederlanders, die als politieke gevangenen waren opgesloten in Arnhem of Apeldoorn werden op bevel van Haulers plaatsvervanger, Schoengarth, op de plek van de aanslag gefusilleerd. Bovendien werden overal elders in den hnde gevangenen uit hun kerkers gehaald en ter dood gebracht. Het juiste aantal als représaille voor de aanslag op Rauter ge fusilleerde Nederlanders is niet bekend, maar volgens het verzetsboek „Ik draag u °p" zijn het er ongeveer 1000 geweest. In dit boek van de Apeldoornse illegaliteit zordt de aanslag op Rauter uitvoerig be schreven. Rauter is van mening, dat de aanslag niet cp toeval berustte. Uit het relaas van de -legaliteit blijkt, dat dit wel het geval is geweest. Illegale strijders wilden slechts een auto „organiseren". G-G.-groep uit Apeldoorn, die in Ede ®or in Duitse uniformen gestoken illegalen een partij voor de Duitsers bestemd vlees Ede wacht wilde slepen, moest daartoe een lichtwagen „organiseren". Tot dit doel «gaven vier leden van deze groep zich op Maart 1945 des avonds naar Woeste hoeve. Zij waren gekleed iri de uniformen in „Oberschartführer en Rottenführer der Zij lieten twee Nederlandse personen wagens passeren. Toen hoorden zij in de 8er°nk, dat zij voor het geluid van een ■"luhtwagenmotor hielden. Een hunner Agenda voor Haarlem I VRIJDAG 18 MAART vi £onccrtgebouw: Ledenconcert HOV. iwf' Paï|klaan 21, openbare vergadering, «tter ds. Taekema, 7.30 uur. Frans Hals: j1? geheim getrouwd", 18 j., 2.30, 7.00 en Rembrandt: „Weekend in Waldorf V„ 18 2-00. 4.15. 7.00 en 9.15 uur. Palace: a jwven m de nacht", 18 j„ 2.00. 4.15, 7.00 Luxör: „Een kind klaagt aan". jlu'C?' 7-90 en 9.15 uur. City: „Waternimf", gZV.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: 0?naoT,te sterven". 14 j„ 2.30. 7 00 en 9.15 fc' <T. Tentoonstelling „Hollands Glo- tot 10 uur. ZATERDAG 19 MAART h, RSSc»9Uwburg: ..Tramlijn begeerte", 7.30 ■:ionv"j ann: Conferentie „Bevrijd Chris- 4 en 8 uur. Gem. Concertgebouw: Nederlandse Bouwarbeidersbond, «WvAeCgenBi0SC0Pen; MiddaB' en ontstak een zaklantaarn en zwaaide ermee. De auto stopte langs de kant van de weg. Er zaten vier Duitsers in uniformen in. Een kleine open B.M.W. was echter niet, wat de groep nodig had, maar de wagen was tot staan gebracht en twee illegale strijders stonden er bij. Een vroeg de inzittenden in het Duits naar hun papieren. „Was ist denn los, Mensch, wissen sie denn nicht wie wir sind?" werd hem toe gesnauwd. Meteen zag hij de Duitsers in de wagen riaar hun wapens grijpen. Toen begon het vuurgevecht, dat spoedig beslist was. Bij het schijnsel van de zaklantaarn meenden de illegale strijders vier doden te ontwaren. Onmiddellijk daarop naderde een vrachtwagen met Duitse soldaten. De illegale strijders verscholen zich achter de berm en brachten hun wapens in gereed heid. Nauwelijks 5 seconden stond de vrachtauto stil. Daarna klapten de Duitsers, die waarschijnlijk de schoten hadden ge hoord, het portier dicht en snel verdween de wagen in de richting Beekbergen. De vier illegalen verlieten daarop het gevaarlijke terrein. Twee van hen zijn weken later zelf het slachtoffer geworden van hun aanslag. De Duitsers kamden toen alle bossen in de omgeving uit. In die bos sen waren wapens verborgen van de G.G.- groep. Zij trachtten deze nog in veiligheid te brengen. Het ontzielde lichaam van een van hen werd later in de bossen aange troffen. Van de ander is nimmer een spoor teruggevonden. Ontplofbare radiotoestellen werden aan publiek verkocht De Amerikaanse autoriteiten proberen de argeloze kopers op te sporen van on geveer duizend radiotoestellen, waarvan een aantal explosief materiaal bevat. Het bureau voor oorlogsuitrustingen deelt mede-, dat de toestellen tengevolge van onvoldoende controle gedistribueerd zijn onder de winkels, die surplüsartikelen uit de oorlog verkopen. Staatspolitie-commissaris Donald S. Leonard heeft de verkoop onmiddellijk laten stopzetten totdat van elk toestel on derzocht is, of het voorzien is van een instrument, waardoor men het toestel onmiddellijk tot ontploffing kan brengen ingeval het gevaar dreigt dat de vijand het in handen krijgt. De radiotoestellen waren destijds aangebracht in geallieerde oorlogsvliegtuigen voor het automatisch overbrengen van aanwijzingen aan het luchtdoelgeschut. Als gewone radiozenders of - ontvangers hebben zij geen waarde en de kopers namen ze dan ook uitsluitend voor de onderdelen. Het bureau voor de oorlogsuitrustingen te Washington heeft elkeen, die in het bezit van een dergelijk toestel is, dringend aangeraden het zo snel mogelijk naar de naastbijgelegen militaire instantie te bren gen voor inspectie. In Detroit en andere steden van Michigan czijn vijfhonderd van deze toestellen in circulatie. Een tweedui zend stuks werd gezonden naar Benton in Michigan, doch deze zijn ontdaan van de gevaarlijke slaghoedjes, omdat zij recht streeks van de fabriek afkomstig waren. De staatspolitie deelt mede, dat men tot- nutoe vier toestellen met explosieven heeft kunnen achterhalen. Een radio-amateur deed de ontdekking toen hij zich een dergelijk toestel had aangeschaft. Hij waarschuwde daarop on middellijk de autoriteiten. (United f>ress). De met kogels doorzeefde auto waarin Rauter zich tijdens de overval bevond, gefotografeerd daags na het gebeurde. Vergelijkingen tussen openbaar-en bijzonder onderwijs Aan de Statistische Gegevens der ge meente Haarlem ontlenen wij de volgende cijfers over het aantal leerlingen bij het Lager- en Voortgezet Lager onderwijs: 1948 1949 1938 Gewoon en voortgezet lager onderwijs Openb. 'scholen 5245 5238 5740 Bijz. scholen 10869 10770 9474 Uitgebreid lager onderwijs Openb. scholen 1023 994 849 Bijz. scholen 1526 1637 1304 Buitengewoon lager onderwijs Openb. scholen 442 400 289 Bijz. scholen 177 175 176 Totalen: Openb. scholen 6710 6632 6878 Bijz. scholen 12572 12582 10954 Bij deze statistiek is geen rekening ge houden met het aantal leerlingen dat de Rijksleerschool (verbonden aan de Rijks kweekschool voor Onderwijzers) bezocht. Dit is ook een inrichting voor openbaar onderwijs. Deze school telt op dit ogen blik 260 leerlingen. Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het aantal leerlingen van de bijzondere scholen geregeld vermeerderd, terwijl er een ver mindering te constateren is van het getal leerlingen der openbare scholen. In tien jaar steeg het aantal leerlingen der bijzondere scholen van 10954 tot 12572, wat neerkomt op een stijging van 14.75%. In hetzelfde tijdvak verminderde het aantal kinderen op de openbare scholen van 6878 tot 6710, of met 2.44%. De totale schoolbevolking vermeerderde sinds 1938 van 17832 tot 19282, of 8.1%. De aanwas van het leerlingenaantal, die een gevolg is van de stijging van het be volkingscijfer van Haarlem, vinden wij terug in de vermeerdering van het aantal kinderen der bijzondere scholen, nog aan gevuld met een kleine teruggang van het leerlingén-aantal der openbare scholen. Aannemende dat het aantal leerlingen van de Rijksleerschool in die tien jaar constant is gebleven, namelijk 260, blijkt dat er in 1938 op een bevolking van 137.576 zielen 18092 schoolkinderen waren, of 13.15%. Over 1948 waren dit 19542 kinde ren op een bevolking van 160.828, of 12.15%. Dit wijst op een daling van het aantal kinderen in verhouding tot de bevolking. Hadden wij nog de verhouding van 1938, dan zouden er nn 21450 kinderen op de scholen zitten, of 1908 meer. Wat wil zeg gen de bevolking van ongeveer zes scholen van ruim 300 kinderen. In de oorlogsjaren was het geboortecijfer in Haarlem, een verschijnsel dat zich vrij wel overal voordeed, laag. Dat verklaart het feit natuurlijk dat er nu in verhou ding minder kinderen zijn van de school plichtige leeftijd. Over enkele jaren zal dit weer anders worden. Het geboortecijfer over 1946 is zeer sterk gestegen. Ook oveir 1947 was het nog aan de hoge kant. Dit maakt wij wezen daarop reeds eerder dat over de jaren 1952 en 1953 gerekend moet worden met de omstandigheid dat de schoolbevolking sterk zal toenemen. Daar door staan de gemeenten, ook Haarlem, voor het probleem hoe die stroom leerlin gen moet worden opgevangen. Aan vele scholen zullen dan dubbele eerste klassen gemaakt moeten worden, zowel in 1952 als 1953. Gedurende zes of zeven jaren zullen die dubbele klassen moeten blijven ge handhaafd, maar dan worden het elk jaar natuurlijk hogere klassen. Een nadere bestudering van de cijfers toont aan dat de vermindering van het aantal kinderen op de openbare scholen voor gewoon en voortgezet lager onderwijs het grootste was, namelijk van 5740 tot 5245, of 8.62%. Daarnaast was de stijging bij de bijzon dere scholen voor gewoon en voortgezet lager onderwijs van 9474 tot 10869, of 14.7%. Daarentegen is het aantal leerlingen van de openbare scholen voor ulo in de laatste tien jaar gestegen van 849 tot 1023, wat neerkomt op 20.5%. Het aantal leerlingen van de bijzondere scholen voor ulo steeg van 1304 tot 1526, of 17%. Ook het aantal kinderen bij de open bare scholen voor buitengewoon onderwijs steeg sinds 1938 van 289 tot 442. De stij ging bij deze tak van bijzonder onderwijs was slechts 1, namelijk van 176 tot 177. Tot heden is er alleen een R.K. school. Er is nu evenwel zeer spoedig de opening van een Protestantse school voor buitengewoon onderwijs te verwachten. Nieuwe bonnen voor werkkleding Het Centraal Distributiekantoor deelt mede, dat de bonnen voor werkkleding H 12 en L 12 thans geldig zijn voor het kopen van werkkleding. Op de bonnen H 12 kan men kopen een overall of een werkpak van drill, keper of satijn, een lange stofjas, een lange witte jas, een laboratoriumjas of een mouwsehort. Op de bonnen L 12 kan men kopen een werkbroek of werkjasje van keper, drill, satijn, beaverteen, Engels leer, manchester of pilow, een korte witte jas, een koksbuis of een korte stofjas. De bonnen H 1 t.m. 11 en L 1 t.m. 11 en de rantsoenbonnen FC en FD blijven voor lopig geldig. Traanproductie „Willem Barendsz" waarschijnlijk boven 100.000 barrels Tot en met 5 Maart had de „Willem Ba rendsz" geproduceerd 93.929 barrels (15.655 ton) traan en 4168 barrels (694 ton) sperm- olie. De spermolieproductie, die sinds 26 December met 639 ton ongewijzigd is ge bleven, is thans met 55 ton toegenomen. De overeenkomstige cijfers van de vorige vangstperiode bedragen 60.206 barrels (10.034 ton) traan en 6809 (1135 ton) spermolie. Het laat zich aanzien, dat voor het einde van het vangstseizoen op 26 Maart, de productie ruimschoots de 100.000 barrels zal overschrijden. De uitbreidingsplannen Van Amsterdam waren onlangs onderwerp van e reportage, waarbij de „kijkers-luisteraars" ook de maquettes te zie Ook het Stabat Mater van Rossini op het programma „De Stem des Volks" heeft een belang wekkend programma voor haar uitvoering van Maandag aanstaande. Benevens het beroemde „Stabat Mater" van Rossini, dat, voor zover ik weet, de laatste 35 jaar in Haarlem niet werd uitgevoerd (en ik be twijfel of het voordien wél gebeurde) zal vertolkt worden het „Te Deum laudamus" dat onze oud-stadgenoot Marinus Monni kendam in 1945-'46 schreef, ter herdenking van onze bevrijding, als- een persoonlijke uiting van dank. Enkele jaren geleden heeft hij deze tekst al eens getoonzet, zodat dit zijn ,Te Deum II" is geworden. Als ik mij niet bedrieg is het nieuwe werk één keer door de radio gegaan; doch daar bleef het bij. En nu dan zal de diri gent Maurice van IJzer het met zijn Haar lemse afdeling van „De Stem des Volks" en de H.O.V. voor het eerst rechtstreeks voor het publiek brengen; een feit dat ons aanleiding geeft er een korte voorbespre king aan te wijden. De lofzang „Te Deum laudamus" (U, o God loven wij) is reeds van de vierde eeuw af de dankhymne bij uitstek. In de oorspronkelijke Gregoriaanse vorm is het wellicht het merkwaardigste voorbeeld van een soort reciterend zingen, dat zich ontwikkelt uit één muzikale kern. En zes tien eeuwen van muzikale evolutie hebben de indruk van deze .verheven melodieën niet vermogen te verzwakken. Maar de ontwikkeling van de toonkunst heeft ook haar rechten, en zij heeft deze laten gelden door het gegeven van de aloude dankhymne op velerlei wijzen en in aller hande stijlvormen te verklanken. Voor zover wij weten zijn de. oude Nederlan ders Jacob Vaet, Jacob de Kerle en Orlando Lasso er mee begonnen en het „Te Deum" is een onderwerp gebleven dat tal van componisten aantrok; citeren wij slechts de voornaamste: Purcell, Handel, Lully, Mozart, Haydn, Berlioz, Bruckner, Verdi, Benoit, Tinei, Diepenbrock, Kodaly. Deze reeks vertegenwoordigt heel wat stijlen. Monnikendam voegt er daar nog één aan toe, want het stuk heeft ontegenzeggelijk een eigen karakter; het doet niet eens een beroep op de aloude liturgische motieven, wat bij verschillende componisten wel het geval is. Wel wendt hij eigen gevonden melodieën aan, die met het wezen van de oude zeer verwant zijn. Monnikendam schreef zijn „Te Deum" voor gemengd koor en orkest, zonder vo cale solisten. Hij gaf het de vierdelige symphonische vorm: I. Inleiding (Andan te), II. Hoofdvorm (Allegro), III. Motet (Andante), IV. Finale (Allegro vivace). Plet orkest speelt een uitgebreide zelfstan dige rol. Echter in deel III (Andante) laat hij het koor alleen aan 't woord. Dit „Mo tet" is een welkom rustpunt in het werk, dat, als contrast, naar ik verwacht zijn effect niet zal missen. Hier heeft het koor zijn dankbaarste taak. Wanneer ik hierboven over een eigen karakter in Monnikendam's compositie sprak, dacht ik in de eerste plaats San de veelvuldig voorkomende obstinate rhyth- mische figuren, die er de motorische stu wing aan moeten geven. En dat geldt niet alleen voor het orkest, doch ook voor het koor, en wel zeer bijzonder in de finale, waar op de tekst „non confundar in afeter- nam" (in eeuwigheid zullen wij niet be schaamd worden) een motief van gelijk waardige noten als 't ware koppig wordt doorgevoerd. De orkestratie kan aan het geheel veel glans bijzetten; enig oordeel daarover kan ik echter vooruit niet geven, want ik zag alleen het piano-uittreksel, dat uiteraard slechts de beknopte inhoud van de orkest partij weergeeft, en wat de kleur betreft alles laat raden. Te meer mogen wij be nieuwd zijn hoe het totaal-effect van de compositie wezen zal. Het „Stabat Mater" van Rossini. Het „Stabat Mater" bezingende de smar ten van Maria onder het kruis, is evenals het „Te Deum" een tekst die vaak en in verschillende stijlen op muziek is gezet. Van Rossini zal men allicht niet anders verwachten dan dat hij het op theatrale wijze deed. Dat is ook in hoofdzaak het geval; doch in de tweede helft van het werk wordt men verrast door de diepe ernst, begaafdheid en kunde waarmee hij zich van zijn taak kweet. Ordelijkheid, klaarte en welluidendheid geven het werk een bevalj^g maar ook soms een voornaam klassiek karakter. Voor de vier solisten in het koor biedt het een vocaal-muziek van uitstekend gehalte. Niet minder dan door zich in te spannen om het werk van een tijd- en landgenoot te lanceren, heeft „De Stem des Volks" een belangrijke taak op zich genomen het haast vergeten „Stabat Mater" van Rossini weer eens een kans te geven. JOS. DE KLERK. De windkorenmolen bij Goor, bekend onder de naam van Br aakmolen"is sedert 1937 buiten bedrijf en de laatste jaren steeds meer in verval geraakt. Dank zij de bemoeiingen van o.a. de Vereniging „De Hollandse Molen" heeft men thans de gelden voor het herstel bijeen kunnen brengen. Van de restauratiekosten, die meer dan 10.000 bedragen, betaalt het Rijk 40 procent. Het Wenen van nu Wanneer er één ding volslagen onmoge lijk geacht kan worden, dan is dat om in deze beperkte ruimte een volledig overzicht te geven van de kunst, zoals die op het ogenblik in Wenen in al zijn vormen en gestalten wordt bedreven. Als ik mij dus in het geruststellend besef van die on mogelijkheid ontslagen acht van deze taak, dan is dat bovendien helemaal in de Weense geest, die van zwaarwichtige, volledige en studieuze betogen het zalig makende volstrekt niet inziet. Bepalen wij ons dus tot het symptomatische. Dat begon al toen de bevrijding zich nauwelijks voltrokken had. Honderden vrijwilligers begonnen het puin te ruimen van de Opera en het Burg theater, die beide zwaar door de oorlog getroffen wa ren. Twee we ken na die bevrijding repeteerde het gezel schap van de Opera al weer en nóg een week later gaven de Wiener Philharmo- niker hun eerste concert. En de Weners stroomden toe. Zij stonden uren in de rij om een plaatsje te bemachtigen en hoewel hun magen knorden van de honger, kon dat hun geestdrift voor het gebodene aller minst doen luwen. Het is te begrijpen dat men in de eerste plaats teruggreep op het oude répertoire en de oude vormen van voor de Anschluss, omdat eerst de basis hervonden moest wor den, die in de zeven jaar culturele sterili teit teloor was gegaan. Weliswaar kwam er al ras een avant-garde, die sterk door. de oorlog en de ellende beïnvloed, deze en haar naweeën in al haar abnormale gru welijkheid zocht uit te beelden, maar per slot is dat een tijdsverschijnsel, dat wel weer verdwijnen zal. Maar al zou men bezwaar kunnen hebben dat er in Wenen nog zo weinig nieuws ge maakt en gedaan wordt al zijn er op toneelgebied enige opmerkelijke stukken geschreven en opgevoerd, zoals „Der Teu- fels-general" van Zuckmayer en „Der öf- fentliche Anklager" van Hochwelder men kan dit volk niet kwalijk nemen dat het gretig drinkt aan de bron van zijn oude cultuur. Nog steeds is ieder concert van de Wie ner Philharmoniker uitverkocht. Ik hoorde van dit volmaakte orkest onder leiding van Wilhelm Furtwangler de Vde van Bruckner en ik hoorde haar nooit mooier. Misschien moet men de muziek van deze Oostenrijkse toondichter hier horen om haar geheel te kunnen ondergaan. Nog steeds viert de Weense Staatsopera haar triomfen, niet alleen in Oostenrijk maar ook in het buitenland. Wel is dit troetelkind van de Weners niet al te best behuisd het treedt thans op in het Theater an der Wien, èen oud theater dat al een hele tijd geleden gesloten was en in de Volksopera, maar men bouwt met man en macht aan de Opera op de Ring en hoopt het gebouw over anderhalf jaar klaar te hebben. Is Wenen al sinds eeuwen de stad van óp muziek, waar tallozen van de grootste com ponisten woonden en werkten, zij is het niet minder van het theater. In al zijn vor men en dat zijn er vele. Daar zijn de ope rettes en de Singspiele, soms wat stoffige overblijfselen van de harokperiode. die des ondanks om hun onbezorgde charme de Wener nog steeds in verrukking brengen daar zijn de kleine, intieme theaters zoalf het Theater an der Josephstadt en het Akademie-thater waar kleinere, maar voor treffelijke groepen een immense activiteit ontplooien (zo zagen wy in het laatste een voorstelling van „Het glazen speelgoed" waarvoor een Hollands publiek de zaal uit enthousiasme zou hebben afgebroken) en er zijn de piep-jonge groepen zoals het „Theater der 49" en het „Theater der Cou rage" die met moed, enthousiasme en een lege maag op een café-podium spelen. Maar boven dat alles is er het Burg theater. Een begrip in de toneelkunst van de gehele wereld. Ook zijn schouwburg ligt in puin en het heeft onderdak gekregen in een enorm variété-theater, de „Rohnacher", dat niet alleen enorm is door zijn afmetin gen, maar vooral door de afschuwelijke lelijkheid van zijn rood-pluche-met-gou- den-engeltjes-interieur en zijn volkomen gebrek aan accoustiek. In die volgepakte zaal zag ik het Burg- theater-ensemble „Elisabeth von England" spelen. Of liever Maria Eis en het Burg theater. Of nog liever „die Eis" en het Burgtheater. Wanneer men een kunstena resse in Wenen namelijk niet meer bij haar complete naam noemt, maar volstaat met de achternaam met het lidwoord „die" er voor, dan bekent zulks dat zij tot de top klasse behoort. En dat doet „die Eis". Zij speelde Elisabeth met alle stormachtigheid van haar rode haren, met de bittere twijfel en de moede humor van deze koningin. Achter haar nauwelijks-bewogen gezicht drong de onmetelijke, innerlijke spanning van dit conflict-rijke stuk. En na haar desillusie over Essex vielen haar woorden als eenzame regendruppels tegen een raam in de nacht en zij drongen door tot in de uiterste hoeken van de zaal waar een adem loos publiek zat. Zo hoog torende zü boven dit gezelschap van louter sterren, die er in slagen zelfs voor Hollandse oren Duits als de mooiste taal ter wereld te doen klinken, dat ik. toen het doek viel, als een bezetene begon te klappen, zonder te merken dnt de rest van 'iet publiek slechts een bedees.' applausje leed rimpelen. Toen tikte een Weense vriend mij op de •chouder en zei: „Waarom klap je zo hard?" „Omdat het zo boven alle beschrijving eweldig was", zei ik verbaasd. „Dat is het hier altijd", zei hij heel vrien- lelijk, „daarom wordt er in het Burgtheater nooit hard geklapt." Zeg daar eens wat op. W. L. B. Kleine mensen Als ge wat ouder zijt zult ge wel merken dat het niet allemaal rozegeur en suiker brood is op de wereld, ge zijt nu nog klein en onbezorgd, ge leeft van de ene dag in de andere zonder dat ge merkt hoe hard het leven is. Dat zeggen we tegen onze peuters van zeventig centimeter hoog, die kijken naar ons op in groot ontzag om de wijsheid die wij weten te verkondigen. Wij denken dat we het allemaal goed we ten te vertellen wat er op de wereld te koop is, wij denken dat wij dat kleine grut eens moeten waarschuwen. Dat kleine mensje met zijn sprookjes en zijn angst voor Sinterklaas dat leeft daar in de zachte watten van de jeugd met een zon nig hart en het denkt dat het leven marse pein is, waar hij nu en dan een stukje mag afbijten tot het op is geraakt. Dat denken wij. Maar het is allemaal zo betrekkelijk. Wij vrezen voor oorlog en geweld, voor ziekte en dood, voor armoe de en werkloosheid. Zij hebben daar geen weet van maar zij vrezen evenzeer. Zij vrezen de kleine gevaren van hun kleine leventje en zij beleven de kleine tragedies van hun zeventig centimeter hoge bestaan. Zij leven in een kleine wereld die even vol is van wreedheid en angst als onze grote. Het zijn kleine wreedheden en klei ne klappen die zij meemaken, maar zij zijn zelf klein en zij zullen er onder wankelen zoals wij, grote mannen en vrouwen, wan kelen onder de vlagen van ons lot in het grote leven. Het is maar een weet, het is maar dajfc ge het niet vergeet. Want ge kunt daar nVi en dan wel eens wat aan doen, ge kunt er wel eens wat aan verhelpen. Ge moet eens denken aan die kleine blonde jongedame van vier, die bij haar omzwervingen over de oneindigheid van de stoep voor het huis in brandende liefde ontvlamt voor het magere vuile hondje, dat rillerig en bescheiden in de vuilnisbak ken snuffelt naar een korst brood, omdat hij op die grote wereld de weg naar huis al weken geleden is kwijt geraakt en nu zijn flodderig vel moet vullen met wat er op straat ligt. Zij neemt hem mee, zij wil hem niet meer kwijt. Want zij heeft misschien in zijn ogen gelezen dat hij zijn ellende niet meer alleen kan dragen en men moet er kind voor zijn om te weten wanneer men een hand moet uitsteken ter liefko zing en ter redding. Als men ouder is schijnt men dat niet precies meer te kun nen uitrekenen. Dan steekt men handen uit als het niet nodig is, dan loopt men voorbij als er geholpen moeten worden. Hij heeft het goed uitgemikt, dat kleine gele hoopje verdriet op vier poten, hij komt in een huis waar hij zijn natje en zijn droogje op tijd geserveerd ziet. Hij is er bovenop, hij heeft een maatschappelijke positie veroverd met de genegenheid van een kleine blonde jongedame. Dat komt bij de mensen ook wel eens voor, maar er zullen niet veel mensen zo dankbaar daar om zijn als hij. Hij heeft zijn hart voor eeuwig aan zijn blondje verpand, voor eeuwig, dat kan alleen een hond zeggen, die heeft kans dat er niets tussen komt. Trouw tot in de dood, ja, een hond kan dat zeggen, hij heeft de zekerheid dat hij zijn gelofte niet breken zal. Zo wandelen ze samen over de wereld, de kleine gele hond die geen vuilnisbak meer aankijkt en de kleine meid, die niet uitgekeken raakt op de dolle grappen van dat levendige, beweeglijke brokje hond. Hij is de zorgen van zijn landlopersleven tje vergeten, hij is fatsoenlijk en net ge worden. Hij heeft er plezier in een orden telijke hond te zijn. Hij heeft er plezier in, daar moet bij gesprongen en gestoeid wor den. Hij rent van zijn blondje weg alsof hij nooit meer terug zal komen, maar in dolle bochten scheert hij rechtsomkeert, hij weet niet wat te doen om haar te zeg gen hoe hij het naar zijn zin heeft. Hij had een beetje beter uit zijn helle ogen moeten kijken. Hij had moeten weten dat een stoeprand de grens van het leven kan betekenen. Er zijn grenzen voor een hondenleven, een stoeprand kan men als hond niet achteloos over het hoofd zien. Die dolle ren over de straat is zijn laatste ren. De auto krijgt maar een klein schokje, dat kraakt zijn ribben en zijn leven. Zo gaat dat dagelijks, dat hoort bij de dingen die iedere dag gebeuren. Daar moet men geen grote tragedie van maken, een hond is maar een hond. Maar op de stoep staat de kleine blonde van vier. zij ziet hemel en aarde ineen storten. Zij ziet het kleine gele lijfje in een plasje rood bloed, heel stil en zonder een enkele zucht. Als ge groot zijt, dan zult ge wel mer ken hoe hard het leven is. Dan zult ge zien dat er heel wat ellende op de wereld ge leden wordt. Zij heeft dat nu al gemerkt De kleine blonde is groot geworden. Zij is nóg blond, zij heeft haar lief en leed ge had zoals de mensen dat krijgen. Maar als zij nog denkt aan dat kleine gele lijfje dat dartel om haar heen sprong en plotseling stil en star in bloed versmoord lag, moet zij zeggen dat haar toen het grootste leed van haar leven overkomen is. Het was maar een hond. Maar het was ook maar een kind. Een kind is een volwassen klein mens op een kleine echte wereld. Wij zullen daar nu en dan eens aan moeten denken als wij onze wijsheid loslaten op die mensen van zeventig centimeter hoog.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1949 | | pagina 5