Aanslag bij Woestehoe ve op 6 Maart '45
was niet op Rauter gemunt
Het leerlingen-aantal
bij het Lager onderwijs in Haarlem
Het tweede Te Deum van Marinus Monnikendam
wordt door „De Stem des Volks" uitgevoerd
De kleine Wereld
vrijdag
18 MAART 1949
Illegale werkers wilden slechts
een auto organiser en"
Zij hebben Rauter
niet herkend
Nu de Bijzondere Raad van Cassatie het
Hat door het Bijzonder Gerechtshof
yonDen Haag is geveld, heeft bekrachtigd.
10bliceert „Nederland in Oorlogstijd", het
pu an van het Rijksinstituut voor Oor-
?r? documentatie, een groot aantal bijzon-
ïïrheden over de persoon en het beleid van
Rauter Deze bijzonderheden zijn
ELeriik deel ontleend aan brieven, welke
Rauter in de jaren 1940—1945 aan Himm-
-heeft geschreven en die door het Rijks-
nst'ituut in Berlijn zijn opgespoord.
Voorts hebben twee vertegenwoordigers
van het Rijksinstituut, prof. mr. N. W. Post
humus en drs. L. de Jong, begin 1947 lange
n rekken geV0erd met Rauter, waarbij
deze vrijelijk aan het woord werd gelaten.
De Jodenvervolgingen.
Op 15 October worden de Joden in Ne
derland vogelvrij verklaard", schreef Rau
ter op 24 September 1942 in een geheime
hnef aan Himmler.
Tijdens zijn proces beweerde Rauter, dat
hü van het lot der gedeporteerde Joden tot
de Duitse capitulaie onkundig was ge
bleven. Hij zeide er voor het eerst van ge
hoord te hebben in de gevangenis te Arn
hem waar prof. Posthumus en drs. L. de
Tong het hem hadden verteld. Over dit ge-
^schrijft drs. De Jong:
Tijdens ons onderhoud met Rauter op
3 April 19^7 in de gevangenis te Rotterdam,
confronteerden wij Rauter met het lot der
Nederlandse Joden, die op zijn bevel ge
deporteerd waren. Fragmenten uit zijn
brieven werden hem getoond, en passages
veerden voorgelezen uit een toespraak, door
hem in 1943 gehouden, waarin hij de SS
tot onbarmhartig optreden aanmaande. Hij
weeg te horen, wat er in Auschwitz, in
Sobibor. op bevel van de „Reichsführer-SS"
met zoveel tienduizenden mannen, vrouwen
en kinderen gebeurd was, die h ij uit Wes-
terbork doorgezonden had.
,Ieh habe es nicht gewusst".
De slag bij Arnhem, Silbertanne-moor-
den, executies en de aanslag, die in Maart
19*5 op Rauter gepleegd werd bij Woeste
Hoeve, zijn onder meer onderwerpen, waar
over hij zich in zijn gevangenis heeft uit
gelaten.
Een erkenning van schuld aan de oorlogsT
misdaden in ons land is nimmer over zijn
lippen gekomen, niet in enig verhoor, niet
op de procesdagen, niet in de gesprekken
niet prof. Posthumus en drs. De Jong, en
ook niet in een onderhoud, dat de laatste
mét hem voerde na zijn veroordeling in
Januari j.l. „Hij was bij die gelegenheid
rustiger dan voorheen", zo schrijft drs. De
Jong, „maar toonde toch geen begrip voor
het subjectieve aandeel, dat hij in de schuld
had, die op het nationaal-socialisme rustte.
Hij was „schmutzige Sachen" uit de weg
gegaan dat die „schmutzige Sachen" een
integrerend onderdeel vormden van het
systeem, dat hij diende, heeft hij nooit in-
jézicii, althans nooit erkend.
De aanslag.
Op 6 Maart 1945 werd bij Woeste Hoeve
op de grote verkeersweg van Arnhem naar
Apeldoorn toevallig een aanslag op Rauter
gepleegd. De vier illegale strijders van de
opdeVeluwe opererende G.G.-groep heb
ben niet geweten, dat zij de wagen aan
hielden, waarin zich een der belangrijkste
leiders van het Duitse bezettingsapparaat
in Nederland bevond. Zij hebben na de
korte veldslag op de duistere verkeersweg
met een zaklantaarn in de wagen ge
sehenen. Daarin zaten vier personen. De
tóe begeleiders van Rauter waren dood.
Rauter hield zich dood. Zij hebben Rauter
niet herkend. Zij hebben niet geien, dat
hij het uniform van een generaal droeg en
üii hebben ër daardoor niet aan gedacht de
inzittenden te fouilleren of de wagen te
doorzoeken. Het grootste voordeel dat de
aanslag zou hebben opgeleverd, het ten be
hoeve van het geallieerde leger in beslag
nemen van de belangrijke militaire kaar
ten, waarmee Rauter op weg was naar
peraal 31umentritt, ging daardoor ver
loren.
De aanslag leidde tot een der onmense
lijkste représailles van de bezettend®
macht: 117 goede Nederlanders, die als
politieke gevangenen waren opgesloten in
Arnhem of Apeldoorn werden op bevel van
Haulers plaatsvervanger, Schoengarth, op
de plek van de aanslag gefusilleerd.
Bovendien werden overal elders in den
hnde gevangenen uit hun kerkers gehaald
en ter dood gebracht. Het juiste aantal als
représaille voor de aanslag op Rauter ge
fusilleerde Nederlanders is niet bekend,
maar volgens het verzetsboek „Ik draag u
°p" zijn het er ongeveer 1000 geweest. In
dit boek van de Apeldoornse illegaliteit
zordt de aanslag op Rauter uitvoerig be
schreven.
Rauter is van mening, dat de aanslag niet
cp toeval berustte. Uit het relaas van de
-legaliteit blijkt, dat dit wel het geval is
geweest.
Illegale strijders wilden slechts
een auto „organiseren".
G-G.-groep uit Apeldoorn, die in Ede
®or in Duitse uniformen gestoken illegalen
een partij voor de Duitsers bestemd vlees
Ede wacht wilde slepen, moest daartoe een
lichtwagen „organiseren". Tot dit doel
«gaven vier leden van deze groep zich op
Maart 1945 des avonds naar Woeste
hoeve. Zij waren gekleed iri de uniformen
in „Oberschartführer en Rottenführer der
Zij lieten twee Nederlandse personen
wagens passeren. Toen hoorden zij in de
8er°nk, dat zij voor het geluid van een
■"luhtwagenmotor hielden. Een hunner
Agenda voor Haarlem
I
VRIJDAG 18 MAART
vi £onccrtgebouw: Ledenconcert HOV.
iwf' Paï|klaan 21, openbare vergadering,
«tter ds. Taekema, 7.30 uur. Frans Hals:
j1? geheim getrouwd", 18 j., 2.30, 7.00 en
Rembrandt: „Weekend in Waldorf
V„ 18 2-00. 4.15. 7.00 en 9.15 uur. Palace:
a jwven m de nacht", 18 j„ 2.00. 4.15, 7.00
Luxör: „Een kind klaagt aan".
jlu'C?' 7-90 en 9.15 uur. City: „Waternimf",
gZV.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne:
0?naoT,te sterven". 14 j„ 2.30. 7 00 en 9.15
fc' <T. Tentoonstelling „Hollands Glo-
tot 10 uur.
ZATERDAG 19 MAART
h, RSSc»9Uwburg: ..Tramlijn begeerte", 7.30
■:ionv"j ann: Conferentie „Bevrijd Chris-
4 en 8 uur. Gem. Concertgebouw:
Nederlandse Bouwarbeidersbond,
«WvAeCgenBi0SC0Pen; MiddaB' en
ontstak een zaklantaarn en zwaaide ermee.
De auto stopte langs de kant van de weg.
Er zaten vier Duitsers in uniformen in. Een
kleine open B.M.W. was echter niet, wat
de groep nodig had, maar de wagen was
tot staan gebracht en twee illegale strijders
stonden er bij. Een vroeg de inzittenden in
het Duits naar hun papieren.
„Was ist denn los, Mensch, wissen sie
denn nicht wie wir sind?" werd hem toe
gesnauwd. Meteen zag hij de Duitsers in
de wagen riaar hun wapens grijpen. Toen
begon het vuurgevecht, dat spoedig beslist
was. Bij het schijnsel van de zaklantaarn
meenden de illegale strijders vier doden te
ontwaren. Onmiddellijk daarop naderde
een vrachtwagen met Duitse soldaten. De
illegale strijders verscholen zich achter de
berm en brachten hun wapens in gereed
heid. Nauwelijks 5 seconden stond de
vrachtauto stil. Daarna klapten de Duitsers,
die waarschijnlijk de schoten hadden ge
hoord, het portier dicht en snel verdween
de wagen in de richting Beekbergen.
De vier illegalen verlieten daarop het
gevaarlijke terrein. Twee van hen zijn
weken later zelf het slachtoffer geworden
van hun aanslag. De Duitsers kamden toen
alle bossen in de omgeving uit. In die bos
sen waren wapens verborgen van de G.G.-
groep. Zij trachtten deze nog in veiligheid
te brengen. Het ontzielde lichaam van een
van hen werd later in de bossen aange
troffen. Van de ander is nimmer een spoor
teruggevonden.
Ontplofbare radiotoestellen
werden aan publiek verkocht
De Amerikaanse autoriteiten proberen
de argeloze kopers op te sporen van on
geveer duizend radiotoestellen, waarvan
een aantal explosief materiaal bevat. Het
bureau voor oorlogsuitrustingen deelt
mede-, dat de toestellen tengevolge van
onvoldoende controle gedistribueerd zijn
onder de winkels, die surplüsartikelen uit
de oorlog verkopen.
Staatspolitie-commissaris Donald S.
Leonard heeft de verkoop onmiddellijk
laten stopzetten totdat van elk toestel on
derzocht is, of het voorzien is van een
instrument, waardoor men het toestel
onmiddellijk tot ontploffing kan brengen
ingeval het gevaar dreigt dat de vijand
het in handen krijgt. De radiotoestellen
waren destijds aangebracht in geallieerde
oorlogsvliegtuigen voor het automatisch
overbrengen van aanwijzingen aan het
luchtdoelgeschut. Als gewone radiozenders
of - ontvangers hebben zij geen waarde
en de kopers namen ze dan ook uitsluitend
voor de onderdelen.
Het bureau voor de oorlogsuitrustingen
te Washington heeft elkeen, die in het
bezit van een dergelijk toestel is, dringend
aangeraden het zo snel mogelijk naar de
naastbijgelegen militaire instantie te bren
gen voor inspectie. In Detroit en andere
steden van Michigan czijn vijfhonderd van
deze toestellen in circulatie. Een tweedui
zend stuks werd gezonden naar Benton in
Michigan, doch deze zijn ontdaan van de
gevaarlijke slaghoedjes, omdat zij recht
streeks van de fabriek afkomstig waren.
De staatspolitie deelt mede, dat men tot-
nutoe vier toestellen met explosieven
heeft kunnen achterhalen.
Een radio-amateur deed de ontdekking
toen hij zich een dergelijk toestel had
aangeschaft. Hij waarschuwde daarop on
middellijk de autoriteiten. (United f>ress).
De met kogels doorzeefde auto waarin Rauter zich tijdens de overval bevond,
gefotografeerd daags na het gebeurde.
Vergelijkingen tussen openbaar-en bijzonder onderwijs
Aan de Statistische Gegevens der ge
meente Haarlem ontlenen wij de volgende
cijfers over het aantal leerlingen bij het
Lager- en Voortgezet Lager onderwijs:
1948 1949 1938
Gewoon en voortgezet
lager onderwijs
Openb. 'scholen 5245 5238 5740
Bijz. scholen 10869 10770 9474
Uitgebreid lager onderwijs
Openb. scholen 1023 994 849
Bijz. scholen 1526 1637 1304
Buitengewoon lager onderwijs
Openb. scholen 442 400 289
Bijz. scholen 177 175 176
Totalen:
Openb. scholen 6710 6632 6878
Bijz. scholen 12572 12582 10954
Bij deze statistiek is geen rekening ge
houden met het aantal leerlingen dat de
Rijksleerschool (verbonden aan de Rijks
kweekschool voor Onderwijzers) bezocht.
Dit is ook een inrichting voor openbaar
onderwijs. Deze school telt op dit ogen
blik 260 leerlingen.
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het
aantal leerlingen van de bijzondere scholen
geregeld vermeerderd, terwijl er een ver
mindering te constateren is van het getal
leerlingen der openbare scholen.
In tien jaar steeg het aantal leerlingen
der bijzondere scholen van 10954 tot 12572,
wat neerkomt op een stijging van 14.75%.
In hetzelfde tijdvak verminderde het
aantal kinderen op de openbare scholen
van 6878 tot 6710, of met 2.44%.
De totale schoolbevolking vermeerderde
sinds 1938 van 17832 tot 19282, of 8.1%.
De aanwas van het leerlingenaantal, die
een gevolg is van de stijging van het be
volkingscijfer van Haarlem, vinden wij
terug in de vermeerdering van het aantal
kinderen der bijzondere scholen, nog aan
gevuld met een kleine teruggang van het
leerlingén-aantal der openbare scholen.
Aannemende dat het aantal leerlingen
van de Rijksleerschool in die tien jaar
constant is gebleven, namelijk 260, blijkt
dat er in 1938 op een bevolking van 137.576
zielen 18092 schoolkinderen waren, of
13.15%. Over 1948 waren dit 19542 kinde
ren op een bevolking van 160.828, of
12.15%.
Dit wijst op een daling van het aantal
kinderen in verhouding tot de bevolking.
Hadden wij nog de verhouding van 1938,
dan zouden er nn 21450 kinderen op de
scholen zitten, of 1908 meer. Wat wil zeg
gen de bevolking van ongeveer zes scholen
van ruim 300 kinderen.
In de oorlogsjaren was het geboortecijfer
in Haarlem, een verschijnsel dat zich vrij
wel overal voordeed, laag. Dat verklaart
het feit natuurlijk dat er nu in verhou
ding minder kinderen zijn van de school
plichtige leeftijd. Over enkele jaren zal dit
weer anders worden. Het geboortecijfer
over 1946 is zeer sterk gestegen. Ook oveir
1947 was het nog aan de hoge kant. Dit
maakt wij wezen daarop reeds eerder
dat over de jaren 1952 en 1953 gerekend
moet worden met de omstandigheid dat de
schoolbevolking sterk zal toenemen. Daar
door staan de gemeenten, ook Haarlem,
voor het probleem hoe die stroom leerlin
gen moet worden opgevangen. Aan vele
scholen zullen dan dubbele eerste klassen
gemaakt moeten worden, zowel in 1952 als
1953. Gedurende zes of zeven jaren zullen
die dubbele klassen moeten blijven ge
handhaafd, maar dan worden het elk jaar
natuurlijk hogere klassen.
Een nadere bestudering van de cijfers
toont aan dat de vermindering van het
aantal kinderen op de openbare scholen
voor gewoon en voortgezet lager onderwijs
het grootste was, namelijk van 5740 tot
5245, of 8.62%.
Daarnaast was de stijging bij de bijzon
dere scholen voor gewoon en voortgezet
lager onderwijs van 9474 tot 10869, of
14.7%.
Daarentegen is het aantal leerlingen van
de openbare scholen voor ulo in de laatste
tien jaar gestegen van 849 tot 1023, wat
neerkomt op 20.5%.
Het aantal leerlingen van de bijzondere
scholen voor ulo steeg van 1304 tot 1526,
of 17%.
Ook het aantal kinderen bij de open
bare scholen voor buitengewoon onderwijs
steeg sinds 1938 van 289 tot 442. De stij
ging bij deze tak van bijzonder onderwijs
was slechts 1, namelijk van 176 tot 177.
Tot heden is er alleen een R.K. school. Er
is nu evenwel zeer spoedig de opening van
een Protestantse school voor buitengewoon
onderwijs te verwachten.
Nieuwe bonnen voor
werkkleding
Het Centraal Distributiekantoor deelt
mede, dat de bonnen voor werkkleding
H 12 en L 12 thans geldig zijn voor het kopen
van werkkleding. Op de bonnen H 12 kan
men kopen een overall of een werkpak van
drill, keper of satijn, een lange stofjas, een
lange witte jas, een laboratoriumjas of een
mouwsehort. Op de bonnen L 12 kan men
kopen een werkbroek of werkjasje van
keper, drill, satijn, beaverteen, Engels leer,
manchester of pilow, een korte witte jas, een
koksbuis of een korte stofjas.
De bonnen H 1 t.m. 11 en L 1 t.m. 11 en
de rantsoenbonnen FC en FD blijven voor
lopig geldig.
Traanproductie „Willem Barendsz"
waarschijnlijk boven 100.000 barrels
Tot en met 5 Maart had de „Willem Ba
rendsz" geproduceerd 93.929 barrels (15.655
ton) traan en 4168 barrels (694 ton) sperm-
olie. De spermolieproductie, die sinds 26
December met 639 ton ongewijzigd is ge
bleven, is thans met 55 ton toegenomen.
De overeenkomstige cijfers van de vorige
vangstperiode bedragen 60.206 barrels (10.034
ton) traan en 6809 (1135 ton) spermolie.
Het laat zich aanzien, dat voor het einde
van het vangstseizoen op 26 Maart, de
productie ruimschoots de 100.000 barrels zal
overschrijden.
De uitbreidingsplannen Van Amsterdam waren onlangs onderwerp van e
reportage, waarbij de „kijkers-luisteraars" ook de maquettes te zie
Ook het Stabat Mater van Rossini op het programma
„De Stem des Volks" heeft een belang
wekkend programma voor haar uitvoering
van Maandag aanstaande. Benevens het
beroemde „Stabat Mater" van Rossini, dat,
voor zover ik weet, de laatste 35 jaar in
Haarlem niet werd uitgevoerd (en ik be
twijfel of het voordien wél gebeurde) zal
vertolkt worden het „Te Deum laudamus"
dat onze oud-stadgenoot Marinus Monni
kendam in 1945-'46 schreef, ter herdenking
van onze bevrijding, als- een persoonlijke
uiting van dank. Enkele jaren geleden
heeft hij deze tekst al eens getoonzet, zodat
dit zijn ,Te Deum II" is geworden.
Als ik mij niet bedrieg is het nieuwe
werk één keer door de radio gegaan; doch
daar bleef het bij. En nu dan zal de diri
gent Maurice van IJzer het met zijn Haar
lemse afdeling van „De Stem des Volks"
en de H.O.V. voor het eerst rechtstreeks
voor het publiek brengen; een feit dat ons
aanleiding geeft er een korte voorbespre
king aan te wijden.
De lofzang „Te Deum laudamus" (U,
o God loven wij) is reeds van de vierde
eeuw af de dankhymne bij uitstek. In de
oorspronkelijke Gregoriaanse vorm is het
wellicht het merkwaardigste voorbeeld
van een soort reciterend zingen, dat zich
ontwikkelt uit één muzikale kern. En zes
tien eeuwen van muzikale evolutie hebben
de indruk van deze .verheven melodieën
niet vermogen te verzwakken. Maar de
ontwikkeling van de toonkunst heeft ook
haar rechten, en zij heeft deze laten
gelden door het gegeven van de aloude
dankhymne op velerlei wijzen en in aller
hande stijlvormen te verklanken. Voor
zover wij weten zijn de. oude Nederlan
ders Jacob Vaet, Jacob de Kerle en Orlando
Lasso er mee begonnen en het „Te Deum"
is een onderwerp gebleven dat tal van
componisten aantrok; citeren wij slechts
de voornaamste: Purcell, Handel, Lully,
Mozart, Haydn, Berlioz, Bruckner, Verdi,
Benoit, Tinei, Diepenbrock, Kodaly. Deze
reeks vertegenwoordigt heel wat stijlen.
Monnikendam voegt er daar nog één aan
toe, want het stuk heeft ontegenzeggelijk
een eigen karakter; het doet niet eens een
beroep op de aloude liturgische motieven,
wat bij verschillende componisten wel het
geval is. Wel wendt hij eigen gevonden
melodieën aan, die met het wezen van de
oude zeer verwant zijn.
Monnikendam schreef zijn „Te Deum"
voor gemengd koor en orkest, zonder vo
cale solisten. Hij gaf het de vierdelige
symphonische vorm: I. Inleiding (Andan
te), II. Hoofdvorm (Allegro), III. Motet
(Andante), IV. Finale (Allegro vivace).
Plet orkest speelt een uitgebreide zelfstan
dige rol. Echter in deel III (Andante) laat
hij het koor alleen aan 't woord. Dit „Mo
tet" is een welkom rustpunt in het werk,
dat, als contrast, naar ik verwacht zijn
effect niet zal missen. Hier heeft het koor
zijn dankbaarste taak.
Wanneer ik hierboven over een eigen
karakter in Monnikendam's compositie
sprak, dacht ik in de eerste plaats San de
veelvuldig voorkomende obstinate rhyth-
mische figuren, die er de motorische stu
wing aan moeten geven. En dat geldt niet
alleen voor het orkest, doch ook voor het
koor, en wel zeer bijzonder in de finale,
waar op de tekst „non confundar in afeter-
nam" (in eeuwigheid zullen wij niet be
schaamd worden) een motief van gelijk
waardige noten als 't ware koppig wordt
doorgevoerd.
De orkestratie kan aan het geheel veel
glans bijzetten; enig oordeel daarover kan
ik echter vooruit niet geven, want ik zag
alleen het piano-uittreksel, dat uiteraard
slechts de beknopte inhoud van de orkest
partij weergeeft, en wat de kleur betreft
alles laat raden. Te meer mogen wij be
nieuwd zijn hoe het totaal-effect van de
compositie wezen zal.
Het „Stabat Mater" van
Rossini.
Het „Stabat Mater" bezingende de smar
ten van Maria onder het kruis, is evenals
het „Te Deum" een tekst die vaak en in
verschillende stijlen op muziek is gezet.
Van Rossini zal men allicht niet anders
verwachten dan dat hij het op theatrale
wijze deed. Dat is ook in hoofdzaak het
geval; doch in de tweede helft van het
werk wordt men verrast door de diepe
ernst, begaafdheid en kunde waarmee hij
zich van zijn taak kweet. Ordelijkheid,
klaarte en welluidendheid geven het werk
een bevalj^g maar ook soms een voornaam
klassiek karakter. Voor de vier solisten in
het koor biedt het een vocaal-muziek van
uitstekend gehalte. Niet minder dan door
zich in te spannen om het werk van een
tijd- en landgenoot te lanceren, heeft „De
Stem des Volks" een belangrijke taak op
zich genomen het haast vergeten „Stabat
Mater" van Rossini weer eens een kans te
geven. JOS. DE KLERK.
De windkorenmolen bij Goor, bekend
onder de naam van Br aakmolen"is sedert
1937 buiten bedrijf en de laatste jaren
steeds meer in verval geraakt. Dank zij
de bemoeiingen van o.a. de Vereniging
„De Hollandse Molen" heeft men thans
de gelden voor het herstel bijeen kunnen
brengen. Van de restauratiekosten, die
meer dan 10.000 bedragen, betaalt
het Rijk 40 procent.
Het Wenen
van nu
Wanneer er één ding volslagen onmoge
lijk geacht kan worden, dan is dat om in
deze beperkte ruimte een volledig overzicht
te geven van de kunst, zoals die op het
ogenblik in Wenen in al zijn vormen en
gestalten wordt bedreven. Als ik mij dus
in het geruststellend besef van die on
mogelijkheid ontslagen acht van deze
taak, dan is dat bovendien helemaal in
de Weense geest, die van zwaarwichtige,
volledige en studieuze betogen het zalig
makende volstrekt niet inziet. Bepalen wij
ons dus tot het symptomatische.
Dat begon al toen de bevrijding zich
nauwelijks voltrokken had. Honderden
vrijwilligers begonnen het puin te ruimen
van de Opera
en het Burg
theater, die
beide zwaar
door de oorlog
getroffen wa
ren. Twee we
ken na die bevrijding repeteerde het gezel
schap van de Opera al weer en nóg een
week later gaven de Wiener Philharmo-
niker hun eerste concert. En de Weners
stroomden toe. Zij stonden uren in de rij
om een plaatsje te bemachtigen en hoewel
hun magen knorden van de honger, kon
dat hun geestdrift voor het gebodene aller
minst doen luwen.
Het is te begrijpen dat men in de eerste
plaats teruggreep op het oude répertoire en
de oude vormen van voor de Anschluss,
omdat eerst de basis hervonden moest wor
den, die in de zeven jaar culturele sterili
teit teloor was gegaan. Weliswaar kwam er
al ras een avant-garde, die sterk door. de
oorlog en de ellende beïnvloed, deze en
haar naweeën in al haar abnormale gru
welijkheid zocht uit te beelden, maar per
slot is dat een tijdsverschijnsel, dat wel
weer verdwijnen zal.
Maar al zou men bezwaar kunnen hebben
dat er in Wenen nog zo weinig nieuws ge
maakt en gedaan wordt al zijn er op
toneelgebied enige opmerkelijke stukken
geschreven en opgevoerd, zoals „Der Teu-
fels-general" van Zuckmayer en „Der öf-
fentliche Anklager" van Hochwelder
men kan dit volk niet kwalijk nemen dat
het gretig drinkt aan de bron van zijn oude
cultuur.
Nog steeds is ieder concert van de Wie
ner Philharmoniker uitverkocht. Ik hoorde
van dit volmaakte orkest onder leiding
van Wilhelm Furtwangler de Vde van
Bruckner en ik hoorde haar nooit mooier.
Misschien moet men de muziek van deze
Oostenrijkse toondichter hier horen om
haar geheel te kunnen ondergaan. Nog
steeds viert de Weense Staatsopera haar
triomfen, niet alleen in Oostenrijk maar ook
in het buitenland. Wel is dit troetelkind
van de Weners niet al te best behuisd
het treedt thans op in het Theater an der
Wien, èen oud theater dat al een hele tijd
geleden gesloten was en in de Volksopera,
maar men bouwt met man en macht aan
de Opera op de Ring en hoopt het gebouw
over anderhalf jaar klaar te hebben.
Is Wenen al sinds eeuwen de stad van óp
muziek, waar tallozen van de grootste com
ponisten woonden en werkten, zij is het
niet minder van het theater. In al zijn vor
men en dat zijn er vele. Daar zijn de ope
rettes en de Singspiele, soms wat stoffige
overblijfselen van de harokperiode. die des
ondanks om hun onbezorgde charme de
Wener nog steeds in verrukking brengen
daar zijn de kleine, intieme theaters zoalf
het Theater an der Josephstadt en het
Akademie-thater waar kleinere, maar voor
treffelijke groepen een immense activiteit
ontplooien (zo zagen wy in het laatste een
voorstelling van „Het glazen speelgoed"
waarvoor een Hollands publiek de zaal uit
enthousiasme zou hebben afgebroken) en
er zijn de piep-jonge groepen zoals het
„Theater der 49" en het „Theater der Cou
rage" die met moed, enthousiasme en een
lege maag op een café-podium spelen.
Maar boven dat alles is er het Burg
theater. Een begrip in de toneelkunst van
de gehele wereld. Ook zijn schouwburg ligt
in puin en het heeft onderdak gekregen in
een enorm variété-theater, de „Rohnacher",
dat niet alleen enorm is door zijn afmetin
gen, maar vooral door de afschuwelijke
lelijkheid van zijn rood-pluche-met-gou-
den-engeltjes-interieur en zijn volkomen
gebrek aan accoustiek.
In die volgepakte zaal zag ik het Burg-
theater-ensemble „Elisabeth von England"
spelen. Of liever Maria Eis en het Burg
theater. Of nog liever „die Eis" en het
Burgtheater. Wanneer men een kunstena
resse in Wenen namelijk niet meer bij haar
complete naam noemt, maar volstaat met
de achternaam met het lidwoord „die" er
voor, dan bekent zulks dat zij tot de top
klasse behoort. En dat doet „die Eis". Zij
speelde Elisabeth met alle stormachtigheid
van haar rode haren, met de bittere twijfel
en de moede humor van deze koningin.
Achter haar nauwelijks-bewogen gezicht
drong de onmetelijke, innerlijke spanning
van dit conflict-rijke stuk. En na haar
desillusie over Essex vielen haar woorden
als eenzame regendruppels tegen een raam
in de nacht en zij drongen door tot in de
uiterste hoeken van de zaal waar een adem
loos publiek zat.
Zo hoog torende zü boven dit gezelschap
van louter sterren, die er in slagen zelfs
voor Hollandse oren Duits als de mooiste
taal ter wereld te doen klinken, dat ik. toen
het doek viel, als een bezetene begon te
klappen, zonder te merken dnt de rest van
'iet publiek slechts een bedees.' applausje
leed rimpelen.
Toen tikte een Weense vriend mij op de
•chouder en zei: „Waarom klap je zo hard?"
„Omdat het zo boven alle beschrijving
eweldig was", zei ik verbaasd.
„Dat is het hier altijd", zei hij heel vrien-
lelijk, „daarom wordt er in het Burgtheater
nooit hard geklapt."
Zeg daar eens wat op.
W. L. B.
Kleine mensen
Als ge wat ouder zijt zult ge wel merken
dat het niet allemaal rozegeur en suiker
brood is op de wereld, ge zijt nu nog klein
en onbezorgd, ge leeft van de ene dag in
de andere zonder dat ge merkt hoe hard
het leven is. Dat zeggen we tegen onze
peuters van zeventig centimeter hoog, die
kijken naar ons op in groot ontzag om de
wijsheid die wij weten te verkondigen.
Wij denken dat we het allemaal goed we
ten te vertellen wat er op de wereld te
koop is, wij denken dat wij dat kleine grut
eens moeten waarschuwen. Dat kleine
mensje met zijn sprookjes en zijn angst
voor Sinterklaas dat leeft daar in de
zachte watten van de jeugd met een zon
nig hart en het denkt dat het leven marse
pein is, waar hij nu en dan een stukje mag
afbijten tot het op is geraakt.
Dat denken wij. Maar het is allemaal zo
betrekkelijk. Wij vrezen voor oorlog en
geweld, voor ziekte en dood, voor armoe
de en werkloosheid. Zij hebben daar geen
weet van maar zij vrezen evenzeer. Zij
vrezen de kleine gevaren van hun kleine
leventje en zij beleven de kleine tragedies
van hun zeventig centimeter hoge bestaan.
Zij leven in een kleine wereld die even
vol is van wreedheid en angst als onze
grote. Het zijn kleine wreedheden en klei
ne klappen die zij meemaken, maar zij zijn
zelf klein en zij zullen er onder wankelen
zoals wij, grote mannen en vrouwen, wan
kelen onder de vlagen van ons lot in het
grote leven.
Het is maar een weet, het is maar dajfc
ge het niet vergeet. Want ge kunt daar nVi
en dan wel eens wat aan doen, ge kunt er
wel eens wat aan verhelpen.
Ge moet eens denken aan die kleine
blonde jongedame van vier, die bij haar
omzwervingen over de oneindigheid van
de stoep voor het huis in brandende liefde
ontvlamt voor het magere vuile hondje,
dat rillerig en bescheiden in de vuilnisbak
ken snuffelt naar een korst brood, omdat
hij op die grote wereld de weg naar huis al
weken geleden is kwijt geraakt en nu zijn
flodderig vel moet vullen met wat er op
straat ligt. Zij neemt hem mee, zij wil hem
niet meer kwijt. Want zij heeft misschien
in zijn ogen gelezen dat hij zijn ellende
niet meer alleen kan dragen en men moet
er kind voor zijn om te weten wanneer
men een hand moet uitsteken ter liefko
zing en ter redding. Als men ouder is
schijnt men dat niet precies meer te kun
nen uitrekenen. Dan steekt men handen
uit als het niet nodig is, dan loopt men
voorbij als er geholpen moeten worden.
Hij heeft het goed uitgemikt, dat kleine
gele hoopje verdriet op vier poten, hij komt
in een huis waar hij zijn natje en zijn
droogje op tijd geserveerd ziet. Hij is er
bovenop, hij heeft een maatschappelijke
positie veroverd met de genegenheid van
een kleine blonde jongedame. Dat komt
bij de mensen ook wel eens voor, maar er
zullen niet veel mensen zo dankbaar daar
om zijn als hij. Hij heeft zijn hart voor
eeuwig aan zijn blondje verpand, voor
eeuwig, dat kan alleen een hond zeggen,
die heeft kans dat er niets tussen komt.
Trouw tot in de dood, ja, een hond kan dat
zeggen, hij heeft de zekerheid dat hij zijn
gelofte niet breken zal.
Zo wandelen ze samen over de wereld,
de kleine gele hond die geen vuilnisbak
meer aankijkt en de kleine meid, die niet
uitgekeken raakt op de dolle grappen van
dat levendige, beweeglijke brokje hond.
Hij is de zorgen van zijn landlopersleven
tje vergeten, hij is fatsoenlijk en net ge
worden. Hij heeft er plezier in een orden
telijke hond te zijn. Hij heeft er plezier in,
daar moet bij gesprongen en gestoeid wor
den. Hij rent van zijn blondje weg alsof
hij nooit meer terug zal komen, maar in
dolle bochten scheert hij rechtsomkeert,
hij weet niet wat te doen om haar te zeg
gen hoe hij het naar zijn zin heeft.
Hij had een beetje beter uit zijn helle
ogen moeten kijken. Hij had moeten weten
dat een stoeprand de grens van het leven
kan betekenen. Er zijn grenzen voor een
hondenleven, een stoeprand kan men als
hond niet achteloos over het hoofd zien.
Die dolle ren over de straat is zijn laatste
ren. De auto krijgt maar een klein schokje,
dat kraakt zijn ribben en zijn leven. Zo
gaat dat dagelijks, dat hoort bij de dingen
die iedere dag gebeuren. Daar moet men
geen grote tragedie van maken, een hond
is maar een hond.
Maar op de stoep staat de kleine blonde
van vier. zij ziet hemel en aarde ineen
storten. Zij ziet het kleine gele lijfje in een
plasje rood bloed, heel stil en zonder een
enkele zucht.
Als ge groot zijt, dan zult ge wel mer
ken hoe hard het leven is. Dan zult ge zien
dat er heel wat ellende op de wereld ge
leden wordt. Zij heeft dat nu al gemerkt
De kleine blonde is groot geworden. Zij
is nóg blond, zij heeft haar lief en leed ge
had zoals de mensen dat krijgen.
Maar als zij nog denkt aan dat kleine
gele lijfje dat dartel om haar heen sprong
en plotseling stil en star in bloed versmoord
lag, moet zij zeggen dat haar toen het
grootste leed van haar leven overkomen is.
Het was maar een hond. Maar het was ook
maar een kind. Een kind is een volwassen
klein mens op een kleine echte wereld. Wij
zullen daar nu en dan eens aan moeten
denken als wij onze wijsheid loslaten op
die mensen van zeventig centimeter hoog.