Van een kleine gemeenschap
en een grote maatschappij
Dokters gaan in Juii feestvieren
De Stichting 1940-1945 rekent op ons
De nieuwe bonnen
Het huis aan de baai
VRIJDAG 5 MCI «1949
Hel eeuwfeest van het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort
In ons vorig nummer hebben wij reeds I Natuurlijk moet men uit deze uiteen
een en ander verteld over het eeuwfeest zetting niet de conclusie trekken dat de
van het Provinciaal Ziekenhuis te Sant- patiënten niet medisch behandeld worden.
poort, dat in de laatste week van Juni
vierd zal worden met de afwerking van een
uitgebreid programma, waarvan, de offi
ciële herdenking uitgezonderd, een belang
rijk deel is toevertrouwd aan de patiënten.
Er is reden dit feest met opgewektheid
te vieren! De opening van „Meerenherg"
in 1849 was immers een mijlpaal in de ge
schiedenis van het Krankzinnigenwezen.
Nog belangrijker is dat de verpleging in
deze inrichting al die tijd aan de top ge
staan heeft wat betreft verbetering en ont
wikkeling, waardoor veel invloed uitge
oefend is op het algemene peil der ver
zorging der geesteszieken in ons land. En
het aller-voornaamste is dat de honderd
jarige die ereplaats op dit ogenblik nóg
inneemt, zelfs in versterkte mate.
Eén dag hebben wij het leven in dit zie
kenhuis van nabij gadegeslagen. De genees
heer-directeur dr. G. Kraus, de adjunct
directeur dr. J. M. Rombouts, enige andere
dokters, alsook de administrateur, waren
daarbij onze deskundige gidsen. Het meest
trof ons het feit, dat elke gedachte aan
gestichtssfeer ontbreekt. Deze heeft plaats
gemaakt voor een typische geest van
saamhorigheid, zodat alles gegroeid is tot
een kleine gemeenschap, een kleine eigen
wereld. Juist daarmee hangt het welsla
gen der verpleging nauw samen. De nieuwe
patiënten worden met hartelijkheid in de
grote familiekring ontvangen, gaan zich
daarbij meestal gauw aansluiten en leren
daarna zich in die kleine maatschappij als
waardigen te gedragen, waardoor de grond
slagen gelegd worden voor de latere over
gang naar de grote maatschappij.
Zo heel klein is deze gemeenschap niet!
Er zijn immers 1500 patiënten, terwijl het
aantal personeelsleden de 550 nadert. Dus
tezamen meer dan 2000 zielen; menige ge
meente in ons land is kleiner!
De gebouwen-complexen zijn wel groot,
maar toch is men er in geslaagd een huise
lijk karakter in de woonvertrekken te
krijgen. Waar het slechts even kon is licht,
kleur en zon gebracht. Kortom een sfeer
van „thuis"-zijn. En dan dat mooie grote
bos van 75 ha, dat het geheel insluit, waar
de natuur de wandelaar dat heerlijke ge
voel van rust brengt.
Alles is op vrijheid ingesteld. Geen pa
tiënt wordt gedwongen te werken, maar
ieder werkt omdat hij behoefte gevoelt zich
nuttig te maken. Die arbeids-therapie is
zeer belangrijk. De een doet natuurlijk ver
antwoordelij ker werk dan de andere, de
gaven zijn ook zeer verschillend. Maar of
een patiënt zilverpapier uitzoekt, aardap
pelen schilt, in de kleermakerij of schoen-
lapperij werkt, de tuin onderhoudt, op het
kantoor schrijft, de bibliotheek verzorgt,
matten of manden vlecht, wast of strijkt,
of kamers en zalen „doét", ieder voelt dat
hij zijn steentje bijdraagt voor het geheel.
Er wordt veel aan lichamelijke opvoe
ding gedaan. Niet alleen gymnastiek, maar
ook zwemmen, voetballen en ook andere
spelen. Ook volksdansen. Voor alles zijn
verenigingen en clubs opgericht. Hetzelfde
geldt voor dammen, schaken en bridge. Dit
is niet slechts om de patiënten bezig te
houden, maar met alles heeft men op het
oog hun aanpassing in de maatschappe
lijke verhoudingen, hun zelfstandigheid,
verantwoordelijkheid en plichtsbesef op te
roepen.
Trouwens zo is het ook met alle re
creatie. Voor alles zijn eigen verenigingen,
voor muziek, zang en toneel. De patiënten
zijn ook de bestuurders.
Als men zo'n dag in de inrichting rond
wandelt en alle patiënten, verplegend-, en
technisch personeel gadeslaat, krijgt men
slechts zelden de indruk in een omgeving
van geesteszieken te zijn. Alles gaat zo
normaal, zo gewoon, zo harmonisch. Van
een goede school wordt wel eens gezegd:
„de kinderen leren spelende". Zo zou men
van dit ziekenhuis kunnen zeggen: „ge-
woon-levende worden de patiënten weer
voor de gewone maatschappij geschikt ge
maakt".
De „open" of „aangewezen" afdeling
heeft verreweg de meeste patiënten. Er zijn
nog slechts weinig patiënten die in het zie
kenhuis in opdracht van de rechterlijke
macht verblijven omdat zij niet in de vrije
maatschappij kunnen zijn. Indien het
enigszins mogelijk is worden tegenwoordig
de patiënten slechts vrijwillig opgenomen.
Dit is van zeer veel belang om hun kans,
zich na genezing weer een positie in de
maatschappij te verwerven, te vergemak
kelijken. Steeds meer dringt het besef door
dat onder de geesteszieken zeer velen zijn
die na een verpleging weer als volkomen
normale mensen terugkeren. In dit opzicht
is een verblijf in het provinciaal zieken
huis geheel gelijk te stellen met een zie
kenhuis waar mensen verpleegd worden
omdat zij met lichamelijke ongemakken te
kampen hebben.
Integendeel. Ook die wetenschap is zeer
sterk vooruitgegaan en staat tegenwoordig
op een zeer hoog peil. Juist in de com
binatie zit de goede kans van herstel. Van
daar dat het zo nodig is, dat er een goede
samenwerking bestaat tussen de dokters en
het verplegend personeel. Beide groepen
staan elk voor zich voor een moeilijke taak,
maar het stemt tot blijdschap, dat juist,
doordat beide geven wat in hun vermogen
is. zulke gunstige resultaten bereikt wor
den.
Wij deelden reeds mede, dat van de op
genomen patiënten jaarlijks 70 tot 80 pet.
kan worden ontslagen. Een hoog percen
tage. In veel gevallen kan tot dit snelle
ontslag worden overgegaan omdat de pa
tiënten ook na hun ontslag nog enige tijd
onder controle blijven van de nazorgdien
sten. Deze diensten verrichten zeer goed
werk, ook al omdat zij veel doen om het
aan de herstelden mogelijk te maken zich
weer een bestaan te verzekeren.
Helaas is het niet mogelijk aan alle pa
tiënten genezing te garanderen. Maar ook
voor die moeilijke gevallen is het provin
ciaal ziekenhuis een werkelijk „thuis". Wij
hebben hen in hun gedragingen gadegesla
gen en kunnen constateren dat zij zich daar
gelukkig gevoelen. Met verwondering vroe
gen wij aan de dokters: Zijn dit uw ern
stige patiënten? Het antwoord was zonder
reserve: ja! Dit waren dus de mensen die
vroeger in de isoleerkamers werden opge
sloten, in dwangbuizen werden gekneld of
aan kettingen geklonken. Hier zaten zij
tezamen rustig in de gezelschapskamers,
omgeven door hartelijkheid en nauwlet
tende verzorging. Een enkele keer komt
natuurlijk onder die groep nog wel een
kleine ontsporing voor, maar door kalm
en bezadigd optreden weten de dokters en
de verplegenden de gerezen moeilijkheid te
onderdrukken. In het ongunstigste geval
blijft de afzondering van de patiënt tot
enkele uren beperkt. Dwangmaatregelen
worden nooit meer toegepast: zijn trou
wens volkomen onnodig gebleken.
In Amerika wordt in de laatste tijd in
veel gevallen bij geesteszieken chirurgisch
ingegrepen. De dokters verklaarden dat
men ook in het provinciaal ziekenhuis daar
toe in verscheidene gevallen is overgegaan
en inderdaad met een gelukkig en soms
zelfs met een zeer verrassend-gunstig resul
taat. Maar men is op dit gebied, waar de
wetenschap nog in de „kinderschoenen"
staat, zeer voorzichtig. Slechts in bepaalde
gevallen kan daartoe geadviseerd worden.
Maar ook in deze is men volkomen actief
en bestaan voor de toekomst inderdaad
goede verwachtingen.
Onder de ouden van - dagen komt het
meermalen voor dat het bij geestesstoor
nissen bergafwaarts blijft gaan, niettegen
staande alle zorgen. Voor die oudjes is
deze omgeving ook van onschatbare waar
de, want daardoor valt ook op hun droeve
levensavond nog menige vriendelijke zon
nestraal. Het aantal bejaarde patiënten is
in de laatste tijd sterk toegenomen, wat een
gevolg is van het feit, dat de mensen in
het algemeen ouder worden. Er komen
meer ouden van dagen en dus ook meer
ouden van dagen in de inrichtingen voor
geesteszieken. Dit is een probleem op zich
zelf geworden.
De provincie Noordholland is de enige
provincie die eigen ziekenhuizen exploi
teert en zich daarvoor belangrijke finan
ciële offers getroost. Deze zijn nu zelfs
opgelopen tot twee millioen gulden per
jaar. Maar ieder die ziet wat hiermee o.a.
in Santpoort bereikt wordt, zal slechts
kunnen toejuichen dat dit besluit in 1849
genomen is.
Nederlandse Maatschappij tot bevord
der Geneeskunst bestaat honderd la
u |a0r
treffen nteclisch-wetemcha„M,
werpen, een vraat* uaPpehjke
Twee millioen - liefst meer!
Hoe vaak is het de illegale werkers niet
beloofd: „als er wat gebeurt, wordt er voor
je vrouw en kinderen gezorgd.
Allen, die in het verzet tegen de Duit
sers zijn omgekomen of er schade cloor
ondervonden, hebben op die belofte'ge
bouwd.
Thans - vier jaar na de bevrijding, die
ons geschonken werd mede dank zij de
offerbereidheid van hen die alles op het
spel zetten om de overwinning te helpen
behalen - moet helaas geconstateerd wor
den, dat het Nederlandse volk in gebreke
is gebleven die belofte zo spontaan en zo
royaal in te lossen, dat er niet meer om ge
vraagd behoefde te worden.
Het is evenwel noodzakelijk, dat de
Stichting 1940-1945, die met tienduizend
vrijwilligers de morele en maatschappelijke
nood van hen die door daad of houding bij
droegen tot het verzet en van de nabe
staanden van hen die in de strijd omkwa
men, tracht te lenigen, in deze dagen van
herdenking en feestvreugde ons nadrukke
lijk aan deze gelofte komt herinneren.
In een onlangs door de Stichting 1940-
1945 uitgegeven geschriftje komt een veel
zeggend staatje voor: In 1945 werd zestien
millioen ontvangen, in 1946 zes, in 1947
twee en het vorige jaar twee-en-een-half
millioen gulden. Cijfers, die iets vertolken
van financiële onmacht ongetwijfeld", maar
ook van onbegrijpelijke onverschilligheid
en onverwachte vergeetachtigheid.
En hoewel de staat in aanzienlijke mate
bijdraagt en Rijkspensioen uitkeert zal er
in 1949 nog twee millioen te kort zijn voor
de negen-en-een-half millioen die noodza?
kelijk uitgekeerd diénen te worden. Want
in 1949 zijn er ruim 4600 gezinnen aange
wezen op een uitkering en de bijdrage van
het Rijk daarin wordt geschat op zeven-en-
een-half millioen.
Hoe moet de Stichting nu aan die twee
millioen komen? En liefst meer, want de
geraamde bedragen zijn tenslotte minima
Een der nieuwe zust
en er „hangt" nog steeds een tekort van
een half millioen.
Het programma voor de eerste helft van
Mei is eenvoudig genoeg.
Iedere Nederlander helpt door:
1. Een uur loon af te staan, of:
2. Contribuant te worden, of:
3. Een gift inééns.
In die verschrikkelijke tijd, dat recht en
veiligheid waren weggevaagd door geweld
en willekeur waren wij bereid alles wat we
bezaten af te staan in ruil voor de zeker
heid ongeschonden de dag der bevrijding
te mogen beleven.
Dit vraagt de Stichting echter niet, van
niemand. Niemands levenswijze wordt ech
ter ook maar enigermate beïnvloed door
het afstaan van één uur loon, of een con
tributie-bedrag, aan de Stichting 1940-
1945. Maar voor die gezinnen, die geen be
vrijdingsfeest konden vieren, omdat de
oorlog, de bezetter, hen getroffen heeft in
hun huiselijk geluk en in hun bestaans
grond, maken al die kleine bedragen bij
elkaar het hemelsbreed verschil uit tussen
grauwe strijd met duizend-en-een zorgen
en zorgj es en een althans economisch
veilig en rustig bestaan.
Daarom: slaat allen de handen inéén om
de Mei-actie van de Stichting tot een vol
slagen succes te maken.
De Nederlandse Maatschappij tot bevor
dering der Geneeskunst bestaat op 22 Oc
tober 1949 honderd jaar. Op 7, 8 en 9 Juli
zal dit jubileum echter reeds worden ge
vierd en wel te Amsterdam, omdat, zoals
de statistiek heeft uitgewezen „Juli de ge
zondste maand is" en in die maand de art
sen dus het best een paar dagen er uit kun
nen breken om eens feest te gaan vieren.
De doelstellingen welke er toe leidden
dat in October 1849 uit de toen reeds be
staande locale kringen de eerste'plaat
selijke afdeling werd in 1845 te Zutphen
gesticht een landelijke maatschappij
werd gevormd, waren herziening van de
geneeskundige staatsregeling, verbetering
van de geneeskundige opleiding en verhef
fing van de geneeskundige stand.
Vooral het eerste punt werd in die dagen
van het hoogste belang geacht en gedurende
de eerste vijftien jaren van het bestaan
der maatschappij was het hoofdbestuur in
hoofdzaak doende de totstandkoming van
de wet op de geneeskunde te bevorde
ren, welke in 1865 door het parlement werd
goedgekeurd. De tuchtwet van minister
Aalberse, die zelf ere-lid der maatschappij
is geweest, is eveneens tot stand gekomen
dank zij de inspanning van het bestuur der
maatschappij.
De opleiding is altijd een onderwerp ge
weest, dat de volle aandacht der diverse
besturen heeft gehad. Op dit ogenblik wordt
het zelfs als een brandend vraagstuk ge
voeld en worden onderhandelingen met
het departement van Sociale Zaken ge
voerd. Een zeer belangrijke rol heeft de
maatschappij tevens gespeeld bij de op
komst van het specialisme en het zieken
fondswezen. Desalniettemin heeft de maat
schappij er altijd tegen gewaakt een „vak
vereniging" te worden. Problemen welke
op dit ogenblik de volle aandacht van het
hoofdbestuur vragen zijn behalve de oplei
ding met de daaraan verbonden honorering
van assistenten, in de eerste plaats het
vraagstuk van het artsentekort van dit
ogenblik. Nederland telt op het ogenblik
ongeveer 1 arts op 1200 inwoners, maar een
groot deel van deze artsen is of in over
heidsdienst of opgenomen in het leger. De
sterke uitbreiding van de medische hulp
maakt, dat op het ogenblik vrijwel alle
artsen die geldt ook voor andere intel
lectuele beroepen meer werk hebben
dan zij aankunnen. Het groot aantal medi
sche studenten doet echter verwachten, dat
in de zeer nabije toekomst het probleem
omgekeerd zal zijn, dus dat er een over
schot van artsen zal zijn. Er is dan ook
reeds thans in overleg met de hoofdinspec
teur voor de volksgezondheid een commissie
gevormd welke maatregelen voorbereidt ter
beteugeling van de grote toeneming van
medici.
Ook het medisch beroepsgeheim is een
aangelegenheid welke „modernisering" be
hoeft. De kwestie der artsenspreiding acht
het hoofdbestuur een overheidsaangelegen-
heid.
Een onderdeel van de viering van het
honderdjarig bestaan is het uitschrijven van
een viertal prijsvragen. Twee hiervan be-
Notaris krijgt inwoning
Verleden jaar April vorderde de gemeen
te Lochem een gedeelte van het woonhuis
van notaris E. te Lochem voor samen
woning. De notaris ging met deze vorde
ring niet accoord, daar hij moeilijkheden
vreesde inzake de geheimhouding van door
j hem behandelde aangelegenheden. Hij ver-
zocht de president van de arrondissements-
rechtbank te Zutphen de vordering onge-
j daan te maken. In kort geding wees de
j president dit, verzoek in Mei 1948 af.
De notaris' ging van deze beslissing in
hoger beroep en maakte de vorderings
kwestie aanhangig bij het gerechtshof te
Arnhem, doch ook dit heeft de notaris in
het ongelijk gesteld.
De „Willem Barendsz"
Zondag terug
Na bijna zes maanden op de walvis
vangst te zijn geweest, is de „Willem
Barendsz" thans op de terugweg naar het
vaderland Kaap Finisterre gepasseerd.
Het schip wordt onvoorziene omstan
digheden voorbehouden Zondagmiddag
in Amsterdam verwacht.
Gort als kippenvoer verkocht
Het is volgens het ministerie van Land
bouw, Visserij en Voedselvoorziening ge
bleken, dat gedurende de laatste maanden
grote hoeveelheden consumptiegort als
kippenvoer zijn verkocht. Deze verkoop
van een voor menselijke consumptie be
stemd product als veevoeder noodzaakt het
Bedrijfschap voor Granen, Zaden en
Peulvruchten aan de bereiders van gort
de verplichting op te leggen de hoeveel
heden gort, gortmout, gortbloem en gort-
grutten, welke zij in voorraad hebben,
alsmede die welke zij door bereiding zul
len verkrijgen, ter beschikking te houden
van het bedrijfschap.
Als predikant by de Waalse Gemeente
te Haarlem is beroepen H. Bouvier uit
Genève.
BEHANGT U ZELF?
WIJ HELPEN U!
Voor slechts. 5 ceuts per rol snijden wij
de zelfkanten voor U af. Behang vanaf
60 cent per rol. Desgewenst vakkundige
behangers beschikbaar.
BAKKER S BEHANG
Gen. Cronjéstraat 135, Telefoon 11657
(Adv.)
werpen, één vraagt een verhS^
veranderingen die ziin to ariQ^:; -
beroepsuitoefening van
wijziging in de opleiding 9
naar aanleiding hiervan te
Voorts wordt gevraagd
kend criUsch onderhoud
woordelijkheid van de arts b a
ten door hem ot zijn heW„
Het programma der feLpii'?*''
vat tal van punten
dragers van het aesculaapfev
„wetenschapsmensen" ziin !1Siï
rit naar de hoofdstad. wei7,?e»fc
heeft op het Stadionplein at
Concertgebouw wordt '-m-L "i
ficiëie feestvergadering ."S 5
door een receptie. In de mï
een gala-voorstelling in de Sm""
Stadsschouwburg. Vrijdag 8 jS*5
de morgenuren in het IndischS®
wetenschappelijke lezingen 'Jfcf".
melijk over de medische g£r?-
ontwikkeling gedurende de laakt,
jaren, over de ontwikkeling 2","*
sche kliniek en over de medii !5""
schap m de laatste honderd j®,
middaguren worden jn het S s
theater wetenschappelijke film-
OP Zaterdag 9
m de omgeving van Amsterdam 'i?
gramma, onder andere naar hatK
en Schiphol. Verder vermeldt 6tt
ma een officiële lunch van het hoo iff"
met zyn gasten, een revue-cab,.,
stelling in de Stadsschouwburg
tie aangeboden door het gemêev w
in het Stedelijk Museum en i?"
gala-nachtfeest in het
Reeds op 6 Juli zal in het Waarmt
op de Nieuwmarkt een medisch-hS
tentoonstelling worden geurend ÏSS
wordt ook by dit jubileum'een ataS
uitgegeven. Een gedenkglas lal S 2?
mers aan de feestviering als htrlS
worden aangeboden. 5
Van 8 tot en met 21 Mei zijn jieBw,
bonnen geldig:
Voedingsmiddelenkaarten 90;
121 Vlees (A, B. D.) 100 gram vlees
122 Vlees (A, B) 300 gram vlees
123 Vlees (D) 100 gram vlees
125 Algemeen (A. B. D) 250 gram'c -
margarine of vet
126 Algemeen (A, B) 250 gram bote, c*.
garine of vet
127 Algemeen (A. B) 200 gram kaas o!
gram korstloze kaas
132 Algemeen (B) 500 gram boter, er*
rine of vet
134 Algemeen (D) 125 gram boter, e:-
garine of vet
135 Algemeen (D) 100 gram kaas of !S
gram korstloze kaas
Tabakskaarten 903
79, 80 Tabak (QA) 2 rantsoenen siganfa
of kerftabak
81 Tabak (QC) 2 rantsoenen sigaretten
kerftabak
(De letters achter de bonnummers geve
de kaarten aan, waarop de desbetrelteni
bonnen voorkomen).
Bonkaarten ZA, ZB, ZC, ZD, ZE, MD, 10
MH 906 (bijzondere arbeid, aanstauit
moeders en zieken)
Geldig z;jn de bonnen met de letter M.
De niet aangewezen bonnen 104,110, II!,
113, 117, 118 en 119 kunnen worden V8»
nietigd.
Duitser sloot fabrieken
en haalde machines weg
Voor de Rotterdamse Kamer rri?
Haagse Bijzondere Gerechtshof
recht gestaan de 49-jarige DuitserFiiiEj
was gedurende de bezettingsjaren sL-iï-
tegenwoordiger van talloze Duitse aS»-
ties opgetreden. Hem was ten laste fè?!
een groot deel van de Nederlandse imri:
en van het Nederlandse bedrijfsleven is
bate van de Duitsers te hebben does a-
ploiteren en machines en edele metalend
Nederland naar Duitsland te hebber, li»
voeren. Fibig beweerde een zuiver tech;
sche taak te hebben gehad. Zijn enige®»
was geweest de economische samenweanj
tussen Nederland en Duitsland te berrie-
ren. Naar uit getuigenverklaringen b.ea
bestond deze „economische samemverto;
uit het sluiten van fabrieken, die met «ff
de Duitse zaak konden worden ingescfli-
keld en uit een zeer scherpe rationa»
die tot doel had arbeiders voor Duitslri
vrij le krijgen, voorts uit het wegvoera
van machines en grondstoffen. Zo mom
Nederlandse Seintoestellenfabnek in m
versum voor 25 ro'llioen aan goeoefc
zien verdwijnen. Verdachte noemde ails'
kwestie van „Verlagerung".
Op verzoek van de verdedigster, uir.fi*-
werd de zaak aangehouden, opdat nog
getuigen kunnen worden gehoord.
FEUILLETON
door ANDREW MACKENZIE,
vertaald uit het Engels.
Ik liep het bos door, zoals altijd,
om te zien of er stropers waren.
Was je gewapend?
Gisteravond niet. Soms neem ik wel
eens een jachtgeweer mee. Gisteravond
had ik een stevige stok bij me.
Heb je die stok nog?
De jachtopziener aarzelde even.
Waarom wilt u dat welen, bromde hij.
Dat gaat je niet aan. Antwoord op
mijn vraag. Ik moet je daarbij waarschu
wen, dat ik een onderzoek instel in een
moordzaak. Je bent niet verplicht te spre
ken, maar weet wel, dat alles wat je ver
telt, op schrift gesteld en als bewijsmate
riaal gebruikt kan worden.
De lange kerel verbleekte.
Grote genade, meneer, ik kan er niets
aan doen, maar ik heb die stok niet meer.
Ik snijd dikwijls ergens van een boom of
struik een stevige tak af en als ik met
mijn werk klaar ben, gooi ik dat ding weg.
En heb je geen idee, waar je die stok
neergegooid hebt?
Ergens in het bos, dat is alles wat ik
me herinneren kan
Brannigan keek naar hei dichte dennen
bos. Ik vermoedde, dat hij zich realiseerde
hoe hopeloos het was daarin naar dit voor
werp te zoeken.
Laat me eens zien, waar je slaapt.
Bartholomeus begeleidde ons naar de
schuur, die tot onze verbazing een klein
eetkamer-keukentje bleek te bevatten, be
nevens een badkamer en een betrekkelijk
ruime slaapkamer met twee bedden. Na
dat de jachtopziener had aangewezen,
welk bed het zijne was, bekeek Brannigan
de kleren, die aan de muur naast het bed
hingen, en de laarzen, die onder het bed
stonden. Hij nam een paar op, dat nog
nat was en dik onder de modder zat.
Deze droeg je zeker gisteravond?
vroeg hij.
De jachtopziener knikte en zijn ogen
keken angstig.
Brannigan haalde een zakmes te voor
schijn en sneed kalm een stukje klei van
een van de laarzen af, hetwelk hij in een
enveloppe stopte.
Dit is genoeg, wat jou betreft. Bartho-
lomeus, zei hij. U zoudt me zeer verplich
ten kolonel, als u uw andere jachtopziener
voor me zoudt willen roepen.
Gedurende enkele seconden scheen de
kolonel niet bij machte te zijn te antwoor
den. Enige malen probeerde hij iets te
zeggen, maar na enig gestotter gaf hij het
weer op.
Het iswonderlijkbracht hij
er tenslotte met moeite uit, maar.Job
is spoorloos verdwenen.
HOOFDSTUK XI.
Verdwenen?
Brannigan en ik staarden de kolonel in
stomme verbazing aan.
Weet u dat zeker? vroeg de inspec
teur tenslotte.
Absoluut. Hij heeft gisteravond om
middernacht Bartholomeus afgelost. Hij
heeft met hem gesproken en is zijn ronde
gaan doen met een jachtgeweer onder de
arm. Om 7 uur in de morgen, op welk uur
hij gewoon is zijn werk als gedaan te be
schouwen, kwam hij niet terug. Bartholo
meus heeft een paar uur gewacht en mij
toen op de hoogte gesteld.
Heeft hij familie hier in de buurt of
mensen waar hij veel komt?
Niet dat ik weet. Hij is een oud-
koopvaardijman, met een pensioentje, en
solliciteerde bij mij naar dit baantje. Hij
was als jongen opgegroeid op het land en
deed zijn werk hier uitstekend.
Heeft hij iets gezegd van weg te wil
len gaan? vroeg Brannigan aan Bartholo
meus, die met een bezorgd gezicht op de
achtergrond stond.
Niets, meneer. Hij was een erg stille
kerel, die Henry Job. Hij sprak nooit over
zijn familie. Toen ik hem wakker maakte
even voor middernacht, vroeg hij me wat
voor weer het was en daarna ging hij op
patrouille. Ik ging slapen, maar ik kan nog
niet lang in slaap gewéest zijn, toen hij
mij opeens wakker maakte om me te ver
tellen, dat hij meende, dat er onraad was.
Ik zei tegen hem, dat hij dat heel goed
alleen aan kon en sliep weer in.
Dit is zeer belangrijk, drong Bran
nigan aan. Namelijk de tijd, waarop Job
terug kwam en jou wakker schudde, kun
je je die herinneren?
De jachtopziener aarzelde.
Ik geloof niet, dat ik al lang sliep.
Ik val onmiddellijk in slaap, zodra ik in
m'n bed lig. Het kan dus ongeveer half
een zijn geweest. Ik geloof in ieder geval,
dat het niet later dan 1 uur geweest is.
Zowel Brannigan als ik kregen de in
druk, dot de man de waarheid sprak.
Ik zal een persoonsbeschrijving van
hem moeten rondzenden, zei de inspec
teur, terwijl hij een notitieboekje te voor
schijn haalde. Vertelt u me alles, wat u
van hem weet, kolonel.
Op dat moment hoorde ik het geluid
van een auto, die in de oprijlaan kwam
aanrijden. Ik wist dat Brannigan en de
kolonel het eerste half uur in beslag ge
nomen zouden zijn door de persoonsbe
schrijving van Job, en ik zag er dus geen
bezwaar in om weg te glippen. Ik wilde
op dit moment nog niet, dat de inspecteur
zou weten, dat ik een aanwijzing had, die
Judith Taylor in de zaak betrok.
De garage was niet zichtbaar van het
huis uit en lag tussen de bomen. Judith
was bezig de deuren van de garage te
sluiten, toen ik aan kwam lopen. Hoewel
ze opgewekt glimlachte, toen ze mij haar
hand toestak, zag ik. toch dat er kringen
onder haar ogen waren en dat ze er moe
uitzag. Ik vermoedde, dat ze niet al te best
had geslapen.
Komt u binnen en drinkt u een kopje
koffie met ons? vroeg ze. Ik zelf snak
naar koffie.
Zoudt u het goed vinden, als ik even
alleen met u sprak? antwoordde ik, zon
der op haar vraag in te gaan.
Ik geloof, dat ze een vermoeden van
de bedoeling van mijn verzoek-had, want
er was angst in haar ogen te lezen.
Is dat werkelijk noodzakelijk?
Ik knikte zonder iets te zeggen. Uit
mijn zak haalde ik m'n zakdoek te voor
schijn, die ik los rolde en waaruit het
sigarettenpeukje te voorschijn kwam. Met
een gefascineerde blik sloeg ze me gade.
Ik geloof, dat dit van u afkomstig
is, zei ik rustig. Lijkt u het daarom geen
tijd worden, dat u me vertelt, wat u gis
teravond uitgevoerd hebt?
Gedurende een enkel ogenblik dacht ik,
dat ze flauw zou vallen. Ik liep op haar
toe, maar ze leunde tegen de garagedeur
met gesloten ogen, terwijl ze met zichzelf
vocht om haar zelfverzekerdheid terug te
krijgen. Toen ze haar ogen weer opendeed,
was er grote angst in te lezen.
Hoeveel weet u al? fluisterde ze.
Dat u gisteravond op die weg bent
geweest binnen een meter of vijftien af
stand van de plek, waar de vermoorde man
lag. Dat u hem daar hebt zien liggen,
zelfs al weet u misschien niet, wie de
moordenaar is; dat u daar even bent blij
ven staan terwijl u een sigaret rookte, en
dat u uw plicht verzaakt hebt door deze
moord niet onmiddellijk te rapporteren.
Is dat alles?
Ik schudde mijn hoofd.
Nee, niet alles. Maar voorlopig is het
genoeg, wat ik u hier vertel.
Ik voelde me een geweldige bruut, door
het meisje op deze manier te behandelen,
maar ik wist, dat, wanneer ik haar de
indruk gaf, dat mij nog méér bekend was,
ik haar misschien ertoe zou kunnen bren
gen me een en ander te vertellen.
U gelooft toch niet, dat ik het heb
gedaan? vroeg ze.
Nee, dat geloof ik zeker niet. Maar
tenslotte ben ik maar een gewoon burger
en niet de politie. Ik denk wel, dat het
moeilijk voor u zou zijn om de politie te
overtuigen, dat u in deze moordzaak niet
betrokken bent. Het is een geluk voor u.
I dat ik eerder dan de politie ter plaatse
was.
Gedurende enkele minuten zei ze niets.
Ze stond voor zich uit naar de grond te
staren en trok met haar welgevcm-*
voetje patronen in het grind. -oenze
opkeek, had haar gezichtje een vastDesfi»
uitdrukking. u
Ik zal u in vertrouwen nemen,
ze, maar ik durf u hier n:et te on •-
Als ik niet binnen tien minuten m
ben, zullen ze iemand sturen om -
zoeken.
Wordt u dan bewaakt?
Op onopvallende wijze, ja.
hadden ze de chauffeur rrahe
anders, anders kan ik nooit alleen
de wagen en gaat hij altijd mee.
Maar ill heb u toch wel Jl»-1
het dorp gezien! s
O. zulke kleine fochtjel.™»
me wel toe. Maar herinnert u aft
een paar dagen geleden sprak
jongeman Carfrew? Wetau, mijri
dat al, voordat ik terugkwam uit ts«
V1—SInk'het kantoor van mijn öaM>®
stad. Ik ga daar morgenavondU
wat werk te doen voor meneer?
Hij komt om negen uur. Als j
zeven uur voor de Bank van
wilt ontmoeten, dan kunnen we W
paar uur praten. g
Judith drukte mijn hand eg s
vlug gebaar en verdween
richting van het huis.
Brannigan stond in een
te bulderen, toen ik me wee J
de. Hij was de beschrijving
miste job aan het doorgeven. W
rustige en bedaarde man al tol.
hij ongewoon boos