Tekortkomingen en onvolkomenheden in het beleid
van het kabinet-De Geer
Door gebrek aan voorbereiding moest
in de Meidagen van 1940 veel worden geïmproviseerd
4hr'ieG^'ï;
Vertrek van de Koninklijke familie
in de oorlogsdagen van 1
In Londen werd samenwerking
met jhr. De Geer onmogelijk
9
-
Zaterdag 4 Juni 1949
(Van onze parlementaire redacteur)
De Parlementaire Enquêtecommissie, die uit de veelheid van gebeurtenissen
geprobeerd heeft hoofd- en nevenzaken te onderscheiden, noemt als een
der belangrijkste beslissingen van de gehele oorlogsperiode het op 13 Mei 1940
te Hoek van Holland genomen besluit om de zetel van de regering naar Engeland
te verplaatsen. Dit is, naai- inderdaad de feiten ook bewezen hebben, eeu daad van
eminent historisch en politiek belang geweest. De commissie komt op dit punt tot
een voor het kabinet gunstige slotsom. Maar dit neemt niet weg, dat uit de enquête
nog eens is gebleken, hoe aan het boeken van die creditpost een beleid was vooraf
gegaan, dat overliep van gebrek aan behoorlijke voorbereiding en aan inzicht omtrent
heigeen men, zeker na de lessen die men uit het gebeurde in Polen, vervolgens
in Noorwegen had moeten putten, nodig ware geweest. Nodig althans om er rekening
mee te houden. Men staarde zich echter ook in regeringskringen blind op de ouder
wetse oorlogsvoering, vond het niet nodig zich tijdig bezig te houden met het treffen
van maatregelen om de Koningin, het Prinselijk Paar en het kabinet in staat te
stellen zich buitenslands te begeven ten einde niet in handen van de vijand te vallen.
Al wat er in dit opzicht is gebeurd, is tenslotte louter uit improvisatie voortgevloeid.
Het kabinet is in gebreke gebleven zorg
te dragen voor een veilig vertrek naar el
ders van het Prinselijk paar. De Koningin,
met wie, naar uit de stukken valt op te
maken, in de benarde Meidagen minder
contact bestond dan nodig en zelfs moge
lijk ware geweest, vertrok in de ochtend
van 13 Mei, nadat hierop van militaire
zijde wegens dreigende militaire ineen
storting zeer sterke aandrang was uitge
oefend, naar Hoek van Holland. Aanvanke
lijk was men voornemens vandaar naar
Zeeuws-Vlaanderen over te steken. Nadat
zulks echter door het verloop van de strijd
onmogelijk was gebleken, zette het Britse
oorlogsschip met de Koningin aan boord
koers naar Engeland. Terecht is aan deze
Engelse hulpverlening oprechte lof ge
bracht door de commissie; overigens was
het op dat ogenblik voor onze eigen marine
technisch reeds onmogelijk iets van bete
kenis in dit opzicht te doen.
Twee ministers droegen
regeringsgezag over
Intussen zat het kabinet nog in Den Haag,
staan aanwezig zou zijn. Als grond voor de
inval gold onder meer een onmiddellijk
dreigende inval van Engeland en Frankrijk
in Nederland, België en Luxemburg, die
met medeweten van Nederland en België
reeds sinds lang zou zijn voorbereid. Be
kend is, hoe Van Kleffens hierop flink rea
geerde.
Weerlegging van
Duitse beschuldigingen
Hierna behandelt de commissie de kwes
tie van de Duitse aantijging dat Nederland
in allerlei opzichten niet een houding in
acht genomen zou hebben welke een onzij
dig land past.
Naarstiglijk heeft de Enquête-commissie
nog eens de volslagen leugenachtigheid aan
getoond van de beweringen, die reeds bij
het uitbreken van de oorlog in een Duits
geschrift waren bijeengebracht. In dat op
zicht heeft zij ook een nuttig gebruik kun
nen maken van hetgeen er door het Inter
nationale Militaire Tribunaal te Neuren
berg in zijn uitspraak van 1 October 1946
tegen de „grote oorlogsmisdadigers" (Goe-
Uu6 -v.. ^u»e. ring en consorten) was vastgesteld. Dit
helaas zonder voldoende krachtige leiding, i^wam hierop neër, dat de inval in België,
Want in dat opzicht bleef de minister-pre- Nederland en Luxemburg overeenkomstig
sident bepaald onder de maat. Maar ooi-t een weloverwogen en lang van tevoren
geen van de andere ministers wist toe: te voorbereide Uitlek was uitgevoerd en
zorgen, dat er spijkers met koppen werdr*. jaL,;;;k een daad van aggressie was. Bo-
geslagen. Men besloot alleen om van Den I ve-.yjie;! heeft de commissie tegen verschil-
Haag naar Hoek van Holland te vertrekken.
hetgeen op diezelfde 13e Mei om halfeen
gebeurde.
Vaststelling of formulering van wat nu
verder het doel zou zijn ontbrak. Evenmin
kwam men er toe zorg te dragen voor een
voorziening in het regeringsgezag. Onder
die omstandigheden bleken de ministers
Steenberghe en Van Rhijn niet bereid hun
ambtgenoten te vergezellen. Zij wensten,
mede wegens de indruk, die dit alles op
de bevolking moest maken, in Den Haag
te blijven. Zij hebben daarop in de vroege
namiddag met de secretarissen-generaal
Snouck Hurgronje en Hirschfeld geconfe
reerd om tot de conclusie te komen, dat
het tijd was het regeringsgezag over te
dragen aan de Opperbevelhebber, die van
het kabinet reeds machtiging tot eventuele
capitulatie had gekregen, wanneer verder
doorvechten het brengen van offers niet
meer zou rechtvaardigen. Op hun eigen
houtje namen de twee genoemde'ministers
het op zich, in tegenwoordigheid van alle
secretarissen-generaal tot de overdracht
van het regeringsgezag over te gaan, zulks
namens Koningin en kabinet, die terecht
achteraf 'ae handeling hebben goedge
keurd. En even terecht heeft de Enquête
commissie dit tweetal voor hun optreden,
dat zeker in 's lands belang was een lof
tuiting gebracht. Er kwam naderhand een
telefoontje van jhr. De Geer uit Hoek van
Holland met het dringend verzoek aan de
beide ministers, om zich bij hun ambt
genoten te komen voegen ten einde geza
menlijk naar Engeland over te steken en
vandaar, mede met het oog op de over
zeese gebiedsdelen, de oorlog voort te zet
ten. Hiermee vielen hun in de ochtend nog
gekoesterde bezwaren in hoofdzaak weg.
Zo werd dan op het allerlaatst de eenheid
in het kabinet hersteld: voor een voorzie
ning in het regeringsgezag hier te lande
hadden de twee eerst achtergebleven be
windslieden zorg gedragen en voorts was
er thans een positief doel, dat de verplaat
sing van de regeringszetel naar elders
rechtvaardigde.
Raadpleging van het enquête-verslag
leert verder, hoe helaas van de 10de Mei
af de premier als leidinggevende figuur
faalde, gelijk zeker ook door de commissie
met reden in hem gelaakt kon worden, dat
hij. niettegenstaande herhaalde aanmaning
door Voorzitter van Schaïk niet eens de bij
eenkomst van de Tweede Kamer op 10 Mei
bijwoonde waarin hij eenvoudig geen lust
had. In dit verband zij verder als critiek
van de commissie aangestipt dat. volkomen
is nagelaten om ie trachten tijdig zelfs
maar iets van noodwetgeving op touw te
zetten.
Conclusie: volgens de Enquête-commissie
had de regering zich te zeer door militair
optimisme laten leiden, toen zij vóór 10
Mei 1940 verder gaande maatregelen ter
bescherming van het Koninklijk Huis en
van de leden van het kabinet achterwege
had gelaten. Men had immers tijdig de
noodzaak moeten inzien, te voorkomen,
dat men in handen van de vijand zou val
len, hetgeen staatsrechtelijk en politiek
uitermate gevaarlijk zou zijn geweest.
Duitse gezant huilde
Vroeg in de ochtend van de 10de Mei
kreeg minister Van Kleffens op zijn de
partement bezoek van de Duitse gezant,
die verzocht had hem daar een boods'chap
te mogen komen overbrengen.
De gezant, aldus vertelde de heer Van
Kleffens, kon niet praten, daar hij maar zat
te huilen. Hij had een briefje bij zich, dat
hij niet kon voorlezen en dat hij derhalve
overhandigde. Die boodschap kwam in
hoofdzaak hierop neer, dat elke tegen
stand doelloos was tegen een geweldige
Dintse troepenmacht en dat Duitsland aller
lei fraais waarborgde indien elke tegen
stand achterwege zou blijven, doch dat
anders daarentegen gevaar voor volslagen
vernietiging van het land en zijn staatsbe-
l'.nde beschuldigingen, die in het memoran-
dum-Von Ribbentrop voorkwamen, nog in
het bijzonder bewijsmateriaal bijeenge
bracht om de volstrekte onjuistheid dier
beschuldigingen aan te tonen. In de aller
eerste plaats, dat de opstelling van de Ne
derlandse troepenmacht anders als van
Duitse zijde valselijk was beweerd
duidelijk en terdege gericht is geweest op
de handhaving van onze neutraliteit naar
alle kanten. Voorts de volstrekte onjuist
heid vart de door de Duitsers beweerde
samenwerking, die er voor 10 Mei 1940
zou hebben bestaan tussen de generale
staven van Nederland enerzijds en die van
Engeland, Frankrijk en België anderzijds.
Tenslotte is, mede met behulp van zeer
veel bewijsmateriaal, door de enquête
zonneklaar aangetoond, dat er evenmin
ambtelijke samenwerking tussen onze en
de Engelse geheime dienst heeft bestaan.
Het incident bij Venlo
Dit laatste punt was in de Duitse be
schuldigingen opgenomen na het beruchte
incident bij Venlo. Twee officieren van de
Britse geheime dienst hier te lande, Ste
vens en Payne Best, de Nederlandse luite
nant Klop, die hen om op zichzelf volkomen
oorbare redenen bü hun bezoek aan Venlo
vergezelde, alsmede de Nederlandse chauf
feur Lemmens, die het gezelschap vervoerd
had, werden nog op Nederlands grond
gebied door Duitse officieren, die agent
provocateurs bleken te zijn, overvallen en
beschoten. Daarna was het viertal door hun
belagers over de grens gesleept. Luitenant
Klop was dodelijk gewond. Dit laatste was
voor de Duitsers geen beletsel om een
onbetwistbaar volslagen vervalst verhoor
van Klop op te stellen, dat voor Nederland
bezwarend materiaal bevatte. Dit incident
had plaats op 9~November 1939, toen Ste
vens en Best niet voor de eerste keer
Duitse officieren zouden ontmoeten, die,
naar zij meenden, omverwerping van het
Hitlerbewind en het eindigen van de oor
log konden en wilden bevorderen.
Volgens de commissie, die de gelegenheid
heeft gehad dit ingewikkelde schelmenstuk
haarfijn uit te zoeken, kan men als vast
staand aannemen, dat, zij het dan wellicht
niet in het allereerste begin (vóór de sa
menkomst te Venlo), het voornaamste mo
tief der Duitsers is geweest het zoeken van
argumenten, die een gewelddadige inval in
Nederland zouden kunnen rechtvaardigen
op grond van het niet handhaven der neu
traliteit van Nederlandse zijde. Slechts de
hoogste chefs. Hitier, Himmler diens
later vooral befaamde handlanger Schellen
berg was in Venlo ook van de partij
Heydrich en misschien nog een enkele an
dere. zo voegt de commissie er aan toe, zijn
hier waarschijnlijk van op de hoogte ge
weest.
De Enquête-commissie keert zich tegen
prof. Gerretson, die uiting had gegeven aan
zijn zienswijze, dat een „inner circle" van
het kabinet-De Geer een zogenaamd Deens
standpunt had voorgestaan: in schijn op
komen voor onzijdigheid, in werkelijkheid
geen of nauwelijks verzet plegen als de
Duitsers door een deel van ons land zouden
optrekken in Zuidelijke richting. Die visie
is, naar de commissie heeft bewezen, „vol
komen uit de lucht gegrepen" en „geheel
ongefundeerd gebleken".
Evacuatie der Marine
was niet voorbereid
Behalve de reeds vermelde critiek op het
kabinet, dat te weinig voorzorgsmaatrege
len voor een eventueel vertrek van de Re
gering en slechts een zeer algemene voor
ziening op het gebied van noodwetgeving en
de overdracht van het regeringsgezag had
getroffen, ontmoet men onder meer ook
critiek in het verslag berustende op bewijs
materiaal, op wat er gebeurd is ten aanzien
van het vertrek van de Nederlandse ma-
Heden is aan de Tweede Kamer aange
boden het tweede deel van het verslag
der parlementaire Enquête-commissie
Regeringsbeleid 1940-1945, waarin be
handeld worden de neutraliteitspolitiek,
't vertrek van de regering naar Londen
en de eerste maanden aldaar. In het
bijzonder gaat het over de volgende
punten: De wijze, waarop in de minis
terraad het besluit tot het overbrengen
van de zetel der regering naar het
buitenland is tot stand gekomen en de
daaraan gegeven uitvoering; de opvat
tingen. waardoor deze kabinetten en
hun leden zich hebben laten leiden ten
aanzien van de voortzetting van de
oorlog en de Nederlandse deelneming
daaraan; het aftreden van jhr. mr. D.
J. de Geer als minister van Algemene
Zaken en van Financiën en als voor
zitter van de Raad van Ministers; de
aan jhr. De Geer verstrekte opdracht-
voor een reis naar Nederlands Indië en
het falen daarin, alsmede de wijze
waarop hij naar Nederland heeft kun
nen terugkeren.
Dit verslag is omvangrijker dan het
eerste dat ruim twee maanden geleden
verscheen. Het telt 262 bladzijden, de
bijlagen 327 bladzijden en het deeldat
de verhoren bevat 685. De stof is be
handeld in 31 hoofdstukken en vrijwel
chronologisch gerangschikt, waardoor
de lezer dit verslag gemakkelijker kan
verwerken dan het vorige. Bij haar
onderzoek heeft de commissie ook een
aantal feiten en omstandigheden uit het
tijdvak van voor 10 Mei 1940 moeten
betrekken, omdat dit voor een goed
begrip der dingen onvermijdelijk bleek
te zijn.
vxoccoaoccocoooodooaxoccoooooocococooowscoocooxooococ
rine naar Engeland. Tenslotte is het op het
laatst nog tot in dat opzicht heilzame daden
gekomen. Maar duidelijk is gebleken, hoe
ook hier gold, dat er weinig vóór 10 Mei
1940 rekening is gehouden met de moge
lijkheid, dai men, door de oorlog gedwon
gen, het land zou moeten verlaten. Immers
zo wordt in het verslag gezegd ook
van een systematische voorbereiding van
een eventuele evacuatie van de marine is
weinig of geen sprake geweest.
Alvorens in gedachten met de regering
naar Engeland over te steken, moge ik nog
even twee punten vermelden, die zich blij
kens het verslag vóór 14 Mei 1940 hebben-
voorgedaan. Het ene betreft de op 10 Mei
1940 door de heren Van Kleffens en Weiter
ondernomen zending naar Engeland en
Frankrijk om militaire hulp te krijgen. Het
besluit van de ministerraad om deze minis
ters voor dit doel er op uit te sturen is vol
gens de commissie juist geweest, vooral ook
daarom dat het er ten zeerste op aan kwam
bijstand te krijgen met het oog op de ver
binding over de Moerdijk. De commissie
komt echter tot de slotsom, dat er niet
tijdig genoeg een poging gedaan is, door
besprekingen met de Franse Regering iets
te bereiken en dat men van Den Haag uit
de twee genoemde bewindslieden niet met
klem heeft gewezen op het belang van een
snelle interventie bij de Franse regering.
Nu deed zich het trieste geval voor dat zij
te Parijs aankwamen, nadat generaal Win
kelman al gecapituleerd had.
Het tweede punt is van geheel andere,
louter anecdotische aard. Toen op initia
tief van de ministers Steenberghe en Van
Rhijn in de middag van 13 Mei met de heer
Snouck Hurgronje en dr. Hirschfeld het
overleg omtrent het vraagstuk van de re-
gei-ingsoverdracht zou beginnen, riep eerst
genoemde secretaris-generaal vóór het be
gin van de besprekingen de kamer bewaar
der binnen en verzocht hem boterhammen
met spiegeleieren en ham te brengen, daar
zij sinds die ochtend vier uur niets hadden
gegeten en zo geen behoorlijke beslissing
konden nemen. Waarlijk een heel verstan
dig besluit. Men ziet het, ook de heel na
tuurlijke menselijke trekjes zijn door de
Enquête-commissie aan het licht gebracht
en aldus valt er gelukkig bij lezing van
een en ander, dat in het algemeen van zo
diep-tragische aard is, tenminste ook nog
eens even te glimlachen.
Beleid van het kabinet
in Londen
En nu het kabinet te Londen. Op knappe
wijze is de commissie er in geslaagd een
helder beeld te verschaffen van de sfeer die
daar heerste. Dit is van belang, aangezien
uit de aard der zaak begrip van die sfeer
mede nodig is voor een juiste beoordeling
van de gedragingen van de regering. Glo
baal gesproken moet er, aldus blijkt uit de
resultaten van de enquête, een scherp on
derscheid gemaakt worden tussen de opvat
tingen van het kabinet ten aanzien van de
voortzetting van de oorlog en de Neder
landse deelneming daaraan in de peridoe
tot het najaar van 1940 en de kabinetsop
vattingen hieromtrent na dat tijdstip. Eerst
was er in het kabinet ruimte voor verschil
lende opvattingen op dit gebied, opvat
tingen die ook vrij sterk naar buiten kwa-
De Amsterdamse brandmeester De Boer (inzet) is het slachtoffer van zijn beroep
geworden toen gisternacht tijdens de pakhuisbrand, aan de Oude Schans in Amsterdam
een deel van de gevel van een der brandende percelen plotseling instortte en De
Boer zo zwaar verwondde, dat hij korte tijd later overleed. De plaats op de smalle
gracht waar het ongeluk gebeurde met op de voorgrond de brokstukken van de
ingestorte gevelmuur.
kabinet eensgezindheid over de doelstel
ling om de oorlog voort te zetten tot het
bittere einde, totdat Duitsland verslagen
was. Ongetwijfeld is men in het Nederland
se kamp vatbaar geworden voor de onver--
stoorbare Britse vasthoudendheid. Maar in
het begin was de stemming in ons kamp
zeker verre van eenstemmig, vooral niet
na Frahkrijks capitulatie. Bovendien was
het niet gunstig dat wij eerst een minister
president hadden die wat hij al in de
Meidagen in Den Haag had getoond niet
bij machte bleek krachtige leiding te geven
en die zich moeilijk aan de gegeven om
standigheden kon aanpassen. Hij was heus
niet de enige wankelmoedige van de minis
ters, doch alles te samen genomen spande
hij in dit opzicht, en helaas juist niet daar,
waar hij zulks wel had moeten doen, de
kroon.
Reeds de eerste dag
waren er moeilijkheden
Reeds de allereerste dag te Londen be
gonnen de moeilijkheden. Het ging om de
vaststelling van een regeringscommuniqué
over de voortzetting van de oorlog. Duide
lijk is geworden aldus de commissie
dat de heer De Geer tegen de voorgestelde
tekst bezwaren heeft ontwikkeld en hard
nekkig volgehouden, in het bijzonder met
betrekking tot het opnemen in het com
muniqué van de mededeling, dat de strijd
in Zeeland en elders zou worden voortge
zet;. Dan was er een door hem op 20 Mei
via de B.B.C. tot het Nederlandse volk ge
houden radiorede, waarvan hij de tekst
niet door het kabinet had laten goedkeu
ren en waarin ongelukkigerwijze passages
voorkwamen, die lieten zien hoe hij met
zijn gedachten in de onwerkelijkheid van
het verleden leefde, zonder begrip te heb
ben voor de wijze, waarop de oorlog door
het nationaal-socialisme werd gevoerd-
Dat zou, volgens de commissie op zichzelf
nog te begrijpen zijn geweest, gezien het
tijdstip, waarop hij de redevoering uit
sprak. Maar het krijgt, zo zegt het verslag,
meer betekenis in het licht van.de verder
door de heer De Geer aangenomen hou
ding.
Onze "premier had tot schrik van mi
nister Van Kleffens en van onze ambas
sadeur jhr. Michiels van Verduynen, die
daarbij tegenwoordig waren geweest, een
allerongelukkigste indruk gemaakt bij zijn
eerste bezoeken aan de Britse eerste mi
nister, doordat hij toen al op de wense
lijkheid van een compromisvrede zin
speelde, waarvan Churchill, blijkens zijn
gegrom, niets wilde weten. Bovendien
was zijn begroeting niet zo bijster ge
slaagd geweest, want toen hij binnentrad
had hij gezegd: „Good bye mr. Churchill".
Het duurde niet lang of de heer De Geer
begon ook in ons kabinet te ijveren voor
een compromisvrede. Daarbij ging hij, na
Hitiers zogenaamde laatste aanbod van 19
Juli, zover, dat hij eigenlijk wilde, dat
Nederland ook zonder Britse instemming
zou trachten door middel van een onzer
gezanten aan de Duitse regering te doen
weten, dat het bereid was een deputatie
naar het continent af te vaardigen om
over de mogelijkheden van vredesonder
handelingen te spreken. Als het kabinet
daarmee niet accoord ging, zo zeide hij in
de ministerraad van 22 Juli, dan zou hij
zijn ontslag aan de Koningin vragen. Alle
andere ministers, onder wie (aldus de com
missie) stellig toen nog verschillende op
vattingen heersten over de uiteindelijke
doelstelling van de oorlog, wezen dit denk
beeld van de premier als onmogelijk en
zeer ongewenst af. De houding van de
minister-president is, naar de mening der
commissie, blijkbaar door de ineenstorting
van Frankrijk beslissend beïnvloed. Hij
zag niet in, dat het een ideologische strijd
was, waarbij het ging om de waarde van
de mens en was slechts van mening, dat
voortzetting van de oorlog tot een gemeen
schappelijke ramp zou leiden. Zo werkte
ik volg hier nog steeds de mijns inziens
zeer juiste karakteristiek waartoe de com
missie is gekomen belemmerend op een
snelle kristallisering van de ideeën over de
uiteindelijke doelstelling van de oorlog.
Conclusie: toen de heer De Geer als mi
nister-president vervangen was door een
voorstander van de strijd tot het uiterste,
kon het proces van het rijpen van het
juiste inzicht in deze sneller voortgang
vinden.
Prof. Gerbrandy volgt
jhr. De Geer op
Die vervanging geschiedde bij Ko
ninklijk Besluit van 3 September 1940
en was.volgens de commissie het logi
sche gevolg van het feit, dat in de
hieraan voorafgegane tijd meer en
meer gebleken was, dat samenwer
king tussen de heer De Geer en de
leden van de regering niet meer mo
gelijk was. Zijn besluit in Augustus
1940 met vacantie naar Zwitserland te
gaan (ook al tekenend voor zijn toen
malige geestesgesteldheid) mag, aldus
de stellers van het verslag, misschien
de onmiddellijke aanleiding tot het
ontslag zijn geweest, hoofdzaak was
dat in het kabinet steeds meer de op
vatting, dat de oorlog tot het bittere
einde moest worden voortgezet, als de
enig mogelijke werd beschouwd, zodat
voor een representant van een andere
opvatting daarin geen plaats meer was
en deze zeker niet de leiding daarvan
kon hebben.
Het verslag bespreekt dan de opvolging
van jhr. De Geer door pr,of. Gerbrandy als
minister-president, waarbij de commissiè
zachtkens kenbaar maakt dat en waarom
het in de omstandigheden van destijds
wellicht juister zou zijn geweest als de
kabinetsformateur met alle leden van
het kabinet-De Geer over de hem opge-
dragen formatie eontart v
Het is hier de plaats om JÏÏ1 ISV
bepaalde kritiek, die er
van prof. Gerbrandv iQ 2rrer.-e-' cpjh
denkbaar is, te onderströ^^:^
onderstreDPr.
ste enquete-resulfaten ncTl -
aan het licht hebben eekLj?
aanzien hij door zijn *£t i
in bondgenootschappelijk
log tot de eindov-erwinnine vr
in geallieerde kringen en in a «e
bü onze Britse b£3 3.de
te veroveren, hetgeen «mSJlB
zien van Nederland in behn
ten goede kwam. Daardoor^
manier waarop de oud-mm, wi
tenslotte naar Nederland k i 1)1 ft»
ons heel wat minder schade !,.?*«.-■
anders wellicht het geval zou S4""
naar Nederland
Sinds eind November IQ40 l
binet weten wat jhr. De Geer
ïn zijn schild voerde. De
ie..hand 5»*
feiten tot de conclusie, daUrtl ï!ks
alles had gedaan en ookiM*l
was opgetreden om te trachtentl®*-
van zijn noodlottig voornenS
den. Het kabinet, zo geeft r|.be
kennen, had de mogelijke ij»"?*'»
jhr. De Geer naaf SSerSf
vraagstuk van het allerwf
moeten behandelen. Dat
althans met in voldoende mat.
Nog heel wat meer daVK
geven, is door de commissi. J."
behandeld. Ik meen echte-
rest op dit ogenblik met een uiS?' 4
volledige samenvatting te inoz.»
Daar is het in de eerste helft L- jV*
met 8 tegen 3-stemmen door - -*!
genomen besluit de gehele rei
Nederlands-Indië te vernlaa-S i ai'
sluit kon niet worden
bleek, dat de gezondheidstoestand m
Koningin een zodanige reis niet t«, J
belangrijkste overweging voor k.'- -
netsbesluit was geweest - dj
nog wel even ter vermijding van
stand worden aangestipt de JZ
zelfstandige regering op eigen grondalS
gevestigd te zijn, een denkbeeld Zï
de heer Weiter ook ee t
vond t°eh al, dat wij te veel aan d! S
gelse leiband liepen. Dan is er lit,
1941, de door van Kleflens-Wella-
Neclerlands-Indië ondernomen reis 2
wordt een minder fraai optreden -
regering tegenover enkele zich dat™.
Londen bevindende Kamerleden ml-
veerd. De heer Schaepman zag mZ
scheept met een daggeld van... eenriib
daalder. Hij kreeg niet eens het henÏL
komende bedrag van de parlemeitó,
schadeloosstelling. Tenslotte vermeld 'r'
nog het hoofdstuk in het commissiever
slag dat gewijd is aan de Duitse geintK-
neerden in Nederlands-Indië, waarin dj
merkwaardige reis van het tweetal W
jan-Boerstra behandeld is.
Alles tezamen genomen heeft de Er.què-.-.
commissie opnieuw uitnemend en beiaaj-
rijk werk verricht. Zij kwam aan de had
van haar onderzoek in meer dan eer op
zicht tot critische oordeelvellingen. Zï
moest dit wel, als strikt onpartijdig onder
zoekend college, doen. Terecht heeft zij c:
in haar slotbeschouwing op gewezen dat
zij, door de veelheid en verscheidenheid
van personen, die zij uit hoofde van de
rechten, die haar als Enquête-commissie
toekomen, heeft kunnen horen, grotere
mogelijkheden kreeg om een en ander cri-
tisch te bezien dan bij de normale parle
mentaire controle meestal het geval ij,
Allen, die van de vruchten van de arbeid
der commissie kunnen genieten, moeten
zich ongetwijfeld ook deze kant van de
zaak ter dege voor ogen stellen. En boven
dien niet vergeten, dat het gehele onder
zoek betrekking heeft op een tijdperk, dat
in het algemeen degenen, die daarin een
rol te vervullen hadden, wel voor een
zeer uitzonderlijk zware taak heeft ge
plaatst.
men, later bestond binnen en buiten het hij bij de beraadslagingen in het kabinet
Vier uur lang in het
donker op stro
Een Nederlandse kabinetszitting in Londen
De heer C. de Vos van Steenwijk,
vice-admiraal b. d., deelde aan de Par
lementaire Enquête-commissie mede,
dat hem reeds maanden vóór het uit
breken van de oorlog was verteld, dat
het Prinselijk gezin naar Frankrijk zou
gaan, indien het noodzakelijk zou blij
ken ons land te verlaten. Toen hij de
tiende Mei 1940 aan het Hof kwam
hij was adjudant in buitengewone
dienst en had derhalve sinds het ver
laten van zijn dienst geen relaties meer
met het Hof gehad wist hij nog niet,
waarheen het Hof zou vertrekken. Het
was nog niet uitgemaakt, of de ledep
naar Frankrijk of naar Engeland zou
den uitwijken. Het definitieve plan is
pas daarna ontstaan.
Op de avond van de tiende Mei omstreeks
11 uur is reeds een poging gedaan om weg
te komen, doch daar er toen geruchten gin
gen dat de reis wegens het neerkomen van
Duitse parachutisten te gevaarlijk zou zijn,
is het vertrek toen niet doorgegaan.
Op Zondag 12 Mei om 19 uur vertrok men
van de Hoge Wal in Den Haag door de
tuinpoort achter het paleis Noordeinde. Men
heeft vier uur over de autoreis van Den
Haag naar IJmuiden gedaan.
Het gezelschap bestond uit het Prinselijk
gezin, freule Feith, de gouvernante, me
vrouw Roëll met haar dochtertje, de heer
en mevrouw De Vos van Steenwijk en de
heer Van Holthe, thans vice-admiraal. Men
zat op stro in een pantserwagen van de
Nederlandse Bank. In de auto was het pik
donker. De wagen werd geëscorteerd door
auto's met mariniers en matrozen. Om
streeks 23 uur arriveerde men in IJmuiden,
waar een Engelse torpedojager lag, die
direct nadat het gezelschap aan boord was
gegaan, vertrok. De commandant van dit
schip had tevoren opdracht gekregen, het
Prinselijk gezin te halen.
Het vertrek van de Koningin
De volgende dag, op 13 Mei, omstreeks
10 uur vertrok weer een stoet van enige
auto's van het paleis Noordeinde. In de
eerste auto bevond zich de Koningin, naast
haar jhr. De Jonge van Ellemeet en op de
twee strapontins de heer Phaff, generaal-
majoor b. d., en de ordonnans-officier jhr.
Van Lawick van Pabst. Verder maakten
deel uit van het gezelschap jhr. Beelaerts
van Blokland, vice-president van de Raad
van State, jhr. Van Tets van Goudriaan,
directeur van het kabinet van de Konicai.
mej. Van Rhijn van Alkemade en denes
Van 't Sant, hoofdcommissaris van polii*
te Den Haag, die plaats hadden genomen is
de tweede auto. Er was een militair escort^
vooruit gezonden en er volgde een vracht
auto met een mitrailleur.
De heren De Jonge van Ellemeet, Phaff
en Van Lawick van Pabst hadden alle drie
een geladen pistool in de hand om, wanneer
er iets zou gebeuren, de Koningin te be
schermen. Daar men er niet zeker van was,
dat er geen parachutisten zouden zijn lus
sen de mensen, die waren samengestroomd
bij het vertrek van het paleis in Den Haaf,
was er opdracht gegeven dat iedereen met
de handen in de hoogte moest gaan staan.
Tijdens de tocht naar Hoek van Holland
hebben zich geen incidenten voorgedaan.
Slechts is een paar keer de oorspronkelijke
route gewijzigd en moest men een omweg
maken.
In Hoek van Holland bleek een torpedo
jager te liggen. Het gezelschap stond op1ie
kade tegen een loods te wachten tot nei
aan boord kon gaan. Terwijl men aaar
stond, kwamen Duitse vliegtuigen over,
waaruit een bom werd geworpen, ore
kwam vlak achter de loods, waartegen
Koningin en haar gezelschap bese»
hadden gezocht. Niemand kreeg enig ie-<-
Door een mijnenveld
De tocht op zee was zeer gevaarlijk d«-
de reis door een mijnenveld ging, wa- -
de positie in Hoek van Holland teen 55
niet bekend was. Een officier van ae
rine-reserve kreeg het commando o\
Britse jager. Intussen had men raai
fonisch van de marinestaf de liggm=
het mijnenveld opgekregen, waarni
er met grote snelheid doorheen is
Er is verder niet gebombardeerd, m
geen vliegtuigen meer gezien.
Het schip ging op weg naar Vü^
met uiteindelijke bestemming B
Toen er een radiobericht kwam, a
plaats blijkbaar al door de Duits^^
uitgekozen om er bommen op
heeft een bespreking met de Kon»
plaats gehad. Het besluit weid
men zich onmiddellijk naar Engels
begeven. t schjP in
In de late namiddag kwam h
Harwich. Daar stond een extra he
Omstreeks 20 uur arriveerde mei
den, waar de Engelse komng -e
Prinses Juliana,
prinsesjes, alsmede deNed®11
ters Van Kleffens en Weiter «R
begroetten. De Koningin heef
Buckingham Palace, Na
ken betrok zij een eigen huis
Square.