Een speld in een hooiberg
In Noorwegen loopt het storm op de
recruteringsbureaux der burgerwacht
De verdwenen
formules
LUIDSPREKER
Regeling van het lager onderwijs
na het zesde leerjaar
Koningin begroette militairen op
troepenschip „Groote Beer"
Dinsdag 10 Januari 1950
'4>
Kort verhaal door G. Harmse
ROND HET ATLANTISCH PACT
Minister Hauge, benjamin der regering, moderniseerde
de weermacht en maakte het soldatenleven aantrekkelijker
(Van een bijzondere medewerker)
Ministers van Defensie plegen zelden
een interview toe te staan. Zelfs in demo
cratische staten omgeven zij zich met een
muur van geheimzinnigheid.
De Noorse minister' van Defensie, Jens
Hauge, maakt op deze regel echter een uit
zondering en was bereid ons Uitvoerige in
lichtingen te verstrekken.
Op acht en twintig-jarige leeftijd werd
hij kort na het einde van de oorlog geroepen
tot deze moeilijke post. Jens Hauge is dan
c J>k de Benjamin van de regering. De lange
donkerharige jongeman met zijn fris, open
gezicht werkt als de beste. Besprekingen
houdt hij het liefst om zeven of acht uur
in de morgen en met-bijkans onuitputtelijke
energie maakt hij van de nacht een dag en
van zijn adjudanten, secretarissen en an
dere medewerkers verwacht hij dezelfde
energie.
Men kan niet zeggen dat Jens Hauge bij
alle Noren even populair is. Burgerlijke
kringen en vooral het populaire en in
vloedrijke liberale dagblad „Dagbladet"
beweren dat deze jurist, eens officier bij
de politie en later secretaris van minister
president Einar Gerhardsens, slechts uit
opportunistische redenen lid van de arbei
derspartij is geworden. Ook in het Storting
het parlement woeien er reeds stor
men, toen bij de begroting van Defensie
bleek dat deze met enkele millioenen over
schreden was. Tenslotte kunnen ook enkele
„met mos begroeide" generaals het nog
maar moeilijk met de piepjonge Excellentie
vinden.
Dit alles verandert echter niets aan het
feit dat het Noorse leger nog nooit
zo sterk was als thans onder leiding van
Hauge. Toen de politie tijdens de Duitse
bezetting „gereorganiseerd" werd, verzocht
Hauge om zijn ontslag. Quislings regering
liet hem toen voor enkele maanden opslui
ten, doch daarna werd hij vrijgelaten omdat
hij „ongevaarlijk" zou zijn.
„Ongevaarlijk" was evenwel niet het
praedicaat dat hij zich verwierf door zijn
werk voor de verzetsbeweging. Deze droeg
hem op de militaire sector van het verzet
te leiden. Ten tijde van de ineenstorting
van Duitsland commandeerde hij niet min
der dan 40.000 man. En toen de tijd rijp
was, heeft zijn verzetsleger de vijand zeer
veel afbreuk gedaan.
Geen herhaling van de fouten
van 1940
De burgerwacht is het lievelingskind van
de minister gebleven. „Onze burgerwacht",
zo vertelt hij, „behoort niet tot het staande
leger. Zij is echter een wezenlijk bestand
deel van onze verdediging. De recrutering
is deels op basis van dienstplicht, deels
vrijwillig. De aanmeldingen van vrijwilli
gers hebben echter onze stoutste verwach
tingen overtroffen. De Noorse regering
noch het Noorse volk wensen een herhaling
van de verzuimen van 1940!
Die burgerwacht vormt eigenlijk een
anti-invasie-leger. Daaruit volgt dat haar
leden volgens de ervaringen uit de jaren
19401945 geoefend worden in de tactiek
der guerilla. Naar Zwitsers voorbeeld be
houdt ieder zijn wapen bij zich thuis, bij
wijze van spreken: zó voor het grijpen. De
burgerwachts moeten gedegen kennis be
zitten van het oorlogvoeren op ski's. Ook
aan het scherpschieten wordt de grootste'
aandacht geschonken. Een nauwe samen
werking met de scherpschutters-afdelingen
van het leger is daarom tot stand gebracht.
Minister Hauge vertelt verder dat de
jonge Noren van 9 tot 14 maanden moeten
dienen, hetgeen afhangt van het feit of zij
al of niet bij een speciale technische afde
ling zijn ingedeeld.
Marine met vele kleine schepen
De Noorse marine bestaat uit ongeveer
110 schepen. Noorwegen bezit talloze fjor
den en daarom beschikt de marine over een
aanzienlijk aantal kleine en snelle schepen.
Juist als gevolg van deze omstandigheid
moeten de nieuwe „specialisten" een lange
scholingstijd doormaken, welke vaak van
drie tot vier jaar duurt.
Iedere Noor spreekt vaak en graag over
de luchtmacht, welks blauwe uniformen de
stratenbeelden van Oslo, Bergen en Trond-
heim beheersen. Ook Hauge vormt hierop
geen uitzondering. „Konden onze jonge re-
cruteri zelf een wapen kiezen, dan zouden
zij in meerderheid bij de luchtstrijdkrach
ten gaan dienen" zegt hij. Ook bij marine
en landmacht wordt echter door een betere
bezoldiging de dienst aantrekkelijker ge
maakt.
„Sociaal-officieren"
Een bijzondere waarde hecht de minister
aan het goed functioneren van de sociale
dienst. Het beroep van „sociaal-officier" is
bij ons geen neven- doch een hoofdberoep.
Deze officier moet werkelijk' vriend en
raadgever van iedere soldaat zijn. Het is
tevens zijn taak soldatenkranten, welke
bijna gestorven zijn, nieuw leven in te bla
zen, uitvoeringen te organiseren en taai
en andere cursussen in het leven te roepen
FEUILLETON
door Mevr. I. M. C. Bijleveld-Gelinck
8)
Een lucifersboekje, in een uiterst verre
gend stadium natuurlijk, een kletsnat
vodje, anders niet. Maar hij droeg het toch
voorzichtig, als een kostbare schat, in zijn
handpalm naar binnen en legde het be
hoedzaam neer ©p het aanrecht van juf
frouw Kurkmans. De familie van de por
tier stond nog altijd in de keuken en had
zo juist geassisteerd bij het transport van
professor Wyarda. Dat wil zeggen: de
portier had geassisteerd door zijn eigen
leren jas over het slachtoffer heen te leg
gen; de beide vrouwen hadden geweeklaagd
en geweend. John Camden, in zijn lichte
regenjas, was de keuken weer binnenge
komen maar maakte geen aanstalten om
naar buiten te gaan. Hij stond weer op
zijn oude plaatsje tegen de gootsteenkast
jes, opvallend bleek en stil, en de agent
had zijn zijde niet verlaten.
Daarnaast zijn' er populaire en populair-
wetenschappelijke voordrachten. Niet in de
laatste plaats is het de taak van het leger
gapingen in de opvoeding op te vullen in
dien deze het gevolg zijn van oorlog of
andere zaken.
Onze jonge mannen, aldus de minister,
moeten onder gunstiger omstandigheden in
het beroepsleven terugkeren en niet om
gekeerd. Grote en zorgvuldig samengestel
de bibliotheken en twee eigen tijdschriften
staan de militairen ter beschikking.
Hartelijk lacht Hauge als wij hem vra
gen of men voornemens is nieuwe verdedi
gingswerken te bouwen. „De Duitsers heb
ben ons voor Vele jaren dit werk uit de
handen genomen. In dit geval slechts lof
voor hun „gründlichkeit"."
De plichten jegens de Pactgenoten
Over het Atlantisch pact zegt de minister:
„Dit pact is een realiteit, waarmede de
wereld rekenen moet. In Oslo zullen ex
perts de technische détails der wapenhulp
voor Noorwegen met onze militaire ver
trouwensmannen uitwei'ken."
Op de vraag, of Noorwegen alle wapens
zal ontvangen, waarom het verzocht heeft,
lacht Hauge wederom. „Het komt maar
zelden voor, dat een land alles ontvangt,
wat het op zijn verlanglijstje heeft ge
schreven. Er is echter nog veel modern
Bezwaren van leden der
Eerste Kamer
Verschenen, is het voorlopig verslag van
de commissie van rapporteurs der Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot wij
ziging van de Lager Onderwijswet 1920.
Enige leden achtten het weinig bevredi
gend, dat'nog geen jaar na de omvangrijke
en vrij ingrijpende herziening der Lager
Onderwijswet 1920 door de wet van 25 Juni
1948 opnieuw een niet onbelangrijke wij
ziging dier wet aanhangig moest worden
gemaakt.
Deze leden merkten op, dat de bestaande
subsidiebepalingen voor gemeentelijke en
bijzondere kweekscholen mede van kracht
zullen blijven voor de nader door de Kroon
voor subsidiëring aan te wijzei? kweek
scholen. In beginsel juichten zij dit voor
schrift toe. Wanneer de Kroon echter het
recht verkrijgt, kweekscholen voor subsi
diëring aan te wijzen, dan wordt daarmede
de medewerking der Staten-Generaal, zoals
die tot nu toe voor elk afzonderlijk geval
werd vereist, ter zijde gesteld.
Deze leden oordeelden niet gunstig over
de hoofdzaak van het ontwerp :de nadere
regeling van het lager onderwijs na het
zesde leerjaar. Zij hadden speciaal het oog
op hel ook ten aanzien van het voortgezet
gewoon lager onderwijs gesignaleerde ge
vaar, verbonden aan de tijdelijke hand
having van bezettingsmaatregelen, name
lijk, dat deze worden omgezet in blijvende
wettelijke regelingen, zonder op de voor
wetsontwerpen gebruikelijke en wenselijke
wijze te zijn overwogen en getoetst. De
school voor voortgezet gewoon lager onder
wijs als afzonderlijk schooltype is zonder
genoegzame voorbereiding door de Duitse
overheerser in de wettelijke regeling van
Wenst U
EEN ZINDELIJKE
POES
Plaats een
Niet aankomen, zei inspecteur Ren-
kevoort en ging opnieuw naar buiten.
Maar het verregende lucifersboekje bleek
toch het enige stoffelijke spoor te zijn dat
de professor of zijn belager op de plaats
van de misdaad had achtergelaten. De prie
mende lichtbundel bescheen nu nog slechts
glimmende tegels en spetterende plassen;
de plaats, waar de professor g'elgen had,
was nu al niet minder nat dan de rest
van de omgeving. Daarop richtte zich het
lantaarnschijnsel op het bewuste venster,
maar ook hier viel niets bijzonders te be
speuren. En dan schoof het licht verder
langs de achtergevel van, de portierswo
ning, maar bleef vrijwel meteen rusten
op een stapel houtblokken, netjes opgetast
tussen het venster en het keukenraam en
afgedekt met asfaltpapier, waarvan aan
de windzijde een brede strook was opge
waaid. Het licht bleef een lange tijd hierop
rusten. En clan trad de politieman naderbij,
boog zich voorover en bestudeerde als het
ware zorgvuldig de grillig-beschenen
knoesten. Ze dropen van het water, zoals
alles droop. Peter Landt, achter hem in
de duisternis, wachtte geduldig in de strie
mende regen. En dan gingen ze samen naar
binnen en sloten de keukendeur knarsend
achter zich.
Mijn excuses voor deze zondvloed,
juffrouw Kurkmans, zei inspecteur Ren-
kevoort, zijn leren jekker uittrekkend
Noorse skitroepen bij een
materiaal nodig, voordat wij ons beroemen
kunnen op een effectieve bewapening".
In zijn functie van minister van Defensie
verheugt Hauge zich erop, dat in alle lagen
van het Noorse volk de wil om zich te ver
dedigen sterker is geworden. „Slechts door
inzicht in de noodzakelijkheid van een uit
muntende defensie kan een natie worden
overtuigd, die van huis-uit niet militaris
tisch is."
(Nadruk, ook in gedeelten, verboden.)
het lager onderwijs gebracht, al bestonden
ook tevoren in het land wel scholen, die
aan dat type beantwoordden. Men had
mogen verwachten, dat men na de bevrij
ding was begonnen, de regeling van vóór de
oorlog te herstellen, met erkenning uiter
aard van rechten van bestaande scholen,
om dan te overwegen of en in hoeverre wij
ziging van die regeling gewenst was. In
stede daarvan heeft men de regeling uit de
oorlog als zodanig eerst voorlopig en daar
na in 1948 definitief gehandhaafd, zonder
dat van een rustige overweging van voor-
en nadelen van het nieuwe schooltype
sprake was, en zonder genoegzame waar
borg, dat de inrichting van dit onderwijs
thans wel voldoende verantwoord kon wor
den geacht. De toenmalige minister meende,
dat dit laatste in 1950 wel het geval zou
kunnen zijn en bevorderde daarom de op
schorting van de eveneens door de bezetter
ingevoerde achtjarige leerplicht tot deze
termijn, die nu vervalt.
Is deze verwachting van 's ministers
voorganger nu echter inderdaad verwe
zenlijkt? zo vroegen deze leden.'Kan men
thans wel spreken van een werkelijk ge
consolideerde toestand op het gebied van
het voortgezet gewoon lager onderwijs?
Zijn er thans wel genoeg voor haar taak
geheel berekende leerkrachten voor? Be
schikt men thans wel over voldoende lo-
caliteit en voldoende leermiddelen? Zijn
thans doel en inrichting van dit onder
wijs wel reeds algemeen zo doorgedacht
en afgebakend, dat er een algemeen aan
vaarde grondslag voor bestaat, waarop
men verder kan bouwen? Men behoeft
slechts kennis te nemen van de discussies
in de Tweede Kamer over het ontwerp,
om zich er van te overtuigen, dat niet
velen deze vragen zonder meer bevesti
gend zullen durven beantwoorden, en on
der hen behoort in elk geval zeker niet
de minister, aldus deze leden.
Onder deze omstandigheden zou, naar
de mening dezer leden, daar ook huns
inziens aan de school voor voortgezet ge
woon lager onderwijs inderdaad.de gele
genheid moet worden geboden, haar le
vensvatbaarheid te bewijzen en zich te
ontplooien, deze mogelijkheid eveneens
aan het parallel lopende gewoon lager on
derwijs moeten werden geschonken.De aan
gewezen weg zou zijn geweest: eensdeels
de zelfstandige school voor voortgezet ge
woon lager onderwijs te handhaven, an
derdeels daarnaast de meer dan zes leer
jaren omvattende school voor gewoon la
ger onderwijs te herstellen en aan
beide schooltypen gelijke kansen te
bieden. De keuze zou dan ilggen
bij de maatschappij. Vermoedelijk
zou deze keuze niet zelden anders
uitvallen op het platteland dan in de
grote steden.
Gratie verleend
Bij Koninklijk Besluit is gratie verleend
aan S. de Croon, tot de doodstraf veroor
deeld bij sententie van het Bijzonder
Gerechtshof te Amsterdam. De doodstraf
is veranderd in levenslange gevangenis
straf.
S. de Croon is in 1942 en 1943 werkzaam
geweest bij de „Zentralstelle für Jüdische
Auswanderung" te Amsterdam. Voorts is
hij gedetacheerd geweest bij de „Kolonne
Henneicke". In 1944 heeft hij dienst geno
men bij de „Arbeits Kontrolldienst" te
Arnhem. Voorts heeft hij in verschillende
plaatsen in ons land dienst gedaan bij het
„Polizei Freiwilliger Bataljon Niederlande"
waar het water van afstroomde. Enfin, uw
keuken was toch al nat! Van Beek, bel jij
even het bureau op om twee rechercheurs,
vraag Prins maar en Schuurman. Is er een
telefoon hier beneden?
In de garderobe, zei Gozewina Kurk
mans. Jodocus zal 't effe wijze.
Graag, zei de inspecteur. Welke
kamer is er aan die kant, vlak naast deze
keuken?
Welke kamer? O, dat is Betsie d'r
kamer, 't Is maar een klein kamertje, te
klein voor Jodocus en mijn, ziet u? D'r
ken geen lisjemo in. Ze heb een kassie
en een wastafel enmot u 't zien
Nee, zei de politieman. Lag jij daar
net in.bed, Betsie?
Gunst meneer! zei de moeder.
Ja. Dat moet ik weten. Lag jij daax--
net in bed, Betsie?
Ja meneer. Het was een heel bedeesd
stemmetje. Betsie trachtte te blozen.
Heb jij dan niets gehoord?
Gehoord? Gunst meneer.
Ik bedoel buiten. Het is vlak voor
je raam gebeurd. De professor moet bijna
tegen je raam zijn aangeslagen.
Jakkes! griezelde het meisje.
Heb je niets gehoord? Kijk me even
aan, wil je.
Nee meneer. Echt niet. Betsie hief
het beschroomde gelaat.
Dus je sliep.
f. (Foto Aktuell, Oslo).
Havendienstboot In Rotterdam
krijgt wellicht radar aan boord
Rotterdam gaat zich van een haven
primeur verzekeren, aangenomen althans,
dat de gemeenteraad het voorstel van B.
en W. aanvaardt. Bij de bestudering van
het vraagstuk van het beloodsen van sche
pen bij slecht zicht is het namelijk wense
lijk gebleken nader te onderzoeken, in
hoeverre het mogelijk zal zijn de schepen
in de haven aan boeien of aan de kade
te meren met behulp van sleepboten, die
met een klein type radar-installatie zijn
uitgerust. Met deze zogenaamde Decca-
radar zijn reeds demonstraties gegeven.
De Internationale Navigatie Apparaten
C.V., die de alleen-vertegenwoordiging van
deze apparatuur voor West-Europa heeft,
heeft thans een Decca-radar aangeboden
teneinde de mogelijkheden van een derge
lijke apparatuur te kunnen nagaan. Deze
maatschappij zal dan twee jaar lang koste
loze service bieden en onderdelen eventu
eel vervangen. B. en W. zijn van oordeel,
dat de proef dient te worden genomen,
daar op deze wijze het probleem van het
verkeer bij mist in de haven nader tot
een oplossing kan worden gebracht en ze
stellen daarom voor op de begroting van
1950 een crediet van 22.000 beschikbaar te
stellen voor de aanschaffing en plaatsing
van radar aan boord van een van de haven-
dienstboten.
Natuurlijk meneer, antwoordde haar
moeder voor het meisje. Ze is om tien uur
naar bed gegaan. Ze gaat altijd om tien
uur naar bed. Een fessoendelijk meissie.
Na deze belangrijke verklaring viel er
een stilte in de hel-verlichte keuken, waar
in alleen nog het plassen van de regen
hoorbaar was. De inspecteur vroeg niet
verder. Ze stondèn allemaal dicht opeen
"op de modderige granieten vloer: een bij
elkaar geraapt stelletje mensen dat zo
plotseling in deze sinistere zaak betrokken
was. De beide assistenten bleek en ontdaan
in hun overjas, Jodocus Kurkmans met
grote, verbaasde ogen, de beide vrouwen
in fantasiegewaad met krulspeldjes en
flodderharen en de inspecteur zakelijk en
kalm, uiterst correct in zijn donkere uni
form. Het felle licht uit het electrisch
peertje viel meedogenloos op hun ge
zichten: op de gedecideerde plooien om
de mond van mama Kurkmans, op de
niet geheel weggewassen restanten van
Betsie's „make-up", op het eerlijke, ver
schrikte gezicht van Peter Landt en op
John Camden's ontstelde donkere ogen.
Slechts Jodocus bleef kinderlijk als ge
woonlijk. De inspecteur wachtte zwijgend
de komst van zijn hulptroepen af.
Maar bij die komst bleek al dadelijk
dat hij zijn plannen had gemaakt. Het
„verdeel en heers", vaste taqtiek in alle
politiezaken, werd onmiddellijk in prac-
De kapitein zat in moeilijkheden en het
hele schip dus ook.
Een paar dagen voor ze New York be
reikten, was er een telegram gekomen, om
een werkend passagier Li Chen Min, op te
sluiten, want de politie scheen hem in New
York iets te willen vragen over opium.
Men had de Chinees in de ziekenkamer
opgesloten en hem geregeld van eten voor
zien.
Maar toen het vrijheidsbeeld in zicht
kwam, scheen dit zulk een indruk te maken
op de gevangen genomen zoon van het He
melse Rijk, dat hij zich de vrijheid her
overde. Of hij door de patrijspoort was
ontsnapt of dat een gele broeder hem de
behulpzame hand had geboden, bleef een
raadsel.
En nu stonden er twee breedgeschou
derde heren met donkere gleufhoeden en
grijze jassen voor het bureau van de ouwe,
die zich aandienden als rechercheurs en
vertelden, dat zij hem persoonlijk als ka
pitein, het schip en de Maatschappij ver
antwoordelijk hielden voor deze verdwij
ning en dat kost een heleboel geld.
Het scheen een heel belangrijk lid van
de onderwereld te zijn.
„Van varen komt morgen niets, kap'tein",
zei de oudste rechercheur. „Wij vullen uw
papieren niet in. Wij zullen de bemanning
moeten fouilleren en het hele schip door
zoeken. Er is kans op doorgestoken kaart.
Het spijt me wel, maar dit zaakje moet
uitgezocht worden. Er is waarschijnlijk ook
opium aan boox-d".
De ouwe zei, dat hij het juist zo'n stil en
net mannetje had gevonden. Als je hem
het dek zag zwabberen of het koper poetsen,
dacht je, dat er geen tevredener en geluk
kiger mens op de wereld bestond. „Van de
stille en nette mannetjes moet je het juist
hebben", zeiden de rechercheurs.
De kapitein keek naar de stuurman of
die soms raad wist. Die kerels kreeg je niet
met een smoesje van boord. Ze zouden gaan
zoeken, en dan komen er altijd dingen
voor de dag, waar ze wat van te vertellen
hebben. Helemaal in de haak is er niets in
de wereld. Kv/aad trok hij aan zijn pijp.
De eerste stuurman zei ineens: „Kom,
ga eens zitten en laten we er eens een
glaasje bij drinken. Ik geloof, dat ik een
voorstel heb".
Een borrel werd tevoorschijn gehaald en
toen ze het zich gemakkelijk hadden ge
maakt, zei de stuurman: „Kijk eens, ik heb
de gave, dat weet de kapitein, om ieder
gezicht, dat ik ooit gezien heb, te her
kennen".
De kapitein knikte.
„Nu wed ik met jullie, dat, als je twee
tijk gebracht. Op zijn vraag naar een apart
vertrekje waar hij rustig kon zitten en
mensen kon spreken, werd hem door
Gozewina Kux-kmans het kamertje van de
amanuensis aangewezen, twee hoog in het
centrum vaxx het gebouw.
Vooruit Jodocus, ga het meneer effe
wijze! De politieman begreep nu, wat
iedere ingewijde in het gebouw al sinds
onheugelijke tijden wist, dat niet Jodocus
Kurkmans de portier, maar Gozewina
Kurkmans de portierster was van het spe
cialistenlab. En zo was het met de vex*-
schuldigde eerbied dat hij deze machtige
pei'soonlijkheid naar haar eigen huiskamer
dirigeerde, met man en dochter en de agent
van Beek als toezichthouder er achteraan;
een schikking welke Betsie zorgvuldig
haar haren deed ordenen voor het kleine,
koperen gangspiegeltje.
De andere mannen gingen xiaar boven.
De rechercheur Prins droeg het lucifers
boekje en de papieren en maakte het
kamertje van de amanuensis voor zijn chef
in gex-eedheid door de gordijnen te sluiten,
de radiator aan te zetten en enige stoelen
te deponeren vlak onder het volle licht.
De rechercheur Schuurman vergezelde
zijn chef en de beide assistenten naar het
Heilige der Heiligen, waar Peter Landt de
politieman een indruk gaf van hun werk
zaamheden. Hij legde de bijzonderheden
honderd Chinezen op een rij zet, ik de man,
die jullie zoeken, er meteen uithaal. Laten
we met zijn drieën de wal opgaan en in
China-town gaan zoeken".
De twee deukhoeden keken wantrouwig
naar de stuurman. Toen stond de oudste
op, zetten zijn hoed achter op zijn hoofd,
spuwde zijn kauwgummi door de patrijs
poort naar buiten en zei: „Vooruit, de wal
op. We moeten die kerel hebben en jullie
moeten varen".
De stuurman ging zich snel verkleden.
Toen hij daarna met de twee speurders van
boord ging, zei de kapitein tegen hem: „Je
bent stapelgek. Dat red je nooit. Dat is een
speld in een hooiberg".
Maar de stuurman vond dat je een kans
moest nemen. Er waren ook mensen ge
weest, die de honderdduizend getrokken
hadden en daarvoor moest je toch beginnen
met een lootje te kopen, meende hij.
Ze huurden een grote, zwarte auto en
reden hiermee de hele avond door de Chi
nese wijk van New York. Ze stonden stil
op hoeken van straten, met gedoofde lich
ten, ze stapten uit en slenterden theehuizen
en cafés door, ze doorkruisten steegjes en
slopjes, maar de heer Li Chen Min liet zich
niet zien, waar hij trouwens gelijk in had.
Ze gaven het signalement op aaxx een
politie-bureau, informeerden bij dienst
boden, deden een inval in een paar huizen
en kroegen, maar overal staarden hen de
zelfde gele tronies met sluik haar en on
aandoenlijke ogen aan. Het was een grote
familie en ze konden geen woord Engels
verstaan of uitbrengen.
De rechercheurs gaapten. Het was bijna
half twee en ze kregen er genoeg van.
„We maken nog één rondje en dan schei-
we er mee uit. Morgen komen we wel aan
boord". Dat wordt een dure grap, bedacht
de stumman -in stilte. Hij was ook moede
loos geworden. Misschien had de ouwe wel
gelijk en was hij stapelgek. De honderd
duizend was niet voor hem weggelegd. Hij
zou maar nooit een lot kopen.
De auto draaide een stille straat in. Plot
seling zagen ze een Chinees langs de huizen
sluipen, die, toen hij hen zag, een portiek
indook. De wagen stond meteen stil, als twee
schimmen sprongen de beide rechercheurs
eruit en een seconde later stond de man in
het licht van een zaklantaarn en voelde
een revolver in zijn ribben. De stuurman
sprong ook uit de auto én hij keek naar het
gele gezicht in de schelle lichtbundel.
„Dat.is 'm!" schreeuwde hij triomfan
telijk.
Hij stx-aalde als een gouddelver die zijn
fortuin ziet liggen.
„Weet je het zeker?" zei een van de
rechercheurs.
„Daar vergis ik me niet 'in. Ik onthoud
alle gezichten, die ik ooit heb gezien".
„Neem hem mee, Bill", zei de oudste re
chercheur'. „We hebben de paling gevan
gen. Het heeft moeite gekost. Ja, brabbel
maar- raak. Je bent het natuurlijk niet. We
zullen beginnen met je veilig op te bergen
en dan praten we morgen weieens op ons
gemak met elkaar".
Terwijl de heer Li Chen Min tegen el
kaar botsende klanken uitstootte, werd hij
de wagen ingetrokken, die zorgvuldig af
gesloten werd. De beide rechercheurs wre
ven in hun handen en brachten de stuur
man nog even aan boox'd.
„Sommige mensen hebben ook altijd ge
luk", zei Bill. „Hier heb je de papieren,
stuurman en goede reis".
„So long, boys", zei de stumman. „Ik
hoop jullie nog eens terug te zien" en
lachend gingen ze uit elkaar.
's Middags kwam de kapitein bij hem
op de brug staan. Er was nog weinig zicht,
doch het werd ieder uur beter.
„Zeg, stuurman", zei de de ouwe ineens,
„ik heb nog eens over dat gevalletje nage
dacht, maar mij neem je niet".
De stuurman scheen al zijn aandacht no
dig te hebben bij het bestuderen van de ho
rizon.
„Hoe bedoelt u dat, kapitein?" vroeg hij,
uitex-st beleefd.
„Nou, met die Chinees. In de bioscoop
kunnen die speurhonden het wel, maar een
Hollandse zeeman legt het daar glad tegen
af".
„Het was een speld in een hooiberg",
zei de stuurman nadenkend.
„En alle spelden lijken op elkaar", meen
de de ouwe.
„Nou ja, als het maar een speld is",
vond de stuurman.
De kapitein bromde iets en ging naar zijn
hut.
(Nadruk verboden).
CHK. GEREF.'KERK.
Ds. J. C. van Ravenswaaij te Zaamslag
heeft bedankt voor het bex-oep naar de Chr.
Geref. Kerk van IJxnuiden.
Agenda voor Velsen
DINSDAG 10 JANUARI
Thalia, 8 uur: „De Rode Hengst".
Rex, 8 uur: „De avonturen van O'Flynn".
WOENSDAG 11 Januari.
Thalia, 8 uur: „De Rode Hengst".
Rex, 8 uur: „De avonturen van O'Flynn".
Raadhuis, 23 uur: Spreekuur wethouder
van Onderwijs.
zo nauwkeurig mogelijk uit en de inspec
teur maakte zijn notitie's.
Nu zou ik u nog wel even onder vier
ogen willen spreken, zei hij onverwacht.
Zullen we dan naar beneden gaan?
Petex', met verbaasd opgetrokken wenk-
bx-auwen, voldeed aan het verzoek en ging
de inspecteur vóór naar beneden; de beide
anderen bleven achter in het lab. Op de
tweede verdieping hield de rechercheur
Prins de deur van het bewuste spreek
kamertje al voor hem open.
Ik ruik Violettes de Parme, chef! zei
hij toen zij nauwelijks waren binnenge
komen. Het was dezelfde toon waax-op de
reus van Klein-Duimpje indertijd mede
deelde dat hij mensenvlees rook.
Violettes de Parme? antwoordde zijn
chef, verbaasd. Hier in dit kamertje? Weet
je dat zeker?
r Absoluut chef!
Dus dan zou er hier een vrouw ge
weest zijn.
Niet langer dan een paar uur gele
den chef!
Kan dat Betsie niet geweest zijn?
De dochter van de portier?
Dat vieze kind? O nee chef. Die ge-
bx'uikt Soir de Paris, met azijn, een goed
koop af treksel t je. Dit is een dame geweest.
(Wordt vervolgd).
Korte tijd voordat de ontscheping van de
troepen, die met het hospitaalschip „Groote
Beex'" gistex'morgen in Amsterdam aan
kwamen, zou beginnen, arriveerde de Ko
ningin op de Javakade, waar reeds aan
wezig warexi de minister van Oox'log en
Marine, mr. W. F. Schokking, de chef van
het Militaire- Huis van de Koningin, vice-
admiraal N. A. Rost van Tonningen, de chef
van de Generale Staf, luitenant-generaal
mr. H. J. Kruis, de chef van het vierde mi
litaire gewest, generaal-majoor H. J. J. W.
Düx-st Britt, de inspecteur van de genees
kundige dienst van de landmacht, generaal-
majoor dr. J. T. H. Wilkens en vele andere
hoge officieren. De Koningin sprak de man
schappen op de „Groote Beer" toe. H. M.
zeide onder andere, dat de souvereiniteits-
overdracht tot een vernieuwing zal voeren,
die in zich draagt de eerste steenlegging
voor een betere saamhorigheid. De Ko
ningin hoopte dat allen de vaderlandse
bodem met deze overtuiging mochten be
treden.
Ook minister Schokking richtte zich tot
de manschappen. Hij heette de mannen
namens de regering welkom en sprak de
wens uit, dat de gewonden en zieken spoe
dig mogen herstellen. Op voorstel van de
minister herdachten allen op de kade en
op het schip de gevallenen met één minuut
stilte. De manschappen stemden van harte
in met het driewerf hoera, dat de minister
tot slot van zijn rede op H.M. de Koningin
uitbracht.
De Koningin betrad hierna het schip,
waar zij werd rondgeleid door de gezag
voerder de heer A. P. de Wild en de com
manderend officier van de troep, luite
nant-kolonel J. Mutters. H.M. onderhield
zich in het hospitaal geruime tijd met de
patiënten. Een van hen bood haar voor
Prinses Marijke een negerpopje aan, dat
hij tijdens de reis heeft vervaardigd.
Na ongeveer een uur aan boord te hebben
vertoefd vertrok de Koningin naar Soest-
dijk.