Een speld in een hooiberg In Noorwegen loopt het storm op de recruteringsbureaux der burgerwacht De verdwenen formules LUIDSPREKER Regeling van het lager onderwijs na het zesde leerjaar Koningin begroette militairen op troepenschip „Groote Beer" Dinsdag 10 Januari 1950 '4> Kort verhaal door G. Harmse ROND HET ATLANTISCH PACT Minister Hauge, benjamin der regering, moderniseerde de weermacht en maakte het soldatenleven aantrekkelijker (Van een bijzondere medewerker) Ministers van Defensie plegen zelden een interview toe te staan. Zelfs in demo cratische staten omgeven zij zich met een muur van geheimzinnigheid. De Noorse minister' van Defensie, Jens Hauge, maakt op deze regel echter een uit zondering en was bereid ons Uitvoerige in lichtingen te verstrekken. Op acht en twintig-jarige leeftijd werd hij kort na het einde van de oorlog geroepen tot deze moeilijke post. Jens Hauge is dan c J>k de Benjamin van de regering. De lange donkerharige jongeman met zijn fris, open gezicht werkt als de beste. Besprekingen houdt hij het liefst om zeven of acht uur in de morgen en met-bijkans onuitputtelijke energie maakt hij van de nacht een dag en van zijn adjudanten, secretarissen en an dere medewerkers verwacht hij dezelfde energie. Men kan niet zeggen dat Jens Hauge bij alle Noren even populair is. Burgerlijke kringen en vooral het populaire en in vloedrijke liberale dagblad „Dagbladet" beweren dat deze jurist, eens officier bij de politie en later secretaris van minister president Einar Gerhardsens, slechts uit opportunistische redenen lid van de arbei derspartij is geworden. Ook in het Storting het parlement woeien er reeds stor men, toen bij de begroting van Defensie bleek dat deze met enkele millioenen over schreden was. Tenslotte kunnen ook enkele „met mos begroeide" generaals het nog maar moeilijk met de piepjonge Excellentie vinden. Dit alles verandert echter niets aan het feit dat het Noorse leger nog nooit zo sterk was als thans onder leiding van Hauge. Toen de politie tijdens de Duitse bezetting „gereorganiseerd" werd, verzocht Hauge om zijn ontslag. Quislings regering liet hem toen voor enkele maanden opslui ten, doch daarna werd hij vrijgelaten omdat hij „ongevaarlijk" zou zijn. „Ongevaarlijk" was evenwel niet het praedicaat dat hij zich verwierf door zijn werk voor de verzetsbeweging. Deze droeg hem op de militaire sector van het verzet te leiden. Ten tijde van de ineenstorting van Duitsland commandeerde hij niet min der dan 40.000 man. En toen de tijd rijp was, heeft zijn verzetsleger de vijand zeer veel afbreuk gedaan. Geen herhaling van de fouten van 1940 De burgerwacht is het lievelingskind van de minister gebleven. „Onze burgerwacht", zo vertelt hij, „behoort niet tot het staande leger. Zij is echter een wezenlijk bestand deel van onze verdediging. De recrutering is deels op basis van dienstplicht, deels vrijwillig. De aanmeldingen van vrijwilli gers hebben echter onze stoutste verwach tingen overtroffen. De Noorse regering noch het Noorse volk wensen een herhaling van de verzuimen van 1940! Die burgerwacht vormt eigenlijk een anti-invasie-leger. Daaruit volgt dat haar leden volgens de ervaringen uit de jaren 19401945 geoefend worden in de tactiek der guerilla. Naar Zwitsers voorbeeld be houdt ieder zijn wapen bij zich thuis, bij wijze van spreken: zó voor het grijpen. De burgerwachts moeten gedegen kennis be zitten van het oorlogvoeren op ski's. Ook aan het scherpschieten wordt de grootste' aandacht geschonken. Een nauwe samen werking met de scherpschutters-afdelingen van het leger is daarom tot stand gebracht. Minister Hauge vertelt verder dat de jonge Noren van 9 tot 14 maanden moeten dienen, hetgeen afhangt van het feit of zij al of niet bij een speciale technische afde ling zijn ingedeeld. Marine met vele kleine schepen De Noorse marine bestaat uit ongeveer 110 schepen. Noorwegen bezit talloze fjor den en daarom beschikt de marine over een aanzienlijk aantal kleine en snelle schepen. Juist als gevolg van deze omstandigheid moeten de nieuwe „specialisten" een lange scholingstijd doormaken, welke vaak van drie tot vier jaar duurt. Iedere Noor spreekt vaak en graag over de luchtmacht, welks blauwe uniformen de stratenbeelden van Oslo, Bergen en Trond- heim beheersen. Ook Hauge vormt hierop geen uitzondering. „Konden onze jonge re- cruteri zelf een wapen kiezen, dan zouden zij in meerderheid bij de luchtstrijdkrach ten gaan dienen" zegt hij. Ook bij marine en landmacht wordt echter door een betere bezoldiging de dienst aantrekkelijker ge maakt. „Sociaal-officieren" Een bijzondere waarde hecht de minister aan het goed functioneren van de sociale dienst. Het beroep van „sociaal-officier" is bij ons geen neven- doch een hoofdberoep. Deze officier moet werkelijk' vriend en raadgever van iedere soldaat zijn. Het is tevens zijn taak soldatenkranten, welke bijna gestorven zijn, nieuw leven in te bla zen, uitvoeringen te organiseren en taai en andere cursussen in het leven te roepen FEUILLETON door Mevr. I. M. C. Bijleveld-Gelinck 8) Een lucifersboekje, in een uiterst verre gend stadium natuurlijk, een kletsnat vodje, anders niet. Maar hij droeg het toch voorzichtig, als een kostbare schat, in zijn handpalm naar binnen en legde het be hoedzaam neer ©p het aanrecht van juf frouw Kurkmans. De familie van de por tier stond nog altijd in de keuken en had zo juist geassisteerd bij het transport van professor Wyarda. Dat wil zeggen: de portier had geassisteerd door zijn eigen leren jas over het slachtoffer heen te leg gen; de beide vrouwen hadden geweeklaagd en geweend. John Camden, in zijn lichte regenjas, was de keuken weer binnenge komen maar maakte geen aanstalten om naar buiten te gaan. Hij stond weer op zijn oude plaatsje tegen de gootsteenkast jes, opvallend bleek en stil, en de agent had zijn zijde niet verlaten. Daarnaast zijn' er populaire en populair- wetenschappelijke voordrachten. Niet in de laatste plaats is het de taak van het leger gapingen in de opvoeding op te vullen in dien deze het gevolg zijn van oorlog of andere zaken. Onze jonge mannen, aldus de minister, moeten onder gunstiger omstandigheden in het beroepsleven terugkeren en niet om gekeerd. Grote en zorgvuldig samengestel de bibliotheken en twee eigen tijdschriften staan de militairen ter beschikking. Hartelijk lacht Hauge als wij hem vra gen of men voornemens is nieuwe verdedi gingswerken te bouwen. „De Duitsers heb ben ons voor Vele jaren dit werk uit de handen genomen. In dit geval slechts lof voor hun „gründlichkeit"." De plichten jegens de Pactgenoten Over het Atlantisch pact zegt de minister: „Dit pact is een realiteit, waarmede de wereld rekenen moet. In Oslo zullen ex perts de technische détails der wapenhulp voor Noorwegen met onze militaire ver trouwensmannen uitwei'ken." Op de vraag, of Noorwegen alle wapens zal ontvangen, waarom het verzocht heeft, lacht Hauge wederom. „Het komt maar zelden voor, dat een land alles ontvangt, wat het op zijn verlanglijstje heeft ge schreven. Er is echter nog veel modern Bezwaren van leden der Eerste Kamer Verschenen, is het voorlopig verslag van de commissie van rapporteurs der Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot wij ziging van de Lager Onderwijswet 1920. Enige leden achtten het weinig bevredi gend, dat'nog geen jaar na de omvangrijke en vrij ingrijpende herziening der Lager Onderwijswet 1920 door de wet van 25 Juni 1948 opnieuw een niet onbelangrijke wij ziging dier wet aanhangig moest worden gemaakt. Deze leden merkten op, dat de bestaande subsidiebepalingen voor gemeentelijke en bijzondere kweekscholen mede van kracht zullen blijven voor de nader door de Kroon voor subsidiëring aan te wijzei? kweek scholen. In beginsel juichten zij dit voor schrift toe. Wanneer de Kroon echter het recht verkrijgt, kweekscholen voor subsi diëring aan te wijzen, dan wordt daarmede de medewerking der Staten-Generaal, zoals die tot nu toe voor elk afzonderlijk geval werd vereist, ter zijde gesteld. Deze leden oordeelden niet gunstig over de hoofdzaak van het ontwerp :de nadere regeling van het lager onderwijs na het zesde leerjaar. Zij hadden speciaal het oog op hel ook ten aanzien van het voortgezet gewoon lager onderwijs gesignaleerde ge vaar, verbonden aan de tijdelijke hand having van bezettingsmaatregelen, name lijk, dat deze worden omgezet in blijvende wettelijke regelingen, zonder op de voor wetsontwerpen gebruikelijke en wenselijke wijze te zijn overwogen en getoetst. De school voor voortgezet gewoon lager onder wijs als afzonderlijk schooltype is zonder genoegzame voorbereiding door de Duitse overheerser in de wettelijke regeling van Wenst U EEN ZINDELIJKE POES Plaats een Niet aankomen, zei inspecteur Ren- kevoort en ging opnieuw naar buiten. Maar het verregende lucifersboekje bleek toch het enige stoffelijke spoor te zijn dat de professor of zijn belager op de plaats van de misdaad had achtergelaten. De prie mende lichtbundel bescheen nu nog slechts glimmende tegels en spetterende plassen; de plaats, waar de professor g'elgen had, was nu al niet minder nat dan de rest van de omgeving. Daarop richtte zich het lantaarnschijnsel op het bewuste venster, maar ook hier viel niets bijzonders te be speuren. En dan schoof het licht verder langs de achtergevel van, de portierswo ning, maar bleef vrijwel meteen rusten op een stapel houtblokken, netjes opgetast tussen het venster en het keukenraam en afgedekt met asfaltpapier, waarvan aan de windzijde een brede strook was opge waaid. Het licht bleef een lange tijd hierop rusten. En clan trad de politieman naderbij, boog zich voorover en bestudeerde als het ware zorgvuldig de grillig-beschenen knoesten. Ze dropen van het water, zoals alles droop. Peter Landt, achter hem in de duisternis, wachtte geduldig in de strie mende regen. En dan gingen ze samen naar binnen en sloten de keukendeur knarsend achter zich. Mijn excuses voor deze zondvloed, juffrouw Kurkmans, zei inspecteur Ren- kevoort, zijn leren jekker uittrekkend Noorse skitroepen bij een materiaal nodig, voordat wij ons beroemen kunnen op een effectieve bewapening". In zijn functie van minister van Defensie verheugt Hauge zich erop, dat in alle lagen van het Noorse volk de wil om zich te ver dedigen sterker is geworden. „Slechts door inzicht in de noodzakelijkheid van een uit muntende defensie kan een natie worden overtuigd, die van huis-uit niet militaris tisch is." (Nadruk, ook in gedeelten, verboden.) het lager onderwijs gebracht, al bestonden ook tevoren in het land wel scholen, die aan dat type beantwoordden. Men had mogen verwachten, dat men na de bevrij ding was begonnen, de regeling van vóór de oorlog te herstellen, met erkenning uiter aard van rechten van bestaande scholen, om dan te overwegen of en in hoeverre wij ziging van die regeling gewenst was. In stede daarvan heeft men de regeling uit de oorlog als zodanig eerst voorlopig en daar na in 1948 definitief gehandhaafd, zonder dat van een rustige overweging van voor- en nadelen van het nieuwe schooltype sprake was, en zonder genoegzame waar borg, dat de inrichting van dit onderwijs thans wel voldoende verantwoord kon wor den geacht. De toenmalige minister meende, dat dit laatste in 1950 wel het geval zou kunnen zijn en bevorderde daarom de op schorting van de eveneens door de bezetter ingevoerde achtjarige leerplicht tot deze termijn, die nu vervalt. Is deze verwachting van 's ministers voorganger nu echter inderdaad verwe zenlijkt? zo vroegen deze leden.'Kan men thans wel spreken van een werkelijk ge consolideerde toestand op het gebied van het voortgezet gewoon lager onderwijs? Zijn er thans wel genoeg voor haar taak geheel berekende leerkrachten voor? Be schikt men thans wel over voldoende lo- caliteit en voldoende leermiddelen? Zijn thans doel en inrichting van dit onder wijs wel reeds algemeen zo doorgedacht en afgebakend, dat er een algemeen aan vaarde grondslag voor bestaat, waarop men verder kan bouwen? Men behoeft slechts kennis te nemen van de discussies in de Tweede Kamer over het ontwerp, om zich er van te overtuigen, dat niet velen deze vragen zonder meer bevesti gend zullen durven beantwoorden, en on der hen behoort in elk geval zeker niet de minister, aldus deze leden. Onder deze omstandigheden zou, naar de mening dezer leden, daar ook huns inziens aan de school voor voortgezet ge woon lager onderwijs inderdaad.de gele genheid moet worden geboden, haar le vensvatbaarheid te bewijzen en zich te ontplooien, deze mogelijkheid eveneens aan het parallel lopende gewoon lager on derwijs moeten werden geschonken.De aan gewezen weg zou zijn geweest: eensdeels de zelfstandige school voor voortgezet ge woon lager onderwijs te handhaven, an derdeels daarnaast de meer dan zes leer jaren omvattende school voor gewoon la ger onderwijs te herstellen en aan beide schooltypen gelijke kansen te bieden. De keuze zou dan ilggen bij de maatschappij. Vermoedelijk zou deze keuze niet zelden anders uitvallen op het platteland dan in de grote steden. Gratie verleend Bij Koninklijk Besluit is gratie verleend aan S. de Croon, tot de doodstraf veroor deeld bij sententie van het Bijzonder Gerechtshof te Amsterdam. De doodstraf is veranderd in levenslange gevangenis straf. S. de Croon is in 1942 en 1943 werkzaam geweest bij de „Zentralstelle für Jüdische Auswanderung" te Amsterdam. Voorts is hij gedetacheerd geweest bij de „Kolonne Henneicke". In 1944 heeft hij dienst geno men bij de „Arbeits Kontrolldienst" te Arnhem. Voorts heeft hij in verschillende plaatsen in ons land dienst gedaan bij het „Polizei Freiwilliger Bataljon Niederlande" waar het water van afstroomde. Enfin, uw keuken was toch al nat! Van Beek, bel jij even het bureau op om twee rechercheurs, vraag Prins maar en Schuurman. Is er een telefoon hier beneden? In de garderobe, zei Gozewina Kurk mans. Jodocus zal 't effe wijze. Graag, zei de inspecteur. Welke kamer is er aan die kant, vlak naast deze keuken? Welke kamer? O, dat is Betsie d'r kamer, 't Is maar een klein kamertje, te klein voor Jodocus en mijn, ziet u? D'r ken geen lisjemo in. Ze heb een kassie en een wastafel enmot u 't zien Nee, zei de politieman. Lag jij daar net in.bed, Betsie? Gunst meneer! zei de moeder. Ja. Dat moet ik weten. Lag jij daax-- net in bed, Betsie? Ja meneer. Het was een heel bedeesd stemmetje. Betsie trachtte te blozen. Heb jij dan niets gehoord? Gehoord? Gunst meneer. Ik bedoel buiten. Het is vlak voor je raam gebeurd. De professor moet bijna tegen je raam zijn aangeslagen. Jakkes! griezelde het meisje. Heb je niets gehoord? Kijk me even aan, wil je. Nee meneer. Echt niet. Betsie hief het beschroomde gelaat. Dus je sliep. f. (Foto Aktuell, Oslo). Havendienstboot In Rotterdam krijgt wellicht radar aan boord Rotterdam gaat zich van een haven primeur verzekeren, aangenomen althans, dat de gemeenteraad het voorstel van B. en W. aanvaardt. Bij de bestudering van het vraagstuk van het beloodsen van sche pen bij slecht zicht is het namelijk wense lijk gebleken nader te onderzoeken, in hoeverre het mogelijk zal zijn de schepen in de haven aan boeien of aan de kade te meren met behulp van sleepboten, die met een klein type radar-installatie zijn uitgerust. Met deze zogenaamde Decca- radar zijn reeds demonstraties gegeven. De Internationale Navigatie Apparaten C.V., die de alleen-vertegenwoordiging van deze apparatuur voor West-Europa heeft, heeft thans een Decca-radar aangeboden teneinde de mogelijkheden van een derge lijke apparatuur te kunnen nagaan. Deze maatschappij zal dan twee jaar lang koste loze service bieden en onderdelen eventu eel vervangen. B. en W. zijn van oordeel, dat de proef dient te worden genomen, daar op deze wijze het probleem van het verkeer bij mist in de haven nader tot een oplossing kan worden gebracht en ze stellen daarom voor op de begroting van 1950 een crediet van 22.000 beschikbaar te stellen voor de aanschaffing en plaatsing van radar aan boord van een van de haven- dienstboten. Natuurlijk meneer, antwoordde haar moeder voor het meisje. Ze is om tien uur naar bed gegaan. Ze gaat altijd om tien uur naar bed. Een fessoendelijk meissie. Na deze belangrijke verklaring viel er een stilte in de hel-verlichte keuken, waar in alleen nog het plassen van de regen hoorbaar was. De inspecteur vroeg niet verder. Ze stondèn allemaal dicht opeen "op de modderige granieten vloer: een bij elkaar geraapt stelletje mensen dat zo plotseling in deze sinistere zaak betrokken was. De beide assistenten bleek en ontdaan in hun overjas, Jodocus Kurkmans met grote, verbaasde ogen, de beide vrouwen in fantasiegewaad met krulspeldjes en flodderharen en de inspecteur zakelijk en kalm, uiterst correct in zijn donkere uni form. Het felle licht uit het electrisch peertje viel meedogenloos op hun ge zichten: op de gedecideerde plooien om de mond van mama Kurkmans, op de niet geheel weggewassen restanten van Betsie's „make-up", op het eerlijke, ver schrikte gezicht van Peter Landt en op John Camden's ontstelde donkere ogen. Slechts Jodocus bleef kinderlijk als ge woonlijk. De inspecteur wachtte zwijgend de komst van zijn hulptroepen af. Maar bij die komst bleek al dadelijk dat hij zijn plannen had gemaakt. Het „verdeel en heers", vaste taqtiek in alle politiezaken, werd onmiddellijk in prac- De kapitein zat in moeilijkheden en het hele schip dus ook. Een paar dagen voor ze New York be reikten, was er een telegram gekomen, om een werkend passagier Li Chen Min, op te sluiten, want de politie scheen hem in New York iets te willen vragen over opium. Men had de Chinees in de ziekenkamer opgesloten en hem geregeld van eten voor zien. Maar toen het vrijheidsbeeld in zicht kwam, scheen dit zulk een indruk te maken op de gevangen genomen zoon van het He melse Rijk, dat hij zich de vrijheid her overde. Of hij door de patrijspoort was ontsnapt of dat een gele broeder hem de behulpzame hand had geboden, bleef een raadsel. En nu stonden er twee breedgeschou derde heren met donkere gleufhoeden en grijze jassen voor het bureau van de ouwe, die zich aandienden als rechercheurs en vertelden, dat zij hem persoonlijk als ka pitein, het schip en de Maatschappij ver antwoordelijk hielden voor deze verdwij ning en dat kost een heleboel geld. Het scheen een heel belangrijk lid van de onderwereld te zijn. „Van varen komt morgen niets, kap'tein", zei de oudste rechercheur. „Wij vullen uw papieren niet in. Wij zullen de bemanning moeten fouilleren en het hele schip door zoeken. Er is kans op doorgestoken kaart. Het spijt me wel, maar dit zaakje moet uitgezocht worden. Er is waarschijnlijk ook opium aan boox-d". De ouwe zei, dat hij het juist zo'n stil en net mannetje had gevonden. Als je hem het dek zag zwabberen of het koper poetsen, dacht je, dat er geen tevredener en geluk kiger mens op de wereld bestond. „Van de stille en nette mannetjes moet je het juist hebben", zeiden de rechercheurs. De kapitein keek naar de stuurman of die soms raad wist. Die kerels kreeg je niet met een smoesje van boord. Ze zouden gaan zoeken, en dan komen er altijd dingen voor de dag, waar ze wat van te vertellen hebben. Helemaal in de haak is er niets in de wereld. Kv/aad trok hij aan zijn pijp. De eerste stuurman zei ineens: „Kom, ga eens zitten en laten we er eens een glaasje bij drinken. Ik geloof, dat ik een voorstel heb". Een borrel werd tevoorschijn gehaald en toen ze het zich gemakkelijk hadden ge maakt, zei de stuurman: „Kijk eens, ik heb de gave, dat weet de kapitein, om ieder gezicht, dat ik ooit gezien heb, te her kennen". De kapitein knikte. „Nu wed ik met jullie, dat, als je twee tijk gebracht. Op zijn vraag naar een apart vertrekje waar hij rustig kon zitten en mensen kon spreken, werd hem door Gozewina Kux-kmans het kamertje van de amanuensis aangewezen, twee hoog in het centrum vaxx het gebouw. Vooruit Jodocus, ga het meneer effe wijze! De politieman begreep nu, wat iedere ingewijde in het gebouw al sinds onheugelijke tijden wist, dat niet Jodocus Kurkmans de portier, maar Gozewina Kurkmans de portierster was van het spe cialistenlab. En zo was het met de vex*- schuldigde eerbied dat hij deze machtige pei'soonlijkheid naar haar eigen huiskamer dirigeerde, met man en dochter en de agent van Beek als toezichthouder er achteraan; een schikking welke Betsie zorgvuldig haar haren deed ordenen voor het kleine, koperen gangspiegeltje. De andere mannen gingen xiaar boven. De rechercheur Prins droeg het lucifers boekje en de papieren en maakte het kamertje van de amanuensis voor zijn chef in gex-eedheid door de gordijnen te sluiten, de radiator aan te zetten en enige stoelen te deponeren vlak onder het volle licht. De rechercheur Schuurman vergezelde zijn chef en de beide assistenten naar het Heilige der Heiligen, waar Peter Landt de politieman een indruk gaf van hun werk zaamheden. Hij legde de bijzonderheden honderd Chinezen op een rij zet, ik de man, die jullie zoeken, er meteen uithaal. Laten we met zijn drieën de wal opgaan en in China-town gaan zoeken". De twee deukhoeden keken wantrouwig naar de stuurman. Toen stond de oudste op, zetten zijn hoed achter op zijn hoofd, spuwde zijn kauwgummi door de patrijs poort naar buiten en zei: „Vooruit, de wal op. We moeten die kerel hebben en jullie moeten varen". De stuurman ging zich snel verkleden. Toen hij daarna met de twee speurders van boord ging, zei de kapitein tegen hem: „Je bent stapelgek. Dat red je nooit. Dat is een speld in een hooiberg". Maar de stuurman vond dat je een kans moest nemen. Er waren ook mensen ge weest, die de honderdduizend getrokken hadden en daarvoor moest je toch beginnen met een lootje te kopen, meende hij. Ze huurden een grote, zwarte auto en reden hiermee de hele avond door de Chi nese wijk van New York. Ze stonden stil op hoeken van straten, met gedoofde lich ten, ze stapten uit en slenterden theehuizen en cafés door, ze doorkruisten steegjes en slopjes, maar de heer Li Chen Min liet zich niet zien, waar hij trouwens gelijk in had. Ze gaven het signalement op aaxx een politie-bureau, informeerden bij dienst boden, deden een inval in een paar huizen en kroegen, maar overal staarden hen de zelfde gele tronies met sluik haar en on aandoenlijke ogen aan. Het was een grote familie en ze konden geen woord Engels verstaan of uitbrengen. De rechercheurs gaapten. Het was bijna half twee en ze kregen er genoeg van. „We maken nog één rondje en dan schei- we er mee uit. Morgen komen we wel aan boord". Dat wordt een dure grap, bedacht de stumman -in stilte. Hij was ook moede loos geworden. Misschien had de ouwe wel gelijk en was hij stapelgek. De honderd duizend was niet voor hem weggelegd. Hij zou maar nooit een lot kopen. De auto draaide een stille straat in. Plot seling zagen ze een Chinees langs de huizen sluipen, die, toen hij hen zag, een portiek indook. De wagen stond meteen stil, als twee schimmen sprongen de beide rechercheurs eruit en een seconde later stond de man in het licht van een zaklantaarn en voelde een revolver in zijn ribben. De stuurman sprong ook uit de auto én hij keek naar het gele gezicht in de schelle lichtbundel. „Dat.is 'm!" schreeuwde hij triomfan telijk. Hij stx-aalde als een gouddelver die zijn fortuin ziet liggen. „Weet je het zeker?" zei een van de rechercheurs. „Daar vergis ik me niet 'in. Ik onthoud alle gezichten, die ik ooit heb gezien". „Neem hem mee, Bill", zei de oudste re chercheur'. „We hebben de paling gevan gen. Het heeft moeite gekost. Ja, brabbel maar- raak. Je bent het natuurlijk niet. We zullen beginnen met je veilig op te bergen en dan praten we morgen weieens op ons gemak met elkaar". Terwijl de heer Li Chen Min tegen el kaar botsende klanken uitstootte, werd hij de wagen ingetrokken, die zorgvuldig af gesloten werd. De beide rechercheurs wre ven in hun handen en brachten de stuur man nog even aan boox'd. „Sommige mensen hebben ook altijd ge luk", zei Bill. „Hier heb je de papieren, stuurman en goede reis". „So long, boys", zei de stumman. „Ik hoop jullie nog eens terug te zien" en lachend gingen ze uit elkaar. 's Middags kwam de kapitein bij hem op de brug staan. Er was nog weinig zicht, doch het werd ieder uur beter. „Zeg, stuurman", zei de de ouwe ineens, „ik heb nog eens over dat gevalletje nage dacht, maar mij neem je niet". De stuurman scheen al zijn aandacht no dig te hebben bij het bestuderen van de ho rizon. „Hoe bedoelt u dat, kapitein?" vroeg hij, uitex-st beleefd. „Nou, met die Chinees. In de bioscoop kunnen die speurhonden het wel, maar een Hollandse zeeman legt het daar glad tegen af". „Het was een speld in een hooiberg", zei de stuurman nadenkend. „En alle spelden lijken op elkaar", meen de de ouwe. „Nou ja, als het maar een speld is", vond de stuurman. De kapitein bromde iets en ging naar zijn hut. (Nadruk verboden). CHK. GEREF.'KERK. Ds. J. C. van Ravenswaaij te Zaamslag heeft bedankt voor het bex-oep naar de Chr. Geref. Kerk van IJxnuiden. Agenda voor Velsen DINSDAG 10 JANUARI Thalia, 8 uur: „De Rode Hengst". Rex, 8 uur: „De avonturen van O'Flynn". WOENSDAG 11 Januari. Thalia, 8 uur: „De Rode Hengst". Rex, 8 uur: „De avonturen van O'Flynn". Raadhuis, 23 uur: Spreekuur wethouder van Onderwijs. zo nauwkeurig mogelijk uit en de inspec teur maakte zijn notitie's. Nu zou ik u nog wel even onder vier ogen willen spreken, zei hij onverwacht. Zullen we dan naar beneden gaan? Petex', met verbaasd opgetrokken wenk- bx-auwen, voldeed aan het verzoek en ging de inspecteur vóór naar beneden; de beide anderen bleven achter in het lab. Op de tweede verdieping hield de rechercheur Prins de deur van het bewuste spreek kamertje al voor hem open. Ik ruik Violettes de Parme, chef! zei hij toen zij nauwelijks waren binnenge komen. Het was dezelfde toon waax-op de reus van Klein-Duimpje indertijd mede deelde dat hij mensenvlees rook. Violettes de Parme? antwoordde zijn chef, verbaasd. Hier in dit kamertje? Weet je dat zeker? r Absoluut chef! Dus dan zou er hier een vrouw ge weest zijn. Niet langer dan een paar uur gele den chef! Kan dat Betsie niet geweest zijn? De dochter van de portier? Dat vieze kind? O nee chef. Die ge- bx'uikt Soir de Paris, met azijn, een goed koop af treksel t je. Dit is een dame geweest. (Wordt vervolgd). Korte tijd voordat de ontscheping van de troepen, die met het hospitaalschip „Groote Beex'" gistex'morgen in Amsterdam aan kwamen, zou beginnen, arriveerde de Ko ningin op de Javakade, waar reeds aan wezig warexi de minister van Oox'log en Marine, mr. W. F. Schokking, de chef van het Militaire- Huis van de Koningin, vice- admiraal N. A. Rost van Tonningen, de chef van de Generale Staf, luitenant-generaal mr. H. J. Kruis, de chef van het vierde mi litaire gewest, generaal-majoor H. J. J. W. Düx-st Britt, de inspecteur van de genees kundige dienst van de landmacht, generaal- majoor dr. J. T. H. Wilkens en vele andere hoge officieren. De Koningin sprak de man schappen op de „Groote Beer" toe. H. M. zeide onder andere, dat de souvereiniteits- overdracht tot een vernieuwing zal voeren, die in zich draagt de eerste steenlegging voor een betere saamhorigheid. De Ko ningin hoopte dat allen de vaderlandse bodem met deze overtuiging mochten be treden. Ook minister Schokking richtte zich tot de manschappen. Hij heette de mannen namens de regering welkom en sprak de wens uit, dat de gewonden en zieken spoe dig mogen herstellen. Op voorstel van de minister herdachten allen op de kade en op het schip de gevallenen met één minuut stilte. De manschappen stemden van harte in met het driewerf hoera, dat de minister tot slot van zijn rede op H.M. de Koningin uitbracht. De Koningin betrad hierna het schip, waar zij werd rondgeleid door de gezag voerder de heer A. P. de Wild en de com manderend officier van de troep, luite nant-kolonel J. Mutters. H.M. onderhield zich in het hospitaal geruime tijd met de patiënten. Een van hen bood haar voor Prinses Marijke een negerpopje aan, dat hij tijdens de reis heeft vervaardigd. Na ongeveer een uur aan boord te hebben vertoefd vertrok de Koningin naar Soest- dijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1950 | | pagina 6