Uit de schatten van het Frans Halsmuseum De Boekenweek-een cultureel belang GOBELIN van een f FilmJ P. HARTOG Zaterdag 25 Februari 1950 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN D hot jaarlijks appel der letteren, had ïïascndcr ingeleid kunnen worden ?el 5Lr het artikel, waarmee Anthonie ^i- (Prof. N. A. Donkersloot) de 15 „t* inarkang van het „Critisch Bulle- ^®Hnende. Onze litteratuur, verklaart verkeert in nood, in een ernstiger, hlJ* hiinlijk langduriger nood dan tij- T t de eerste bevrijdingsjaren, toen de de.ns -Ip aan materiaal het contact tussen SCKend en lezend Nederland belem- orde Na zijn het de stijgende prijzen en afnemende koopkracht, die een steeds fjgre bevolkingslaag van het boekenbe- uitsluiten. Maar wat erger is: een appstelijke malaise kwade erfenis van dt verraad aan de cultuur dat men „oor- i g» no~emt versterkt nog door een on- 0f temd-beklemmerid gevoel van onzeker heid omtrent de naaste toekomst, geeft voedsel aan een gemoedsgesteldheid, die V twijfel, wantrouwen, rancune, cynisme W nihilisme, voor de positieve waarde van let beproefd cultuurbezit matig of nog nauwelijks ontvankelijk is. Wie het „Euro- lees Testament" heeft gelezen, waarmee Klaus Mann, Thomas Manns oudste zoon, jan het leven afscheid nam, deze ontstel lende getuigenissen van ontnuchtering, verbittering en opstandigheid, zal zich moeilijk kunnen ontveinzen, hoe diep de totale oorlog de wortels heeft aangetast van de totale mens: zijn denken, gevoelen geloof, zijn trouw aan die aloude trits; die men wei fraaier, maar niet zuiverder benamen kan dan men het eeuwenlang heeft gedaan: de trits van schoonheid, waarheid en goedheid. O, wil men het anders: zijn trouw aan de menselijke waardigheid, die mildheid en deernis is uit mensenliefde. Anthonie Donker heeft, allerminst ter ontmoediging, maar veeleer in de zin van een beroep op volk en regering, het fatale proces beschreven, dat doende is de bo- ut.n van onze cultuur te ondermijnen proces van cultuur-erosie, zoals hij het noemt, dat, als wij niet geestelijk weer baar zijn, de grond onder onze voeten zal doen verstuiven. De „verzamelde werken" samenvatting van het duurzame en het schoonste, dat de schrijversgeneratie van 1880 en 1900 daarmede overdragen aan de jongeren, die in verwarring zoeken naar een levensinhoud voor hun creatief ver- mogen deze verzamelde werken zijn in gevaar, ondanks de niet geringe offers die sommige uitgevers zich getroostten. De door Garmt Stuiveling, als „testamentarïs" van Du Perron, met zoveel energie voor bereide definitieve uitgave van Multatuli's geschriften, heeft geen doorgang, nu de verwachte regcrings-subsidie uitbleef. Ons staatsbudget kon, naast de steun aan de p. C, Hooft-uitgave, de „last" van een Mul- tatuli niet dragen. De „Verzamelde Wer ken" van Herman Gorter, deze fiere „lichtmens" onder de Tachtigers, wiens vurige levensdrift en dichterlijk verlangen naar een zuiverder menselijkheid alleen al voldoende is om het geloof te her nieuwen in de heilzaamheid der schoon heid, hebben het nog niet verder dan het derde deel gebracht. Desondanks heeft de Amsterdamse uitgever Van Oorschot de moed gehad twee delen te doen verschij nen van de „complete Ter Braak", in een onberispelijk-verzorgde uitgave. En hoe is het gesteld met de verkoop van het verza melde oeuvre van Dèr Mouw, Van Such te len, Bloem, Bastiaanse en Prins, van Ro land Holst, Van Nijlen en Du Perron? Moet men vrezen, dat, nu het onmogelijk bleek Couperus' litteraire nalatenschap volledi ger bijeen te brengen dan in een bloem lezing, een definitieve bundeling van het levenswerk van Jacob Israël de Haan en Van Eyck voor onbepaalde tijd zal worden uitgesteld tenzij het particulier initia tief tot stand brengt, wat van regerings wege niet te verwachten is? De omstandigheden waarin de litteraire maandbladen verkeren zijn niet hoopvol ler. „Het Woord" werd overgenomen door „Ad Interim" en „Ad Interim" op zijn beurt door „De Gids". „Criterium" loste zich op in „Libertinage"; Apollo", „Co lumbus", „Centaur" en „Proloog" moesten ondanks (of juister: dank zij!) het gehand haafde litteraire peil hun uitgave staken. De jongste generatie, die het aan poten tieel talent niet ontbreekt, komt door deze noodgedwongen fusie der tijdschriften nauwelijks aan het woord. Goede Neder landse romans vinden traag afzet, dicht- en novellenbundels worden matig gevraagd. Cultuur-erosie het is goed, op deze openingsdag van de Boekenweek, die eer een cultureel appèl dan een commerciële aangelegenheid is, Anthonie Donkers be toog met overtuiging te ondersteunen en een dringend beroep te doen op allen, voor wie de litteratuur geen bijkomstigheid, geen „toegift" op het leven betekent, maar een behoefte. Bedenkelijk zou het gesteld zijn met een volk, waarin de schoonheid, die immers krachtens haar wezen de waar heid en de goedheid aan haar zijde heeft, geen weerklank meer vond. Is het nodig het nog eens te herhalen: dat kunst steeds heeft getuigd en altijd getuigen zal van de menselijke bewogen heid om wat er strijdt en lijdt, zich ver heft en veredelt in de gemeenschap der harten, die geen grenzen kent van natie en van ras? Dat de kunst, waar en wanneer dan ook, haar oorsprong heeft in wat men eenvoudïg-weg liefde kan noemen, liefde volle eerbied voor wat des mensen is: voor de tragiek van zijn falen en voor zijn held haftig herbeginnen? Het is goed, het is nodig, dit alles nog eens te zeggen, in deze tijd en op deze dag. In zijn „Hadzji Moerat" vertelt Tolstoj van de Tartarendistel; diep'in de aarde ge worteld, verzet hij zich taai en weerbar stig tegen de hand die hem uit wil rukken een indrukwekkend, ontroerend sym bool van levenswil, van trotse onbuig zaamheid. Met cle bindende kracht van zijn wortels behoedt hij het simpele stukje grond van zijn levensdomein voor de ver stuiving, waarmee het voortwoekerend proces der erosie het bedreigt. Meer dan dat kan, op het gebied van onze cultuur, de „Boekenweek" niet doen. Natuurlijk geen Wereldboekenweek zou een verdwaasde regering kunnen verhin deren, het geweld van de atoom- en wa terstofbom te ontketenen. Maar als dit appèl der letteren gedurende één week de aandacht vraagt van het Nederlandse volk voor het levend en onvergankelijk cultuur bezit, dat in „het Boek" is vergaard, doet het gelijk Tolstoj's distel: het verstevigt de bodem waarin wij wortelen, de cultuur waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Het getuigt, binnen de grenzen van zijn mogelijkheden, van geloof in de toekomst van een volk, dat de geestelijke „weder opbouw" niet ten achter wil stellen bij de stoffelijke. C. J. E. DINAUX. Een tweede Mono Lisa? Een schilderij, waarvan beweerd wordt dat het een echte tweede Mona Lisa van Leonardo da Vinci is, werd in de Princeton Club te New York aan de pers getoond door Thomas Judson, die jarenlang con servator is geweest van de Vaticaanse „Cicognara collectie" en door Erlo van Wa- veren, vertegenwoordiger van de Ameri kaanse eigenaar. Verteld wordt dat het schilderij door Marie Antoinette ter hand werd gesteld aan een jonge Amerikaan, William Henry Vernon, die in 1778 door Benjamin Franklin aan het Franse hof werd ge- introduceerd. Het doek ging naar Amerika en bleef in het bezit van de familie Vernon. Een door het „Fogg Art Museum" met Röntgenstralen ingesteld onderzoek zou aan het licht hebben gebracht, dat het uit de tijd van Leonardo da Vinei afkom stig is. Dr. Judson heeft na een nauwkeurig onderzoek verklaard, dat het een werk van Da Vinci is. Hij meent dat het doek uit dezelfde tijd afkomstig is als de zich in het Louvr# bevindende Mona Lisa. g30 Onze gedegen kennis van alle merken stofzuigers stelt ons in staat elke reparatie naar Uw volle tevre denheid uit te voeren. Verkoop van alle merken stofzuigers vanaf f 94.—. Stof zuigerhuis „Ritsa", Grote Houtstraat 132 t/o Luxor Bioscoop. Tel. 16693, Haarlem. meubelstof 130 breed KRUISSTRAAT 11 HAARLEM - TELEFOON 11491 Werk van NIWIN kan nog niet afgesloten worden Ondanks het feit, dat reeds vele mili tairen gerepatrieerd zijn zet de NIWIN de werkzaamheden voort en wel tot het ogenblik, dat de laatste soldaat is aange komen. Dat kon nog wel ruim een half jaar duren. 59.000 Nederlanders, onder wie 1200 uit Haarlem en omgeving, wachten op het ogenblik, dat zij naar ons land terugreizen. Hun taak is daar ten einde en aangezien zij nu niets meer om handen hebben, zijn zij bloot gesteld aan gevaren, welke de ledigheid vergezellen. Het ge vaar, dat het moreel ernstig zou kunnen ondermijnen, is voor de NIWIN aanleiding geweest tot het doen opzetten van een cursus, welke de soldaten op populaire wijze voorbereidt op de problemen, die hen in het vaderland wachten. „Hoe schrijf ik een sollicitatiebrief?", „Wat kan ik met mijn geld in Nederland doen?", „emigratie" en „het plan-Marshall en de Benelux" zijn vragen, welke in de cursus beantwoord worden. Ook wordt aandacht besteed aan ontspanning. Om deze actie uit te voeren heeft de NIWIN een bedrag van 500.000 nodig. Gehoopt wordt, dat de Nederlanders steun zullen blijven verlenen en in het bijzonder wordt van gerepatrieerde militairen, die van de werkzaamheden van de NIWIN hebben genoten, verwacht dat zij de actie zullen steunen. Ook in Haarlem wil het plaatselijk comité een bedrag bijeenbrengen. Om hier toe te geraken wordt op Zaterdag 4 Maart een straat collecte gehouden. Om de collec te te doen slagen zijn collectanten nodig. Dezen kunnen zich melden bij het bureau van de UW. gevestigd in het Stadhuis. VOLKSVOORSTELLING „SCHAKELS" Het Nederlands Volkstoneel. onder artistieke leiding van Ben Groeneveld cn Ferd. Sterneberg, zal op Vrijdag 3 Maart in de Stadsschouwburg te Haarlem een volks voorstelling geven van „Schakels", spel van de huiselijke haard door Hei-man Heiicrmans met Johan Elsensohn als Pancras Duif. Onder regie van Hans van Meerten spelen verder mede: Marie Faassen, Nell Knoop. Tine Medema, Gerda Ruyters, Tanne' Wierts, Hans van Meerten, Ferd. Sterneberg, Alex Faassen, Jaap Hoogstra, Jan Hundling, Bab Wijsman. Wim Kouwenhoven en Hans Culeman. Ageimda v©or Haarlem ZATERDAG 25 FEBRUARI Stadsschouwburg: „Zomer in December" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Haarlems Muziek Instituut, twaalfde lerarenconcert, 8 uur. Luxor: „Wet zonder recht", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Mariandel", 18 j., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De macht om Wyoming", 14 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het brandende vraagstuk", 18 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „De drie mus ketiers", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Tragische jacht", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 26 FEBRUARI Stadsschouwburg: Jeugdvoorstelling „Asse poes en de betoverde katuil", 2 uur; „De zilveren fluit" (Het Vrije Toneel), 8 uur., Gemeentelijk Concertgebouw: Optreden van vijf orkesten, 8 uur. Frans Hals: „De won deren van het heelal", 10.30 uur. Rembrandt: dierenfilms, 11 uur. Luxor: „Carnegie-Hall", 11.30 u.: City: „Met Scott naar de Zuidpool", 11 u. Bioscopen: Middag- en avondvoorstel lingen. MAANDAG 27 FEBRUARI Stadsschouwburg: Boekenweek „Koning van Holland", 7.30 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. Enkele cijfers over de volkstelling van 1947 Op 31 Mei 1947 waren er in Nederland bijna 43.000 vrouwen meer dan mannen. Een derde deel der bevolking woonde in de tien gemeenten met meer dan honderd duizend inwoners. Op varende schepen werden 42.000 personen aangetroffen, op woonschepen 9.000, in woonwagens 12.000, in gestichten en instellingen 215.000 (waar van rond 72.000 behoorden tot in het ge sticht wonende leden van directie en per soneel en hun gezinnen). Er waren 2.1 mil lioen mannelijke ên 221.000 vrouwelijke gezinshoofden. Deze huishoudens tezamen telden bijna vier-en-een-half millioen thuiswonende kinderen. Bijna 425.000 per sonen leefden alleen. Negen-en-dertig procent der bevolking werd gevormd door.minderjarige jongens en meisjes. Er waren 683.000 personen van 65 jaar en ouder. Rond 5 millioen perso nen waren ongehuwd (van wie 3.8 millioen beneden 21 jaar). Het aantal gescheidenen van echt is sinds de volkstelling van 1930 met 125 pet. gestegen, het aantal, geschei denen van tafel en bed met 70 pet. De beroepsbevolking omvatte 40 pet. der bevolking. Bijna 50 pet. van de werkende bevolking kan tot de handarbeiders wor den gerekend. Tien procent van de twee millioen gehuwde vrouwen verrichtte be roepsarbeid. Van de gehele beroepsbevol king was tien procent in overheidsdienst. EE EN GELUKKIG TOEVAL was er de oorzaak van dat wij dezer dagen in de gelegenheid waren kennis te nemen van een tweede werk van de Italiaanse cineast Guiseppe de Santis van wie op het ogenblik „De tragische jacht" in een Haarlemse bio scoop is te zien. Wij hebben in de zomer van het vorige jaar laatstgenoemde film begroet als een nieuw bewijs van de levenskracht van de jonge Italiaanse filmschool, die nu al vier jaar lang de wereld verrast met het ene meesterwerk na het andere. Rolprenten die alle onder de algemene aanduiding: neo realisme zijn te classificeren. Doch ook daarin zijn stromingen te onderkennen en inzonderheid „De tragische jacht" markeerde zich door een forsere stijl dan men in het algemeen van de Italia nen gewoon is. Zijn bewon dering voor de Duitse expressionistische films van na de eerste wereldoorlog en voor de fameuze Russen Eisenstein en Pudowkin is er duidelijk in terug te vinden, vooral als men aan dat eerste ibravourstukje denkt uit „De tragische jacht", die prachtige visuele Twee belangrijke spelers ïiit „Bittere rijst". Raph Vallc als de sergeant Marco en Sylvana Magnano als Sylvana, de roekeloze rijstplukster. Aanbod van beheerders L.V.V.S. geldt tot 1 Juni In zijn rede ter beantwoording van de opmerkingen in de Eerste Kamer, ge-' maakt bij de Algemene Financiële Be schouwingen over de begroting 1950, heeft de minister van Financiën toegezegd de termijn, binnen welke crediteuren van de „Liquidatie van Verwaltung Sarphati- straat" (L.V.V.S.) en van „Vermögensver- waltungs-und Renten-Anstalt" (V.V.R.A.) kunnen beslissen of zij het aanbod van de beheerders al dan niet aanvaarden, te zul len verlengen. Het ministerie van Finan ciën deelt mede, dat de minister daarbij niet de datum van 1 Juli, doch die van 1 Juni 1950 heeft genoemd. Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING IOHNSON OLIEBRANDERS (Adv.) De aantrekkelijke sfeer, die het Frans Halsmuseum van. binnen en naar buiten ademt, dankt haai- ontstaan in diepste oor sprong aan datgene wat professor Huizinga omschreef als „de beschavingskracht dei- zeventiende eeuw". Zelfs na de al te vluch tige beschouwingen in deze rubriek, is het ons toch wel duidelijk geworden, dat de Gouden Eeuw haar betekenis niet ontleent aan de schuttersmaaltijden als zodanig, noch ook aan de toenmalige zeden en ge woonten, zoals we deze uit de beeldende kunsten leren kennen. Door een glans- periodé in de geschiedenis zonder meer aan de overlevering te toetsen, zouden we im mers gevolg voor oorzaak nemen. Onge acht hun artistiek niveau, maken de tal rijke portretten en groepsportretten ons vertrouwd met een ras, dat de mogelijkheid geboden werd zich in zó gezond'e en krach tige -portretkunst te doen vereeuwigen, door de aanwezigheid van de voorwaar den, die deze tijd groot maakten. Evenzeer als die portretten het beeld geven van een volk in opkomst en welstand, zo getuigen ook de 17de-eeuv/se genre-taferelen van toenemende welvaart. Maar welvaart is niet de enige voorwaarde voor een glans periode. Behalve resultante van gunstige economische factoren is welvaart nauw verweven met de ideologie die het tijds beeld bepaalt. En het is juist de maatschappelijke ideolo gie, die zich, doordat zij de geestelijke structuur van de eeuw bepaalt, bovenal in de kunsten weerspiegelt. De volmaakte harmonie van het oor spronkelijke hoofdgebouw, zoals men die bij het binnentreden van het museum kan waarnemen, getuigt van een geestelijke ge steldheid, die in architectuur vorm ge kregen alleen zulk evenwicht mogelijk In een nieuwe revue in het Parijse Théatre du Chatelet treden ook twee olifanten op. paar de artisteningang voor hen te smal is. worden Timbo en Astro iedere dag fia het administratiekantoor het theater binnengebracht Regenten van het St. Joris of Grote Proveniershuis te Haarlem Anno 1737) door Frans Decker (Haarlem 1684—1751), leerling van Romeyn de Hooghe en Bartholomeus Engels. (Doek 166 bij 221 cm.). seum niet degraderen tot het zielloos pan- len noemen. En als we dan kennis hebben opticum van ons voorgeslacht. gemaakt met de joyeus geklede en fraai Van de 17de-eeuwse beschavingskracht gepruilde heren en dames, ervaren we dat zal de museumbezoeker zich het sterkst be- deze volgens de etiketten onder hun con- wust worden bij het binnentreden in de terfeitsels omtrent een eeuw jonger zijn ..Eeuw der Verlichting", waartoe de zoge- dan het geslacht van Hals, Verspronck en naamde Regentenkamers hem als het ware De Bray, doch ééuwen ei-van gescheiden dwiiigen. Deze kamers werden in de twee- zijn in levenssfeer. de helft der 18de eeuw gebouwd binnen de Zo ook onze regenten van het Prove- maakte. De namaak-Renaissance in de ar- zaalruimte, die het pendant vormde van de niershuis. Missen we in hun geaffecteerd chiteetuur der negentiende eeuw (de ge ornamenteerde trapgevel bijvoorbeeld aan huidige Renaissancezaal, vroeger de eetzaal voorkomen niet die geestelijke krachten, der minder-bedeelde oude mannen. Zo ont- dat élan, die het oudere geslacht zo sterk de Markt, tegenover het Vleeshuis!) toont stond het anachronistisch intermezzo in de hadden gemaakt? Het zijn verwende heren ons de muffe vrucht van geesteloosheid. 17de eeuwse sfeer van het museumcom- Maar er straalt méér nog uit de sfeer die plex, waardoor wij onder de indruk nog ons tot deze beschouwing opwekt. De van Saenredams blank kerkinterieur vruchtbare samenwerking namelijk van ons plotseling verdwaald voelen in de twee cultuur-sferen: Vlaanderen en Hol land. Zowel exterieur als interieur worden beheerst door de geest van Vlaamse emi- schijnwereld van het Rococo. Aldus onver wacht ondergedompeld in een Franse vor- geworden met weke handen, in de toneel achtige stemming der achttiende eeuw rond de tafel geschaard. Het zijn óók regenten. Maar thans heeft dit woord niet meer de klank, die het had in de zeven tiende eeuw. Het dient nu vereenzelvigd te menweelde, voelen wij eerst ter dege de worden met oververzadiging, familie-rege- granten" respecü~evelïjk Lieven de Key uit volkspotentie en het lands-eigene in de ring, Franse zeden. Deze notabelen belicha- Gent en Frans Hals uit Antwerpen! Hun 17de eeuwse beschaving; de tegenstelling is men een tijd die niet zonder charme en Gent en Frans Hals uit Antwerpen! zwier en élan lieten zich wel zéér gelukki; enten op stoere, Hollandse stam! Dit alles nu droeg bij tot die beschavings kracht der zeventiende eeuw en wij dienen ons van die bezielde achtergrond wel dege lijk rekenschap te geven, willen we het mu- zó groot, dat wij niet aarzelen het grote evenmin zonder schoonheid was. Doch woord te gebruiken, dat de reeds geciteerde charme en schoonheid die haar bron von- hoogleraar uit de pen kwam. toen hij zich den in een uitheemse cultuur, waardoor de bij een beschouwing over de 18de eeuw Hollandse schilderschool gedoemd was afvroeg of het vaderland een qualiteit had haar grote traditie voor lange tijd te onder- ingeboet, die men de „heroïsche" zou wil- breken. H. P. BAARD. Cornelis Veth wordt zeventig jaar „Nederlandse Schilderkunst in vogelvlucht" verschenen De schrijver, journalist en tekenaar (Anne) Cornelis Veth zal op 3 Maart de leeftijd van zeventig jaar bereiken. Hij werd in 1880 te Doi-drecht geboren, waar zijn vader wethouder was. Na de middel bare school te hebben doorlopen trad hij als volontair in dienst op een handelskan toor. Gedreven door liefde voor de teken kunst liet hij deze werkkring echter al spoedig in de steek om in Bussum lessen te gaan nemen bij zijn oom, de bekende schilder en portrettist Jan Veth. Later zette hij zijn studies voort onder leiding van Martinus van Regteren Altena en ver volgens bij Adolf Mayer in Berlijn. Jaren lang werkte Cornelis Veth als cx-iticus voor toneel en beeldende kunst in Amsterdam en 's-Gravenhage, in welke steden hij ook exposities van eigen werk heeft ge houden. Hij bewoog zich tevens op letterkundig terrein en publiceerde talrijke werken, voornamelijk van humoristische en sati rieke aard. Hiervan noemen wij: Uzeltje, een prentenboek voor kinderen (1905). drie bundels Prikkel-idyllen (1910-1915), Parodieën (1918-1919), De politieke prent in Nederland (1920), Geschiedenis van de Nederlandse caricatuur (1921), De advo caat in de caricatuur, De arts in de cari- catuur, Muziek en musici in de caricatuur, De mode in de caricatuur, De Opvoeder in de caricatuur (1925-1935), Klappertjes (1928), De humor in de moderneNeder landse litteratuur (1929). Die goede oude tijd (1933) en Revolutionnaire kunst (1934). Voor het toneel schreef hij onder meer de burleske comedie „Wissewas" en het satirieke blijspel „Bonzo en de eeuw van het kind". Uit de jongste tijd dateren: Gisteren en vandaag (prentjes en versjes), Ongeregelde goederen, Een eeuw Neder landse caricatuur,' Bezet en beschermd, Nelly Bodenheim, De beeldhouweres Ger da Rueb, Kuno Brinks en (tezamen met de architecten Tillema en Jans): „De ont luistering van ons land". Cornelis Veth was tot 1945 eerste secretaris van de Ver eniging van Nedei-landse Letterkundigen. Oog voor het kleine Ter gelegenheid van de zeventigste ver jaardag vail Cornelis Veth heeft de uit gever Ad. Donker (Rotterdam en Antwer pen) diens omvangrijke studie „De Neder landse schilderkunst in Vogelvlucht" het licht doen zien. Het boek telt ongeveer 325 bladzijden kunstdrukpapier en is ver lucht met 240 reproducties ter verduide lijking van de tekst. Het is verdeeld in de volgende afdelingen: De primitieven der veertiende en vijftiende eeuw. Het einde der middeleeuwen, De zestiende eeuw en de renaissance, Opkomst van de schilder kunst in de zeventiende eeuw, Rembrandt en zijn leerlingen. Specialisten in de ze ventiende eeuw, Eerherstel van de prui kentijd en beginjaren van de negentiende eeuw. De romantiek, De Haagse school, Genre en kabinetkunst, Nabloei van de Haagse school en fin-de-siècle. Onze medewerker voor beeldende kunst wijdt hieraan de onderstaande beschou wing: Dit boek werd geschreven door iemand, die, volgens eigen zeggen, géén kunstge- Icerde is en die ook niet voor kunstge leerden wenste te schrijven. Deze zelfcri- tiek van de auteur is geen poging om com plimenteuze tegenspraak uit te lokken. Men voelt bij het doorlezen voortdurend de waarheid van Cornelis Veth's zelfbe spiegeling. De deugden van dit rijk-ge- iüustreerde en fraai-gedrukte boek liggen in het zeer sterke subjectieve element dat in Veth's waarderingen schuilt. De titel „Nederlandse Schilderkunst in vogelvlucht" wijst, naar ons inzien, niet in de goede richting. Een vogel ziet op zijn vlucht slechts de grote lijnen van een landschap. Cornelis Veth is juist de sym pathieke bewonderaar van de kleine mees ters. Hij weet de lezer uitermate te inte resseren als hij over deze kunstenaars schrijft, bij voorbeeld over Johannes Ta- vondst van de tegengestelde beweging van trein en fietsers. Met zijn jongste film „Bittere rijst" be wijst De Santis opnieuw zijn krachtige, oor spronkelijke persoonlijkheid. Men hervindt hier zijn zelfde kwaliteiten die inderdaad hier en daar door een al te uitbundige toe passing itx hun tegendeel kunnen verkeren uitdrukkelijker en diepgaander nog dan „De tragische jacht". Óver het scenario waaraan niet min der dan zes auteurs, waaronder de bekende romanschrijver Corrado Alvaro, debet zijn valt op te merken, dat het zowel de mo gelijkheden voor een documentaire als voor een speelfilm inhoudt, doch dat tenslotte een hoogst gelukkige vermenging-van beide elementen tot stand is gekomen, waarbij de fictie zowel steunt op de aan gangsterver- halen eigen spanning, als op een psycholo gische benadering vair de voornaamste karakters. Evenals in „De tragische jacht" zijn het ook hier weer de eerste shots die direct aanslaan. Zij beschrijven het harde werk van de „mondines", de seizoenai-beidsters op de Italiaanse rijstvelden, door sujetten van allerlei, maar zelden goed slag ten be hoeve van de grote landbouwondernemin gen in Noord-Italie geworven. De regisseur blijkt hier een voorliefde te koesteren voor een uiterst beweeglijke, doch nimmer ner veuze camera en hij rangeert maar al te gaarne met massa's mensenmateriaal, zoals uit die prachtige composities van de rijst- pluksters op het vertrekstation duidelijk blijkt. En naarmate de film vordert, stijgt onze bewondering over de wijze, waarop De Santis die twee geheel verschillende elementen in het draaiboek: de sociale nood van deze categoirie vrouwen en het indivi duele verhaal van de gestolen juwelen en het complot van misdadigers om de gehele oogst te „organiseren", in één handeling heeft weten samen te smelten. Hij had on getwijfeld het laatste nodig om zijn hoofd doel: aandacht voor de weinig aanlokkelijke voor-waarden waaronder een aanzienlijk deel van de Italiaanse bevolking een scha mel loon moet verdienen, te bereiken. Het was de concessie die hij deed aan het pu bliek, doch hij ging artistiek aan zijn toe geeflijkheid niet ten onder. Dat onder scheidt hem (en andere Europese regis seurs) nu juist van de grote meerderheid van zijn vakgenoten in Hollywood. Er zijn twee figuren in deze tragedie dib aan het slot tot een vrij ordinair melo drama zou zijn vervallen, ware het niet dat De Santis niet steeds voor die supe rieure spanning had zorggedragen, die de aandacht van de „feiten" afleidt die psychologisch uitstekend uit de verf zijn gekomen. Het zijn Silvana gespeeld door de nog geen twintigjarige Silvana Maguano, door sommigen als de Italiaanse Rita Hay- worth betiteld en de boef Walter, een creatie van Vittorio Gassmann. In het bij zonder de frappante tegenstelling tussen het uitdagende uiterlijk van Silvana en haar innerlijk weifelen en aarzelen tussen goed en kwaad werd overtuigend weergegeven en maakt het volkomen aannemelijk, dat dit karakter in de ban moest geraken van een wrede egoïst. „Bittere rijst" heeft dus een sterke in druk op ons gemaakt, ook al door de levensechtheid van de entourage. Men lette eens op die door tweehondei'd vrouwen verzorgde figuratie, zonder schmink en zonder opschik, zo geknipt tijdens het rauwe werk op de rijstvelden. Men lette ook eens op de werkelijk illustrerende mu ziek van Petrassi en op het vaak fascine rende werk van de camera-man Otello Martelli die door een wonder aan het lot dat de expeditie van Nobile naar de Noord pool, waarvan hij deel uitmaakte, ontsnapte die ook de fotografie van Rossellini's „Paësa" en van „De tragische jacht" ver- zoi-gde. Wij mei-kten reeds op, dat hij graag gebruik maakt van de rijdende en zwe vende camera. Wanneer wij ons naar aanleiding van deze „Bittere rijst" afvragen, waaraan deze jonge Italianen toch hun succes danken, dan geloven wij dat het antwoord daarop tweeledig is. In de eerste plaats hebben zij begrepen, dat de filmkunst het is hier al meer gezegd juist omdat zij het van de mas sale beleving moet hebben, haar onder werpen in het dagelijkse leven van de ge meenschap moet zoeken. En ten tweede, omdat zij over de artistie ke begaafdheid beschikken schijnbare plat vloerse en alledaagse onderwerpen weer te geven in een humane sfeer, die een inzicht mogelijk maakt in onze gecompliceerde samenleving en een uitzicht opent op een betere gemeenschap. J. H. B. Kantoormachinehandel HAARLEM - SCIIOTERWEG 122 - TEL. 12681 Schrijf-, tel- en rekenmachines Kantoormeubilair (Aav.) venraat, David Oyens, Jurriaen Andries- sen. Dan voelt men hoe hier een mensen leven werd besteed om gevoelig contact te zoeken. Bij de waarlijk grote meesters ligt de zaak anders. Hier is veel door anderen verricht dat niet genegeerd kan worden; hier eist de kunstcritiek een uitingsvorm die zélf een kunstwerk is. Bij de grote meesterwerken kan men een systematische volledigheid bij de bespreking eisen, die de eerste subjectieve indrukken vervangt of organiseert. Bijvoorbeeld: bij Rogier van der Weydens „Kruisafname" (in het Haagse Mauritshuis) zegt Veth onder meer: „Schoon zijn de gebaren en hou dingen, schoon is ook de uïtdi-ukking der gezichten. Maar het is een enigszins ab stracte schoonheid". Dat is onvolledig, want er loopt door de vier vrouwenfigu ren links, en door de vier mannenfiguren rechts één enkele idee. Het medegevoel met het lichamelijke lijden wordt stapsge wijs, van persoon tot persoon, omgezet in een steeds meer afstand-nemend naden ken, dat in de laatste knielende bisschops figuur als de Kerk gepersonifieerd wordt. Zachtjes drukt Johannes de treurende Moeder naar die rechterzijde, naar die op timistische toekomst-gedachte toe. We achten dit boek van Veth een grote verrijking van de litteratuur over de Ne derlandse schilderkunst. Het heeft door zijn oog voor het kleine, voor het détail, menig punt belicht dat in de grote mono grafieën uiteraard wordt verwaarloosd. H. SCHMIDT DEGENER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1950 | | pagina 5