Haar glimlach
Het Hek van de Dam.
Mexico
Zaterdag 25 Februari 1950
het voorjaar nadert zijn in de Haarlemse hertenkamp weer de bekende broed-
ü'rven geplaatst waarin de eenden en ganzen straks hun nakomelingen-in-de-dop
zonder vrees voor roofzuchtige indringers verzorgen kunnen.
door Rienk Sleeswijk
Velen in het dorp noemden Eleonoor El-
gaal een dappere jonge vrouw. Anderen
Oordeelden haar overmoedig en tè vol ver
trouwen, waartegenover natuurlijk ook
een groepje aan te wijzen was, dat haar
harteloos, zonder gevoel en egoïstisch
schold. De waarheid was, dat Eleonoor
bang was, onuitsprekelijk bang. Niet voor
spoken of bepaalde mensen, maar bang
voor het leven, zo bang. dat zij haar vrees
„iet durfde tonen, aan niemand. Slechts
een was er. die achter de moedige schijn in
haar hart had geblikt: Peter, haar man.
Maandenlang had hij geaarzeld, voor hij
haar had durven vragen. Toen hij het deed
geschiedde dit kort, met weinig woorden,
op de man af.
Vier maanden na haar huwelijk moest
haar Peter ten oorlog trekken en nog vier
maanden daarna, toen in een hoekje der
kleine huiskamer het wiegje gereed stond,
werd Peter door de autoriteiten als ver
mist gemeld. Niet gesneuveld, niet ge
vangen genomen, maar vermist. De onze
kerheid, cle diepste ellende die het men
senhart kent, werd haar deel. Eleonoor
wachtte, het hele dorp wachtte met haar.
In tal van gezinnen werd haar leed als het
eigene gevoeld. Maanden, maandenlang
bleven alle berichten uit. Allengs raakte
een ieder overtuigd dat Peter gedood was,
door een granaat, door een bom onherken
baar verminkt en meteen begraven, door
het projectiel zelf misschien-al.
Eleonoor glimlachte. „Hij komt terug,
- mijn Peter komt terug", hield zij vol, zon
der hartstocht, zonder verdriet, rustig ver
trouwend, zoals een moeder vertellen kan,
dat over een half uur haar kleine jongen
uit school thuis komt. De autoriteiten wil
den kleine Peter als een halve, wees be
schouwen en hem een voogd geven. Eleo
noor weigerde: „Waarom? Zijn vader komt
immers gauw terug". Als de pastoor in het
kleine kerkje het jaargetijde voor de ge
sneuvelde dorpelingen las en ook Peters
haam noemde, glimlachte Eleonoor en bad
niet mee. Men bidt immers niet voor de
zielerust van iemand die niet dood is. De
kleine Peter verjaarde voor het eerst en
mèt cle gelukwensen voor het kind werd
menig troostwoord voor de moeder ge
sproken. Het lachje om Eleonoor's mond
was openlijk medelijdend.
Iedere dag, eerst alleen, toen metr het
kind op haar arm, later met kleine Peter
aan de hand. wandelde zij naar het raad
huis, op welks gevel het grote zwarte bord
hing, waarop de laatste mededelingen uit
de oorlogszone, de doden en vermisten uit
het dorp werden vermeld. Enige honder
den malen reeds was zij tevergeefs gegaan,
döch nooit liet zij na de armloze- oudge
diende, die voor het gebouw de wacht hield,
met een glimlach toe te voegen: „Vandaag
niets! Morgen misschien! Eens zal het -toch
de laatste keer zijn dat ik kom kijken."
Twee, drie jonge mannen in het dorp
maakten haar op bedekte wijze het hof.
Zij was de eerste, die hetgeen hen bezig
hield, openlijk met hen besprak: „Wees
niet dwaas, mijn jongen, ik ben getrouwd,
kijk naar een vrij meisje." Men praatte en
fluisterde reeds, dat het verdriet haar in
het hoofd was geslagen en zonder dat zij
het wist of liever terwijl zij meende, dat
een lieer uit de stad slechts een praatje met
haar maakte, had een dokter haar onder
zocht. „Zo gezond als een vis", conclu
deerde deze, „ook geen geestelijke afwij
kingen. Alleen met het idee-fixe, dat haar
bezielt, weet ik geen raad!" Eleonoor bleef
glimlachen en met het hoofd omhoog
werken voor haar kleine Peter. Soms
hoorde men haar lachen en zingen met de
kleine bengel. Dan schudden de mensen het
hoofd en vreesden het ergste.
Tot eensklaps als een bom het bericht
het dorp in opschudding bracht: een groep
ongeregistreerde gevangenen was ontdekt
en Peter Elgaal bevond zich daarbij. Een
maand later keerde deze, uitgeleverd, in
geruild in zijn dorp terug. Met muziek en
gejuich, met felicitaties en toespraken werd
hij als een uit de dood herrezene begroet.
Alleen Eleonoor was kalm en zelfver
zekerd. Met hetzelfde glimlachje, waarmee
zij afscheid had genomen, begroette zij
hem. Eerst dagen later vernam Peter van
anderen hoe zijn vrouw gedurende zijn af
wezigheid was geweest.
,Hoe kón je zó zeker zijn, dat ik terug
zou komen, liefste?", vroeg hij 's avonds.
Mijn terugkomst is toch eerder een won
der dan heel gewoon. Of wist je iets?"
„Ik wist niets", antwoordde zij, „hoe kon
ik iets weten? Maar, oh Peter, ik was zó
bang, zo vreselijk bang. Daarom durfde ik
niet geloven, dat je weg zou blijven. Ik
durfde er niet aan te denken, ik zou ge
storven zijn." Toen brak de angst van
twee jaar zich baan. Met schokkend
lichaam lag zij snikkend in zijn armen en
was bang, doodsbang, dat hij ooit weer
van haar weg zou gaan.
Maar ook deze vrees overwon zij door.
haar glimlach.
(Nadruk verboden)
Sleutels in de Hofvijver
Dezer dagen bracht een Antwerpenaar
een bezoek aan 's-Gravenhage. Op zijn
wandeling kwam hij ook bij de Hofvijver,
waar meeuwen af en aan vliegen om stuk
jes brood op te vangen, die hun worden
toegeworpen. De Antwerpenaar, die toe
vallig brood bij zich had, wierp de aan
zwel mende meeuwen zijn gaven toe. Daar
bij viel zijn sleutelbos uit zijn jaszak eh
verdween in de vijver. En de Belg was ra
deloos. Er schoot 'n man van de gemeente-
^iging te hulp. Met een lange stok,
waaraan een haak zat, zou hij de sleutels
wel weer opvissen. De straatreiniger boog
zich voorover endaar voegde zich een
grote sleutel uit zijn. borstzak bij de sleu
tels van de Belg in het water. Al zijn „vis
sen" had geen resultaat.
De politie ving latei' met een rnagmetisehe
dreg de sl-eutels van de Belg.
De sleutel van de gemeentereiniging ligt
echter nog steeds op de vijvertooéfcem.
Nu de Prins in Mexicois aangekomen,
denk ik aan die dagen toen ik. verloren en
verliefd, door dat land dwaalde. Want zo
dra ge daar komt zijt ge verloren aan zijn
schoonheid en verliefd op dat land tot In
lengte van dagen.
Ik heb eens twee dagen door Morelia ge
dwaald, dat een kleine stad is, die ik, al is
het tien jaar geleden, zo voor mij zie met
die prachtige kerk met een ronde, zilveren
koepel flakkerend in de felle zon. Het hotel
heette Virrey de Mendoza, die romantische
naam heb ik goed onthouden. Het is een
groot, grijs en koel huis, dat eens het paleis
van een Spaanse onderkoning was. Er is
een patio met palmen en een zuilengalerij,
waarin de gouden regen met volle trossen
van de balkons valt, een zoete geur van
bloemen, die duizelig maakt.
Voor het hotel en met die prachtige kerk
op de achtergrond ligt een plein met bómen
en bloemperken en banken, waar 's avonds
de mensen in de zoelte zitten. Er is dan al
tijd wel muziek van zo'n klein Mexicaans
orkest: tokkelinstrumenten en violen en de
zang klinkt na al die jaren nog in mijn hart,
De mannen hebben grote hoeden op en
kleurige serapi's over de schouder en de
meisjes zijn lief en wit, met een rode bloem
in het zwarte haar. In de perken staan rode
rozen en van de huizen vallen de scharlaken
bougainvillea's. Het is precies zoals u het
in uw zoetste verbeelding ziet, maar daar
is het de allerzoetste werkelijkheid.
Ik denk aan Guadalajara, dat de tweede
stad van Mexico is. Daar heeft de kerk een
gouden koepel en haar klokken mengen
haar zilveren stemmen in de muziek van
het orkest, dat elke morgen op de Plaza in
de zon zit te spelen. Ik zat daar maar, ver
liefd en verloren, op een bank en liet alles
langs mij gaan: de mensen en de ezeltjes
en de kleuren en geluiden van dit wonder
baarlijke land, dat zo prachtig is, als ge het
u niet dromen kunt. Ik ging dan later wat
slenteren door de galerijen die overal, koel
en schemerachtig, langs de straten zijn. Er
staan kooplui met rode vissen en gebraden
stukken schapenvlees en tot hemelse heu
vels opgetaste vruchten. Er staan duizend
loten verkopers in lompen. Iedere dag valt
een hoge prijs in die loterij. Iedere dag
wordt een wilde rijke droom wei'kelijkheid.
Mexico is een wonderbaarlijk land: het
land van de Gevederde Slang, die zijn my
stieke symbool is. De oudste culturen von
den er hun springbronnen en het grootste
mysterie is, dat ge in de voet van zijn
vreemde pyramiden Chinese letters vindt,
waarvan niemand de betekenis en de her
komst kent. Men zegt wel, dat eens de zee
geen zee was en dat de Chinezen er geweest
zijn. lang voor de Indianen nog. Bij die py-
ramiden gevoelt ge iets van de wanhoop der
Het zijn niet alleen oude bokken die van
groene blaadjes houden, deze pasgeboren
bokkenjongen was het lentegroen zelfs
voor en moet dus voorlopig nog genoe
gen nemen met oude blaadjes.
tijdeloosheid en van de adem van de einde
loze tijd.
Er zijn basilieken en kathedralen van
steengeworden kant met zilver en goud en
rood cn geel en purper aan hun ontzagge
lijke altaren. Ik heb de herinnering aan een
blauw en gele droom met de pure sneeuw
der vulkaantoppen tegen de hemel.
Overal bloemen en vlinders, meren en
bergen. Roofvogels op brede vlerken zwe
vend in de hoogte. Zandvlakten en rozen
bedden. Mannen met ezeltjes en vrouwen
met aarden kruiken op het hoofd. Een
machtige hoofdstad met smalle straten en
brede wegen.
Dit is mysterie voor wie uit het verre
Westen komt. Muziek en een vreemde sche
mering 's avonds in een kleine stad, waar
ge uw adem inhoudt bij het stille klateren
van water in een fontein.
Mexico is een reusachtig land van vol
strekte schoonheid in alles: in zijn natuur,
in zijn mensen en huizen en kerken en bloe
men en altaren.
De schoonste herinneringen van een ge
heel leven.
Mr. E. ELIAS.
De schoolmeester-koster
uit zestien-zoveel
Een schoolmeester uit de zeventiende
eeuw zal over minder vrije tijd beschikt
hebben dan de onderwijzer van de tegen
woordige tijd. Zijn betrekking eiste im
mers meer dan het „sich geduerig besig
houden met de kinderen te leeren spelden,
leesen, schrijven, cijferen, singen en an
dere oeffeningen". zoals in een instructie
van een Heemsteedse schoolmeester, die in
1683 benoemd werd, te lezen is. Hij moest
op Zondag dienst doen in de Nederlandse
Hervormde Kerk. Dat betekende niet al
leen, dat de schoolmeester als koster op
trad, want tot zijn taak behoorde ook des
morgens voor de cienst kussens halen van
het Huis te Heemstede, die op haar plaats
te leggen in de kerk en des middags na de
predicatie ze weer terug brengen.
De koster had een verantwoordelijke
functie, wat betreft het op peil houden van
de temperatuur in het kerkgebouw. Er
moest namelijk voor een goede ventilatie
gezorgd worden c:i dat was in de winter
nodig, aangezien voor de stoven turf werd
gebruikt. De bewoordingen in zijn instruc
tie klinken thans wel wat vreemd in de
oren. Men oordele zelf. „De schoolmeester
koster moet de ramen en deuren van de
kerk openen, opdat de kerkganger bij het
hooren van Gods woord niet met stank
ontvangen wordt".
Een bijzondere taak had de schoolmees
ter te vervullen ten aanzien van het uur
werk der kerk. In de eerste plaats werd
van hem verlangd, dat het twee maal per
dag werd opgewonden en dat het precies
op tijd liep. Voorts had hij toezicht bij het
luiden van de klok.
Behalve op Zaterdagmiddagen, met
Pasen, Pinksteren en dagen, waarop ge
preekt werd, stond de schoolmeester van
acht tot elf uur en van één tot vier uur
voor de klas. Niemand mocht hem ver
vangen. De meester mocht daarom niet
ziek worden, anders zouden de kindéren
van de ingezetenen „verwilderen" en tot
.luyigheit vervallen".
Langs het Spaarne
Whiskey puur
Billy Rose zag in zijn Diamond Horse
Shoe-nachtclub in New York eens een
bezoeker aan een tafeltje die op een zonder
linge manier ontzaggelijke hoeveelheden
pure whiskey naar binnen werkte: ieder
glas' ledigde hij namelijk met stijf dicht
geknepen ogen.
„Waarom doet u uw ogen dicht als u
drinkt?" vroeg Rose nieuwsgierig.
„Denk je dat ik versneden drank wil
drinken?" repliceerde de ander. ..Ik bestel
whiskey puur, maar als ik whiskey puur
zie, begin ik te watertanden en dan verdunt
al dat water de whiskey, zodat ik dan net
zo goed whiskey-soda had kunnen drinken,
waar ik helemaal niet van houd
ledereen kent wel dat groene, houten
gebouw aan het Zuider Buiten Spaarne
tegenover de molen „De Eenhoorn". Het
clubgebouw van de roei- en zeilvereniging
„Het Spaarne", waar bovenop een soort
uitkijktorentje prijkt. Daar vandaan ver
trekken de sierlijke, slanke boten die men
het grootste deel van het jaar het Spaarne
kan zien doorklieven. Soms rustig en stijl
vol, andere keren met vier of acht ver
woed zwoegende mannen er in, wie het
in de eerste plaats om snelheid is te doen.
Dat is wat het publiek van „Het Spaar
ne" merkt. Maar er is heel wat voor noclig
om al die boten voortdurend in de vaart
te houden. Om het geolied linnen, dat het
dek vormt, nu en dan te vervangen; om
stukgevaren boegen te herstellen; om af
cn toe een andere „bak" in de boot te
bouwen.
Voor dat doel heeft „Het Spaarne" een
speciale man in dienst: Willem van Zonne
veld, die nu al zeventien jaar lang zijn
krachten heeft gewijd aan de „luxe-
schecpsbouw". En nu zit hij de gehele
dag in een afgeschoten loods in een hoek
van de grote botenbergplaats. „Er komt
heel wat voor kijken", vertelt Van Zonne
veld, „om zo'n kleine zestig boten voort
durend in conditie te houden". Terwijl hij
praat gaat hij onverstoorbaar verder de
naam „Stekeltje" te schilderen op een
skiff, die hij zo juist heeft afgewerkt.
„Daar kunnen weer wedstrijden in wor
den geroeid", zegt hij tevreden, de laatste
hand leggend aan het zo langzamerhand
ruim twintig jaar oude „Stekeltje".
Achterwaarts, mars
Pas toen wij onlangs door de afdeling
Vaderlandse Geschiedenis van het Rijks
museum wandelden, kregen wij eigenlijk
bewondering voor onze geschiedenis
leraar. Want wij beseften pas wat hij
ons allemaal geleerd had, toen wij daar
zagen, wat wij allemaal vergeten heb
ben. Niet alles wat hij ons uit de levens
school der eeuwen had deelachtig doen
worden, is overigens uit ons geheugen
gelekt, want wij herinneren ons nog zeer
nauwkeurig, hoe hij met behulp van de
aanwijsstok en drie stukjes krijt ons een
reprise van zijn biljart-overwinningen
op het leraarstafeltje voor ogen toverde,
nadat hij zijn jasje had uitgetrokken om
in hemdsmouwen het spel wat meer
sfeer te verschaffen. Wij herinneren ons
zo mogelijk nog duidelijker op welke
magistrale wijze hij de op slinkse manier
binnengetreden directeur ervan wist te
overtuigen, dat hij doende was om de
klas de strategische ontwikkeling van
de slag bij Waterloo duidelijk te maken.
Indachtig zijn zegswijze dat men de
geschiedenis altijd beter uit een origi
nele gezichtshoek kan bekijken, zijn wij
in het Rijksmuseum dan ook maar met
de achterste zaal begonnen. Deze geeft
een beeld van de wijze waarop het
Franse juk van onze schouders werd ge
tild en die periode vormt eigenlijk het
einde van onze vaderlandse geschiedenis,
omdat aangenomen kan worden dat er
niemand in ons land nog in leven is, die
haar heeft meegemaakt, zodat ei- geen
vrees voor betrapping op historische
onjuistheden meer hoeft te bestaan.
Zonder te willen uitweiden over enige
treffende gelijkenissen tussen die tijd
en deze, willen wij toch niet nalaten er
op te wijzen dat een toenmalige minister
van financiën naar de naam Gogel luis
terde. Hij wijzigde indertijd het belas
tingstelsel en deed daai'bij zijn naam eer
aan, zoals ge heden ten dage nog steeds
kunt merken.
De slag bij Waterloo, waarvan wij het
eerst hoorden als resultaat van de bo
vengenoemde biljart-demonstratie, was
er ook afgebeeld. Nobel-blikkende leger
aanvoerders op vurige rossen reden er
ongeschonden en moedig fond en sleoht-
gesctxoren soldaten wax-en angstig" bezig
op ongemanierde wijze het tijdelijke
voor het eeuwige in te ruilen. Een aan
zienlijk groter rust kwam over ons, toen
wij de zaal binnentraden waar de perio-
de te bezichtigen was, die in de geschie
denisboekjes zo treffend wordt aange
kondigd met de zinsnede: „Hierna treedt
het tijdperk der verslapping in". De
wanden waren bekleed met zacht-gele
stof en portretten van vriendelijke lie
den die er uitzagen alsof zij liever om
elf uur opstonden teneinde zich wat in
het park te verpozen om enige appetijt
voor gevulde duivenborstjes te verwer
ven, dan van voor dag en dauw uit de
kooi te kruipen en na een ontbijt van
raasdonders met spek de Britten en
Spanjolen aan flarden te paffen. Een
voorkeur, die al onze sympathie heeft.
Pief-paf-poef
Zoals te begrijpen is, zijn aanzienlijke
ruimten gereserveerd om de op erfvijan
den veróyerde lixxie-schepen ten toon te
stellen, zij het dan dat zij in miniatuur
of op het geduldige doek zijn afgebeeld.
Zo schiepen wij op recht-vaderlandse
wijze troost voor ons geknakte zelfbe
wustzijn (al was het dan maar 1-0) uit
een olie-vex-fschilderij waarop een Brits
admiraalschip wordt opgebracht door
een propere Nederlandse bodem, na van
de toenmalige Abe Lenstra, een zeeheld
wiens naam ons alweer ontschoten is,"
een voltreffer te hebben gekregen. Om
te bewijzen dat het allemaal echt ge
beurd was, hingen er ook een aantal
gescheurde en met kruitdamp besmeurde
Britse vlaggen, die indertijd buit zijn
gemaakt. Na deze reliquien van inter
nationale verbroedering te hebben aan
schouwd, gingen wij met de borst voor
uit langs andere hoogtepunten uit onze
vaderlandse geschiedenis. Zo zagen wij
de hangmat waarin Cornells de Witt had
geslapen en het zwaard waarmede
raadspensionaris Van Oldenbarneveldt
was onthoofd. Onze borst hernam 'hier
weer zijn gebruikelijke positie.
Gelukkig werden onze culturele ver
langens bevredigd door een portret en
een kanten mouw van Hugo de Groot,
een man die in ons land een onsterfelijke
beroemdheid heeft verkregen door zich
iri een boekenkist uit een zwaar-bëwaakt
slot te laten exporteren en die in het
buitenland bekend is gewoi'den door zijn
bijdragen aan het internationale recht.
Aanzienlijk meer bekoring ondergin
gen wij van de afdeling Middeleeuwen,
waarin ingeblikte ridders elkaar te lijf
gingen wanneer het weder hen daar toe
gepast voorkwam. Weliswaar belegerden
zij malkander wel eens in een korzelige
bui en brachten daartoe legermachten
van anderhalve man en een paardenkop
op de been, maar wij hebben deze plaat
selijke ongei-egeldheden op gobelins ge
zien en de deelnemers droegen daarbij
een zo onberoerde gelaatsuitdi'ukking,
dat zij evengoed bezig hadden kunnen
zijn met het vastknopen van hun schoen
veters.
Toen wij daar zo neus aan neus ston
den met de lansknechten en hellebaar
diers uit die dagen, overviel ons een zon
derlinge gedachte. Wanneer zo stel
den wij ons voor de geschiedenis nu
eens werkelijk in omgekeerde richting
was verlopen. Wanneer dachten wij
de lansknecht Dagobert nu eens in
het jaar Onzes Heren 1300 of daarom
trent in een museum geconfronteerd kon
worden met het lang vervlogen jaar
1950. Wanneert Bert want zo mogen
wij hem wel noemen de schilderijen
van Karei Appel, de samba, de tram,
het humoristische weekblad de Kiekeboe
en het swing-costuum van neef Karei
kon zien, dan zou hij met ons zeggen:
„Wat is de beschaving toch vooruit ge
gaan".
Bon appetito
De tijden zijn wél veranderd. Als wij
nu trek hebben in een diep bord spa
ghetti, het Italiaanse volksgerecht bij
uitstek, dan behoeven wij niet eerst als
wijlen Hannibal met een karavaan
olifanten over de Alpen te trekken of
als Bertus Aafjes een voetreis naar Rome
te maken, hetgeen trouwens wel wat
omslachtig zou wezen, doch kunnen wij
gewoon terecht ixx de Kalverstraat.
Nu is er in deze wereld spaghetti en
spaghetti te koop. Afgezien natuurlijk
van spruitjes, priktollen, voetballers en
veterdrop. Maar de échte spaghetti met
formaggio Parmigiano en sabra al po-
midoro, die krijgt mexx nergens andgrs
dan hier in de schaduw van de Munt
toren, die gratis lunchmuziek uit haar
klokkenspel strooit. Wij hebben overi
gens zojuist :een onwaax-heid opgedist,
maar dat is aan uw aandacht ontscho
ten omdat wij ofis vaxx een vreemde taal
bedienden. Men krijgt namelijk geen
echte Parmezaanse kaas, doch ouder
wetse Hollandse, waar toch een luchtje
aan kleeft, zodat zelfs een beproefde
pedalist als Fausto Coppi het' verschil
niet zou merken, evenmin als Benja-
mino Giglï, die toch over een zeer ge
voelige keel beschikt.
Het heex'lijke van spaghetti in tomaten
saus is, behalve de smaak, dat dit ge
recht in een ommezien gaar wordt ge
stoomd. In tien minuten zijn deze meel
draden zo week, dat men ze om de vin
gers kan winden, hetgeen men echter
dient na te laten als men nog die zelfde
dag een verloving of andere overeen
komst wil sluiten. Het moeilijke schuilt
evenwel in de wijze van consumeren,
een bezigheid waarop iedereen zijn
krachten tekort zal moeten laten schie
ten, die aan de geur alleen niet vol
doende heeft. De slierten zijn namelijk
omtrent een halve meter lang en drui
pen onbedaarlijk van het vet. Men zou
natpurlijk een schaar kunnen nemen,
doch deze methode betekent een fla
grante inbreuk op de zeden van een
bevriende mogendheid. Wij zullen daar
om onze poging om uw liefde te winnen,
voor zover die althans door maag en
slokdarm gaat, voortzetten door het
geven van een gebruiksaanwijzing.
Om te beginnen, of liever alvorens te
beginnen, zegt men legen zijn tafeldame:
Het Vrije Toneel van Cor en Antön
Ruys hervat op Woensdag 1 Maart
de serie voorstellingen van het En
gelse blijspel „Zomer in December"
in het Centraal Theater. De nog res
terende avonden van deze maand
worden daar gevuld met de onher
roepelijk laatste voorstellingen door
Comedia van Tramlijn Begeerte"
door Tennessee Williams onder regie
van Jolian de Meester. In de Stads
schouwburg geeft het Rotterdams
Toneel onder leiding van Ko Arnoldi
de eerste vertoning in de hoofdstad
van het stuk Vuile Handen" door
Jean Paul Sartre in de vertaling van
Anna Blaman met Kees Brusse,
Richard Flink en Lily Bouwmeester
in de voornaamste rollen.
Het cabaret van Wim Kan en Corry
Vonk verzorgt op 1 Maart in het
Leidseplein-theater de tweehonderd
ste voorstelling van het programma
Meester A.B.C.". Johan Kaart ver
schijnt van 1 Maart af dagelijks met
zijn gezelschap in de Kleine Komedie
ten tonele als Mijnheer de gouver
nante" in een blijspel, waarnaar de
In de hoofdstad uit
gelijknamige film werd vervaardigd.
Wat de films betreft kunnen wij vol
staan met de mededeling dat in Nög-
gerath een Amerikaanse rolprent van
Julien Duvivier en Jean Gabin (De
Bedrieger) is te zien en dat in City
de combinatie Barbara Stanwyck en
Humphrey Bogaert het witte doek
betreedt.
In de kleine zaal van het Concertge
bouw speelt Zondagmiddag de pia
nist Theo Bruins, Maandagavond de
pianst Stanislaw Szpinalski (Chopin-
recital) en Dinsdagavond de pianist
Claude Frank. Zondagavond houdt
drs. A. B. M. Brans voor de vereni
ging ..Concertgebouw-vrienden" een
causerie over Anton Bruckner en
Guide Gezelle, waarna het Amster
dams Kamermuziek-gezelschap het
Strijkkwintet van de genoemde com
ponist uitvoert. Ditzelfde ensemble
speelt op 28 Februari voor de Kunst
kring voor Allen" in de grote zaal
van het Concertgebouw werken van
Michael Haydn, Ravel en Beethoven.
Het abonnementsconcert van Woens
dagavond staat onder leiding van
Rafaël Kubelik en geniet medewer
king van de -cellist Pierre Fournier.
Het programma is als volgt samen
gesteld: Eine kleine Nachtmusik"
van Mozart. Derde Symphonie van
Roussel, Celloconcert van Dworsjak
en de ouverture „De verkochte
ï^bruid" van Smetana.
„Bon appetito" (hetgeen zoveel wil zeg
gen als: eetse!), zingt vervolgens met
ingetogen adem het zogenaamde pa
relvissen de eerste regel van een
bekende aria (bij voorbeeld: Salve di-
mora casta e pura. of Mi par d'udir
ancora) en mompelt tenslotte enige titels
van de laatste films van de maand.
Daarna neemt men de vox-k in de rech
terhand en begint te hooien op de wijze
die Mussolini vroeger zo aandoenlijk
beoefende in de Pontijnse moei-assen.
Man drukt daarbij de punten van de
vox-k tegen de holle binnenkant van de
lepel in uw linkei-hand en maakt gelei
delijk (allegretto ma non troppo) rond
wentelende bewegingen. Voor het kau
wen dient men eerst de mond te openen.
Als toetje drinfce men een kop caffé
espresso oftewel achtti'en-karaats-koffie.
Zelfs uw eigen moeder kan ze niet beter
zetten. Ge zoudt er uw tong bij inslik
ken om er zo lang mogelijk van te ge
nieten. Want ze is echt. Door het nutti
gen van deze combinatie zult ge u zo
gesterkt voelen, dat ge zonder ongeluk
ken de overkant van het Muntplein kunt
bereiken. BOEDA.
Aanvaringen zijn de grote schrik yan
deze Spaarne-bootsman. Want die sierlijke
boten, die u en ik over het Spaarne zien
schieten, zijn uiterst kwetsbaar. Zij zijn
van licht en dun hout en in het bijzonder
de „gladde" boten, die niet van half over
elkaar liggende ribben zijn gemaakt maar.
uit een stuk glad hout, kunnen maar wei
nig hebben.
Voor bootsman Willem maakt het wei
nig uit of het zomer is (en er veel wordt
geroeid) of het vrij stille winterseizoen.
Want zomer en winter gaat voor hem het
gewone onderhoud door. De meeste boten
komen wel twee of drie keer per jaar on
der de deskundige handen van bootsman
Willem of chef Bakkei\
's Zomers komen echter wel geregeld de
uitstapjes voor deze twee man personeel;
dan gaat een van hen op platte dekschui
ten mee, als de boten van „Het Spaarne"
naar de plaats van de een of andere wed
strijd moeten worden vervoerd. Naar Am
sterdam of naar Utrecht of naar Alphen
aan de Rijn, waar de Spaarne-roeiers de
eer van hun vereniging moeten hoog
houden.
Het kleine jachthaventje naast het
groene gebouw is leeg in deze tijd van het
jaar. Maar van de zomer zal het daar
weer druk zijn; daar en langs het vlot van
„Het Spaarne". En overal op het Spaarne
zal men weer de boten zien, die door Van
Zonneveld onder handen zijn genomen.
E. P.
's Werelds sterkste verrekijker
functionneert weer
De spiegel van de grootste telescoop ter
wereld, de telescoop van het observato
rium op Mount Palomar in Californië, is
\yeer voor het gebruik gereed nadat een
kleine fout die bij het slijpen gemaakt
was hex'steld is. Deze fout bestond uit een
kleine, iets te hoge rand een twintig
millioenste van een inch langs de om
trek van de spiegel. Deze afwijking was
echter groot genoeg om een geringe ver
tekening te veroorzaken bij de eerste op
namen die in het begin van 1949 met deze
telescoop gemaakt werden.
Dr. Ira S. Bowen, de directeur van de
sterrenwacht op Mount Wilson en Mount
Palomar, die beide in de staat Californië
gelegen zijn, heeft verklaard, dat de teles
coop nu echter een feilloos instrument is.
Nieuwe pi-oefopnamen van sterren die zich
op 'n afstand van 48.000.000.000.000.000.000
kilometer van de aarde bevinden, zijn
volgens dr. Bowen aanzienlijk beter dan
die welke gemaald; werden voor de spiegel
opnieuw gepolijst was.
Deze spiegeltelescoop zal gebi-uikt wor
den voor de vervaardiging van een nieu
we serie sterrenkaarten.
Duizenden opnamen die voor dit doel
genomen worden, zullen tot grote kaai!ten
samengevoegd worden die tezamen een
enorme atlas van de hemel zullen vormen.
De grote telescoop is een geschenk van
de Rockefeller Foundation aan het Cali
fornia Institute of Technology. Nadat twin
tig jaar lang aan de plannen en voorbe-
reidende werkzaamheden gewerkt was,
werd in de herfst van 1947 de telescoop
op Mount Palomar gemonteerd. Bij de
eerste opnamen die er mee gemaakt wer
den, heeft dr. Edwin P. Hubble, een pio
nier op het gebied van hel ondex-zoek van
sterrennevels, een aantal foto's gemaakt
van sterrennevels die zich op tenminste
tweemaal zo grote afstand van de aax'de
bevinden als de verste nevels waarvan
men toen foto's bezat. In deze foto's was
niets dat er op wees, dat men tot in de
buitenste ruimte van het heelal doorge
drongen was, hoewel deze nevels de af
stand van ongeveer een millioen lichtjaren
van de aax'de verwijderd wax-en. Er waren
zelfs vage aanduidingen van andere ster
ren en sterrennevels van groter afmetin
gen en helderheid dan de melkweg, ster
ren en sterennevels die op nog groter af
stand lagen.