Het Hek van de Dam. Uit de schatten van het Frans Halsmuseum Ma 25 Maart 1950 a van Schalk-Wi lling Jeanne2 met iemand die droomt dat li' ycrgeleKen he{, ontwaken ^at hij een laa™ich ziet staan. Niet de droom, was vsor ha«ee" 3f Tm na haar jeugdjaren, niet fibarin" vpt'blijdende. Iets van de ver- )dseen in kinderogen te lezen staat is iM schaiks m-oza altijd eigen ge- u "is een verwondering naar twee om een meisjesdroom die zo arge- JEAMNE VAN SCHAIK—WILLING: „De witte veren". (N.V. Em. Querido's Uitgeversmij, Amsterdam) KORTE LEVENSSCHETS heeft berustend in de onverenigbaarheid van EEh shhaik-Willing zichzelf kunstenaarschap en onbezwaarde levens vreugde, het tweede deel van zijn „Para- disiaca", waarin „de Mens door een aarts engel in de gedaante der Muze uit het le ven verdreven wordt naar het Niets"; een poëtische zaligspreking van het menselijk leed; Mia nam, na dit onherroepelijk laat ste bezoek dat Johan haar bracht, zijn rozen uit de prullemand „en zette ze ern stig en zorgvuldig in een vaas". Ernstig en zorgvuldig: dat is de liefde, en zo niet de liefde, dan toch de deernis. Tussen de 90 bladzijden (Deel I „De Brandstichter" over Johans jeugd, bestaat er maar 33 van) die de catastrophe voor bereiden en de laatste 60, waarin het noodlot („De As")zich voltrekt, ligt een levensperiode van ruim 25 jaar, die over brugd moest worden. Er zou een vaardi ger compositie-techniek dan die, waarover Jeanne van Schaik beschikt, voor nodig zijn om een roman van een zodanige opzet te behoeden voor een fatale inzinking, die onvermijdelijk stijl en zelfs taal aantast. De vertwijfeling en vreugde, voorafgaande aan Mia's moederschap, het. leed daarna om het verraad aan de zuiverheid door het „compromis met de werkelijkheid" deze passages zijn met onmiskenbare liefde ge schreven. Maar o, waakzaam wantrou wen! hoeveel verstandelijk en gekun steld gebouwde zinnen wisselen zelfs in diè delen af met fragmenten van zuiver en ontroerend poëtisch gehalte! Aan deze, het dichterschap symboliserende „Witte Ve ren" het ernstig werk van een talent volle romancière, wier tolerantie en uit kwetsbaarheid verborgen hartewarmte de zegen der mildheid betekenen had ik uit respect voor de schrijfster en uit voor liefde voor dit onderwerp, een onbetwist baarder welslagen toegedacht. Wie de vele voortreffelijke fragmenten weet op te sporen en te waarderen, wie de levensstrijd kent van de schrijver met zijn materie (de strijd tenslotte van Johan ten Hert) zal desondanks zijn vertrouwen in de positieve kwaliteiten van Jeanne van Schaiks schrijverschap niet verliezen. Een talent worde niet beoordeeld naar een en kel onbevredigend werkstuk. C. J. E. DINAUX. ton Vifix en om een ontnuchteren- '"iSai De eerste voedde haar Sé tweede leerde haar zich uit 'tf' lp wapenen. „Ik moet beken- schreef zii destijds, „dat ik mezelf 9 treds waakzaam wantrouwen op- 8 oDziclite van het sPeI der lente bui heilzaam zijn, maar waar j{i je argeloosheid, zodra de achterdocht IEeklvm'schaik met de bij uit- fioooiijke eigenschappen van haar Eeliik speels talent, met de mne- Waliteltcn van haar onbevangen- fcekerd, haar nieuwste roman „De teren" zou geen teleurstelling zijn D,n Wat het gemis aan vormkracht, ■Lnteetaielt (meer dap eens heb ik iïjrasgd of de novelle met toch haar 1 -geilde is) van haar tweede roman r. Blank" rijkelijk vergoedde, was de haar misschien grillig, maar vaardig oorspronkelijk van haar kinderlijk ge komen en gedachten, die zich sanctie van de werkelijkheid niet Ünerden. „Nachtvorst", haar derde betekende een keerpunt: naar Siaam wantrouwen" men kan ook J!., haar critisch beteugelend intellect, Eer zij in een niet SerinSe ma*e be" i bleek haar bekeerd te hebben tot realisme, waaraan het te zeer aan de lie lijn" ontbrak om een „grote roman" kunnen opleveren. Het bleef bij een ^treffelijke beschrijvingskunst van het jkleristieke détail. Nog had zij ook die M-jn haai' talent kunnen uitbuiten, als m tSiof" had gekozen, die speling tiet voor een vormgeving aan de stelpende veelheid van fantastische in ga die haar uiterst gespannen waar- tóvermogen haar te verwerken gaf. eferk realistische inslag van „De Witte sa" beeft haar die kansen ontnomen, aldus de „probleemstelling" in n indien aan het kunstenaar- ip'dat een roeping, een onweerstaan- «lirang (en anders een leugen) is, het ik van anderen geofferd wordt? Hier: {talent de verzonkenheid, de volstrekte K#ve aan het werk, cle plicht tegen- kiie ontvangen gave; daar: de maat- bppelijke.de burger-plicht; of anders ■eerd hier: 'n leven in dienst van daar: een leven in dienst van de Hoeveel kunstenaars, in de loop reeuwen, was het lot zo welgezind, dat hide verenigen konden? Men zou de itbhdzijden van Thomas Manns „Lotte Weimar" eens moeten herlezen, om de apiekvan deze tweespalt in haar volle rt ie peilen. fcjeujdige dichter Johan ten Hert kiest ,0e Ke Veren" het dichterschap. Hij St aldus kiezen. Daarvan overtuigt .jute van Schaik elke onbevangen lezer, fear gekozen hebbend sticht hij onheil: jie zoon van een zakenman en een nymf, ut „burger" en een feërieke moeder, zeker niet uit vulgaire gewetenloos een jong vrouwenleven aan zijn - hef geluk van Mia Kamerling: üsle (en laatste) duinwandeling is de heenweg een droom van zee en j, op de terugtocht een verbanning uit iradijs, hetzelfde waarvan de dichter ten Hert had gedicht in zijn beroemd srorden „Paradisiaca". Johan vertrekt rParijs, de lezer verliest hem voor de ulduar van 25 jaar uit het oog. In de smering van Mia, die zich, vereen- met innigheid leert voorbereiden kar moederschap, leeft hij voort als iBrandstichter", die tijdens een kort- fdig geluksmoment „Het Vuur" ont- >n zich, verzonken in zijn dichter- ,om de gloed van pijn niet bekom- En na het vuur, de as. Ruim een eeuw verstrijkt aleer beiden elkan- terontmoeten: Johan, een vijftigjarig irijsd man, beroemd maar gekweld de gewetensvraag of de weg die hij de goede was; Mia, grootmoeder dan, (goochelde vrouw, een eenzame zo s de dichtervriend van haar jeugd, een tragisch weerzien van deze tollet gaafste, knapste deel, waarin de Mfcier het beste van zichzelf, van haar gelijkheid en kunnen gaf verrijst trader as de „Phoenix": Johan dicht, ZATERDAG 25 MAART ■louwburg: „Bakersprookje" (Co- fciW" ioUui\ Kcmbranöt: „Het doden- -4,15> 7 en 9-15 uur- Palace: fa» A i-i 2, 4,15, 7 en 9.15 uur. Krfl*'d man" 14 j„ 2, 4.15, 7 en w'1 -Noodlanding in de jungle", i Ltn 9,15 mir, Spaarne: „Ver- uV" 2-3°. 7 en 9.15 uur. Frans ^■proces", 18 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. ^seJ,?,uDAG 26 MAART ^tteehn "Bakersprookje", 8 uur. kiaJi] Cabaretavond, 8 uur. Rem- t PahprUTrWe,reld V°1 betovering", 11 -• City M";ei'bond met de duivel", 11 Liisór" :c°tt naar de Zuidpool", 11 complot der 39 stappen", Bioscopen; Middag- en avondvoor- MAART Hnv j Lojlccrtg-ebouw: Huldigings- vJv gelegenheid van de 75e •Sddae V J°ng- 3 uur. Biosco- n avondvoorstellingen. Langs het Spaarne Over vrijwel de gehele lengte van zijn kilo meters lange oevers gonzen de kanten van het Spaarne van de Haarlemse bedrijvig heid. Van lompenfabrieken, filmfabrieken, markten, winkels, transportbedx-ijven en van drukkerijen. Een van de bedrijven in die laatste categorie is hetgene, dat altijd trouw iedere dag deze krant maakt, waar van het personeel zich dag in, dag uit weer opmaakt cle moeilijke handschriften te ontcijferen van de redacteuren en verslag gevers, die in de Grote Houtstraat zetelen. En ze niet alleen ontcijfert, maar ook zet en pragt en giet en drukt. En tenslotte de krant klaar heeft om aan u bezorgd te worden. Langs het Spaarne, vlak bij de Lange Brug, staat dat gebouw, dat al van buiten lokt door de doordringende geur van druk inkt: een geur, die de mensen die er wer ken vertrouwd en lief is. Het is daar bin nen bijna voortdurend druk, want alles en iedereen werkt op tijd. Precies op tijd moest ook deze pagina, die niet behoeft te wachten op het laatste nieuws, klaar zijn. En even precies op andere tijdstippen moes ten ook de andere pagina's, die u op het ogenblik in de hand houdt, af zijn. Op een net zo nauwkeurig bepaald ogenblik, als die acht pagina's eindelijk „afgesloten" zijn voor verder nieuws, gepragt en gegoten in heet-vloeibaar lood, worden ze op de rotatie-pers geplaatst. En langzaam be gint dat gevaarte te draaien. Maar al vrij snel komt het op toeren en steeds vlugger worden de gevouwen kranten uit de ma chine geperst. Om dan geteld te worden, verdeeld over de bezorgers en naaf uw huis gebracht. Dat is een van die bedrijven langs het Spaarne: het bedrijf, dat ook deze laatste Nadat wij in de laatste museumzaal te gast geweest zijn bij de meesters der Ro mantiek, biedt de expositie-ruimte op de eerste verdieping van het oude hoofdge bouw ons tenslotte nog gelegenheid een zij het zéér onvolledige indruk te krijgen van de moderne kunst sedert het impressionisme. Laat het ons eerlijk be kennen: de semi-moderne en ultra-moder ne kunstenaars aarden maar matig in de sfeer van het oude museumgebouw. Niet omdat deze kunstenaars minder talentvol zouden zijn dan tal van oude meesters, doch omdat het historische museumge bouw en zijn inhoud een afgerond „boek deel" vertegenwoordigen in onze cultuur geschiedenis. De kunstopvatting sedert het impressionisme brak zó volledig met de traditie, dat een nieuwe wereld open ging, een wereld, die niet kan worden opgevan gen in een toegevoegd hoofdstuk, doch een nieuw boek eist. De thans werkende kunstenaars mogen zich dan ook geluk kig prijzen en er ons actief gemeentebe stuur dankbaar voor zijn, dat hun de ge legenheid wordt geboden bijdragen te le veren in dat nieuwe boek, dat, onder pa tronage van Jacobus van Looy, zijn blanke expositie-bladen openslaat in die uitzon derlijk fraaie, eigen-tijdse omgeving! Niet langer onder het „etiket" van een wereld beroemde schildersnaam, aanleunend te gen een voorbij glorietijdperk, doch op éigen kracht, onder het „etiket" van éigen persoonlijkheid, kunnen thans de moder nen hun werken, tonen in tentoonstellings ruimten voor levende kunstenaars. Wanneer wij de stap doen van Roman tiek naar Impressionisme, ervaren we dat „Langs het Spaarne" heeft verzorgd. Wij hebben het uitgekozen, omdat het op een min of meer neutrale manier als vertegen woordigend kan worden beschouwd voor al die andere bedrijven langs ons grootste kanaal, het Spaarne. Want omdat het Spaarne Haariëm is en Haarlem het Spaarne, daarom zou het niet terecht zijn een serie artikelen te schrijven over het Spaarne zonder de industrie te roemen. De niét al te grote industrie langs het Zuider Buiten Spaarne en het Donkere Spaarne en de grote fabrieken van machines en sche pen en chocolaadjes langs het Noorder Buiten Spaarne. Al die bedrijven spelen een rol in het stuk, dat Haarlem dan wel niet tot de grootste maar toch wel tot één van de grootste steden van dit land heeft gemaakt. Een typisch Haaiiems stuk. Geen van die rollen kan uit het oog worden verloren, voor wie Haarlem wil kennen. Maar een van de belangrijkste er van is, dat men weet, dat Het Spaarne in onze goede stad een machtig belangrijke taak vervult en altijd heeft vervuld. Ook in het uiterlijk schoon van de stad. E. P. „Landschap" (aquarel) door Jan Hendrik Weisscnbruch ('s-Gravenhaye 1(124-1903) leerling van A. Schelfhout. B. J. van llove en de Haagse Academie. 20x30 cm. Geschenk van de heer J. Krol Kzn.). de breuk volledig was. Niet langer mij merden de kunstenaars over een roem rijk verleden, dat tot in Springers dagen de ietwat „belegen" geworden bron van inspiratie was geweest. De idylle en het anecdotlsche gegeven hielden op langer het doelwit der kunstenaars te blijven. Tegenover de opvatting van Alberdingk Thijm, die in 1844 getuigde dat zijn con cepties nooit bij kleur of vormen, maar altijd bij de gedachte begonnen, is het merkwaardig de opinie te plaatsen van zijn grote zoon, Lodewijk van Deyssel, die veertig jaren later schreef: „Door impres sionistisch wordt verstaan, dat de schijn, die de dingen aannemen voor het oog van de schrijver, zonder nader onderzoek om trent hun wezen, vertolkt wordt". Ziehier de controverse tussen twee werelden, ge formuleerd door de voortreffelijke verte genwoordigers van twee generaties. We weten hoe nauw schilders en litteratoren samen opmarcheerden in die geestdriftige tijd, waarvan wij de bewogenheid en de welhaast roekeloze overmoed zien óp- laaien bij het vernemen van het woord „Tachtig". Doch onder de schilders kondigde de artistieke revolutie zich reeds eerder aan. Een naam als Willem Roelofs, kunstenaars als Jozef Israels, Bosboom, Weissenbruch, de Marissen en Mauve en vóór allen de in Frankrijk werkende Hollander Jong kind, roepen de grote tijd op, waarin zich een nieuwe lente aankondigde in de Hol landse schilderkunst. Als reactie op de beginselen van een kunst, waarin het ver halende element overwegend was, werd het (door Thijm gehuldigde!) bestaans recht van gedachte en inhoud al meer ge negeerd, tenslotte niet zonder verarming van het geestelijke gehalte der kunst. Zui ver visueel ingesteld „bedronken" zich de geestdriftige reactiónnairen aan licht en Paleis voor kindervlijt De Galerij rond het terrein, waar vroeger het Paleis voor Volksvlijt een .glazen onderdak aan allerhande soorten van kunstzinnig vermaak verleende, vormt nu maar een troosteloze, bedoe ning. Het is er grauw, vuil en doorgaans zeer verlaten. De vergulde tierelantijnen onder de groezelige overkapping maken een sterk gedevalueerde indruk. De meeste panden zijn thans ingericht tot winkels waar zo goed als niemand in gaat, niemand uitgaat. Alleen in het rechte stuk tegenover de fontein, waar het steuntrekken plaats heeft, heerst soms enige bedrijvigheid. Op één van de zolderkamers woont Gerard (zich vroeger noemend Simon) van het Reve om er op zijn vrije avonden zoveel mo gelijk averechtse toeren te breien aan de vleeskleurige zeurkous, die voor mo derne Nederlandse litteratuur moet doorgaan, zonder zich te bekommeren om de vele steken die hij al doende laat vallen. Al is het paleis verdwenen, de volks vlijt wordt er nog druk beoefend. Op het platform voor de theeschenkerij op het middenveld, waar de plantsoenen de moderne tuinarchitectuur in kleuren en geuren liggen te beledigen, houdt men namelijk iedere zomeravond bal tot groot verdriet van de omwonenden. Dan worden de bomen versierd met oranje lampionnetjes, die meer uitrich ten dan alleen de vogels verschrikken. Sinds 1 Januari echter zijn ook de ar- tistën weer teruggekeerd. Zij hebben hun intrek genomen in het perceel met het geluksgetal. Zowat iedere dag bedrijft men daar repetities voor de programma's van het Circus Elleboog, dat onder leiding staat van de echtgenote van de schrijver Jef Last, die door iedereen als „tante Iet" wordt aangesproken. Dit circus is het enige overblijfsel van de verleden jaar georganiseerde tentoonstelling „Jeugd van Nederland" waar; het met veel suc ces debuteerde. De naam klinkt mis schien een tikje wonderlijk, alspf men er achterbakse handelingen mee wil aanduiden, doch wijst slechts op ge voelens van eerbiedige verbondenheid met de grote broeder Circus Knie men had het bijvoorbeeld ook Circus Jeugdburger kunnen noemen, Tante Iet ging uit van de gedachte dat er helemaal geen ongrijpbare jeugd behoeft tp bestaah, als men maar de middelen Verzint om de loslopende jon gens ën meisjes met zelfverkozen ban den te boeien. Eerst kwamen ze alleen om in een minimum van tijd met ver eende krachten de boel kapot te maken en alle ramen in te gooien. Nu voelen ze zich al complete artisten. Niet door liet wondermiddel Recinit, waarover onze collega'Karei Sartory zulke aan doenlijke legendes weet op te sommen in de advertentierubrieken (aan scheer zeep zijn ze trouwens nog niét toe), maar door het kweken van het gewenste verantwoordelijkheidsbesef en het stel len van hoge eisen. Voor sentimenteel gedoe heeft men geen tijd. Als iemand zich teveel op zijn prestaties laat voorstaan, wordt hij zonder pardon gedegradeerd, bij voor beeld van gewichtheffer tot stalknecht. Deze methode kan in het maatschap pelijk leven natuurlijk niet worden toe gepast. Want stelt u zich nu eens voor dat we tegen vadertje Drees zouden zeg gen: „Bedankt voor de ouderdomsrente, dat was een knap stukje werk, doch ga nu maar verder schoenenpoetsen!" Per slot van rekening is politiek geen kinderspel. Dit circus echter wel. De maximum leeftijd van de deelnemers bedraagt veertien of vijftien jaar. Als ze ouder worden mogen ze wel meetrekken in de vacantie, behalve als ze vervelend be ginnen te doen door elkaar te zoenen of zo. „Dan geef ik ze ijskoud een ver keerd adres op!" zegt tante Iet. In totaal komen er maandelijks veer tienhonderd kinderen over de vloer. De kleuters verrichten handenarbeid of doen spelletjes, de groteren nemen deel aan de repetities van de toneelgroep (onder leiding van Theo Vesseur en Adfienne Canivez) of van het circus en de oudsten studeren een cabaret-pro gramma in. Binnenkort komt er dank zij de medewerking van de gemeente een tweede huis bij, waar allerlei werk plaatsen (voor timmerlui, fietsenmakers en pottenbakkers, een drukkerij en een atelier) worden ingericht. Op de eerste verdieping van het pa leis voor kindervlijt bevindt zich een cafetaria, want de Elleboog kan niet altijd gespannen zijn. Thee met koek kost er drie cent voor de kinderen en een dubbeltje voor volwassenen. Dit laatste speciaal voor de kinderrechter, die hier zo af en toe verheugd de reden komt nagaan, waarom hij het tegen woordig minder druk heeft. Kapitale dromen Als u. nog even tijd hebt, kunt u met ons meegaan naar een circus-repetitie, die öp zolder wordt gehouden. Een jongen met kaplaarzen oefent zich in de kunst van het koorddansen, waarbij hij halverwege door een hoepel stapt om het wat moeilijker te maken. Er ligt een matras op de grond teneinde de gevolgen van zijn misstappen te verzachten. In een hoek van het kleine vertrek is de clown van het gezelschap bezig zich te verkleden. Als hij zijn on berispelijke onderbroekje laat doorsche meren, zonder dit ook maar enigszins te willen, zegt een meisje, dat als slangen mens met haar tenen een muts van haar hoofd kan lichten, op ietwat gecho queerde toon: „Hé joh, doe dat in de garderobe!". Een schouderophalen on derstreept de ernst van haar woorden. Intussen wordt in de vensterbank de gramofoon öpgewonden. Als er een schorre hoestbui van Spaanse muziek losbreekt, ziet men een uitgebreid stie rengevecht ontstaan. Een knaap met het gezucht van een ondeugende engel met zwart haar heeft zich vah top tot teen in donker tricot gehuld en roept rond springend uit; „Hou me nou es een doekie voor. Kamme niet schele offut rood is of geel. Maar pas op als ik woe dend wor.Er komt ook een danse res aan dit nummer te pas, die met haar hakken kan roffelen dat het de kinde ren een verdieping lager stromen kalk in de ogen regent. „Hoe kom jij an die mooie strokiesjurk?" vraagt een vrien din afgunstig. „Aggaweg", antwoordt de aldus aangebedene, „daar hep verleje maand het muzikale paard nog mee ge- lope!" Vroeger werkte men ook met een ge dresseerde hond, maar die is nu te sterk geworden. Een van de merkwaardigste artisten is een erg eenzame jongen, die op heet vertrouwelijke voet omgaat met een haan. Het beest doet alles wat hij zegt, zelfs eieren leggen, maar daar moet de goochelaar als de kippen bij zijn om een handje te helpen. De menagerie bestaat verder uit duiven en een waar achtige ezel. Er zijn een paar kinderen bij die zich al echte circustypen voelen. David Wa terman, de jongleur, is bijvoorbeeld vast besloten er mee door te gaan voor zijn broodje. Hij heeft zich de nodige be hendigheid vertvorven in zijn onder duiktijd en die zo hoog opgevoerd, dat hij al dikwijls op bruiloften en partijen wordt gevraagd. Hij kan niet goed mee komen op school, maar dat geeft, niet, zegt tante Iet vastberaden, als hij zijn De agenda vcm de Stadsschouio-\ burg bevat geeri nieuws. Het Am sterdams Toneelgezelschap speelt Zaterdagavond „De zottin van Chail- lot" door Jean Giraudoux en Zon dagavond het blijspel „Zij kregen wat ze wilden" met Louis Saalborn in de hoofdrol. De Nederlandse Opera brengt Zondagmiddag „Ma- non" van Jules Massenet en Dins dagavond „La Traviata" van Verdi. In de Kleine Komedie is een serie voorstellingen begonnen, van de Pa- rijse pikanterie „Over de knie" door Jean de Letraz met Johan Kaart, Tilly PérinBouwmeester, Ingeborg Winckler en Mattliieu van Eysden in de voornaamste rollen. Het Theater de la Mar brengt de eerstkomende avonden een pro gramma van Indonesische dansen door Indra Kamadjojo en zijn ge- In de hoofdstad uit zeischap. Op Dinsdagavond 28 Maart treedt in theater Carré de Spaanse balletgroep van José Greco op. Van de nieuwe films noemen wij „De fatale brief" onder regie van Joseph Mankiewicz in Alhambra en „Het Uuis der vergelding" met Ida Lupino en Cornel Wilde in Tus- chinski. De bioscoop Luxor vertoont „Zij kwamen bij dageraad" met Paul Muni en sir Cedric Hardwicke. Zondagmiddag wordt, voor de ver eniging Concertgebouw-vrienden een bijzonder feestconcert gegeven door Yehudi Menuhin en Rafaël Kubelik, viool en piano. Het programma ver- ineldl onder meer de Duivelstriller- sonette van Tartinide Partita in E van Bacn, Malaguena en Habanera van Pablo de Sarasate. Maandagavond speelt het Utrechts Stedelijk Orkest in het Concertge bouw onder leiding van Paul Hup- perts met medewerking van de vio list Jo Juda werken van Mozart Haydn. Landré en Ravel. Voor de sectie Holland van het Internationaal genootschap voor hedendaagse muziek brengt het Am sterdams Strijkkwartet op Maandag- avo-td 27 Maart in de kleine zaal van het Concertgebouw composities van CartanMühaud en Martinou ten gehore. Dinsdagavond speelt de pianist Gordon Manley. talen maar leert spreken. Dat zal hem later te pas komen op zijn reizen. Maar zijn ouders vinden het niet leuk. Die hebben een mooie sigarenwinkel op een druk punt gebouwd, waarvoor hij niet de minste interesse wenst op te leve ren. Jongleren moet men jong leren, heeft hij gedacht. Kort geleden is het hele Circus Elle boog met een autobus naar België ge trokken om daar een paar voorstel lingen te geven. Op 1 Mei komen ze ook in Haai'lem hun kunsten vertonen. Zo groeit dat verder. Aan één van de mu ren in de kleedkamer hangt een grote tekening, waarop de toekomstdroom van deze kleine circusmensen staat af gebeeld: een kapitale tent met vier masten met een triomfantelijke ere poort. Daarboven bevindt zich een bord met het opschrift: „Alles wat kan dat mag. Let op het springen van de vlooi!" BOEDA atmosfeer, aan toon en stemming, niets zoekend weer te geven dan de „schijn, die de dingen aannemen voor het oog, zonder onderzoek omtrent hun wezen...." Zonder dat hiernaar bewust was ge streefd, vormden zich twee schildersgroe pen, met principiële verschillen in opvat ting na elkander optredend: de school der Hagenaars, zich uitsprekend in een lan delijk impressionisme, met Jacob Maris als centrale figuur, en de meer heterogene Amsterdamse groep, deels gericht op een steeds impressionisme, waaraan Breitnev de bezielende kracht gaf. Jan Hendrik Weissenbruch is te beschouwen als een der karakteristieke vertegenwoordigers der Haagse School. Evenals bijvoorbeeld Jongkind en Mauve heeft hij die enorme overbrugging mede tot stand gebracht tussen de eerste eeuw-helft en de volle ontplooiing van het impressionisme om trent de zeventiger jaren. Al zijn fraaier stalen van zijn kunst aan te wijzen, zien we in de hier gereproduceerde aquarel de principes, door cle „moderne" Weissen bruch zowel als door zijn gelijkgestemde confraters gehuldigd, uitstekend belicht. Men schenke aandacht aan de brede toets, die tevens spreekt van het levendig tem perament van de kunstenaar. Men zij er zich intussen van bewust lioe cle figuur tjes op de voorgrond zijn gereduceerd tot zuivere kleurnoten, terwijl de geniale tijdgenoot en expressionist Van Gogh het harde leven met de boeren leefde om „sjouwende" (de kernachtige uitdrukking werd door Vincent zelf gebezigd) op zijn tekenpapiei', zijn heroïsch epos van de zware land-arbeid te geven: boeiende te genstellingen, verscheiden roepingen.... Juist doordat de gedachte, de diepere inhoud werd genegeerd herinnert deze vorm van het impressionisme (in tegen stelling tot diè impressionistische vormge ving waarin wel degelijk méér gelegd werd en wox-dt dan de artistieke projectie van een kleur- en loongevoelige kunste naarsoog alléén) aan één uitbundige jeugdperiode, waarin de schilder\niet door problemen werd geremd en beroerd en zijn penselen in dienst stelde van de na- tuui', nimmer moe te getuigen van haar schoonheid in stemming, toon en kleur. Het was deze ontembai'e jeugd in onze oud geworden schilderkunst, die ogen deed opengaan in een samenleving, die tot een toneelwereld was geworden. Zelfs thans nog vermag deze kunst ons tot verruk king te bx-engen, maar toch was deze reali sering van louter visuele belevenis ge doemd tot een even hevig als kort be staan, bij ontstentenis van.de gedach te, de diepere achtergrond. Of Thijm op dit stuk door de moderne kunstenaars ge noegdoening zou zijn geschonken blijft een vx-aagstuk, dat ons in het gastvrije huis van Jacobus van Looy gespannen zal houden. Want wij snakken naar verdie ping en zien hoopvol op, óók naar de beel dende kunstenaax-s van vandaag, in hun zware strijd om de nieuwe formule! H. P. BAARD Ineens zegt het „knak" en dan hebt u spit in de rug en de dokter zegt: warmte en gewoon doorlopen, wat niet zo gemak kelijk is, wanneer ge een beetje kromge trokken op de ronde aarde staat en alles plotseling grauw en grijs en meewarig ge worden is, gij zelf in de eerste plaats, want ge zijt honderd jaar geworden in één knak van één seconde. Natuurlijk heeft voor een honderdjarige de wereld een ander aanzien dan voor een spring-in-'t-veld, vooral wanxxeer zulk leef tij dsvei-schil zich in zo kox-te spanne tijds voltrokken heeft en ge u nog zo duidelijk herinnert hoe alles was voor uw honderdste vex-jaardag, toen ge als een bos- godje lenteliedjes op die zilveren dwarsfluit floot en de nymf en nieuwsgierig uit het struweel kwamen gluren. Maar ge moet doorlopen en zo scharrelt ge dan maar met die klem in de lendenen over straat. Alle mensen lopen waanzinnig snel en zorgeloos. Maar één knak, denkt ge dan, en alles wordt een vertraagde film, een besjeshuis. Hoe komt het dat iedereen lacht om spit? Niemand lacht om gewoon-vex-kouden. Niemand lacht om griep en ook niet om hoofdpijn, die zo weg is, als ge maar zo'n tabletje neemt. Om spit lacht iedereen. De fijnen glimlachen. Maar de grover besnaax'den schateren midden in uw gezicht. Ach gut, hij heeft 't spit! Ouwe, ouwe jongen! Ik weet niet of de heer professor Einstein het weet: één maal knak en alle afstanden worden spookachtig uitgerekt. Indertijd huppelde gij dat stukje in tien minuten. Nu begint ge er niet eens an. Liever wachten op de tram. Stel u voor zo'n end lopen! „Maar 's lekker laten massex'en" zei de dokter. 't Was een man als een gorilla, die mij in de heupen greep en net zo lang vals bleef knijpen, tot ik ademloos liggen bleef, Zelfs een gezond mens zou daar drie weken lang een pijnlijke nig van houden. En wan neer ge er niet voor betaalde zoudt ge zo'n man op zijn gezicht willen slaan, al moet ge voorzichtig zijn met ondieren. Iedereen zegt dat een spitje maar niks is en mijn oud-oom vertelt van veldtoch ten, waarbij de kogels hem om de oren floten, en dat is andere praat. Men is grootmoedig genoeg om dat te erkennen. Maar nu ga ik doorlopen. Op z'n minst tien minuten. Als u niet kijkt neem ik de tram, ELIAS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1950 | | pagina 5