Het Hek van de Dam.
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
Ma 25 Maart 1950
a van Schalk-Wi lling
Jeanne2 met iemand die droomt dat
li' ycrgeleKen he{, ontwaken ^at
hij een laa™ich ziet staan. Niet de droom,
was vsor ha«ee"
3f Tm na haar jeugdjaren, niet
fibarin" vpt'blijdende. Iets van de ver-
)dseen in kinderogen te lezen staat is
iM schaiks m-oza altijd eigen ge-
u "is een verwondering naar twee
om een meisjesdroom die zo arge-
JEAMNE VAN SCHAIK—WILLING: „De witte veren".
(N.V. Em. Querido's Uitgeversmij, Amsterdam)
KORTE LEVENSSCHETS heeft berustend in de onverenigbaarheid van
EEh shhaik-Willing zichzelf kunstenaarschap en onbezwaarde levens
vreugde, het tweede deel van zijn „Para-
disiaca", waarin „de Mens door een aarts
engel in de gedaante der Muze uit het le
ven verdreven wordt naar het Niets"; een
poëtische zaligspreking van het menselijk
leed; Mia nam, na dit onherroepelijk laat
ste bezoek dat Johan haar bracht, zijn
rozen uit de prullemand „en zette ze ern
stig en zorgvuldig in een vaas". Ernstig en
zorgvuldig: dat is de liefde, en zo niet de
liefde, dan toch de deernis.
Tussen de 90 bladzijden (Deel I „De
Brandstichter" over Johans jeugd, bestaat
er maar 33 van) die de catastrophe voor
bereiden en de laatste 60, waarin het
noodlot („De As")zich voltrekt, ligt een
levensperiode van ruim 25 jaar, die over
brugd moest worden. Er zou een vaardi
ger compositie-techniek dan die, waarover
Jeanne van Schaik beschikt, voor nodig
zijn om een roman van een zodanige opzet
te behoeden voor een fatale inzinking, die
onvermijdelijk stijl en zelfs taal aantast.
De vertwijfeling en vreugde, voorafgaande
aan Mia's moederschap, het. leed daarna
om het verraad aan de zuiverheid door het
„compromis met de werkelijkheid" deze
passages zijn met onmiskenbare liefde ge
schreven. Maar o, waakzaam wantrou
wen! hoeveel verstandelijk en gekun
steld gebouwde zinnen wisselen zelfs in
diè delen af met fragmenten van zuiver en
ontroerend poëtisch gehalte! Aan deze, het
dichterschap symboliserende „Witte Ve
ren" het ernstig werk van een talent
volle romancière, wier tolerantie en uit
kwetsbaarheid verborgen hartewarmte de
zegen der mildheid betekenen had ik
uit respect voor de schrijfster en uit voor
liefde voor dit onderwerp, een onbetwist
baarder welslagen toegedacht.
Wie de vele voortreffelijke fragmenten
weet op te sporen en te waarderen, wie de
levensstrijd kent van de schrijver met zijn
materie (de strijd tenslotte van Johan ten
Hert) zal desondanks zijn vertrouwen in
de positieve kwaliteiten van Jeanne van
Schaiks schrijverschap niet verliezen. Een
talent worde niet beoordeeld naar een en
kel onbevredigend werkstuk.
C. J. E. DINAUX.
ton Vifix en om een ontnuchteren-
'"iSai De eerste voedde haar
Sé tweede leerde haar zich uit
'tf' lp wapenen. „Ik moet beken-
schreef zii destijds, „dat ik mezelf
9 treds waakzaam wantrouwen op-
8 oDziclite van het sPeI der lente
bui heilzaam zijn, maar waar
j{i je argeloosheid, zodra de achterdocht
IEeklvm'schaik met de bij uit-
fioooiijke eigenschappen van haar
Eeliik speels talent, met de mne-
Waliteltcn van haar onbevangen-
fcekerd, haar nieuwste roman „De
teren" zou geen teleurstelling zijn
D,n Wat het gemis aan vormkracht,
■Lnteetaielt (meer dap eens heb ik
iïjrasgd of de novelle met toch haar
1 -geilde is) van haar tweede roman
r. Blank" rijkelijk vergoedde, was de
haar misschien grillig, maar
vaardig oorspronkelijk
van haar kinderlijk ge
komen en gedachten, die zich
sanctie van de werkelijkheid niet
Ünerden. „Nachtvorst", haar derde
betekende een keerpunt: naar
Siaam wantrouwen" men kan ook
J!., haar critisch beteugelend intellect,
Eer zij in een niet SerinSe ma*e be"
i bleek haar bekeerd te hebben tot
realisme, waaraan het te zeer aan de
lie lijn" ontbrak om een „grote roman"
kunnen opleveren. Het bleef bij een
^treffelijke beschrijvingskunst van het
jkleristieke détail. Nog had zij ook die
M-jn haai' talent kunnen uitbuiten, als
m tSiof" had gekozen, die speling
tiet voor een vormgeving aan de
stelpende veelheid van fantastische in
ga die haar uiterst gespannen waar-
tóvermogen haar te verwerken gaf.
eferk realistische inslag van „De Witte
sa" beeft haar die kansen ontnomen,
aldus de „probleemstelling" in
n indien aan het kunstenaar-
ip'dat een roeping, een onweerstaan-
«lirang (en anders een leugen) is, het
ik van anderen geofferd wordt? Hier:
{talent de verzonkenheid, de volstrekte
K#ve aan het werk, cle plicht tegen-
kiie ontvangen gave; daar: de maat-
bppelijke.de burger-plicht; of anders
■eerd hier: 'n leven in dienst van
daar: een leven in dienst van de
Hoeveel kunstenaars, in de loop
reeuwen, was het lot zo welgezind, dat
hide verenigen konden? Men zou de
itbhdzijden van Thomas Manns „Lotte
Weimar" eens moeten herlezen, om de
apiekvan deze tweespalt in haar volle
rt ie peilen.
fcjeujdige dichter Johan ten Hert kiest
,0e Ke Veren" het dichterschap. Hij
St aldus kiezen. Daarvan overtuigt
.jute van Schaik elke onbevangen lezer,
fear gekozen hebbend sticht hij onheil:
jie zoon van een zakenman en een nymf,
ut „burger" en een feërieke moeder,
zeker niet uit vulgaire gewetenloos
een jong vrouwenleven aan zijn
- hef geluk van Mia Kamerling:
üsle (en laatste) duinwandeling is
de heenweg een droom van zee en
j, op de terugtocht een verbanning uit
iradijs, hetzelfde waarvan de dichter
ten Hert had gedicht in zijn beroemd
srorden „Paradisiaca". Johan vertrekt
rParijs, de lezer verliest hem voor de
ulduar van 25 jaar uit het oog. In de
smering van Mia, die zich, vereen-
met innigheid leert voorbereiden
kar moederschap, leeft hij voort als
iBrandstichter", die tijdens een kort-
fdig geluksmoment „Het Vuur" ont-
>n zich, verzonken in zijn dichter-
,om de gloed van pijn niet bekom-
En na het vuur, de as. Ruim een
eeuw verstrijkt aleer beiden elkan-
terontmoeten: Johan, een vijftigjarig
irijsd man, beroemd maar gekweld
de gewetensvraag of de weg die hij
de goede was; Mia, grootmoeder dan,
(goochelde vrouw, een eenzame zo
s de dichtervriend van haar jeugd,
een tragisch weerzien van deze
tollet gaafste, knapste deel, waarin de
Mfcier het beste van zichzelf, van haar
gelijkheid en kunnen gaf verrijst
trader as de „Phoenix": Johan dicht,
ZATERDAG 25 MAART
■louwburg: „Bakersprookje" (Co-
fciW" ioUui\ Kcmbranöt: „Het doden-
-4,15> 7 en 9-15 uur- Palace:
fa» A i-i 2, 4,15, 7 en 9.15 uur.
Krfl*'d man" 14 j„ 2, 4.15, 7 en
w'1 -Noodlanding in de jungle",
i Ltn 9,15 mir, Spaarne: „Ver-
uV" 2-3°. 7 en 9.15 uur. Frans
^■proces", 18 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur.
^seJ,?,uDAG 26 MAART
^tteehn "Bakersprookje", 8 uur.
kiaJi] Cabaretavond, 8 uur. Rem-
t PahprUTrWe,reld V°1 betovering", 11
-• City M";ei'bond met de duivel", 11
Liisór" :c°tt naar de Zuidpool", 11
complot der 39 stappen",
Bioscopen; Middag- en avondvoor-
MAART
Hnv j Lojlccrtg-ebouw: Huldigings-
vJv gelegenheid van de 75e
•Sddae V J°ng- 3 uur. Biosco-
n avondvoorstellingen.
Langs het Spaarne
Over vrijwel de gehele lengte van zijn kilo
meters lange oevers gonzen de kanten van
het Spaarne van de Haarlemse bedrijvig
heid. Van lompenfabrieken, filmfabrieken,
markten, winkels, transportbedx-ijven en
van drukkerijen. Een van de bedrijven in
die laatste categorie is hetgene, dat altijd
trouw iedere dag deze krant maakt, waar
van het personeel zich dag in, dag uit weer
opmaakt cle moeilijke handschriften te
ontcijferen van de redacteuren en verslag
gevers, die in de Grote Houtstraat zetelen.
En ze niet alleen ontcijfert, maar ook zet
en pragt en giet en drukt. En tenslotte de
krant klaar heeft om aan u bezorgd te
worden.
Langs het Spaarne, vlak bij de Lange
Brug, staat dat gebouw, dat al van buiten
lokt door de doordringende geur van druk
inkt: een geur, die de mensen die er wer
ken vertrouwd en lief is. Het is daar bin
nen bijna voortdurend druk, want alles
en iedereen werkt op tijd. Precies op tijd
moest ook deze pagina, die niet behoeft te
wachten op het laatste nieuws, klaar zijn.
En even precies op andere tijdstippen moes
ten ook de andere pagina's, die u op het
ogenblik in de hand houdt, af zijn. Op
een net zo nauwkeurig bepaald ogenblik,
als die acht pagina's eindelijk „afgesloten"
zijn voor verder nieuws, gepragt en gegoten
in heet-vloeibaar lood, worden ze op
de rotatie-pers geplaatst. En langzaam be
gint dat gevaarte te draaien. Maar al vrij
snel komt het op toeren en steeds vlugger
worden de gevouwen kranten uit de ma
chine geperst. Om dan geteld te worden,
verdeeld over de bezorgers en naaf uw huis
gebracht.
Dat is een van die bedrijven langs het
Spaarne: het bedrijf, dat ook deze laatste
Nadat wij in de laatste museumzaal te
gast geweest zijn bij de meesters der Ro
mantiek, biedt de expositie-ruimte op de
eerste verdieping van het oude hoofdge
bouw ons tenslotte nog gelegenheid een
zij het zéér onvolledige indruk te
krijgen van de moderne kunst sedert het
impressionisme. Laat het ons eerlijk be
kennen: de semi-moderne en ultra-moder
ne kunstenaars aarden maar matig in de
sfeer van het oude museumgebouw. Niet
omdat deze kunstenaars minder talentvol
zouden zijn dan tal van oude meesters,
doch omdat het historische museumge
bouw en zijn inhoud een afgerond „boek
deel" vertegenwoordigen in onze cultuur
geschiedenis. De kunstopvatting sedert het
impressionisme brak zó volledig met de
traditie, dat een nieuwe wereld open ging,
een wereld, die niet kan worden opgevan
gen in een toegevoegd hoofdstuk, doch
een nieuw boek eist. De thans werkende
kunstenaars mogen zich dan ook geluk
kig prijzen en er ons actief gemeentebe
stuur dankbaar voor zijn, dat hun de ge
legenheid wordt geboden bijdragen te le
veren in dat nieuwe boek, dat, onder pa
tronage van Jacobus van Looy, zijn blanke
expositie-bladen openslaat in die uitzon
derlijk fraaie, eigen-tijdse omgeving! Niet
langer onder het „etiket" van een wereld
beroemde schildersnaam, aanleunend te
gen een voorbij glorietijdperk, doch op
éigen kracht, onder het „etiket" van éigen
persoonlijkheid, kunnen thans de moder
nen hun werken, tonen in tentoonstellings
ruimten voor levende kunstenaars.
Wanneer wij de stap doen van Roman
tiek naar Impressionisme, ervaren we dat
„Langs het Spaarne" heeft verzorgd. Wij
hebben het uitgekozen, omdat het op een
min of meer neutrale manier als vertegen
woordigend kan worden beschouwd voor
al die andere bedrijven langs ons grootste
kanaal, het Spaarne. Want omdat het
Spaarne Haariëm is en Haarlem het
Spaarne, daarom zou het niet terecht zijn
een serie artikelen te schrijven over het
Spaarne zonder de industrie te roemen. De
niét al te grote industrie langs het Zuider
Buiten Spaarne en het Donkere Spaarne en
de grote fabrieken van machines en sche
pen en chocolaadjes langs het Noorder
Buiten Spaarne. Al die bedrijven spelen
een rol in het stuk, dat Haarlem dan wel
niet tot de grootste maar toch wel tot één
van de grootste steden van dit land heeft
gemaakt. Een typisch Haaiiems stuk.
Geen van die rollen kan uit het oog
worden verloren, voor wie Haarlem wil
kennen. Maar een van de belangrijkste
er van is, dat men weet, dat Het Spaarne
in onze goede stad een machtig belangrijke
taak vervult en altijd heeft vervuld.
Ook in het uiterlijk schoon van de stad.
E. P.
„Landschap" (aquarel) door Jan Hendrik Weisscnbruch ('s-Gravenhaye 1(124-1903)
leerling van A. Schelfhout. B. J. van llove en de Haagse Academie. 20x30 cm.
Geschenk van de heer J. Krol Kzn.).
de breuk volledig was. Niet langer mij
merden de kunstenaars over een roem
rijk verleden, dat tot in Springers dagen
de ietwat „belegen" geworden bron van
inspiratie was geweest. De idylle en het
anecdotlsche gegeven hielden op langer
het doelwit der kunstenaars te blijven.
Tegenover de opvatting van Alberdingk
Thijm, die in 1844 getuigde dat zijn con
cepties nooit bij kleur of vormen, maar
altijd bij de gedachte begonnen, is het
merkwaardig de opinie te plaatsen van
zijn grote zoon, Lodewijk van Deyssel, die
veertig jaren later schreef: „Door impres
sionistisch wordt verstaan, dat de schijn,
die de dingen aannemen voor het oog van
de schrijver, zonder nader onderzoek om
trent hun wezen, vertolkt wordt". Ziehier
de controverse tussen twee werelden, ge
formuleerd door de voortreffelijke verte
genwoordigers van twee generaties. We
weten hoe nauw schilders en litteratoren
samen opmarcheerden in die geestdriftige
tijd, waarvan wij de bewogenheid en de
welhaast roekeloze overmoed zien óp-
laaien bij het vernemen van het woord
„Tachtig".
Doch onder de schilders kondigde de
artistieke revolutie zich reeds eerder aan.
Een naam als Willem Roelofs, kunstenaars
als Jozef Israels, Bosboom, Weissenbruch,
de Marissen en Mauve en vóór allen de
in Frankrijk werkende Hollander Jong
kind, roepen de grote tijd op, waarin zich
een nieuwe lente aankondigde in de Hol
landse schilderkunst. Als reactie op de
beginselen van een kunst, waarin het ver
halende element overwegend was, werd
het (door Thijm gehuldigde!) bestaans
recht van gedachte en inhoud al meer ge
negeerd, tenslotte niet zonder verarming
van het geestelijke gehalte der kunst. Zui
ver visueel ingesteld „bedronken" zich de
geestdriftige reactiónnairen aan licht en
Paleis voor kindervlijt
De Galerij rond het terrein, waar
vroeger het Paleis voor Volksvlijt een
.glazen onderdak aan allerhande soorten
van kunstzinnig vermaak verleende,
vormt nu maar een troosteloze, bedoe
ning. Het is er grauw, vuil en doorgaans
zeer verlaten. De vergulde tierelantijnen
onder de groezelige overkapping maken
een sterk gedevalueerde indruk. De
meeste panden zijn thans ingericht tot
winkels waar zo goed als niemand in
gaat, niemand uitgaat. Alleen in het
rechte stuk tegenover de fontein, waar
het steuntrekken plaats heeft, heerst
soms enige bedrijvigheid. Op één van
de zolderkamers woont Gerard (zich
vroeger noemend Simon) van het Reve
om er op zijn vrije avonden zoveel mo
gelijk averechtse toeren te breien aan de
vleeskleurige zeurkous, die voor mo
derne Nederlandse litteratuur moet
doorgaan, zonder zich te bekommeren
om de vele steken die hij al doende
laat vallen.
Al is het paleis verdwenen, de volks
vlijt wordt er nog druk beoefend. Op
het platform voor de theeschenkerij op
het middenveld, waar de plantsoenen
de moderne tuinarchitectuur in kleuren
en geuren liggen te beledigen, houdt
men namelijk iedere zomeravond bal
tot groot verdriet van de omwonenden.
Dan worden de bomen versierd met
oranje lampionnetjes, die meer uitrich
ten dan alleen de vogels verschrikken.
Sinds 1 Januari echter zijn ook de ar-
tistën weer teruggekeerd. Zij hebben
hun intrek genomen in het perceel met
het geluksgetal.
Zowat iedere dag bedrijft men daar
repetities voor de programma's van het
Circus Elleboog, dat onder leiding staat
van de echtgenote van de schrijver Jef
Last, die door iedereen als „tante Iet"
wordt aangesproken. Dit circus is het
enige overblijfsel van de verleden jaar
georganiseerde tentoonstelling „Jeugd
van Nederland" waar; het met veel suc
ces debuteerde. De naam klinkt mis
schien een tikje wonderlijk, alspf men
er achterbakse handelingen mee wil
aanduiden, doch wijst slechts op ge
voelens van eerbiedige verbondenheid
met de grote broeder Circus Knie
men had het bijvoorbeeld ook Circus
Jeugdburger kunnen noemen,
Tante Iet ging uit van de gedachte
dat er helemaal geen ongrijpbare jeugd
behoeft tp bestaah, als men maar de
middelen Verzint om de loslopende jon
gens ën meisjes met zelfverkozen ban
den te boeien. Eerst kwamen ze alleen
om in een minimum van tijd met ver
eende krachten de boel kapot te maken
en alle ramen in te gooien. Nu voelen
ze zich al complete artisten. Niet door
liet wondermiddel Recinit, waarover
onze collega'Karei Sartory zulke aan
doenlijke legendes weet op te sommen
in de advertentierubrieken (aan scheer
zeep zijn ze trouwens nog niét toe),
maar door het kweken van het gewenste
verantwoordelijkheidsbesef en het stel
len van hoge eisen.
Voor sentimenteel gedoe heeft men
geen tijd. Als iemand zich teveel op
zijn prestaties laat voorstaan, wordt hij
zonder pardon gedegradeerd, bij voor
beeld van gewichtheffer tot stalknecht.
Deze methode kan in het maatschap
pelijk leven natuurlijk niet worden toe
gepast. Want stelt u zich nu eens voor
dat we tegen vadertje Drees zouden zeg
gen: „Bedankt voor de ouderdomsrente,
dat was een knap stukje werk, doch
ga nu maar verder schoenenpoetsen!"
Per slot van rekening is politiek geen
kinderspel.
Dit circus echter wel. De maximum
leeftijd van de deelnemers bedraagt
veertien of vijftien jaar. Als ze ouder
worden mogen ze wel meetrekken in de
vacantie, behalve als ze vervelend be
ginnen te doen door elkaar te zoenen of
zo. „Dan geef ik ze ijskoud een ver
keerd adres op!" zegt tante Iet.
In totaal komen er maandelijks veer
tienhonderd kinderen over de vloer. De
kleuters verrichten handenarbeid of
doen spelletjes, de groteren nemen deel
aan de repetities van de toneelgroep
(onder leiding van Theo Vesseur en
Adfienne Canivez) of van het circus en
de oudsten studeren een cabaret-pro
gramma in. Binnenkort komt er dank
zij de medewerking van de gemeente
een tweede huis bij, waar allerlei werk
plaatsen (voor timmerlui, fietsenmakers
en pottenbakkers, een drukkerij en een
atelier) worden ingericht.
Op de eerste verdieping van het pa
leis voor kindervlijt bevindt zich een
cafetaria, want de Elleboog kan niet
altijd gespannen zijn. Thee met koek
kost er drie cent voor de kinderen en
een dubbeltje voor volwassenen. Dit
laatste speciaal voor de kinderrechter,
die hier zo af en toe verheugd de reden
komt nagaan, waarom hij het tegen
woordig minder druk heeft.
Kapitale dromen
Als u. nog even tijd hebt, kunt u met
ons meegaan naar een circus-repetitie,
die öp zolder wordt gehouden. Een
jongen met kaplaarzen oefent zich in
de kunst van het koorddansen, waarbij
hij halverwege door een hoepel stapt
om het wat moeilijker te maken. Er
ligt een matras op de grond teneinde
de gevolgen van zijn misstappen te
verzachten. In een hoek van het kleine
vertrek is de clown van het gezelschap
bezig zich te verkleden. Als hij zijn on
berispelijke onderbroekje laat doorsche
meren, zonder dit ook maar enigszins te
willen, zegt een meisje, dat als slangen
mens met haar tenen een muts van haar
hoofd kan lichten, op ietwat gecho
queerde toon: „Hé joh, doe dat in de
garderobe!". Een schouderophalen on
derstreept de ernst van haar woorden.
Intussen wordt in de vensterbank de
gramofoon öpgewonden. Als er een
schorre hoestbui van Spaanse muziek
losbreekt, ziet men een uitgebreid stie
rengevecht ontstaan. Een knaap met het
gezucht van een ondeugende engel met
zwart haar heeft zich vah top tot teen
in donker tricot gehuld en roept rond
springend uit; „Hou me nou es een
doekie voor. Kamme niet schele offut
rood is of geel. Maar pas op als ik woe
dend wor.Er komt ook een danse
res aan dit nummer te pas, die met haar
hakken kan roffelen dat het de kinde
ren een verdieping lager stromen kalk
in de ogen regent. „Hoe kom jij an die
mooie strokiesjurk?" vraagt een vrien
din afgunstig. „Aggaweg", antwoordt de
aldus aangebedene, „daar hep verleje
maand het muzikale paard nog mee ge-
lope!"
Vroeger werkte men ook met een ge
dresseerde hond, maar die is nu te sterk
geworden. Een van de merkwaardigste
artisten is een erg eenzame jongen, die
op heet vertrouwelijke voet omgaat met
een haan. Het beest doet alles wat hij
zegt, zelfs eieren leggen, maar daar moet
de goochelaar als de kippen bij zijn om
een handje te helpen. De menagerie
bestaat verder uit duiven en een waar
achtige ezel.
Er zijn een paar kinderen bij die zich
al echte circustypen voelen. David Wa
terman, de jongleur, is bijvoorbeeld vast
besloten er mee door te gaan voor zijn
broodje. Hij heeft zich de nodige be
hendigheid vertvorven in zijn onder
duiktijd en die zo hoog opgevoerd, dat
hij al dikwijls op bruiloften en partijen
wordt gevraagd. Hij kan niet goed mee
komen op school, maar dat geeft, niet,
zegt tante Iet vastberaden, als hij zijn
De agenda vcm de Stadsschouio-\
burg bevat geeri nieuws. Het Am
sterdams Toneelgezelschap speelt
Zaterdagavond „De zottin van Chail-
lot" door Jean Giraudoux en Zon
dagavond het blijspel „Zij kregen
wat ze wilden" met Louis Saalborn
in de hoofdrol. De Nederlandse
Opera brengt Zondagmiddag „Ma-
non" van Jules Massenet en Dins
dagavond „La Traviata" van Verdi.
In de Kleine Komedie is een serie
voorstellingen begonnen, van de Pa-
rijse pikanterie „Over de knie"
door Jean de Letraz met Johan
Kaart, Tilly PérinBouwmeester,
Ingeborg Winckler en Mattliieu van
Eysden in de voornaamste rollen.
Het Theater de la Mar brengt de
eerstkomende avonden een pro
gramma van Indonesische dansen
door Indra Kamadjojo en zijn ge-
In de hoofdstad uit
zeischap. Op Dinsdagavond 28 Maart
treedt in theater Carré de Spaanse
balletgroep van José Greco op.
Van de nieuwe films noemen wij
„De fatale brief" onder regie van
Joseph Mankiewicz in Alhambra en
„Het Uuis der vergelding" met Ida
Lupino en Cornel Wilde in Tus-
chinski. De bioscoop Luxor vertoont
„Zij kwamen bij dageraad" met
Paul Muni en sir Cedric Hardwicke.
Zondagmiddag wordt, voor de ver
eniging Concertgebouw-vrienden een
bijzonder feestconcert gegeven door
Yehudi Menuhin en Rafaël Kubelik,
viool en piano. Het programma ver-
ineldl onder meer de Duivelstriller-
sonette van Tartinide Partita in E
van Bacn, Malaguena en Habanera
van Pablo de Sarasate.
Maandagavond speelt het Utrechts
Stedelijk Orkest in het Concertge
bouw onder leiding van Paul Hup-
perts met medewerking van de vio
list Jo Juda werken van Mozart
Haydn. Landré en Ravel.
Voor de sectie Holland van het
Internationaal genootschap voor
hedendaagse muziek brengt het Am
sterdams Strijkkwartet op Maandag-
avo-td 27 Maart in de kleine zaal
van het Concertgebouw composities
van CartanMühaud en Martinou
ten gehore. Dinsdagavond speelt de
pianist Gordon Manley.
talen maar leert spreken. Dat zal hem
later te pas komen op zijn reizen. Maar
zijn ouders vinden het niet leuk. Die
hebben een mooie sigarenwinkel op een
druk punt gebouwd, waarvoor hij niet
de minste interesse wenst op te leve
ren. Jongleren moet men jong leren,
heeft hij gedacht.
Kort geleden is het hele Circus Elle
boog met een autobus naar België ge
trokken om daar een paar voorstel
lingen te geven. Op 1 Mei komen ze ook
in Haai'lem hun kunsten vertonen. Zo
groeit dat verder. Aan één van de mu
ren in de kleedkamer hangt een grote
tekening, waarop de toekomstdroom
van deze kleine circusmensen staat af
gebeeld: een kapitale tent met vier
masten met een triomfantelijke ere
poort. Daarboven bevindt zich een bord
met het opschrift: „Alles wat kan dat
mag. Let op het springen van de vlooi!"
BOEDA
atmosfeer, aan toon en stemming, niets
zoekend weer te geven dan de „schijn, die
de dingen aannemen voor het oog, zonder
onderzoek omtrent hun wezen...."
Zonder dat hiernaar bewust was ge
streefd, vormden zich twee schildersgroe
pen, met principiële verschillen in opvat
ting na elkander optredend: de school der
Hagenaars, zich uitsprekend in een lan
delijk impressionisme, met Jacob Maris als
centrale figuur, en de meer heterogene
Amsterdamse groep, deels gericht op een
steeds impressionisme, waaraan Breitnev
de bezielende kracht gaf. Jan Hendrik
Weissenbruch is te beschouwen als een
der karakteristieke vertegenwoordigers
der Haagse School. Evenals bijvoorbeeld
Jongkind en Mauve heeft hij die enorme
overbrugging mede tot stand gebracht
tussen de eerste eeuw-helft en de volle
ontplooiing van het impressionisme om
trent de zeventiger jaren. Al zijn fraaier
stalen van zijn kunst aan te wijzen, zien
we in de hier gereproduceerde aquarel
de principes, door cle „moderne" Weissen
bruch zowel als door zijn gelijkgestemde
confraters gehuldigd, uitstekend belicht.
Men schenke aandacht aan de brede toets,
die tevens spreekt van het levendig tem
perament van de kunstenaar. Men zij er
zich intussen van bewust lioe cle figuur
tjes op de voorgrond zijn gereduceerd tot
zuivere kleurnoten, terwijl de geniale
tijdgenoot en expressionist Van Gogh het
harde leven met de boeren leefde om
„sjouwende" (de kernachtige uitdrukking
werd door Vincent zelf gebezigd) op zijn
tekenpapiei', zijn heroïsch epos van de
zware land-arbeid te geven: boeiende te
genstellingen, verscheiden roepingen....
Juist doordat de gedachte, de diepere
inhoud werd genegeerd herinnert deze
vorm van het impressionisme (in tegen
stelling tot diè impressionistische vormge
ving waarin wel degelijk méér gelegd
werd en wox-dt dan de artistieke projectie
van een kleur- en loongevoelige kunste
naarsoog alléén) aan één uitbundige
jeugdperiode, waarin de schilder\niet door
problemen werd geremd en beroerd en
zijn penselen in dienst stelde van de na-
tuui', nimmer moe te getuigen van haar
schoonheid in stemming, toon en kleur.
Het was deze ontembai'e jeugd in onze
oud geworden schilderkunst, die ogen deed
opengaan in een samenleving, die tot een
toneelwereld was geworden. Zelfs thans
nog vermag deze kunst ons tot verruk
king te bx-engen, maar toch was deze reali
sering van louter visuele belevenis ge
doemd tot een even hevig als kort be
staan, bij ontstentenis van.de gedach
te, de diepere achtergrond. Of Thijm op
dit stuk door de moderne kunstenaars ge
noegdoening zou zijn geschonken blijft
een vx-aagstuk, dat ons in het gastvrije
huis van Jacobus van Looy gespannen zal
houden. Want wij snakken naar verdie
ping en zien hoopvol op, óók naar de beel
dende kunstenaax-s van vandaag, in hun
zware strijd om de nieuwe formule!
H. P. BAARD
Ineens zegt het „knak" en dan hebt u
spit in de rug en de dokter zegt: warmte
en gewoon doorlopen, wat niet zo gemak
kelijk is, wanneer ge een beetje kromge
trokken op de ronde aarde staat en alles
plotseling grauw en grijs en meewarig ge
worden is, gij zelf in de eerste plaats, want
ge zijt honderd jaar geworden in één knak
van één seconde.
Natuurlijk heeft voor een honderdjarige
de wereld een ander aanzien dan voor een
spring-in-'t-veld, vooral wanxxeer zulk
leef tij dsvei-schil zich in zo kox-te spanne
tijds voltrokken heeft en ge u nog zo
duidelijk herinnert hoe alles was voor uw
honderdste vex-jaardag, toen ge als een bos-
godje lenteliedjes op die zilveren dwarsfluit
floot en de nymf en nieuwsgierig uit het
struweel kwamen gluren.
Maar ge moet doorlopen en zo scharrelt
ge dan maar met die klem in de lendenen
over straat. Alle mensen lopen waanzinnig
snel en zorgeloos. Maar één knak, denkt ge
dan, en alles wordt een vertraagde film,
een besjeshuis.
Hoe komt het dat iedereen lacht om
spit?
Niemand lacht om gewoon-vex-kouden.
Niemand lacht om griep en ook niet om
hoofdpijn, die zo weg is, als ge maar zo'n
tabletje neemt.
Om spit lacht iedereen.
De fijnen glimlachen.
Maar de grover besnaax'den schateren
midden in uw gezicht. Ach gut, hij heeft
't spit! Ouwe, ouwe jongen! Ik weet niet
of de heer professor Einstein het weet: één
maal knak en alle afstanden worden
spookachtig uitgerekt. Indertijd huppelde
gij dat stukje in tien minuten. Nu begint
ge er niet eens an. Liever wachten op de
tram. Stel u voor zo'n end lopen!
„Maar 's lekker laten massex'en" zei de
dokter.
't Was een man als een gorilla, die mij
in de heupen greep en net zo lang vals
bleef knijpen, tot ik ademloos liggen bleef,
Zelfs een gezond mens zou daar drie weken
lang een pijnlijke nig van houden. En wan
neer ge er niet voor betaalde zoudt ge zo'n
man op zijn gezicht willen slaan, al moet
ge voorzichtig zijn met ondieren.
Iedereen zegt dat een spitje maar niks
is en mijn oud-oom vertelt van veldtoch
ten, waarbij de kogels hem om de oren
floten, en dat is andere praat.
Men is grootmoedig genoeg om dat te
erkennen.
Maar nu ga ik doorlopen.
Op z'n minst tien minuten.
Als u niet kijkt neem ik de tram,
ELIAS.