Het Hek van de Dam.
;en
CJvd Broek
Chefarine 4
nmng
Mag
11 November 1950
GRAHAM GREENE: „De man in de mist" (Em. Querido's
Uitgeversmij., A'dam; de Muidertoren-reeks
Kertaltoo
UaPP'J
MAN IN DE MIST" cle
die Em. Querido's Uitgevers-
bijdroeg tot de tweede jaar-
de populair geworden Muider-
heeft Graham Greene des-
gemaakt als romanschrijver,
nadank zij een zeer persoonlijk com-
SSt^ukte. aan een realistisch,
.Ituurlijk gegeven een symbolische
c te verlenen. Met die symboliek
diep in het "hart van de tijd",
dicht aan de „kern van de zaak",
Kduidde hij de problemen, waarin
-ronese beschaving verstrikt is ge-
n die door twee wereldoorlogen tot
i:.C,te bedreiging zijn geworden. Zijn
-diiren ook uit deze eersteling
man within
zijn tragisch en in
"'Xk hoogst actueel, omdat hun
- cht, hun noodlottige overmaat van
rlïpding hun zielskracht óf verlamt
3 martelend schuldbesef óf ontwricht
^.ontketening van duistere begeerten,
«n lust tot vernietiging (zèlfver-
ag vooral) uit wraak en haat. Mist
f symbool waarv an Greene zich bij
Lr bedient: „zijn" mensen zijn om-
idoor de mist der lgvensonzekcrheid,
achter elke schim een bedreiging
i Zij treden uit een mistig, desolaat
Lhap te voorschijn, tastend, struike-
opgejaagd, gewond, gekwetst, zij
c j zjC'h op een nevelloze heuvel af
een rossige horizon van angst,
i „een laatste oordeel" uit over
jmlfen lossen zich op in het duister (of
7 licht?) van de dood, dit aardse in
onzekere latend of hun laatste oordeel
-hét laatste oordeel is.
fgugh heeft deze romankunst „escha-
esch genoemd: een kunst die zich
|ënd "bezighoudt met „de laatste
met dood en hiernamaals, hel en
•else glorie, straf en verlossing, schuld
boete, uiteindelijk dus met goed en
ud In die zin zijn de romans van
Greene zonder uitzondering
Zologisch": zc zijn één voortdurend
èlensoncierzoek, één zelfaanklacht en
bolisch dus één aanklacht tegen
edelijke verwording van deze tijd.
„leert men de motieven die Greene's
Hen drijven, dan leveren zij met el-
nier het beschamende .totaalbeeld" op
de negatieve mens die en dat is
hoopgevencl-posisitieve van Greene's
jns worstelt om een zelfbevestiging,
h'et „goede', het zedelijke, het hogere
lichtsnoer. Angst, haat, lagere driften,
sk, onmachtig berouw, vernederende
[beschuldiging, twijfel, levensverachting
doodsvrees, jagen deze mens naar de
rönd van zijn ondergang, doen hem
ikelen aan de rand daarvan. Hij is als
(he's Mephistopheles „de mens die
«is ontkent", de „duivelse mens"
ar bij Greene één die zijn geweten geen
Haat: hij stookt het aan als Beëlzebub
hel, maar'is daarneven ook een beter
end; hoger-strevend mens en als zo-
mg een Godskind.
leze tweespalt is zijn tragiek de
(ickyan wat Gertrud Stein noemde: de
[oren generatie. Na de tweede cata-
ipbe tekent deze uitspraak niet enkel
r de litteraire situatie, ze treft de mens;
permaant, beschuldigt uit zedelijke ver-
usting, die bij Greene uit een diep-
Sdie'nstig gemoed opwelt; ze wil zeggen:
gort een verloren generatie te zijn!
iceene behoort met Isherwood, Hughes,
mer, Waugh tot de romanschrijvers der
•naamde „dertiger jaren" tot een
ièehs „verloren generatie" dus, clie zich
de keuze gestel'd zag een goed heen-
L\ te zoeken in het „rijk der verbeel-
(wat de meeste jongere Engelse
iters dan ook deden) de, litteratuur
terzijdestelling van elke „woordkunst"
behuwen d te doen getuigen .van het
ireel failliet' waarmee een demonische
deze beschaving bedreigt. Greene
één diergenen, die het getuigen in het
led zit, Zijn werk is een biecht, zijn
mluren-romans zijn symbolen van het
chelijke, grote avontuur, waarin dit
end geslacht wordt meegesleept: het
fontuur in een beklemmende mist, waarin
grenzen tussen goed en kwaad zijn ver
te beroemde „Doverdale" zelfportret van
Mirandt, dal op een deze week in Londen
Widen veiling door een Nederlmidse
Kamelaar aangekocht is. Het schilderij
bruikleen aan het Rijksmuseum te
Amsterdam worden afgestaan.
vaagd en de angst het uitzicht belet op
een lichtere horizon der betere verlangens:
recht, levensmoed, liefde, schoonheid.
De mens in zijn tweespalt, gedreven
door het kwaad, reikend naar het goede,
aarzelend tussen haat en liefde, struike
lend hier, zich oprichtend daar zó één
is Andrews, de man in de mist, de ont
vluchte smokkelaar, die zijn makkers ver
raden heeft uit wraak op ziin mislukte
jeugd en mèt dit verraad aan de zijde van
het „recht" komt te staan, van het ge
recht, het oordeel. Uit de mist rijst hij op.
Angst jaagt hem voort, doodsangst, levens
angst, dadenangst, gewetensangst. Schuld
besef dwingt hem op de knieën, zelfbeklag
doet hem weer opstaan. Hij verraadt de
liefde met de begeerte, de vriendentrouw
met zijn gerechtelijke getuigeverklaring,
zijn gevoelens voor Elisabeth de vrouw
die zijn redster is met zijn lafheid. Een
verloren mens, zou men kunnen zeggen,
een slachtoffer van zijn negativisme.
Denkkracht contra zielskracht: is An
drews de vertegenwoordiger van de eerste
met zijn hyper-verstandelijke ontrafeling
der gevoelens tot hij heg noch steg weet
in zijn hart en in het leven, Elisabeth
symboliseert het levensvertrouwen, de
rust, het geloof. Bij haar zwijgen Andrews'
angst en twijfel stil, zij brengt hem tot
zichzelf: zijn liefde voor haar is liefde uit
eerbied. Zo zou men kunnen geloven aan
zijn uiteindelijke verlossing, als de roman
in de laatste bladzijden niet een noodlot
tige wending nam. Greene appeleert aan
het geweten, maar hij is geen zedemeester.
Hij oordeelt nauwelijks, veroordeelt ner
gens en is er verre van ,.een laatste oor
deel" uit te spreken. De ultieme gerechtig
heid is voor hem niet van deze aarde.
„In de duisternis", besluit Greene zijn
boek „zag Andrews slechts twee dingen,
het andere iets dat flikkerde in de gor-
het andere iets dat flikkeerde in de gor
del van de man die naast hem liep en
waarop hij wist dat zijn naam stond. Be
hoedzaam en ongemerkt greep zijn hand
het mes. Tussen twee brandende kaarsen
keek een strak, bleek gelaat hem aan, zon
der medelijden en zonder afkeuring, een
wijs, rein gelaat".
Misschien zijn deze twee tekenen genoeg
voor „een" Andrews om er de eeuwigheid
mee tegemoet te gaan: een flikkerende
ster en een wijs, rein gelaat. In Graham
Greene's symboliek althans duiden zij op
wat deze „verloren generatie" kan red
den: geloof en liefde.
In de tweede jaargang van deze reeks
verschenen onder' meer: Honoré de Balzac:
..Eugenie Grandet" (J. M. Meulenhoof) en Vicki
Baum: „De Vreemde Nacht" (Amsterdamse
Boek- en Courant Mij.), beide voortreffelijke
vertalingen.
C. J. E. DINAUX
Boekenweek 1951 begint
litterair cabaret
k door de commissie voor de propa-
Van het Nederlandse boek ingestel-
Jüry heeft uit een inzending van der-
fcjarajoipten de novelle „De Porse-
bekroond om in de Boeken-
1951 (van 24 Februari tot 3 Maart)
HP* te dienen. Zoals gebruikelijk
lezend publiek in de gelegenheid
'iL t> naam van de auteur te raden,
h» r*enweek zal in de Stadsschouw-
irin Arnsterdam op Vrijdag 23 Fe-
g?? Woi'den geopend met een litteraire
"«-avond, te geven door Wim Sonne-
'52 v Z'jn ensemble. Enig kort werk
fepjp flandse auteurs zal hierbij ten
b|'-Worden gebracht. Zo schrijven
•i,. Haasse en Annie M. G. Schmidt
speciale teksten voor deze avond.
ADVERTENTIE
U HEBT HET ZELF IN DE HAND!
U behoeit geen last te hebben van zwaar
lijvigheid. Als U iedere dag één kopje
Richter's Kruidenthee neemt, zult U
spoedig Uw vroegere slankheid herwonnen
hebben. Richter's Kruidenthee, samen
gesteld uit onschadelijke, geneeskrachtige
Alpenkruiden, geeft Uw lichaam nieuwe
kracht en energie. Zonder enig bezwaar
kunt U genieten van al die hapjes en ver
snaperingen, die U nu moet laten staan.
Wendt U tot Uw Apotheker of Drogist!
Richter's Kruidenthee helpt! Altijd!
VAN EEN MEESTERWERK
ADVERTENTIE
Sleutels en Sloten
betrouwbaar verzorgd door
hoofdvert. tips' Slotenfabr.
Riiiriitamië
Nu de Chinezen iets met Tibet voor
hebben, gaan wij ons plotseling voor dat
grote land interesseren.
Dit feit duidt duidelijk op een lege plek
onder ons beenharde schedeldak. Waarom
stellen wij pas belang in een ver land,
wanneer dat iets met oorlog te maken
krijgt? Waarom gaat onze aandacht er
niet heen wanneer het in rust en vrede
onder de zon ligt?
Ik weet wel dat er uitzonderingen on
der de mensen zijn. U en ik bijvoorbeeld,
die iets minder imbeciel dan de anderen,
reeds vóór de winter 1950 nieuwsgierig
waren naar verre landen en per leunstoel
en boek de wereld rondreisden. Op die
wijze had ik, 't eerst aan de hand van
Sven Hedin. reeds door Lhasa gewandeld
en had ik de Daila Lama reeds bezocht
in dat monsterlijke kloosterpaleis van
hem. Alle fotografen van de wereld heb
ben nooit iets anders kunnen produceren
dan een plaatje van dat paleis en van een
Tibetaanse monnik „zijne gebedsmolen
draaiende", maar een gewone straat
schijnt in Lhasa niet te bestaan. Er is ten
minste geen andere foto bekend dat die
van het paleis, alléén het paleis, al-maar
het paleis en die monnik aan zijn mon
nikenwerk.
Maar wat ik zeggen wilde: de massa, de
Massa, waartoe u en ik niet behoren, is
pas twee weken geleden min of meer be
kend gemaakt met het bestaan van Tibet.
En mijn bakker heeft al Koreaantjes in
zijn uitstalling' liggen. Een jaar geleden
heetten die nog Congoleesjes. Zijn concur
rent komt eerstdaags op de markt met een
geheel eigen creatie: Vietnampjes. Zo zijn
de mensen.
Laten wij hopen dat zij geen nieuwe
landen leren kennen, want dat betekent
gegooi in de glazen.
Daarom vertel ik ook niemand, waar het
land Ruritanië ligt, mijn land, wannéér ik
's avonds in bed lig en de slaap niet kan
vatten.
De zon schijnt er altijd.
De koning heeft een grote diamantmijn.
Alle burgers werken één uur per week
om de diamant uit die mijn te halen.
En voor die diamant koopt de koning
boter, kaas, eieren en metworst en voor
de Zondag biskwietjes in het naburige
land.
Alle meisjes lachen tegen alle jongens.
Er verschijnt geen krant en auto's, radio,
treinen, televisie en rode kool zijn onbe
kend.
Als de koning héél veel diamant ver
kocht heeft, deelt hij sigaretten en drop
toffees voor een heel jaar uit.
Verder gebeurt er niets in Ruritanië.
Dat de mensen nooit in Ruritanië belang
zullen gaan stellen is mijn vurige wens.
ELIAS
GISTEREN BEGON in het kleine thea
ter De Uitkijk aan de Prinsengracht
te Amsterdam een reeks wedervertoningen
van een van de meesterwerken der cine
matografie,. namelijk „Storm over Azië"
van Wsewolod Poedowkin, de laatste
stomme film van deze uitzonderlijk be
gaafde regisseur, vervaardigd in 1928,
waarvan men onlangs in Rusland een ge
luidsversie heeft laten maken. Bij het zien
van dit epos in rthyhmisch geordende
beelden, die het volgen van dit ongemeen
N. suggestief vertelde verhaal
j T7*l over de opstand der Mon-
I f Hm I golcn in 1920 Njdens de
V interventie-oorlog tegen de
s jonge Sovjet-republiek tot
een artistieke belevenis verheffen, vraagt
men zich af hoe het mogelijk is dat on
danks de geweldige vooruitgang der tech
nische middelen de film zich als kunstvorm
in zo'n geringe mate ontwikkeld heeft, dat
deze schepping van bijna een kwart eeuw
geleden in zekere zin onovertroffen bleef.
Natuurlijk is er wel het één en ander ver
ouderd, doch dit blijkt alleen uit bijkom
stige kleinigheden.
OVER MUZIEK
penetrant werken de illustratieve détails,
die Poedowkin gebruikt ter openbaring
van menselijke aandoeningen. Men lette
maar eens op de manier waarop de vrouw
van de bevelvoerende kolonel haar nieuwe
zilvervos streelt of op het glijden van het
licht langs het rek met geweren in het
militaire fort. Ook de vlakverdeling, spe
ciaal bij de fotografie van gezichten, draagt
veel bij tot de zuiverheid der stemmings
beelden.
Maar belangrijker misschien dan dit
alles is de geweldige dynamiek van deze
film, met een adembenemende climax in
de slotscène als de rebellen oprukken om
de bezetters van hun land te verdrijven.
Men zal dit niet gauw vergeten. „Storm
over Azië" is een impressionistisch mees
terwerk, geheel uitgedacht in beeld en be
weging, waarin geen enkel element zonder
betekenis is. En dan te bedenken dat
Poedowkin slechts één der groten was uit
de voorbije bloeitijd van de Russische
filmkunst.
Het verhaal heeft overigens een duide
lijke tendenz. De hoofdpersoon Amoholan
(een van grote innerlijke spanning getui
gende rol van Wladimir Inkisjinoff) is toe
vallig in het bezit gekomen van een amulet,
welke in oud-Thibetaans de mededeling
bevat dat hij een rechtstreekse afstamme
ling van Dzjengis Khan zou zijn, reden
waarom de Engelsen hem na zijn arrestatie
gebruiken (door hem met vorstelijke
waardigheid te behandelen) om de sympa
thie van de bevolking te winnen. In een
zeer bewogen scène, waarin al zijn ver
beten wrok tegen de als uitbuiters voor
gestelde Engelsen en Amerikanen tot uit
barsting komt, neemt Amoholan de vlucht
om zich aan het hoofd te stellen van de
opstandelingen, die zich aan de kant van
Moskou scharen. Maar gelukkig is het land
waar de vrijheid bestaat om nochtans de
artistieke waarde van deze unieke film
te erkennen. D. K.
W. Inkisjinoff als Amoholan in Storm
over Azië".
Poedowkin beschikte, toen hij deze film
liet opnemen, nog niet over een horizon
taal bewegende camera. Zijn personen
moesten zich verplaatsen in vaststaande
landschappen of décors. Het is merkwaar
dig hoezeer dit schijnbare nadeel, dank
zij de schitterende compositie, de intensi
teit ten goede kwam. Men kan niet anders
dan grote bewondering hebben voor de
zinrijke selectie van het te fotograferen
materiaal. Men vindt op het witte doek
als het ware een bewegende staalkaart
van de beginselen der filmkunst.
Poedowkin ging uit van de stelling dat
iedere emotie een beweging wekt en heeft
getracht door imitatie van dergelijke be
wegingen de toeschouwers voor de bedoel
de emoties ontvankelijk te maken. In het
bijzonder maakte hij daarbij gebruik van
de methode om bepaalde motieven te her
halen, doch dan met enkele even kleine
als veelzeggende wijzigingen. Een prachtig
voorbeeld daarvan leveren de wandelingen
door de eenzame steppe, met slechts hier I
en daar een verwaaide boom, van de
Engelse soldaat voor en na het fusilleren
van een gevangen partisaan. Niet minder
Bonn in Nieuw-Zeeland. De Nederlandse
tenor Justus Bonn treedt deze maand op als
solist bij concerten door hel Symphonie-
Orkest van Nieuw-Zeeland onder leiding van
Michael Bowles. Tevoren zong hij met ver
schillende orkesten onder directie van
Eugene Goossens en Otto Klemperer in
Australië.
ADVERTENTIE
Chefarine „4"
bevat méér en doet méér
Elk tablet Chefarine „4" bevat 4
wereldberoemde geneesmiddelen. Zij
Helpen bij hevige pijnen en griep, ook
wanneer andere middelen niet baten.
TEGEN PIJNEN EN GRIEP - 20 tablotten 75 c«nl.
Aan de strijkstok
Wij waren onlangs in het Victoria-
hótel te gast bij de vereniging „Comité
radio-luisteraars", die ons een uiteen
zetting verschafte over haar taak en
streven, zoals dat altoos heet. Een sym
pathieke taak en een sympathiek stre
ven, die uiteengezet werden in een
vurig pamflet, waarvan de vorm ex-
duidelijk op wees, dat de initiatiefne
mers een geprangd gemoed hadden. Dat
pamflet heet maar liefst „Dictatuur in
de radio-omi-oep", telt twee-en-twintig
pagina's en een kleine tienduizend
woorden, waarvan er ruwweg geschat
zevenduizend onderstreept zijn. Die
laatste vormen natuurlijk de belang
rijkste zinsneden, als daar zijn: „Men
make van zijn hart geen moordkeel" of
„Ook intern bij de omroepverenigingen
is het geen koele en ei". En verder:
„Men onthoude goed, dat de omroep een
kwaliteitsbedrijf is". Met dit laatste zijn
wij het geheel eens. Zou men dit name
lijk niet goed onthouden, dan is cle kans
ongetwijfeld groot, dat men het onmid
dellijk zou vergeten.
Hoewel de vereniging nog niet over
een echt bestuur beschikt, is er wel een
perschef, die het woord nam om op zijn
beurt weer mede te delen, dat de juri
dische adviseur van het initiatief
comité de hoofdschotel vormde, We be
gonnen meteen met de aardappelen, het
vlees en de gi-oente, want deze adviseur
hield een redevoering van twee uur,
waarin hij een groot aantal grieven
luchtte tegen de omroepverenigingen in
het algemeen. Zo deelde hij mede, dat
er bij deze instituten een slordige cent
aan de strijkstok blijft hangen. Hoe dit
in zijn werk gaat, ziet men op bijgaand
breipatroon afgebeeld. Verder legde hij
de wat gedurfde verklaring af dat men,
als men door een auto met een GZ
60.000-nummer wordt overreden, er
donder op kan zeggen dat het een wa
gen van de radio is. Of niet meer na
tuurlijk, als het goed is aangekomen.
Eén van de meest in het oog lopende
dingen bij de radio is, zo zei hij verder,
dat iedere loopjongen tot de hoogste toe
weet, dat het goedkoper kan zelfs
bezorgertjes als Willem Vogt, Arie van
Nierop en andere jongens die een loopje
met de luisteraars mogen nemen.
Zeer tekeer ging hij tegen het maken
van overmatige pi-opaganda door de
omroep-verenigingen voor zich zelf,
hun lepeltjes, kalenders en eigen amu
sementsavonden. In dit verband her
inneren wij ons de ontroerende parabel
van W. Vogt, die de luisteraars in ken
nis stelde van het oud-Nedei-landse ge
bruik om tegen Sinterklaas klompjes
voor de kachel te plaatsen en daar een
bosje hooi in te doen voor de schimmel.
Wanneer de schimmel geen hooi krijgt,
zo redeneerde de heer Vogt treffend,
dan kan Sinterklaas geen geschenken
rondbrengen. Hij vergeleek zichzelf
vervolgens met Sinterklaas en de AVRO
met de schimmel, alvorens de geachte
luisteraars te verzoeken: „Stort dus
daai'om uw bosje hooi op giro 128.000".
Wij konden uit het langdurig refe
raat van de hoofdschotel en na lezing
van het pamflet tot de conclusie komen,
dat het comité twee grieven heeft: Ten
eerst dat de Nederlandse radiobezitters
twaalf gulden verplichte luisterbijdrage
moeten betalen, zonder dat zij enige
medezeggenschap verkrijgen in de sa
menstelling van het programma en zon
der dat er een werkelijk nationaal pi-o-
gramma bestaat. Ten tweede, dat hij
dan nog een tientje moet schokken om
een programmablad te verkrijgen,
waarin hij kan lezen, wat hem
voor zijn verplichte bijdrage wordt
voorgezet en bovendien dat zijn abon
nement automatisch het lidmaatschap
van de een of andere omroepvereniging
inhoudt, waar hij mogelijk in het geheel
niet achterstaat.
Dit nu vinden wij even ergerlijk als
het comité.
Eind op streek
Wij zijn zelf daarom ons hoofd gaan
breken over dit pi-obleem. Toen wij na
enige keren verkeerd verbonden te zijn
geweest uit het hospitaal werden ont
slagen, waren er enige plannen in ons
brein gerijpt. Ter verduidelijking wil
len wij echter eerst één ding voorop
stellen. namelijk dat wij tot de soort
mensen behoren, die de duurste i-adio
op de wereldmarkt koopt, louter en
alleen voor het intense genoegen om
hem nooit aan te zetten.
Het staat zonneklaar vast, dat eerst
een ingrijpende reorganisatie van het
radio-bestel noodzakelijk is. Alle direc
teuren, programmaleiders, artistieke lei
ders en andere hooggeplaatste figuren
worden bij het opgaan van de zon
aan de zendmasten van Kootwijk opge
hangen, nadat zij per speciale Bonte
Trein daarheen zijn vervoerd. Ziezo dat
ruimt op.
Er wordt een nationale radio-gids in
de omloop gebracht. Deze reist het hele
land af, voorzien van een bergstok en
een gemzenveer op zijn hoed en in
strueert de luisteraars in het africhten
van Mexicaanse honden.
Kijk, met deze betrekkelijk eenvou
dig uit te voeren wijzigingen, zijn we
al een heel eind op streek. Vei-volgens
schrijven wij in het ganse land onder
het motto „Nederland Eterland" verkie
zingen uit om op democratische wijze
tot het aanstellen van nieuwe program
maleiders te komen. Wij zijn zelf de
enige candidaten en hebben ons pro
gramma voor de nationale zender al
gereed.
ETERLAND EEN, TWEE, DRIE
7.00 uur: Boekbespreking dopr dr. P.
H. Ritter Jr. over de trilogie „Hóe'n pijn
deed mijn hoofd".
7.30 uur: Ochtendgymnastiek „Rad
braken".
8.00 uur: Kraaien van de rode haan.
8.02 uur: Kraaien van andersden
kende hanen.
8.14 uur: Kraaienmars.
8.17 uur: Knipcursus.
8.45 uur: Vendelzwaaien.
9.15 uur: Nieuwsberichten. Aanslui
tend Bernard Person in de recks Leek
Successen, reportage üit het UNO-
restaurant: ,,'t Is weer bar".
9.45 uur: Knopcursus.
10.30 uur: Eroica (L. v. Beethoven)
door Pierre Palla, aangevuld met „Eén-
pot-nat-pourri's".
12.00 uur: Klok-en-hamer-spel.
12.37 uur: Mededelingen voor land
en tuinbouw: „Kunstmest en Weten
schap".
12.45 uur-: Politiek commentaar. Drs.
J. W. Belhamèl over „De toestand be
zien door het oog van een luistervink".
1.00 uur: Knapcursus.
1.30 uur: Weer de Eroica.
3.00 uur: Verslag van de voetbalwed
strijd Nedei-land—Seventh Wanderers.
Verslaggevers zijn (tegelijkertijd): Ir.
A. van Emmenes, Leo Pagano, Tom
Schreurs, Aad van Leeuwen, Dick van
Rijn, Jan Cottaar en prof. mr, P. S.
Gerbrandy.
4.45 uur: Nabeschouwing.
v;
Het Amsterdams Toneelgezelschap
verzorgt Zaterdag in de Stads
schouwburg de 75ste voorstelling
van. „De dood van een handelsreizi
ger" door Arthur Miller onder regie
van Albert van Daïsummet Louis
Saalborn in de titelrol. In de plaats
van Hetty Beck vertolkt thans Marie
Hamel de rol van diens echtgenote.
Zondag wordt hetzelfde stuk ver
toond.
De Nederlandse Opera geeft Zondag
middag een uitvoering van „L'Heure
Espagnole" van Ravel en Une édu-
cation manquée" van Chabrier. Voor
Dinsdag staat „Carmen" van Bizet
op het programma.
Woensdagavond heeft de eerste op
voering in Amsterdam plaats van
„De Vrek" van Molière door het
Rotterdams Toneel onder gastregie
van Lucien Arnoud naar aanwijzin
gen voor mise-en-scène en décor
In de hoofdstad uit
van Charles Dullin, in de vertaling
van Anna Blaman, met door Marius
Flotliuis gearrangeerde muziek. Ko
Arnoldi vertolkt de rol van Harpa-
gon.
Het filmtheater De Uitkijk vertoont
de geluidsversie van „Storm over
Azië" van Poedowkin met Wladimir
Inkisjinow in de voornaamste rol.
Maureen O'Hara is de ster van
„Vrouwengeheim" in Cultura. In
Corso draait Leve de koning" met
Maurice Chevalier en in Desmet
„Hij is voor de kapper" met de ko
miek Bob Hope.
Zaterdagavond werken de sopraan
Jo Vincent en de violist Jan Brasser
mee aan het volksconcert in het
Concertgebouw onder leiding van
Walter Siisskind. Dinsdagavond
speelt het U.S.O. voor de kunstkring
werken van Hay dn. Mozart, Rossini,
Puccini en Kodaly onder directie
van Paul Hupperts, met de sopraan
Joan Hammond als soliste.
In de kleine zaal van het Concert
gebouw geeft Gerard Htngeveld op
Zondagmiddag het tweede recital in
de Bach-cyclus Das Wohltêmpe-
rierte Klavier". Maandagavond hou
den de Concertgebouw-Vrienden een
Ravel-herdenking met een causerie
door mevrouw Hélène Jour dan Mor-
hang en een recital door Bodi Rapp.
zang en Jacques Février, piano.
Het aantal tentoonstellingen is uit
gebreid met die van werk van Stefan
Mrozewski in kunsthandel Santee
Landweer aan de Keizersgracht.
J
5.00 uur: fiportpraatje: „Hoe word ik
gi-ensrechter?"
6.00 uur: Kinderbedtijd: „Ga je of ik
sla je" door Oom Frits.
6.30 uur: Knoopcursus.
7.00 uur: Slecht Nieuws.
7.30 uur: Nog eens de Eroica.
9.00 uur: Knijpcursus met poesta-
klanken.
10 uur: „Telefoon voor U", géén-ge-
hoor-spel.
11.00 uur: Suppé-muziek, ouverture
„Dichter en Bauerboer".
12 uur: Nachtbraken.
BOEDA.
REQUIEM VAN BERLIOZ
De eerste uitvoering van Berlioz' „Gran
de Messe des Morts" vond plaats in de
Döme des Invalides te Parijs, op 5 Decem
ber 1837. Dit was, meen ik, ongeveer een
jaar nadat de componist van regerings
wege de opdracht had ontvangen een do
denmis te schrijven. I-Iet is bekend met
welk een furieus enthousiasme hij de op
dracht aanvaardde; in zijn Mémoires
schrijft hij dat hij sinds lang naar het
componeren van de oude Latijnse Re-
quiemtekst verlangde alsof het een prooi
was welke hij wilde bemachtigen. Hij zegt
dat, toen hij begon te werken, zijn hoofd
dreigde te barsten onder de macht van
zijn kokende gedachten. Het is vermoede
lijk wel het grote onderdeel: Dies Irae
(dag van toom) dat zijn fantastische geest
in vuur en vlam zette. In ieder geval
neemt dit onsterfelijke gedicht in Berlioz'
werk een karakteristieke plaats in. De
grootse verbeelding van de laatste oor
deelsdag. in de beknopte terzinen vastge
legd, is door de musicus in helle gloed be
zongen. De strenge vorm van deze zoge
naamde Sequentia, welke alleen bij de
oude Gregoriaanse muziek onaangetast
bleef, is door Berlioz in muzikale taferelen
gescheiden en slechts het alles beheersen
de genie van de componist kon de uitwer
king van zijn visie tot een nieuwe gebon
denheid maken. Het meest verrassende
moment in de compositie van dit Dies
Irae is de dramatische passage van het
Tuba mirum, waarin de doden worden op
geroepen. Berlioz volstaat daar niet meer
met zijn reeds zwaar-bezet orkest, maar
laat nog vier extra-groepen van koper
blazers getuigen van de eeuwige macht.
Hij moet gewenst hebben dat deze vier
groepen in de vier hoeken van de ruimte
worden opgesteld om daarmee de weer
klank in de vier windstreken te suggere
ren. Dit is practisch zeer moeilijk te ver
wezenlijken; de componist zelf heeft deze
eis bij de uitvoering niet altijd kunnen
handhaven. Maar ook al zijn de extra-
groepen in de nabijheid van het gewone
ensemble van koor en orkest opgesteld,
dan is de muzikale werking formidabel.
Ik hoorde onlangs het werk in de grote
Houtrusthal in Den Haag; enige duizen
den toehoorders waren aanwezig. Mijn
vriend Termate vergezelde mij en had mij
reeds dagen af en toe ingefluisterd dat het
werk mij, na het sinds vele jaren niet
meer gehoord te hebben, nu wel enigszins
bombarie-achtig in de oren zou klinken.
Maar het liep anders: ten eerste maakte
de bewuste krachtsuiting der orkesten op
mij evenals voorheen een groots effect en
mijn serieuse vriend gaf zich gewonnen;
ook hij ondervond de uitwerking van een
grote en originele inspiratie en wij dreven
beiden vol dankbaarheid de eerst opgeko
men vrees voor uiterlijk effectbejag van
ons weg.
Wat mij echter bijzonder verraste was
de grote mate van tederheid in de andere
delen van het werk en niet het minst de
zeer oorspronkelijke vormbepaling'in de
compositie. De edele muziek bij de woor
den van het Lacrymosa en vooral de
prachtig geformeerde orkestvariaties bij
de dromex-ige meditatieve eenvoud in het
koor van het Offertorium. Men bewondert
hier de gx-ote muzikale dichter in het fu
rieuze wezen van Berlioz. Men is geneigd
te denken dat hij deze muziek ondanks
zich zelf schreef (dit merkte tenminste
mijn vriend Termate op), maar ik geloof
dat dit niet mogelijk is en dat deze uiterst
gedistingeerde muziek even oprecht en
onmiddellijk uit Berlioz' muzikaliteit
voortkomt.
Voor de kerkelijke, liturgische dienst is
het werk totaal ongeschikt. Het onaan
tastbare organisme der liturgie kan het
fantastische theater dezer compositie niet
als onderdeel aanvaarden. Maar al ge
bruikt de componist de oude liturgische
teksten, waarvan de titels wijzen naar de
kerkelijke dienst, al formeert hij zinnen
en woorden naar de drijfveren der instru
mentale gedachte, het werk mag niet als
Requiem veroordeeld wox-den. Integendeel:
het fantastische theater van zijn muzikale
kracht voert de hooirder met onweerstaan
bare macht naar de inhoud van de teksten
en men staat met diepe bewondei'ing voor
de vereniging van het statische latijn,
waarin zoveel contrasten zijn geconcen--
treed, met de dynamische beweging van
Bex-lioz' muziek.
Vergeeft u mij de sprong: zoals Berlioz
met het paard galoppeert, kan niemand
het zich veroorloven. Zó moet het zijn, of
helemaal anders. En ook dan laat de la-
tij nse tekst een waarachtige verklanking
toe. Helemaal anders is Verdi, helemaal
anders is Fauré. Hoe anders ook is Mozax't.
En wie verklaart de schoonheid van het
Gregoriaans? Toch was het altijd dezs
tekst, al vergeet ik daarbij niet dat Fauré,
zeer karakteristiek, het Dies Irae weg
liet.
Het is jammer dat de orkestrale eisen
zo groot zijn; geen enkel vast ensemble
van koor en orkest kan zonder bijzondere
versterking dit werk uitvoeren; het spook
beeld van het harde geld doemt meteen
op. En men denkt hierbij aan het dwin
gende doorzettingsvermogen van Berlioz,
die als dirigent zijn gehele leven te wor
stelen had met de lastige praktijk van
koren en orkesten in zijn dagen.
HENDRIK ANDRIESSEN
Cor Ruys gehuldigd
door veertien sprekers
Gisternacht om één uur klonk over het
Leidseplein te Amsterdam het „Io Vivat".
Dit gold de jubilerende acteur Cor Ruys,
toen deze zich gezeten in het senaatsrjjtuig
van het Amsterdams Studentencorps met
een fakkeldragend escorte van de Stads
schouwburg naar het hem aangeboden
souper begaf.
Twee uur tevoren was hij aan de arm
van Charlotte Kohier op de planken ver
schenen om door niet minder dan veertien
sprekers in allerlei toonaarden te worden
gehuldigd. De directeur van de schouw
burg, de heer J. M. Bendien, het woord
voerende namens het gemeentebestuur,
opende de rij. „Ruys is een man, die slechts
weinig tekst nodig heeft om een figuur te
geven, die onsterfelijk woi'dt" aldus
Albert van Dalsum. Voorts moest Cor Ruys
luisteren naar Jan Musch, Cor Hermus,
Rika Hopper en Piet Kohier. Zijn broer
Anton offreerde hem een door Bernard v.
Vlijmen geschildei-d portret. Namens het
huldigingscomité werd de gebruikelijke
enveloppe aangeboden. Tot slot spraken de
leden van Het Vrije Toneel hun leider en
regisseur toe. Zij schonken hem een eléc-
trische sigaren-droogkast. Wynyard Brow
ne, de schrijver van het stuk „De familie
Gregory", waarmede Ruys zijn toneelju
bileum viert, was bij de huldiging aan
wezig.