Het Hek van de Dam. ;en CJvd Broek Chefarine 4 nmng Mag 11 November 1950 GRAHAM GREENE: „De man in de mist" (Em. Querido's Uitgeversmij., A'dam; de Muidertoren-reeks Kertaltoo UaPP'J MAN IN DE MIST" cle die Em. Querido's Uitgevers- bijdroeg tot de tweede jaar- de populair geworden Muider- heeft Graham Greene des- gemaakt als romanschrijver, nadank zij een zeer persoonlijk com- SSt^ukte. aan een realistisch, .Ituurlijk gegeven een symbolische c te verlenen. Met die symboliek diep in het "hart van de tijd", dicht aan de „kern van de zaak", Kduidde hij de problemen, waarin -ronese beschaving verstrikt is ge- n die door twee wereldoorlogen tot i:.C,te bedreiging zijn geworden. Zijn -diiren ook uit deze eersteling man within zijn tragisch en in "'Xk hoogst actueel, omdat hun - cht, hun noodlottige overmaat van rlïpding hun zielskracht óf verlamt 3 martelend schuldbesef óf ontwricht ^.ontketening van duistere begeerten, «n lust tot vernietiging (zèlfver- ag vooral) uit wraak en haat. Mist f symbool waarv an Greene zich bij Lr bedient: „zijn" mensen zijn om- idoor de mist der lgvensonzekcrheid, achter elke schim een bedreiging i Zij treden uit een mistig, desolaat Lhap te voorschijn, tastend, struike- opgejaagd, gewond, gekwetst, zij c j zjC'h op een nevelloze heuvel af een rossige horizon van angst, i „een laatste oordeel" uit over jmlfen lossen zich op in het duister (of 7 licht?) van de dood, dit aardse in onzekere latend of hun laatste oordeel -hét laatste oordeel is. fgugh heeft deze romankunst „escha- esch genoemd: een kunst die zich |ënd "bezighoudt met „de laatste met dood en hiernamaals, hel en •else glorie, straf en verlossing, schuld boete, uiteindelijk dus met goed en ud In die zin zijn de romans van Greene zonder uitzondering Zologisch": zc zijn één voortdurend èlensoncierzoek, één zelfaanklacht en bolisch dus één aanklacht tegen edelijke verwording van deze tijd. „leert men de motieven die Greene's Hen drijven, dan leveren zij met el- nier het beschamende .totaalbeeld" op de negatieve mens die en dat is hoopgevencl-posisitieve van Greene's jns worstelt om een zelfbevestiging, h'et „goede', het zedelijke, het hogere lichtsnoer. Angst, haat, lagere driften, sk, onmachtig berouw, vernederende [beschuldiging, twijfel, levensverachting doodsvrees, jagen deze mens naar de rönd van zijn ondergang, doen hem ikelen aan de rand daarvan. Hij is als (he's Mephistopheles „de mens die «is ontkent", de „duivelse mens" ar bij Greene één die zijn geweten geen Haat: hij stookt het aan als Beëlzebub hel, maar'is daarneven ook een beter end; hoger-strevend mens en als zo- mg een Godskind. leze tweespalt is zijn tragiek de (ickyan wat Gertrud Stein noemde: de [oren generatie. Na de tweede cata- ipbe tekent deze uitspraak niet enkel r de litteraire situatie, ze treft de mens; permaant, beschuldigt uit zedelijke ver- usting, die bij Greene uit een diep- Sdie'nstig gemoed opwelt; ze wil zeggen: gort een verloren generatie te zijn! iceene behoort met Isherwood, Hughes, mer, Waugh tot de romanschrijvers der •naamde „dertiger jaren" tot een ièehs „verloren generatie" dus, clie zich de keuze gestel'd zag een goed heen- L\ te zoeken in het „rijk der verbeel- (wat de meeste jongere Engelse iters dan ook deden) de, litteratuur terzijdestelling van elke „woordkunst" behuwen d te doen getuigen .van het ireel failliet' waarmee een demonische deze beschaving bedreigt. Greene één diergenen, die het getuigen in het led zit, Zijn werk is een biecht, zijn mluren-romans zijn symbolen van het chelijke, grote avontuur, waarin dit end geslacht wordt meegesleept: het fontuur in een beklemmende mist, waarin grenzen tussen goed en kwaad zijn ver te beroemde „Doverdale" zelfportret van Mirandt, dal op een deze week in Londen Widen veiling door een Nederlmidse Kamelaar aangekocht is. Het schilderij bruikleen aan het Rijksmuseum te Amsterdam worden afgestaan. vaagd en de angst het uitzicht belet op een lichtere horizon der betere verlangens: recht, levensmoed, liefde, schoonheid. De mens in zijn tweespalt, gedreven door het kwaad, reikend naar het goede, aarzelend tussen haat en liefde, struike lend hier, zich oprichtend daar zó één is Andrews, de man in de mist, de ont vluchte smokkelaar, die zijn makkers ver raden heeft uit wraak op ziin mislukte jeugd en mèt dit verraad aan de zijde van het „recht" komt te staan, van het ge recht, het oordeel. Uit de mist rijst hij op. Angst jaagt hem voort, doodsangst, levens angst, dadenangst, gewetensangst. Schuld besef dwingt hem op de knieën, zelfbeklag doet hem weer opstaan. Hij verraadt de liefde met de begeerte, de vriendentrouw met zijn gerechtelijke getuigeverklaring, zijn gevoelens voor Elisabeth de vrouw die zijn redster is met zijn lafheid. Een verloren mens, zou men kunnen zeggen, een slachtoffer van zijn negativisme. Denkkracht contra zielskracht: is An drews de vertegenwoordiger van de eerste met zijn hyper-verstandelijke ontrafeling der gevoelens tot hij heg noch steg weet in zijn hart en in het leven, Elisabeth symboliseert het levensvertrouwen, de rust, het geloof. Bij haar zwijgen Andrews' angst en twijfel stil, zij brengt hem tot zichzelf: zijn liefde voor haar is liefde uit eerbied. Zo zou men kunnen geloven aan zijn uiteindelijke verlossing, als de roman in de laatste bladzijden niet een noodlot tige wending nam. Greene appeleert aan het geweten, maar hij is geen zedemeester. Hij oordeelt nauwelijks, veroordeelt ner gens en is er verre van ,.een laatste oor deel" uit te spreken. De ultieme gerechtig heid is voor hem niet van deze aarde. „In de duisternis", besluit Greene zijn boek „zag Andrews slechts twee dingen, het andere iets dat flikkerde in de gor- het andere iets dat flikkeerde in de gor del van de man die naast hem liep en waarop hij wist dat zijn naam stond. Be hoedzaam en ongemerkt greep zijn hand het mes. Tussen twee brandende kaarsen keek een strak, bleek gelaat hem aan, zon der medelijden en zonder afkeuring, een wijs, rein gelaat". Misschien zijn deze twee tekenen genoeg voor „een" Andrews om er de eeuwigheid mee tegemoet te gaan: een flikkerende ster en een wijs, rein gelaat. In Graham Greene's symboliek althans duiden zij op wat deze „verloren generatie" kan red den: geloof en liefde. In de tweede jaargang van deze reeks verschenen onder' meer: Honoré de Balzac: ..Eugenie Grandet" (J. M. Meulenhoof) en Vicki Baum: „De Vreemde Nacht" (Amsterdamse Boek- en Courant Mij.), beide voortreffelijke vertalingen. C. J. E. DINAUX Boekenweek 1951 begint litterair cabaret k door de commissie voor de propa- Van het Nederlandse boek ingestel- Jüry heeft uit een inzending van der- fcjarajoipten de novelle „De Porse- bekroond om in de Boeken- 1951 (van 24 Februari tot 3 Maart) HP* te dienen. Zoals gebruikelijk lezend publiek in de gelegenheid 'iL t> naam van de auteur te raden, h» r*enweek zal in de Stadsschouw- irin Arnsterdam op Vrijdag 23 Fe- g?? Woi'den geopend met een litteraire "«-avond, te geven door Wim Sonne- '52 v Z'jn ensemble. Enig kort werk fepjp flandse auteurs zal hierbij ten b|'-Worden gebracht. Zo schrijven •i,. Haasse en Annie M. G. Schmidt speciale teksten voor deze avond. ADVERTENTIE U HEBT HET ZELF IN DE HAND! U behoeit geen last te hebben van zwaar lijvigheid. Als U iedere dag één kopje Richter's Kruidenthee neemt, zult U spoedig Uw vroegere slankheid herwonnen hebben. Richter's Kruidenthee, samen gesteld uit onschadelijke, geneeskrachtige Alpenkruiden, geeft Uw lichaam nieuwe kracht en energie. Zonder enig bezwaar kunt U genieten van al die hapjes en ver snaperingen, die U nu moet laten staan. Wendt U tot Uw Apotheker of Drogist! Richter's Kruidenthee helpt! Altijd! VAN EEN MEESTERWERK ADVERTENTIE Sleutels en Sloten betrouwbaar verzorgd door hoofdvert. tips' Slotenfabr. Riiiriitamië Nu de Chinezen iets met Tibet voor hebben, gaan wij ons plotseling voor dat grote land interesseren. Dit feit duidt duidelijk op een lege plek onder ons beenharde schedeldak. Waarom stellen wij pas belang in een ver land, wanneer dat iets met oorlog te maken krijgt? Waarom gaat onze aandacht er niet heen wanneer het in rust en vrede onder de zon ligt? Ik weet wel dat er uitzonderingen on der de mensen zijn. U en ik bijvoorbeeld, die iets minder imbeciel dan de anderen, reeds vóór de winter 1950 nieuwsgierig waren naar verre landen en per leunstoel en boek de wereld rondreisden. Op die wijze had ik, 't eerst aan de hand van Sven Hedin. reeds door Lhasa gewandeld en had ik de Daila Lama reeds bezocht in dat monsterlijke kloosterpaleis van hem. Alle fotografen van de wereld heb ben nooit iets anders kunnen produceren dan een plaatje van dat paleis en van een Tibetaanse monnik „zijne gebedsmolen draaiende", maar een gewone straat schijnt in Lhasa niet te bestaan. Er is ten minste geen andere foto bekend dat die van het paleis, alléén het paleis, al-maar het paleis en die monnik aan zijn mon nikenwerk. Maar wat ik zeggen wilde: de massa, de Massa, waartoe u en ik niet behoren, is pas twee weken geleden min of meer be kend gemaakt met het bestaan van Tibet. En mijn bakker heeft al Koreaantjes in zijn uitstalling' liggen. Een jaar geleden heetten die nog Congoleesjes. Zijn concur rent komt eerstdaags op de markt met een geheel eigen creatie: Vietnampjes. Zo zijn de mensen. Laten wij hopen dat zij geen nieuwe landen leren kennen, want dat betekent gegooi in de glazen. Daarom vertel ik ook niemand, waar het land Ruritanië ligt, mijn land, wannéér ik 's avonds in bed lig en de slaap niet kan vatten. De zon schijnt er altijd. De koning heeft een grote diamantmijn. Alle burgers werken één uur per week om de diamant uit die mijn te halen. En voor die diamant koopt de koning boter, kaas, eieren en metworst en voor de Zondag biskwietjes in het naburige land. Alle meisjes lachen tegen alle jongens. Er verschijnt geen krant en auto's, radio, treinen, televisie en rode kool zijn onbe kend. Als de koning héél veel diamant ver kocht heeft, deelt hij sigaretten en drop toffees voor een heel jaar uit. Verder gebeurt er niets in Ruritanië. Dat de mensen nooit in Ruritanië belang zullen gaan stellen is mijn vurige wens. ELIAS GISTEREN BEGON in het kleine thea ter De Uitkijk aan de Prinsengracht te Amsterdam een reeks wedervertoningen van een van de meesterwerken der cine matografie,. namelijk „Storm over Azië" van Wsewolod Poedowkin, de laatste stomme film van deze uitzonderlijk be gaafde regisseur, vervaardigd in 1928, waarvan men onlangs in Rusland een ge luidsversie heeft laten maken. Bij het zien van dit epos in rthyhmisch geordende beelden, die het volgen van dit ongemeen N. suggestief vertelde verhaal j T7*l over de opstand der Mon- I f Hm I golcn in 1920 Njdens de V interventie-oorlog tegen de s jonge Sovjet-republiek tot een artistieke belevenis verheffen, vraagt men zich af hoe het mogelijk is dat on danks de geweldige vooruitgang der tech nische middelen de film zich als kunstvorm in zo'n geringe mate ontwikkeld heeft, dat deze schepping van bijna een kwart eeuw geleden in zekere zin onovertroffen bleef. Natuurlijk is er wel het één en ander ver ouderd, doch dit blijkt alleen uit bijkom stige kleinigheden. OVER MUZIEK penetrant werken de illustratieve détails, die Poedowkin gebruikt ter openbaring van menselijke aandoeningen. Men lette maar eens op de manier waarop de vrouw van de bevelvoerende kolonel haar nieuwe zilvervos streelt of op het glijden van het licht langs het rek met geweren in het militaire fort. Ook de vlakverdeling, spe ciaal bij de fotografie van gezichten, draagt veel bij tot de zuiverheid der stemmings beelden. Maar belangrijker misschien dan dit alles is de geweldige dynamiek van deze film, met een adembenemende climax in de slotscène als de rebellen oprukken om de bezetters van hun land te verdrijven. Men zal dit niet gauw vergeten. „Storm over Azië" is een impressionistisch mees terwerk, geheel uitgedacht in beeld en be weging, waarin geen enkel element zonder betekenis is. En dan te bedenken dat Poedowkin slechts één der groten was uit de voorbije bloeitijd van de Russische filmkunst. Het verhaal heeft overigens een duide lijke tendenz. De hoofdpersoon Amoholan (een van grote innerlijke spanning getui gende rol van Wladimir Inkisjinoff) is toe vallig in het bezit gekomen van een amulet, welke in oud-Thibetaans de mededeling bevat dat hij een rechtstreekse afstamme ling van Dzjengis Khan zou zijn, reden waarom de Engelsen hem na zijn arrestatie gebruiken (door hem met vorstelijke waardigheid te behandelen) om de sympa thie van de bevolking te winnen. In een zeer bewogen scène, waarin al zijn ver beten wrok tegen de als uitbuiters voor gestelde Engelsen en Amerikanen tot uit barsting komt, neemt Amoholan de vlucht om zich aan het hoofd te stellen van de opstandelingen, die zich aan de kant van Moskou scharen. Maar gelukkig is het land waar de vrijheid bestaat om nochtans de artistieke waarde van deze unieke film te erkennen. D. K. W. Inkisjinoff als Amoholan in Storm over Azië". Poedowkin beschikte, toen hij deze film liet opnemen, nog niet over een horizon taal bewegende camera. Zijn personen moesten zich verplaatsen in vaststaande landschappen of décors. Het is merkwaar dig hoezeer dit schijnbare nadeel, dank zij de schitterende compositie, de intensi teit ten goede kwam. Men kan niet anders dan grote bewondering hebben voor de zinrijke selectie van het te fotograferen materiaal. Men vindt op het witte doek als het ware een bewegende staalkaart van de beginselen der filmkunst. Poedowkin ging uit van de stelling dat iedere emotie een beweging wekt en heeft getracht door imitatie van dergelijke be wegingen de toeschouwers voor de bedoel de emoties ontvankelijk te maken. In het bijzonder maakte hij daarbij gebruik van de methode om bepaalde motieven te her halen, doch dan met enkele even kleine als veelzeggende wijzigingen. Een prachtig voorbeeld daarvan leveren de wandelingen door de eenzame steppe, met slechts hier I en daar een verwaaide boom, van de Engelse soldaat voor en na het fusilleren van een gevangen partisaan. Niet minder Bonn in Nieuw-Zeeland. De Nederlandse tenor Justus Bonn treedt deze maand op als solist bij concerten door hel Symphonie- Orkest van Nieuw-Zeeland onder leiding van Michael Bowles. Tevoren zong hij met ver schillende orkesten onder directie van Eugene Goossens en Otto Klemperer in Australië. ADVERTENTIE Chefarine „4" bevat méér en doet méér Elk tablet Chefarine „4" bevat 4 wereldberoemde geneesmiddelen. Zij Helpen bij hevige pijnen en griep, ook wanneer andere middelen niet baten. TEGEN PIJNEN EN GRIEP - 20 tablotten 75 c«nl. Aan de strijkstok Wij waren onlangs in het Victoria- hótel te gast bij de vereniging „Comité radio-luisteraars", die ons een uiteen zetting verschafte over haar taak en streven, zoals dat altoos heet. Een sym pathieke taak en een sympathiek stre ven, die uiteengezet werden in een vurig pamflet, waarvan de vorm ex- duidelijk op wees, dat de initiatiefne mers een geprangd gemoed hadden. Dat pamflet heet maar liefst „Dictatuur in de radio-omi-oep", telt twee-en-twintig pagina's en een kleine tienduizend woorden, waarvan er ruwweg geschat zevenduizend onderstreept zijn. Die laatste vormen natuurlijk de belang rijkste zinsneden, als daar zijn: „Men make van zijn hart geen moordkeel" of „Ook intern bij de omroepverenigingen is het geen koele en ei". En verder: „Men onthoude goed, dat de omroep een kwaliteitsbedrijf is". Met dit laatste zijn wij het geheel eens. Zou men dit name lijk niet goed onthouden, dan is cle kans ongetwijfeld groot, dat men het onmid dellijk zou vergeten. Hoewel de vereniging nog niet over een echt bestuur beschikt, is er wel een perschef, die het woord nam om op zijn beurt weer mede te delen, dat de juri dische adviseur van het initiatief comité de hoofdschotel vormde, We be gonnen meteen met de aardappelen, het vlees en de gi-oente, want deze adviseur hield een redevoering van twee uur, waarin hij een groot aantal grieven luchtte tegen de omroepverenigingen in het algemeen. Zo deelde hij mede, dat er bij deze instituten een slordige cent aan de strijkstok blijft hangen. Hoe dit in zijn werk gaat, ziet men op bijgaand breipatroon afgebeeld. Verder legde hij de wat gedurfde verklaring af dat men, als men door een auto met een GZ 60.000-nummer wordt overreden, er donder op kan zeggen dat het een wa gen van de radio is. Of niet meer na tuurlijk, als het goed is aangekomen. Eén van de meest in het oog lopende dingen bij de radio is, zo zei hij verder, dat iedere loopjongen tot de hoogste toe weet, dat het goedkoper kan zelfs bezorgertjes als Willem Vogt, Arie van Nierop en andere jongens die een loopje met de luisteraars mogen nemen. Zeer tekeer ging hij tegen het maken van overmatige pi-opaganda door de omroep-verenigingen voor zich zelf, hun lepeltjes, kalenders en eigen amu sementsavonden. In dit verband her inneren wij ons de ontroerende parabel van W. Vogt, die de luisteraars in ken nis stelde van het oud-Nedei-landse ge bruik om tegen Sinterklaas klompjes voor de kachel te plaatsen en daar een bosje hooi in te doen voor de schimmel. Wanneer de schimmel geen hooi krijgt, zo redeneerde de heer Vogt treffend, dan kan Sinterklaas geen geschenken rondbrengen. Hij vergeleek zichzelf vervolgens met Sinterklaas en de AVRO met de schimmel, alvorens de geachte luisteraars te verzoeken: „Stort dus daai'om uw bosje hooi op giro 128.000". Wij konden uit het langdurig refe raat van de hoofdschotel en na lezing van het pamflet tot de conclusie komen, dat het comité twee grieven heeft: Ten eerst dat de Nederlandse radiobezitters twaalf gulden verplichte luisterbijdrage moeten betalen, zonder dat zij enige medezeggenschap verkrijgen in de sa menstelling van het programma en zon der dat er een werkelijk nationaal pi-o- gramma bestaat. Ten tweede, dat hij dan nog een tientje moet schokken om een programmablad te verkrijgen, waarin hij kan lezen, wat hem voor zijn verplichte bijdrage wordt voorgezet en bovendien dat zijn abon nement automatisch het lidmaatschap van de een of andere omroepvereniging inhoudt, waar hij mogelijk in het geheel niet achterstaat. Dit nu vinden wij even ergerlijk als het comité. Eind op streek Wij zijn zelf daarom ons hoofd gaan breken over dit pi-obleem. Toen wij na enige keren verkeerd verbonden te zijn geweest uit het hospitaal werden ont slagen, waren er enige plannen in ons brein gerijpt. Ter verduidelijking wil len wij echter eerst één ding voorop stellen. namelijk dat wij tot de soort mensen behoren, die de duurste i-adio op de wereldmarkt koopt, louter en alleen voor het intense genoegen om hem nooit aan te zetten. Het staat zonneklaar vast, dat eerst een ingrijpende reorganisatie van het radio-bestel noodzakelijk is. Alle direc teuren, programmaleiders, artistieke lei ders en andere hooggeplaatste figuren worden bij het opgaan van de zon aan de zendmasten van Kootwijk opge hangen, nadat zij per speciale Bonte Trein daarheen zijn vervoerd. Ziezo dat ruimt op. Er wordt een nationale radio-gids in de omloop gebracht. Deze reist het hele land af, voorzien van een bergstok en een gemzenveer op zijn hoed en in strueert de luisteraars in het africhten van Mexicaanse honden. Kijk, met deze betrekkelijk eenvou dig uit te voeren wijzigingen, zijn we al een heel eind op streek. Vei-volgens schrijven wij in het ganse land onder het motto „Nederland Eterland" verkie zingen uit om op democratische wijze tot het aanstellen van nieuwe program maleiders te komen. Wij zijn zelf de enige candidaten en hebben ons pro gramma voor de nationale zender al gereed. ETERLAND EEN, TWEE, DRIE 7.00 uur: Boekbespreking dopr dr. P. H. Ritter Jr. over de trilogie „Hóe'n pijn deed mijn hoofd". 7.30 uur: Ochtendgymnastiek „Rad braken". 8.00 uur: Kraaien van de rode haan. 8.02 uur: Kraaien van andersden kende hanen. 8.14 uur: Kraaienmars. 8.17 uur: Knipcursus. 8.45 uur: Vendelzwaaien. 9.15 uur: Nieuwsberichten. Aanslui tend Bernard Person in de recks Leek Successen, reportage üit het UNO- restaurant: ,,'t Is weer bar". 9.45 uur: Knopcursus. 10.30 uur: Eroica (L. v. Beethoven) door Pierre Palla, aangevuld met „Eén- pot-nat-pourri's". 12.00 uur: Klok-en-hamer-spel. 12.37 uur: Mededelingen voor land en tuinbouw: „Kunstmest en Weten schap". 12.45 uur-: Politiek commentaar. Drs. J. W. Belhamèl over „De toestand be zien door het oog van een luistervink". 1.00 uur: Knapcursus. 1.30 uur: Weer de Eroica. 3.00 uur: Verslag van de voetbalwed strijd Nedei-land—Seventh Wanderers. Verslaggevers zijn (tegelijkertijd): Ir. A. van Emmenes, Leo Pagano, Tom Schreurs, Aad van Leeuwen, Dick van Rijn, Jan Cottaar en prof. mr, P. S. Gerbrandy. 4.45 uur: Nabeschouwing. v; Het Amsterdams Toneelgezelschap verzorgt Zaterdag in de Stads schouwburg de 75ste voorstelling van. „De dood van een handelsreizi ger" door Arthur Miller onder regie van Albert van Daïsummet Louis Saalborn in de titelrol. In de plaats van Hetty Beck vertolkt thans Marie Hamel de rol van diens echtgenote. Zondag wordt hetzelfde stuk ver toond. De Nederlandse Opera geeft Zondag middag een uitvoering van „L'Heure Espagnole" van Ravel en Une édu- cation manquée" van Chabrier. Voor Dinsdag staat „Carmen" van Bizet op het programma. Woensdagavond heeft de eerste op voering in Amsterdam plaats van „De Vrek" van Molière door het Rotterdams Toneel onder gastregie van Lucien Arnoud naar aanwijzin gen voor mise-en-scène en décor In de hoofdstad uit van Charles Dullin, in de vertaling van Anna Blaman, met door Marius Flotliuis gearrangeerde muziek. Ko Arnoldi vertolkt de rol van Harpa- gon. Het filmtheater De Uitkijk vertoont de geluidsversie van „Storm over Azië" van Poedowkin met Wladimir Inkisjinow in de voornaamste rol. Maureen O'Hara is de ster van „Vrouwengeheim" in Cultura. In Corso draait Leve de koning" met Maurice Chevalier en in Desmet „Hij is voor de kapper" met de ko miek Bob Hope. Zaterdagavond werken de sopraan Jo Vincent en de violist Jan Brasser mee aan het volksconcert in het Concertgebouw onder leiding van Walter Siisskind. Dinsdagavond speelt het U.S.O. voor de kunstkring werken van Hay dn. Mozart, Rossini, Puccini en Kodaly onder directie van Paul Hupperts, met de sopraan Joan Hammond als soliste. In de kleine zaal van het Concert gebouw geeft Gerard Htngeveld op Zondagmiddag het tweede recital in de Bach-cyclus Das Wohltêmpe- rierte Klavier". Maandagavond hou den de Concertgebouw-Vrienden een Ravel-herdenking met een causerie door mevrouw Hélène Jour dan Mor- hang en een recital door Bodi Rapp. zang en Jacques Février, piano. Het aantal tentoonstellingen is uit gebreid met die van werk van Stefan Mrozewski in kunsthandel Santee Landweer aan de Keizersgracht. J 5.00 uur: fiportpraatje: „Hoe word ik gi-ensrechter?" 6.00 uur: Kinderbedtijd: „Ga je of ik sla je" door Oom Frits. 6.30 uur: Knoopcursus. 7.00 uur: Slecht Nieuws. 7.30 uur: Nog eens de Eroica. 9.00 uur: Knijpcursus met poesta- klanken. 10 uur: „Telefoon voor U", géén-ge- hoor-spel. 11.00 uur: Suppé-muziek, ouverture „Dichter en Bauerboer". 12 uur: Nachtbraken. BOEDA. REQUIEM VAN BERLIOZ De eerste uitvoering van Berlioz' „Gran de Messe des Morts" vond plaats in de Döme des Invalides te Parijs, op 5 Decem ber 1837. Dit was, meen ik, ongeveer een jaar nadat de componist van regerings wege de opdracht had ontvangen een do denmis te schrijven. I-Iet is bekend met welk een furieus enthousiasme hij de op dracht aanvaardde; in zijn Mémoires schrijft hij dat hij sinds lang naar het componeren van de oude Latijnse Re- quiemtekst verlangde alsof het een prooi was welke hij wilde bemachtigen. Hij zegt dat, toen hij begon te werken, zijn hoofd dreigde te barsten onder de macht van zijn kokende gedachten. Het is vermoede lijk wel het grote onderdeel: Dies Irae (dag van toom) dat zijn fantastische geest in vuur en vlam zette. In ieder geval neemt dit onsterfelijke gedicht in Berlioz' werk een karakteristieke plaats in. De grootse verbeelding van de laatste oor deelsdag. in de beknopte terzinen vastge legd, is door de musicus in helle gloed be zongen. De strenge vorm van deze zoge naamde Sequentia, welke alleen bij de oude Gregoriaanse muziek onaangetast bleef, is door Berlioz in muzikale taferelen gescheiden en slechts het alles beheersen de genie van de componist kon de uitwer king van zijn visie tot een nieuwe gebon denheid maken. Het meest verrassende moment in de compositie van dit Dies Irae is de dramatische passage van het Tuba mirum, waarin de doden worden op geroepen. Berlioz volstaat daar niet meer met zijn reeds zwaar-bezet orkest, maar laat nog vier extra-groepen van koper blazers getuigen van de eeuwige macht. Hij moet gewenst hebben dat deze vier groepen in de vier hoeken van de ruimte worden opgesteld om daarmee de weer klank in de vier windstreken te suggere ren. Dit is practisch zeer moeilijk te ver wezenlijken; de componist zelf heeft deze eis bij de uitvoering niet altijd kunnen handhaven. Maar ook al zijn de extra- groepen in de nabijheid van het gewone ensemble van koor en orkest opgesteld, dan is de muzikale werking formidabel. Ik hoorde onlangs het werk in de grote Houtrusthal in Den Haag; enige duizen den toehoorders waren aanwezig. Mijn vriend Termate vergezelde mij en had mij reeds dagen af en toe ingefluisterd dat het werk mij, na het sinds vele jaren niet meer gehoord te hebben, nu wel enigszins bombarie-achtig in de oren zou klinken. Maar het liep anders: ten eerste maakte de bewuste krachtsuiting der orkesten op mij evenals voorheen een groots effect en mijn serieuse vriend gaf zich gewonnen; ook hij ondervond de uitwerking van een grote en originele inspiratie en wij dreven beiden vol dankbaarheid de eerst opgeko men vrees voor uiterlijk effectbejag van ons weg. Wat mij echter bijzonder verraste was de grote mate van tederheid in de andere delen van het werk en niet het minst de zeer oorspronkelijke vormbepaling'in de compositie. De edele muziek bij de woor den van het Lacrymosa en vooral de prachtig geformeerde orkestvariaties bij de dromex-ige meditatieve eenvoud in het koor van het Offertorium. Men bewondert hier de gx-ote muzikale dichter in het fu rieuze wezen van Berlioz. Men is geneigd te denken dat hij deze muziek ondanks zich zelf schreef (dit merkte tenminste mijn vriend Termate op), maar ik geloof dat dit niet mogelijk is en dat deze uiterst gedistingeerde muziek even oprecht en onmiddellijk uit Berlioz' muzikaliteit voortkomt. Voor de kerkelijke, liturgische dienst is het werk totaal ongeschikt. Het onaan tastbare organisme der liturgie kan het fantastische theater dezer compositie niet als onderdeel aanvaarden. Maar al ge bruikt de componist de oude liturgische teksten, waarvan de titels wijzen naar de kerkelijke dienst, al formeert hij zinnen en woorden naar de drijfveren der instru mentale gedachte, het werk mag niet als Requiem veroordeeld wox-den. Integendeel: het fantastische theater van zijn muzikale kracht voert de hooirder met onweerstaan bare macht naar de inhoud van de teksten en men staat met diepe bewondei'ing voor de vereniging van het statische latijn, waarin zoveel contrasten zijn geconcen-- treed, met de dynamische beweging van Bex-lioz' muziek. Vergeeft u mij de sprong: zoals Berlioz met het paard galoppeert, kan niemand het zich veroorloven. Zó moet het zijn, of helemaal anders. En ook dan laat de la- tij nse tekst een waarachtige verklanking toe. Helemaal anders is Verdi, helemaal anders is Fauré. Hoe anders ook is Mozax't. En wie verklaart de schoonheid van het Gregoriaans? Toch was het altijd dezs tekst, al vergeet ik daarbij niet dat Fauré, zeer karakteristiek, het Dies Irae weg liet. Het is jammer dat de orkestrale eisen zo groot zijn; geen enkel vast ensemble van koor en orkest kan zonder bijzondere versterking dit werk uitvoeren; het spook beeld van het harde geld doemt meteen op. En men denkt hierbij aan het dwin gende doorzettingsvermogen van Berlioz, die als dirigent zijn gehele leven te wor stelen had met de lastige praktijk van koren en orkesten in zijn dagen. HENDRIK ANDRIESSEN Cor Ruys gehuldigd door veertien sprekers Gisternacht om één uur klonk over het Leidseplein te Amsterdam het „Io Vivat". Dit gold de jubilerende acteur Cor Ruys, toen deze zich gezeten in het senaatsrjjtuig van het Amsterdams Studentencorps met een fakkeldragend escorte van de Stads schouwburg naar het hem aangeboden souper begaf. Twee uur tevoren was hij aan de arm van Charlotte Kohier op de planken ver schenen om door niet minder dan veertien sprekers in allerlei toonaarden te worden gehuldigd. De directeur van de schouw burg, de heer J. M. Bendien, het woord voerende namens het gemeentebestuur, opende de rij. „Ruys is een man, die slechts weinig tekst nodig heeft om een figuur te geven, die onsterfelijk woi'dt" aldus Albert van Dalsum. Voorts moest Cor Ruys luisteren naar Jan Musch, Cor Hermus, Rika Hopper en Piet Kohier. Zijn broer Anton offreerde hem een door Bernard v. Vlijmen geschildei-d portret. Namens het huldigingscomité werd de gebruikelijke enveloppe aangeboden. Tot slot spraken de leden van Het Vrije Toneel hun leider en regisseur toe. Zij schonken hem een eléc- trische sigaren-droogkast. Wynyard Brow ne, de schrijver van het stuk „De familie Gregory", waarmede Ruys zijn toneelju bileum viert, was bij de huldiging aan wezig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1950 | | pagina 5