Uiterlijke en innerlijke conditie
\Y20C/iJ"NtfP^L
Jaterclag 23 December 1950
Als wij een Kerstverhaal zouden moeien
schrijven dan zou het gaan over een kost
bare, heel oude avondjurk, die uit haar
donker hoekje ergens achter in de kast
tevoorschijn werd gehaald, omdat er een
was die zo heel graag nog eenmaal
op Kerstmis feestelijk en duur gekleed
gaan. Zo'n gegeven, daar zit
in. Tn een flits zie je het toneeltje voor
je. De grote cartonnen doos en de aarze
lende handen, die het deksel oplichten,
fiuwe moegewerkte handen zouden het
kunnen zijn. Maar dat hoeft nog niet eens,
want ook slanke roodgelakte vingertoppen
kunnen talmend naar oude dierbare her
inneringen reiken, in een zielige poging
om nog eenmaal terug te wenken wat on
herroepelijk verloren is.
.Een oude jurk in een cartonnen doos.
ton sprookjesjurk die met een ritselstem
;in vertellen van voorbije vreugden en
^orbij geluk, van glorie en van verval.
J=ar zit een verhaal in, een sentimenteel
t »13 De gasterende klokjes, in de
-Jstooom zouden gaan tinkelen van louter
'WlLLETON
Het is wel een drukke tijd voor de
huisvrouw, deze laatste helft van Decem
ber. Daar zijn immers de vele voorberei
dingen voor de Kerstdagen, voor „Oud en
Nieuw". Want behalve dat voor de eerste
het huis versierd moet worden met hulst
takken en dennengroen en kerststal of
kerstboom of zelfs beide een plaatsje
moeten hebben, vraagt vooral de verzor
ging van de maaltijden, die natuurlijk wat
feestelijker zullen zijn, het thee-uurtje en
borrel-uurtje haar bijzondere aandacht.
De goede huisvrouw zal het zich immers
tot een eer rekenen als tijdens deze feest
dagen, die toch ook zo'n intiem huiselijk
karakter dragen, haar gezin zich heerlijk
thuis voelt, omringd door allerlei feeste
lijke verrassingen of dat mogelijk de en
kele speciale gasten verrukt zullen zijn
over de wijze waarop zij deze echte kerst
sfeer in haar huis bracht.
Daar is dan de tafelversiering. Het be
hoeft slechts een eenvoudige versiering te
zijn en die voor de koffiemaaltijden kan
zelfs simpeler zijn dan die voor het diner.
Een enkele rode strik met een hulsttakje,
enkele kandelaars met een dennentakje of
een zilverig versierseltje, smaakvol aan
gebracht, doen reeds veel. Voor het diner
kan een aardig opgemaakt bakje het „pièce
de milieu" vormen. Vergeet ook niet de
verschillende schotels met vlees, kerst
brood, pudding of wat ook, te garneren met
een hulsttakje en plaats b.v. schotels of
schalen op een rood servetje bij wijze van
onderlegger.
In het luxe diner komt voor de gewone
hors d'oeuvre dikwijls in de plaats b.v. een
kreeften-cocktail, een hartige tomaten-
cooktail ofwel men laat het hors d'oeuvre-
gerecht vervallen en dient na de soep een
warm tussengerecht op, hetzij een croquet,
een pasteitje, een kaasbróodje. De hoofd
schotel zal bij voorkeur bestaan uit kal
koen, gans of ander wild, maar liefst steeds
het z.g. donkere wild, dat met bessengelei
of compote gegeven wordt als er nog een
vleesschotel volgt of anders met aardappe
len en groenten.
Er kunnen dan nog andere tussenschotels
volgen, maar het dessert staat weer spe
ciaal In het teken van Kerstmis. Het kan
de beroemde Engelse plumpudding zijn,
maar waar deze pudding zeer bewerkelijk
is, kunnen er ook vele liefst warme pud
dingen voor in de plaats komen: warme
bitterkoekjespudding, warme kabinetpud
ding, warme Wenerpudding. Er kan ge
varieerd fruit opgediend worden, maar men
geeft ook wel graag roodkleurige compote,
rode gelei e.d. Schenkt men wijn, dan kan
dit b.v. zijn rode Bordeaux. Schenkt men
meerdere dranken dan hoort bij voorge
recht en soep witte wijn geschonken te
worden ofwel champagne, bij wild Bour
gogne, bij een schotel van gewoon vlees
Bordeaux, bij lichte tussenschotels lichte
wijn.
Het eenvoudige diner kan bestaan uit een
soep, liefst een gladde gebonden soep: ko
ninginnesoep, schildpadsoep, ragoütsoep.
Geef, als wild te kostbaar is. b.v. roastbeef
of rollade, liever niet biefstuk, oesters, dus
geen „klein vlees". Men kan gerust een
eenvoudige koude pudding geven, maar wel
aardig is het natuurlijk als deze een kerst
garnering heeft. Een griesmeel- of vanille
pudding kan heel leuk gegarneerd 'worden
met gehakte rode gelatinepudding, die-in
een vorm van een ster om de pudding
wordt gelegd. Niet kostbaar en toch leuk-
aandoend fruit voor Kerstmis zijn rode
sterappeltjes.
Bij het thee-uurtje zijn er de kerstkrans
jes van gebak, fondant, chocolade, de ban-
ketkrans, klokjes. Deze kleine tractaties,
geserveerd in kleine rode caises of geschikt
op schoteltjes met een rood servetje of een
hulsttakjé geven een kerst-idee.
Het borrel-uurtje zal ook feestelijk zijn.
Typisch voor Kerstmis is het de gewone
„borrel" te vervangen door de rum. Velen
zullen het wellicht ook stemmiger vinden
helemaal de „sterke drank" te laten ver
vallen zeker als het het borreluurtje
vóór de maaltijd betreft en Bordeaux of
Bourgogne te schenken ofwel de gewone
apéritiefs: Port, Sherry, Madeira, Ver
mouth.
Schenkt men laat op de avond weer
dranjï, dan kan dit natuurlijk genever zijn
of liever nog rum en men presenteert er
zoutjes bij in allerlei vorm: bitterballen,
kaasblokjes of kaaskoekjes. A. v. D.
De passie is altijd een ter dood brenging
van duizend dingen, die niet de hare zijn.
(Henrv de Monthcrlant)
II: erken geen trouwdie bindt in onrecht.
(Henr. Roland Holst)
verbazing, de bonte ballen zouden brede
lachjes op hun bolle toeten krijgen en het
kerstengeltje zou fluisterend sussen: „Ach,
lach haar nu niet uit. Ze is wel oud en
uit de tijd, maar je ziet toch hoe ze hier
geniet". En de arme jurk zelf? Die zou wel
weg willen kruipen van schaamte en pas
tot rust komen wanneer ze weer veilig en
wel in haar donker hoekje was weggestopt.
Tevreden met haar lot en genezen van haar
verlangen naar een boze wereld die zelfs
op Kerstavond een ander het licht in de
ogen niet gunt.
We zullen ons Kerstverbaal niet schrij
ven. Het is te sentimenteel en te afgezaagd.
En bovendien: waar vind je een vrouw die
na jaren nog in een lang vergeten avond
jurk past. W,e laten de handen de doos
weer behoedzaam sluiten en wenden ons
van het verleden naar het heden. Daar
wachten sprookjeskleren, weliswaar niet
voor de vrouw uit het verhaal en misschien
ook niet voor U en voor mij, maar ze zijn
in ieder geval modem en het aankijken
ruimschoots waard!
Manguin brengt een halflange dansjurk
van zwart laken met een gedrapeerde hais
van jersey, het geklede japonnetje van
Piguet onder de zwierige driekwart mantel,
afgezet met zilvervos, is ook al van zwart
laken en het toiletje met de knoopgarne-
ring op de rug van Rochas is uit myrte-
kleurige jersey geknipt. De nauwaanslui-
tende redingote van Jacques Path valt op
door de grote zakken en de puntige man
chet, terwijl Manguin met zijn mantel be
wijst dat een swaggermodel niet perse
alleen maar sportief behoeft te zijn. Al
deze modellen zijn gelicht uit de tussen-
collecties van de Parijse modehuizen die
in het hartje van de winter vooral ten be
hoeve van de vaste clientèle op modeshows
worden getoond. Ach mochten ook wij ons
daartoe kunnen rekenen
ARLETTE.
Parijse silhouetten
ELk filmseizoen in Parijs onderscheidt
zich door de ontdekking van een aantal
nieuwe filmsterren. Hoe dat in zijn werk
gaat? Och, meestal komt er minder roman
tiek aan te pas dan de goegemeente nog
altijd geneigd is te geloven. Er bestaat in
Parijs zelfs een instituut waar jonge meis
jes al of niet met talent gezegend, voor het
beroep van filmdiva worden opgeleid. De
directeur heet René Simon. En wanneer
een regisseur of producer een actrice'tje
nodig heeft voor een nieuwe film dan is
meestal zijn eerste démarche voor Renc
Simon. Bij hem staan honderden leerlingen
ingeschreven die er allen van overtuigd zijn
als toekomstige Sarah Bernhard of Charles
Boyer in de wieg te zijn gelegd.
Maar, men moet intussen erkennen, dat
René Simon al heel wat talenten (die nu
beroemdheden zijn geworden) afleverde:
Mic'hèle Morgan, Micheline Presles, Gérard
Philippe en vele anderen behoorden tot
zijn pupillen. Zoekt een cineast echter een
danseresje voor een balletfilm, dan richt
hij zijn schreden naar het atelier van de
zeer bekende danslerares madame Rozan,
of wel naar de studio Wacker op de Place
Pigalle. Deze studio telt zeker wel een
dertigtal lokalen en kamertjes. Er heerst,
wanneer je er binnenkomt, een oorverdo
vend lawaai. Castagnetten, voetgetrappel,
hartverscheurende vocalises van zangeres
sen en pianomuziek, vertolkt op oude. moe
de instrumenten, vullen hier de ruimte.
Ruim een jaar geleden waren Ludwig
Berger en Ivonne Georgi in Parijs met het
doel dansers eri danseressen te recruteren
voor een nieuwe balletfilm, die Ballerina
zou heten. Ze zochten ook iemand voor de
hoofdrol. Het moest een prima danseres
zijn, die tevens goed comedie kon spelen.
In de studio Wacker hebben ze toen een
lief jong meisje gevonden dat Nelly Guil-
lerme heette en in alle opzichten aan de
gestelde condities voldeed. Zij was pas 15
jaar oud en geboren in Bretagne en in de
troep van Roland Petit had ze al voorname
rollen gedanst. Ze werd geëngageerd en
toen begon men haar naam te veranderen.
Nelly een beetje gewoon vond men
en Guillerme leek voor het grootste deel
der mensheid te lastig om uit te spreken.
Na krachtig nadenken, passen en meten
viel de keuze op de naam Violette Verdy.
Eerst werden enige proefopnamen gemaakt
en gelukkig bleek Violette een heel photo-
génique meisje te wezen. Maar daarmee
was het voltallige ballet nog niet samen
gesteld. In alle Parijse dansscholen werd
beslag gelegd op de beste krachten. Ook de
Nederlandse danseres Nora de Wal en onze
landgenoot Albert Mol werden geënga
geerd. Ik had een Roemeense vriendin So-
nia Milian, een zeer goede danseres, die
toen juist zonder werk zat. Ik nodigde haar
uit om bij mij thuis Ivonne Georgi te
komen voordansen. Nu bewonen we een
tamelijk ruim atelier, waarvan de parket
vloer op overdreven wijze door mij ge
boend wordt. Het arme kind dreigde na
tuurlijk voortdurend uit te glijden. Maar
misschien heeft die dreiging haar gelaat de
gewenste dramatische expressie bezorgd en
in elk geval werd ze aangenomen voor de
film.
Nu is hij dan gereed en Ballerina draait
in één van de grootste bioscopen van Parijs.
De muziek van Mozart en Ravel draagt er
veel toe bij de feërieke stemming der film
te verhogen. Een paar dagen geleden was
ik bij Violette Verdy uitgenodigd om haar
succes te vieren, en een „bord soep" te
komen eten. Ik arriveerde iets te laat en
rond de tafel zat een klein dozijn danseres
sen en dansers. Ik kende er niet één van,
maar tot mijn grote verbazing en opluch
ting kende Violette ze evenmin nauwelijks
Als het Kerstfeest in zicht komt begint
de enthousiaste skiër de kriebels in zijn
benen te krijgen. Hij ziet een blauwe hemel
en glinsterende sneeuw, hij snuift in ge
dachten de pittige, tintelende morgenlucht
op weet ik hoeveel meter hoogte en hij ziet
als op een plaatje de avondlijke gloed op de
forse pieken aan de overkant van het dal
voor zich. Onvermijdelijk komt de dag
waarop hij op zolder zijn ski's gaat inspec
teren en als zijn beurs het ook maar enigs
zins toelaat, wel dan duikt hij met zijn
neus in de kleurigste prospecti en timmert
zijn plannen in elkaar.
Bijna even belangrijk als de keuze van
het ski-oord is het probleem van de kleren
en ook al weet iedereen bij voorbaat dat
hij er nooit zo meesterlijk en aantrekkelijk
uit zal kunnen zien als de kranige zorge
loze figuurtjes, die op het prospectus in
duizelingswekkende vaart de hellingen af
komen suizen, toch is het zaak met een
pleziergie practische garderobe in de kof
fer op reis te gaan.
bij name. Het zijn arme mensen, zonder
werk, fluisterde ze me toe, en ik dacht dat
ze een stevige maaltijd wel eens op prijs
zouden stellen.
Volgende week treedt Violette op in een
Parijs theater tezamen met Jean Louis Bar-
rault, in een nieuw stuk van de Monther-
lant. Het werken met Barrault is heerlijk
zei ze, en je leert enorm veel van deze man.
Ze vertelde me dat van deze week af haar
film ook in Nederland vertoond zal worden.
En hoe zou ik dit stukje dus beter kunnen
besluiten dan door U het advies te geven
de kans niet voorbij te laten gaan deze
nieuwste ster van de Franse film- en dans-
wereld te gaan zien.
Paris, 18 December 1950.
eve.
Het kind Lilibeth
hoopt op 't Kerst
mannetje, dat haar
alles zal brengen
wat Sinterklaas
vergeten heeft.
Twee bedjes met lakentjes en dekentjes
voor in het poppenhuis, een dikke das en
een bel voor op de autoped. En of ik nu
al zeg, dat het Kerstmannetje beslist niet
komt, het helpt allemaal niets. Twee jaar
geleden heeft hij cadeautjes gelegd bij Opa
en Oma onder de boom en er is geen
enkele reden waarom hij het ditmaal niet
zou doen.
Tja, wat moet je nu met zoiets aan. Als
je haar het geloof aan het Kerstmannetje
ontneemt wankelt Sinterklaas misschien
mee en dan wordt het helemaal een war
boel in die arme hersentjes.
Daarom heb ik maar een mooi verhaal
verteld. Van het kerstmannetje dat op zijn
rendierslee van de Noordpool komt gegle
den en dit jaar alleen maar tijd heeft voor
kindertjes in Amerika.
Het kind Lilibeth kijkt me een minuut
lang met haar dromerige, wat ongelovige
blik aan. „Nu", zegt ze vervolgens gede
cideerd en ietwat uitdagend, „dan ga ik
daar ook maar naar toe". Waarop ik spon
taan declameer: „Lieve zuster Ursida, ik
ga naar Amerika
En dan is het helemaal mis. Want dan
moet ik omstandig uitleggen wie Ursula
is en dan beland ik bij Prikkebeen met
zijn vlindernet en dan weet ik bijna niet
meer hoe ik van haar afkom.
Lieve help, wat kunnen kinderen toch
weetgierig zijn. Als het zo doorgaat durf
ik op het laatst mijn mond haast niet meer
open te doen!
Skiën is een koninklijke sport, net als
paardrijden. Voor beiden geldt bij het
kiezen van kleren dezelfde regel: vóór alles
practisch! Hier moeten persoonlijke smaak
en fantasie de wijk nemen. Zegt U -nu zelf,
een strakke broek, een anorak of blouse
en een paar leren handschoenen, bijna zo
fors als die van een bokser wat voor plaats
laten die nu nog aaa de fantasie? Een in-
genieuse ritssluiting zo hier of daar. een
plooitje dat een beetje anders is dan an
ders en daarmee is het dan ook eigenlijk
uit. Van seizoen op seizoen blijft het na
oorlogse ski-silhouet in grote trekken het
zelfde. En zo blijft he domeiri van de fan
tasie beperkt tot de kleding voor na het
skiën. Dan komen de broeken in kleurige
tinten voor de dag, de gezellige truien en
de sportieve rokken. En in 't voorjaar, als
de warme zon zelfs het bestaan van hand
schoenen en capuchons een ogenblik doet
vergeten, de shorts en misschien ook wel
het badcostuum.
Het enige nieuwtje, dat eigenlijk op
skiklerengebied valt te signaleren is dat de
anorak, het sportjasje met of zonder cein
tuur, het meer en meer moet afleggen
tegen de kortere blouse, die we ook wel
windjak noemen. Deze blouses zijn meestal
vervaardigd van popeline, van gabardine
of van wollen stof met een Schotse ruit of
pied-de-poule motiefje.
We wensen ieder die gaat skiën een
allerprettigste vacantie toe. Maar vergeet
vooral niet behalve een practische ski-uit
rusting ook een goed getraind stel spieren
mee te nemen, want zonder dat kom je
niet ver! ARLETTE
(jpffêrJjAViRAk:
"■J vertelde me wel waar ik heen moest
L®®g°ed te vangen en ook, dat hij
;:nt, de visclub „Vreugd aan de water
en fIa\0p dat moment vergat hij even
LUdeildheid en WeeS met eei1
ash* ÏÏ2?!2lance naar een klein hang-
fluwelen achtergrond, waarin
h pmmende medailles geprikt wa-
ei) epzlj van het pronkstuk, een
-it Pnor, er- ..Prijzen", zei Jansen,
-j wepr :°0rd' -zei alles- daarna viel
m zijn rol van geforceerde
Kde ®eid- Uit het schuurtje achter
«ehenüS lde hij' ziin vier-delige bam-
MabkaVnl ei\. tuigies moest hij uit zijn
kletio^ alen- kwam met twee
3 uit eru§ en zei „Neem die maar",
:i zelcpr w°orden kon ik begrijpen, dat
3tuurliiir .Z1J'n beste spulletjes waren.
tWas li K?- daarin had Jansen gelijk,
blij, dat ik geen nieuwe rommel
behoefde te kopen voor deze weinig dagen,
dat ik in Gorinchem zou blijven.
Bij een fietsenmaker dicht in de buurt
kon ik een oude damesfiets huren. Toen
ik wegreed van hotel „Het Centrum", ge
pakt en gezakt voor een dag vissen in de
Linge, keek Jansen me na. Hij stond in
de deuropening en zijn gezicht drukte
cynisme en argwaan uit.
Na de ietwat schokkende ervaringen die
ik op en om de Langendijk beleefde, heb
ik gisteravond in mijn hotelbed nog wat
nagepeinsd over wat me te doen stond.
Voordat ik me overgaf aan de nacht, nam
ik het besluit 's morgens uit te slapen en
tegen alle deskundige visserswetten in om
een uur of elf met een hengel de waterkant
op te zoeken.
Ik vervloekte die sinistere bonkige man,
die mij met de krakende schutting doods
angst bezorgd had en die even later, mij
schaduwend in het steegje, weer al mijn
wantrouwen had doen opleven. Mijn wan
trouwen dat door het smartelijk tableau-
vivant, dat Luchtenbeld in zijn kantoor
bood, geheel verdwenen was.,
Ik kwam gisteren in Gorcum geladen
met dadendrang, als een actief mens. Nu
weet ik niet goed meer wat me te doen
staat. Ik vervul nu een lijdende, passieve
rol. Ik volgde niet meer. Ik werd gevolgd.
Welnu, mijn achtervolgers zullen genie
ten. Dit is Holland op zijn mooist. Van de
dijk af zie ik ver over het groene land
rechts van me. Een brok oneindigheid. De
wazige einden, waar een grijze damp de
scheiding tussen land en hemel verdoezelt,
sterkt me in deze illusie. Beneden me,
links het kronkellint van de Linge, nu
eens zilverig, dan weer diep-blauw. Boer
derijen, gehuchten aan het water. Alles in
harmonie. Het water, de rieten daken, de
verweerde bakstenen muren, rood-bruin
met de groene glans van vocht en ouder
dom erover. In deze na-zomer-idylle doet
het begrip achtervolger dwaas aan. En
toch kijk ik om, nu dat lange rechte stuk
dijk achter me ligt. Ik kijk om en zie in
de verte een man fietsen. Een zware man.
Is het dan toch werkelijk zo? In de zon
en onder de egaal blauwe lucht kan ik
niet bang zijn. Toch slik ik even iets weg.
Iets onaangenaams, en ik moet moeite
doen om te kunnen genieten van het water,
de weiden en de boerderijen. En ik weet
ineens waarom Jansen vanochtend zo
vreemd deed en zo'n geforceerde moeite
moest doen om vriendelijk tegen mij te
zijn. Natuurlijk zijn mijn vijanden met
hem in contact geweest. Ze hebben hem
ongunstige dingen over mij verteld en hij,
de argeloze met zijn grote roodaangelopen
hoofd met weinig hersens, geloofde hen.
Of wellicht zit hij ook in het complot.
Zou dit vriendelijke oude stadje werkelijk
lugubere geheimen in zich verborgen hou
den?
Ik fiets nu al drie kwartier. Langzamer
hand wordt het tijd de dobber te laten
drijven. Een aardig smal pad leidt naar
de rivier.
Hiernaar heb ik verlangd. Te zitten in
de schaduw van groen gebladerte op een
ideaal vissersplekje. Een miniatuur schier
eiland. Schuin achter me is een boerderij.
Het is tegen het middaguur en geluiden
van de boerderij dringen tot me door.
Melkbussen worden uitgespoeld onder de
pomp, een hoge vrouwenstem roept in
boers dialect iets over koffie. Ergens ver
der weg wordt gezaagd. Dromerig verwerk
ik de geluiden. Ze maken me gelukkig en
slechts heel vaag In mijn onderbewustzijn
wroet nog de angst, de angst van de ach
tervolgde. Wanneer de eerste verdovende
bekoring van dit buiten-zijn aan kracht
verliest, wordt de angst weer sterker,
want ik weet instinctief, dat ik beloerd
word. Dat behoef je niet ie zien, dat is te
voelen. Een soort zesde zintuig.
Ik weet ook waar de spion zit. Een paar
honderd meter van me af grenzend aan
het paadje, waar ik zo even langs reed,
is een, rand lage struiken. Eikenhakhout,
noemen insiders zoiets, geloof ik. Een
prachtige gezichtsdekking. Een woord uit
mijn diensttijd. Na twee wéken excer-
ceren en „theorie rangen" gingen we voor
de eerste maal naar buiten. Een sergeant
majoor-instructeur met een snor en een
gouden hart vertelde over verschillende
soorten dekkingen. Hij wees op een haag
eikenhakhout, ja van hem heb ik dat
woord, en zei: „Dat is nu een gezichtsdek
king", en een aarden walletje van een
meter dik was een vuurdekking. We be
grepen het zo goed en de sergeant-majoor
vertelde het zo gezellig, dat we er plezier
in kregen en lachend achter het walletje
wegdoken, wanneer hij met rollende r's
„Vuurr!" riep. We waren toen kinderen,
ook die sergeant-majoor met zijn snor.
Dat heb ik later begrepen, toen hef oorlog
werd en daarna.
Het gaat me vervelen gevolgd te wor
den. Ik wil komen te staan pal tegenover
de man, die me bespionneert. Hem in zijn
facie zien en dan vragen, wat er aan
hapert. Ik heb een hekel aan verwarrende
pi-oblemen. Maar hoe krijg ik deze seig
neur te pakken. Wanneer ik snel naar de
struiken fiets of loop, verdwijnt de man,
die natuurlijk op zijn hoede is, in een
ogenblik uit het gezicht. Het pad kronkelt
en ik kan het niet overzien. Ik moet de
kerel dichterbij lokken door een krijgs
plan, dat moet lukken.
Na een uur vissen heb ik nog geen beet
gehad, een goed motief om 't eens verder
op te gaan proberen. Zonder haasten pak
ik mijn boelte op de fiets. Geen ogenblik
kijk ik de kant van mijn vijand uit. Het
pad loopt verder langs de boerderij en
hierop is mijn plan gebaseerd. Ik zal doen,
of ik een ander plekje ga zoeken en dan
voert mijn weg me langs de boerderij: ben
ik eenmaal buiten bereik van de loerende
ogen van mijn achtervolger, dan stap ik
van mijn fiets en wacht hem bij het erf
van de hofstee op. Bovendien heb ik dan
het voordeel, dat er mensen in de buurt
zijn en er zeker geen moord en doodslag
van onze confrontatie zal komen.
Eigenlijk hoogst merkwaardig, dat ik er
zo zeker van ben, dat dadelijk achter de
struiken-camouflage vandaan de bonkige
man zal komen, want gezien heb ik nog
niemand. De boerenfamilie zit waarschijn
lijk rondom dampende schotels. Hier op
het erf is het tenminste stil en voor de
achterdeur staan twee paar klompen. Rust
op het land. Ik wacht al een kwartier en
zie ginds nog geen enkele beweging. Glu
rend langs de rand van het lage rieten
dak kijk ik voorzichtig het pad af.
„Goeiemiddag!" Een lachend boeren
kind van een jaar of zestien staat pal
achter me. Ik schrik en weet, dat ik een
droevig figuur sla. „Verstoppertje an 't
speulen?" vraagt ze.
„Ja eh.... ik wacht op een vriend, die
ik voor de gek wil houden".
„Nou, da's best en je ziet maar", zegt
ze lachend en loopt naar een bankje aan
de rand van de bongerd. Behaaglijk vleit
ze zich neer in de zon en kijkt door toe
geknepen oogleden in mijn richting in de
hoop een grappige scène mee te kunnen
beleven. Enfin. Dat kan er niog wel bij,
(Wordt vervolgd).