Uiterlijke en innerlijke conditie \Y20C/iJ"NtfP^L Jaterclag 23 December 1950 Als wij een Kerstverhaal zouden moeien schrijven dan zou het gaan over een kost bare, heel oude avondjurk, die uit haar donker hoekje ergens achter in de kast tevoorschijn werd gehaald, omdat er een was die zo heel graag nog eenmaal op Kerstmis feestelijk en duur gekleed gaan. Zo'n gegeven, daar zit in. Tn een flits zie je het toneeltje voor je. De grote cartonnen doos en de aarze lende handen, die het deksel oplichten, fiuwe moegewerkte handen zouden het kunnen zijn. Maar dat hoeft nog niet eens, want ook slanke roodgelakte vingertoppen kunnen talmend naar oude dierbare her inneringen reiken, in een zielige poging om nog eenmaal terug te wenken wat on herroepelijk verloren is. .Een oude jurk in een cartonnen doos. ton sprookjesjurk die met een ritselstem ;in vertellen van voorbije vreugden en ^orbij geluk, van glorie en van verval. J=ar zit een verhaal in, een sentimenteel t »13 De gasterende klokjes, in de -Jstooom zouden gaan tinkelen van louter 'WlLLETON Het is wel een drukke tijd voor de huisvrouw, deze laatste helft van Decem ber. Daar zijn immers de vele voorberei dingen voor de Kerstdagen, voor „Oud en Nieuw". Want behalve dat voor de eerste het huis versierd moet worden met hulst takken en dennengroen en kerststal of kerstboom of zelfs beide een plaatsje moeten hebben, vraagt vooral de verzor ging van de maaltijden, die natuurlijk wat feestelijker zullen zijn, het thee-uurtje en borrel-uurtje haar bijzondere aandacht. De goede huisvrouw zal het zich immers tot een eer rekenen als tijdens deze feest dagen, die toch ook zo'n intiem huiselijk karakter dragen, haar gezin zich heerlijk thuis voelt, omringd door allerlei feeste lijke verrassingen of dat mogelijk de en kele speciale gasten verrukt zullen zijn over de wijze waarop zij deze echte kerst sfeer in haar huis bracht. Daar is dan de tafelversiering. Het be hoeft slechts een eenvoudige versiering te zijn en die voor de koffiemaaltijden kan zelfs simpeler zijn dan die voor het diner. Een enkele rode strik met een hulsttakje, enkele kandelaars met een dennentakje of een zilverig versierseltje, smaakvol aan gebracht, doen reeds veel. Voor het diner kan een aardig opgemaakt bakje het „pièce de milieu" vormen. Vergeet ook niet de verschillende schotels met vlees, kerst brood, pudding of wat ook, te garneren met een hulsttakje en plaats b.v. schotels of schalen op een rood servetje bij wijze van onderlegger. In het luxe diner komt voor de gewone hors d'oeuvre dikwijls in de plaats b.v. een kreeften-cocktail, een hartige tomaten- cooktail ofwel men laat het hors d'oeuvre- gerecht vervallen en dient na de soep een warm tussengerecht op, hetzij een croquet, een pasteitje, een kaasbróodje. De hoofd schotel zal bij voorkeur bestaan uit kal koen, gans of ander wild, maar liefst steeds het z.g. donkere wild, dat met bessengelei of compote gegeven wordt als er nog een vleesschotel volgt of anders met aardappe len en groenten. Er kunnen dan nog andere tussenschotels volgen, maar het dessert staat weer spe ciaal In het teken van Kerstmis. Het kan de beroemde Engelse plumpudding zijn, maar waar deze pudding zeer bewerkelijk is, kunnen er ook vele liefst warme pud dingen voor in de plaats komen: warme bitterkoekjespudding, warme kabinetpud ding, warme Wenerpudding. Er kan ge varieerd fruit opgediend worden, maar men geeft ook wel graag roodkleurige compote, rode gelei e.d. Schenkt men wijn, dan kan dit b.v. zijn rode Bordeaux. Schenkt men meerdere dranken dan hoort bij voorge recht en soep witte wijn geschonken te worden ofwel champagne, bij wild Bour gogne, bij een schotel van gewoon vlees Bordeaux, bij lichte tussenschotels lichte wijn. Het eenvoudige diner kan bestaan uit een soep, liefst een gladde gebonden soep: ko ninginnesoep, schildpadsoep, ragoütsoep. Geef, als wild te kostbaar is. b.v. roastbeef of rollade, liever niet biefstuk, oesters, dus geen „klein vlees". Men kan gerust een eenvoudige koude pudding geven, maar wel aardig is het natuurlijk als deze een kerst garnering heeft. Een griesmeel- of vanille pudding kan heel leuk gegarneerd 'worden met gehakte rode gelatinepudding, die-in een vorm van een ster om de pudding wordt gelegd. Niet kostbaar en toch leuk- aandoend fruit voor Kerstmis zijn rode sterappeltjes. Bij het thee-uurtje zijn er de kerstkrans jes van gebak, fondant, chocolade, de ban- ketkrans, klokjes. Deze kleine tractaties, geserveerd in kleine rode caises of geschikt op schoteltjes met een rood servetje of een hulsttakjé geven een kerst-idee. Het borrel-uurtje zal ook feestelijk zijn. Typisch voor Kerstmis is het de gewone „borrel" te vervangen door de rum. Velen zullen het wellicht ook stemmiger vinden helemaal de „sterke drank" te laten ver vallen zeker als het het borreluurtje vóór de maaltijd betreft en Bordeaux of Bourgogne te schenken ofwel de gewone apéritiefs: Port, Sherry, Madeira, Ver mouth. Schenkt men laat op de avond weer dranjï, dan kan dit natuurlijk genever zijn of liever nog rum en men presenteert er zoutjes bij in allerlei vorm: bitterballen, kaasblokjes of kaaskoekjes. A. v. D. De passie is altijd een ter dood brenging van duizend dingen, die niet de hare zijn. (Henrv de Monthcrlant) II: erken geen trouwdie bindt in onrecht. (Henr. Roland Holst) verbazing, de bonte ballen zouden brede lachjes op hun bolle toeten krijgen en het kerstengeltje zou fluisterend sussen: „Ach, lach haar nu niet uit. Ze is wel oud en uit de tijd, maar je ziet toch hoe ze hier geniet". En de arme jurk zelf? Die zou wel weg willen kruipen van schaamte en pas tot rust komen wanneer ze weer veilig en wel in haar donker hoekje was weggestopt. Tevreden met haar lot en genezen van haar verlangen naar een boze wereld die zelfs op Kerstavond een ander het licht in de ogen niet gunt. We zullen ons Kerstverbaal niet schrij ven. Het is te sentimenteel en te afgezaagd. En bovendien: waar vind je een vrouw die na jaren nog in een lang vergeten avond jurk past. W,e laten de handen de doos weer behoedzaam sluiten en wenden ons van het verleden naar het heden. Daar wachten sprookjeskleren, weliswaar niet voor de vrouw uit het verhaal en misschien ook niet voor U en voor mij, maar ze zijn in ieder geval modem en het aankijken ruimschoots waard! Manguin brengt een halflange dansjurk van zwart laken met een gedrapeerde hais van jersey, het geklede japonnetje van Piguet onder de zwierige driekwart mantel, afgezet met zilvervos, is ook al van zwart laken en het toiletje met de knoopgarne- ring op de rug van Rochas is uit myrte- kleurige jersey geknipt. De nauwaanslui- tende redingote van Jacques Path valt op door de grote zakken en de puntige man chet, terwijl Manguin met zijn mantel be wijst dat een swaggermodel niet perse alleen maar sportief behoeft te zijn. Al deze modellen zijn gelicht uit de tussen- collecties van de Parijse modehuizen die in het hartje van de winter vooral ten be hoeve van de vaste clientèle op modeshows worden getoond. Ach mochten ook wij ons daartoe kunnen rekenen ARLETTE. Parijse silhouetten ELk filmseizoen in Parijs onderscheidt zich door de ontdekking van een aantal nieuwe filmsterren. Hoe dat in zijn werk gaat? Och, meestal komt er minder roman tiek aan te pas dan de goegemeente nog altijd geneigd is te geloven. Er bestaat in Parijs zelfs een instituut waar jonge meis jes al of niet met talent gezegend, voor het beroep van filmdiva worden opgeleid. De directeur heet René Simon. En wanneer een regisseur of producer een actrice'tje nodig heeft voor een nieuwe film dan is meestal zijn eerste démarche voor Renc Simon. Bij hem staan honderden leerlingen ingeschreven die er allen van overtuigd zijn als toekomstige Sarah Bernhard of Charles Boyer in de wieg te zijn gelegd. Maar, men moet intussen erkennen, dat René Simon al heel wat talenten (die nu beroemdheden zijn geworden) afleverde: Mic'hèle Morgan, Micheline Presles, Gérard Philippe en vele anderen behoorden tot zijn pupillen. Zoekt een cineast echter een danseresje voor een balletfilm, dan richt hij zijn schreden naar het atelier van de zeer bekende danslerares madame Rozan, of wel naar de studio Wacker op de Place Pigalle. Deze studio telt zeker wel een dertigtal lokalen en kamertjes. Er heerst, wanneer je er binnenkomt, een oorverdo vend lawaai. Castagnetten, voetgetrappel, hartverscheurende vocalises van zangeres sen en pianomuziek, vertolkt op oude. moe de instrumenten, vullen hier de ruimte. Ruim een jaar geleden waren Ludwig Berger en Ivonne Georgi in Parijs met het doel dansers eri danseressen te recruteren voor een nieuwe balletfilm, die Ballerina zou heten. Ze zochten ook iemand voor de hoofdrol. Het moest een prima danseres zijn, die tevens goed comedie kon spelen. In de studio Wacker hebben ze toen een lief jong meisje gevonden dat Nelly Guil- lerme heette en in alle opzichten aan de gestelde condities voldeed. Zij was pas 15 jaar oud en geboren in Bretagne en in de troep van Roland Petit had ze al voorname rollen gedanst. Ze werd geëngageerd en toen begon men haar naam te veranderen. Nelly een beetje gewoon vond men en Guillerme leek voor het grootste deel der mensheid te lastig om uit te spreken. Na krachtig nadenken, passen en meten viel de keuze op de naam Violette Verdy. Eerst werden enige proefopnamen gemaakt en gelukkig bleek Violette een heel photo- génique meisje te wezen. Maar daarmee was het voltallige ballet nog niet samen gesteld. In alle Parijse dansscholen werd beslag gelegd op de beste krachten. Ook de Nederlandse danseres Nora de Wal en onze landgenoot Albert Mol werden geënga geerd. Ik had een Roemeense vriendin So- nia Milian, een zeer goede danseres, die toen juist zonder werk zat. Ik nodigde haar uit om bij mij thuis Ivonne Georgi te komen voordansen. Nu bewonen we een tamelijk ruim atelier, waarvan de parket vloer op overdreven wijze door mij ge boend wordt. Het arme kind dreigde na tuurlijk voortdurend uit te glijden. Maar misschien heeft die dreiging haar gelaat de gewenste dramatische expressie bezorgd en in elk geval werd ze aangenomen voor de film. Nu is hij dan gereed en Ballerina draait in één van de grootste bioscopen van Parijs. De muziek van Mozart en Ravel draagt er veel toe bij de feërieke stemming der film te verhogen. Een paar dagen geleden was ik bij Violette Verdy uitgenodigd om haar succes te vieren, en een „bord soep" te komen eten. Ik arriveerde iets te laat en rond de tafel zat een klein dozijn danseres sen en dansers. Ik kende er niet één van, maar tot mijn grote verbazing en opluch ting kende Violette ze evenmin nauwelijks Als het Kerstfeest in zicht komt begint de enthousiaste skiër de kriebels in zijn benen te krijgen. Hij ziet een blauwe hemel en glinsterende sneeuw, hij snuift in ge dachten de pittige, tintelende morgenlucht op weet ik hoeveel meter hoogte en hij ziet als op een plaatje de avondlijke gloed op de forse pieken aan de overkant van het dal voor zich. Onvermijdelijk komt de dag waarop hij op zolder zijn ski's gaat inspec teren en als zijn beurs het ook maar enigs zins toelaat, wel dan duikt hij met zijn neus in de kleurigste prospecti en timmert zijn plannen in elkaar. Bijna even belangrijk als de keuze van het ski-oord is het probleem van de kleren en ook al weet iedereen bij voorbaat dat hij er nooit zo meesterlijk en aantrekkelijk uit zal kunnen zien als de kranige zorge loze figuurtjes, die op het prospectus in duizelingswekkende vaart de hellingen af komen suizen, toch is het zaak met een pleziergie practische garderobe in de kof fer op reis te gaan. bij name. Het zijn arme mensen, zonder werk, fluisterde ze me toe, en ik dacht dat ze een stevige maaltijd wel eens op prijs zouden stellen. Volgende week treedt Violette op in een Parijs theater tezamen met Jean Louis Bar- rault, in een nieuw stuk van de Monther- lant. Het werken met Barrault is heerlijk zei ze, en je leert enorm veel van deze man. Ze vertelde me dat van deze week af haar film ook in Nederland vertoond zal worden. En hoe zou ik dit stukje dus beter kunnen besluiten dan door U het advies te geven de kans niet voorbij te laten gaan deze nieuwste ster van de Franse film- en dans- wereld te gaan zien. Paris, 18 December 1950. eve. Het kind Lilibeth hoopt op 't Kerst mannetje, dat haar alles zal brengen wat Sinterklaas vergeten heeft. Twee bedjes met lakentjes en dekentjes voor in het poppenhuis, een dikke das en een bel voor op de autoped. En of ik nu al zeg, dat het Kerstmannetje beslist niet komt, het helpt allemaal niets. Twee jaar geleden heeft hij cadeautjes gelegd bij Opa en Oma onder de boom en er is geen enkele reden waarom hij het ditmaal niet zou doen. Tja, wat moet je nu met zoiets aan. Als je haar het geloof aan het Kerstmannetje ontneemt wankelt Sinterklaas misschien mee en dan wordt het helemaal een war boel in die arme hersentjes. Daarom heb ik maar een mooi verhaal verteld. Van het kerstmannetje dat op zijn rendierslee van de Noordpool komt gegle den en dit jaar alleen maar tijd heeft voor kindertjes in Amerika. Het kind Lilibeth kijkt me een minuut lang met haar dromerige, wat ongelovige blik aan. „Nu", zegt ze vervolgens gede cideerd en ietwat uitdagend, „dan ga ik daar ook maar naar toe". Waarop ik spon taan declameer: „Lieve zuster Ursida, ik ga naar Amerika En dan is het helemaal mis. Want dan moet ik omstandig uitleggen wie Ursula is en dan beland ik bij Prikkebeen met zijn vlindernet en dan weet ik bijna niet meer hoe ik van haar afkom. Lieve help, wat kunnen kinderen toch weetgierig zijn. Als het zo doorgaat durf ik op het laatst mijn mond haast niet meer open te doen! Skiën is een koninklijke sport, net als paardrijden. Voor beiden geldt bij het kiezen van kleren dezelfde regel: vóór alles practisch! Hier moeten persoonlijke smaak en fantasie de wijk nemen. Zegt U -nu zelf, een strakke broek, een anorak of blouse en een paar leren handschoenen, bijna zo fors als die van een bokser wat voor plaats laten die nu nog aaa de fantasie? Een in- genieuse ritssluiting zo hier of daar. een plooitje dat een beetje anders is dan an ders en daarmee is het dan ook eigenlijk uit. Van seizoen op seizoen blijft het na oorlogse ski-silhouet in grote trekken het zelfde. En zo blijft he domeiri van de fan tasie beperkt tot de kleding voor na het skiën. Dan komen de broeken in kleurige tinten voor de dag, de gezellige truien en de sportieve rokken. En in 't voorjaar, als de warme zon zelfs het bestaan van hand schoenen en capuchons een ogenblik doet vergeten, de shorts en misschien ook wel het badcostuum. Het enige nieuwtje, dat eigenlijk op skiklerengebied valt te signaleren is dat de anorak, het sportjasje met of zonder cein tuur, het meer en meer moet afleggen tegen de kortere blouse, die we ook wel windjak noemen. Deze blouses zijn meestal vervaardigd van popeline, van gabardine of van wollen stof met een Schotse ruit of pied-de-poule motiefje. We wensen ieder die gaat skiën een allerprettigste vacantie toe. Maar vergeet vooral niet behalve een practische ski-uit rusting ook een goed getraind stel spieren mee te nemen, want zonder dat kom je niet ver! ARLETTE (jpffêrJjAViRAk: "■J vertelde me wel waar ik heen moest L®®g°ed te vangen en ook, dat hij ;:nt, de visclub „Vreugd aan de water en fIa\0p dat moment vergat hij even LUdeildheid en WeeS met eei1 ash* ÏÏ2?!2lance naar een klein hang- fluwelen achtergrond, waarin h pmmende medailles geprikt wa- ei) epzlj van het pronkstuk, een -it Pnor, er- ..Prijzen", zei Jansen, -j wepr :°0rd' -zei alles- daarna viel m zijn rol van geforceerde Kde ®eid- Uit het schuurtje achter «ehenüS lde hij' ziin vier-delige bam- MabkaVnl ei\. tuigies moest hij uit zijn kletio^ alen- kwam met twee 3 uit eru§ en zei „Neem die maar", :i zelcpr w°orden kon ik begrijpen, dat 3tuurliiir .Z1J'n beste spulletjes waren. tWas li K?- daarin had Jansen gelijk, blij, dat ik geen nieuwe rommel behoefde te kopen voor deze weinig dagen, dat ik in Gorinchem zou blijven. Bij een fietsenmaker dicht in de buurt kon ik een oude damesfiets huren. Toen ik wegreed van hotel „Het Centrum", ge pakt en gezakt voor een dag vissen in de Linge, keek Jansen me na. Hij stond in de deuropening en zijn gezicht drukte cynisme en argwaan uit. Na de ietwat schokkende ervaringen die ik op en om de Langendijk beleefde, heb ik gisteravond in mijn hotelbed nog wat nagepeinsd over wat me te doen stond. Voordat ik me overgaf aan de nacht, nam ik het besluit 's morgens uit te slapen en tegen alle deskundige visserswetten in om een uur of elf met een hengel de waterkant op te zoeken. Ik vervloekte die sinistere bonkige man, die mij met de krakende schutting doods angst bezorgd had en die even later, mij schaduwend in het steegje, weer al mijn wantrouwen had doen opleven. Mijn wan trouwen dat door het smartelijk tableau- vivant, dat Luchtenbeld in zijn kantoor bood, geheel verdwenen was., Ik kwam gisteren in Gorcum geladen met dadendrang, als een actief mens. Nu weet ik niet goed meer wat me te doen staat. Ik vervul nu een lijdende, passieve rol. Ik volgde niet meer. Ik werd gevolgd. Welnu, mijn achtervolgers zullen genie ten. Dit is Holland op zijn mooist. Van de dijk af zie ik ver over het groene land rechts van me. Een brok oneindigheid. De wazige einden, waar een grijze damp de scheiding tussen land en hemel verdoezelt, sterkt me in deze illusie. Beneden me, links het kronkellint van de Linge, nu eens zilverig, dan weer diep-blauw. Boer derijen, gehuchten aan het water. Alles in harmonie. Het water, de rieten daken, de verweerde bakstenen muren, rood-bruin met de groene glans van vocht en ouder dom erover. In deze na-zomer-idylle doet het begrip achtervolger dwaas aan. En toch kijk ik om, nu dat lange rechte stuk dijk achter me ligt. Ik kijk om en zie in de verte een man fietsen. Een zware man. Is het dan toch werkelijk zo? In de zon en onder de egaal blauwe lucht kan ik niet bang zijn. Toch slik ik even iets weg. Iets onaangenaams, en ik moet moeite doen om te kunnen genieten van het water, de weiden en de boerderijen. En ik weet ineens waarom Jansen vanochtend zo vreemd deed en zo'n geforceerde moeite moest doen om vriendelijk tegen mij te zijn. Natuurlijk zijn mijn vijanden met hem in contact geweest. Ze hebben hem ongunstige dingen over mij verteld en hij, de argeloze met zijn grote roodaangelopen hoofd met weinig hersens, geloofde hen. Of wellicht zit hij ook in het complot. Zou dit vriendelijke oude stadje werkelijk lugubere geheimen in zich verborgen hou den? Ik fiets nu al drie kwartier. Langzamer hand wordt het tijd de dobber te laten drijven. Een aardig smal pad leidt naar de rivier. Hiernaar heb ik verlangd. Te zitten in de schaduw van groen gebladerte op een ideaal vissersplekje. Een miniatuur schier eiland. Schuin achter me is een boerderij. Het is tegen het middaguur en geluiden van de boerderij dringen tot me door. Melkbussen worden uitgespoeld onder de pomp, een hoge vrouwenstem roept in boers dialect iets over koffie. Ergens ver der weg wordt gezaagd. Dromerig verwerk ik de geluiden. Ze maken me gelukkig en slechts heel vaag In mijn onderbewustzijn wroet nog de angst, de angst van de ach tervolgde. Wanneer de eerste verdovende bekoring van dit buiten-zijn aan kracht verliest, wordt de angst weer sterker, want ik weet instinctief, dat ik beloerd word. Dat behoef je niet ie zien, dat is te voelen. Een soort zesde zintuig. Ik weet ook waar de spion zit. Een paar honderd meter van me af grenzend aan het paadje, waar ik zo even langs reed, is een, rand lage struiken. Eikenhakhout, noemen insiders zoiets, geloof ik. Een prachtige gezichtsdekking. Een woord uit mijn diensttijd. Na twee wéken excer- ceren en „theorie rangen" gingen we voor de eerste maal naar buiten. Een sergeant majoor-instructeur met een snor en een gouden hart vertelde over verschillende soorten dekkingen. Hij wees op een haag eikenhakhout, ja van hem heb ik dat woord, en zei: „Dat is nu een gezichtsdek king", en een aarden walletje van een meter dik was een vuurdekking. We be grepen het zo goed en de sergeant-majoor vertelde het zo gezellig, dat we er plezier in kregen en lachend achter het walletje wegdoken, wanneer hij met rollende r's „Vuurr!" riep. We waren toen kinderen, ook die sergeant-majoor met zijn snor. Dat heb ik later begrepen, toen hef oorlog werd en daarna. Het gaat me vervelen gevolgd te wor den. Ik wil komen te staan pal tegenover de man, die me bespionneert. Hem in zijn facie zien en dan vragen, wat er aan hapert. Ik heb een hekel aan verwarrende pi-oblemen. Maar hoe krijg ik deze seig neur te pakken. Wanneer ik snel naar de struiken fiets of loop, verdwijnt de man, die natuurlijk op zijn hoede is, in een ogenblik uit het gezicht. Het pad kronkelt en ik kan het niet overzien. Ik moet de kerel dichterbij lokken door een krijgs plan, dat moet lukken. Na een uur vissen heb ik nog geen beet gehad, een goed motief om 't eens verder op te gaan proberen. Zonder haasten pak ik mijn boelte op de fiets. Geen ogenblik kijk ik de kant van mijn vijand uit. Het pad loopt verder langs de boerderij en hierop is mijn plan gebaseerd. Ik zal doen, of ik een ander plekje ga zoeken en dan voert mijn weg me langs de boerderij: ben ik eenmaal buiten bereik van de loerende ogen van mijn achtervolger, dan stap ik van mijn fiets en wacht hem bij het erf van de hofstee op. Bovendien heb ik dan het voordeel, dat er mensen in de buurt zijn en er zeker geen moord en doodslag van onze confrontatie zal komen. Eigenlijk hoogst merkwaardig, dat ik er zo zeker van ben, dat dadelijk achter de struiken-camouflage vandaan de bonkige man zal komen, want gezien heb ik nog niemand. De boerenfamilie zit waarschijn lijk rondom dampende schotels. Hier op het erf is het tenminste stil en voor de achterdeur staan twee paar klompen. Rust op het land. Ik wacht al een kwartier en zie ginds nog geen enkele beweging. Glu rend langs de rand van het lage rieten dak kijk ik voorzichtig het pad af. „Goeiemiddag!" Een lachend boeren kind van een jaar of zestien staat pal achter me. Ik schrik en weet, dat ik een droevig figuur sla. „Verstoppertje an 't speulen?" vraagt ze. „Ja eh.... ik wacht op een vriend, die ik voor de gek wil houden". „Nou, da's best en je ziet maar", zegt ze lachend en loopt naar een bankje aan de rand van de bongerd. Behaaglijk vleit ze zich neer in de zon en kijkt door toe geknepen oogleden in mijn richting in de hoop een grappige scène mee te kunnen beleven. Enfin. Dat kan er niog wel bij, (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1950 | | pagina 11