cSÖ» St. Nicoiaas-ideeën M. DOUWMA en ZOON De apen huilen als woeste kwelgeesten in het bos De restanten van het klooster in het Pand en Prinsenhof et leus en woordplastiekj met kolven en retorten Practische Geschenken v. DUIVENBODEN OVER MUZIEK SINTERKLAAS litteraire kanttekeningen 3 molendijk's permanent kenda voor Haarlem Bordewijks „foto-grafiek" Benelux-ministers komen bijeen in UI venhout TAFELKLEDEN LIBERTYFAUTEUILKUSSENS Schoonheid in Haarlem en omgeving Nieuwe industrieën in de Waarderpolder iTERDAG 1 DECEMBER lQfl ADVERTENTIE dame is verwend met tVlPOORTERPLEIN - TELEFOON 19706 Haarlem ZATERDAG 1 DECEMBER "«schouwburg: ,.De bruiloft van Figaro" •wjwndse Comedie), 8 uur. Gem. Con- ?cd°uw: Gymnastiekvereniging .,Bato", iuA 8 onder de titel „Zo gaat het", 8 uur. "Een gevaarlijk individu", ,.Ont- •f-m 14 7 eil 9 15 uur. Frans Hals: •Mveek gesloten). Rembrandt: „Weg- '•VValle lééft., 7 en 9.15 uur. Palace: Üuii a<*uw van New York". 18 j., 7 en |.rj, Uxor: ..De poppen aan het dansen", :;rh. 7 en 9-15 uur- City: „De vlucht - "et paradijs", alle leeft.. 7 en 9.15 uur. W Z0NDAG 2 DECEMBER v Schouwburg; „De bruiloft van Figaro" .^«Merlandse Comedie), 8 uur. Luxor: ivsmorgenvoorstelling „Ali Baba en de -^rovers", alle leeft., 11.30 uur. Rem- Zondagmorgenvoorstelling „Rigo- 11 uur. Bioscopen: Middag- en Vorstellingen. 8eD,hp^ANDAG 3 DECEMBER im Palace en Luxor. 2. 4.15. 7 en .'City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Va&'Zaterdag)? 915 UUr' (Zie Program" heimzinnige stof, een fixatief: één ban- woord van de tovermeester, en het bewe gelijke tafereel staat verstokt en verstijfd, als een momentopname, vastgelegd door zijn woordfixatief inderdaad een photo- grafiek, een beeld-schrijverij, een ultra moderne of modernistische tegenhanger van Bertrands romantisch-daguerreotypisch prozagedicht. Overdreven gekenschetst? Eén voorbeeld dan: het prozagedicht „Droom". Bergkam men „tegen de matglazen ruit van de hemel". Een gids en een geleide. Een bijna ontvolkt dorp, waar „een euvele herberg" uit het Niets verschijnt en daarin weer ver dwijnt. Daarbinnen „de holle stilte en het licht, zeer diep, zeer geel", en gangen „waar het vocht onzeekre tekens had geschreven". De beide zwei-vers hoorden „hoe in de ge- kamerten de ijzeren luiken naar beneden schoven". En dan, nadat ook de voordeur is dichtgeklikt „als een brandkast", deze slot zin: „Het licht werd van een uiterst geel, een absoluut verblindend geel." Is dit wat Poe noemde „het afschuwwek kend oplichten van de sluier"? Het plotse ling schrikbarend-reëel-zién van het aller gewoonste? Is het Bertrands „procédé", toegepast zoals Baudelaire het zich voor nam te doen, maar niet dééd in zijn weer galoze kleine prozagedichten op „een modern en meer abstract leven?" Een hui veringwekkende foto-montage in woorden van een overgangs-, een ondergangstijd? Dit gesteriliseerd romantisme, deze con struerende schrijfkunde, is kunstig. Maar is dat werkelijk nog kunst? C. J. E. DINAUX J. F. Bordewijk: „De Korenharp, Tweede Keeks". (Nijgh en Van Ditmar N.V., te Rot terdam en 's-Gravenhage). ■"DE BRIEF aan Arsène Houssaye, die tot voorwoord diende van de bundel „kleine -edichten in proza", schrijft Baudelaire hoe hij, op zijn minst voor de twintigste bladerende inde „onvolprezen Gaspard de la nuit" van de toen nog allesbehalve tiïen Aloysius of Louis Bertrand), op de gedachte kwam zelf iets dergelijks te - Wat hem voor ogen stond was de toepassing op „een modern en meer abstract Cj" van het „procédé" dat Bertrand had aangewend bij de dichterlijk-beeldende ve iVan het wonderlijk schilderachtige leven van vroeger tijden". Het was ■..(jaad een technisch werkwijze, een procédé: een zo scherp mogelijke waarneming karakteristieke détails; een hergroepering daarvan volgens een zeer eigen manier 'rên- een weergave met alle middelen waartoe de taal aan beeldend vermogen woordvolgorde, maat, rhythme, gebruik der leestekens) bij machte is; een ^wiskundig nauwkeurige samenstelling der zinsdelen; een uiterst verfijnde woord- 1- en dat alles als proza samengevat binnen het besloten bestek van het Aldus werden Bertrands „fantasieën van Gaspard de la nuit in de trant van •-brandt en Callöt" in een meesterlijke stijlvorm gegoten. -ortrands belangstelling vóór en be- Ljs mèt de proefnemingen en resul- van Daguerre, de uitvinder van de Grafie, zij» bekend. Dit vastleggen, dit >«n van het vergankelijke, deze ver damde verstarring van het levende 'Onwezenlijk-toverachtig, hoe spook- bijna, moet het Bertrands tijdgeno- bebben toegeschenen) betekende voor "een techniek, die met zijn schrijfwijze ■V,vaardig overeenkwam: ook hij wilde "cht- en tastbare wereld vèrbeelden tot ■buiten-werkelijke. Verzinkt hier niet suw, die de dichter Bertrand en de uit- •kr Daguerre scheidt van de schrijver Bordewijk en de schilder A. C. Willink, -tel in het niet? Speelman en Korenharp romantici van zeer uiteenlopende ürdheid de eerste met de nadruk op ivrisch-idyllische, de tweede geken- door het schrikwekkend-fantastischc hebben „Gaspard" vertaald: Aart van ■Leeuw en F. Bordewijk. Vergis ik mij •■dan is Van der Leeuws bewerking on- "rtjeven gebleven. Maar ook ongelezen wniet Bertrands fantasie voor nodig om :te kunnen voorstellen, dat de „speel- k'Van der Leeuw andere accoorden op dier zal hebben aangeslagen dan Borde- op zijn „litteraire harp", die in „De Tcüharp, Tweede reeks"*), beginnende een keuze van vijftien vertaalde „ver engen van Casper van de nacht", tot jawoord zijn geworden, ialeidoscopisch betovert de poëtische van Bertrand een dood verleden tot .wezenlijker werkelijkheid, een „sur- fiteit" (zoals men het pleegt te noemen), uraan Bordewijks werk niet vreemd is, leeft onze overgangstijd („het worgend aptigende van dit leven onzer dagen", rijft hij elders) zijn blik op een totaal ::;r levensschouwspel gericht. Men ver- ■bke de laatste versregel van Gaspard Bordewijks vertaling) met de eerste 3 zijn daarop volgende 69 prozagedich- Aeh(.de mens, broos, spartelend altuig hangend aan de draden der zin- z;ishij niet een ledepop, verbruikt door i leven en gebroken door de dood?" as Bertrand. En dan, één bladzijde verder, Bordewijks ridding: „De Haven, Documentaire. id wij zagen: vlakke meetkunde der anfiguren met zwart pijpkrijt getrok- het kardoespapier van de Januari- al;.— (De haven namelijk van Rotter- ,eer de Fielt hem het hart uit de bast sd." Volkomen verschillend en ongelijkwaar- van opzet, strekking en montuur (of :aiage?) volgen dan 68 „verbeeldingen", anlopend van anecdotisch geval tot .-^realistische fantastiek", van ironische ;:erij tot hoogst-realistisch ooggetuige- rJag, van woordacrobatiek tot angst- wering. Beschrijver Bordewijk vertoont zich hier velerlei hoedanigheden. Als een fakir rstoffelijkt hij het geheimzinnige (en om- iead), als een apocalyptische ruiter 4 hij, kaarsrecht-gezeten, de arena der sselijke bezetenheden binnen, als een hinkelende nar noodt hij zijn gasten aan "■feestmaal van hongerige demonen, als ijongleur met zeer expressieve middelen 'Jeen ongewoon woordgebruik bespeelt een soort taalkundig orchestrion (van epteigen vinding) in de rouw- en feest dos levens, spookachtig beschenen door gedichtjes uit onder- en bovenwereld. -ishij de taai-alchimist, op zoek naar de sen der wijzen, naar het goud van het "haadselende woord, hét woord: „Het! i'kon dat wel zijn? Het woord, het ac- wd, het teken, dat mijn leven eensklaps "ffiithet tweedimensionale zou herschep- tot eindeloos perspectief?" In Bordewijks werkplaats Terwille daarvan werkt hij met kolven "retorten, waarin wonderlijke en onheil- «isnde, zoete en giftige kleuren verschie- Het sist, borrelt en knistert in zijn "-kplaats, aan de wanden waarvan, ^in-levend als op een film, schimmige wanten („zwervelingen") voorbijtrek- - Hier worden op koud vuur fantasieën nachtmerries, gedachtenassociaties en hche motieven, mensen en dingen, sym- -nen symptomen, gemengd. En wat er neerslag te voorschijn komt, is een ge- 745. COMPLETE WON INC INRICHTJ NO BarlelioilMlr. 1317 - Haarlem Tel. 1391S Naar het ANP verneemt, komen heden middag enkele Nederlandse en Belgische ministers in Ulvenhout bijeen voor be sprekingen in Benelux-verband. Van Nederlandse zijde, zouden de mi nister van Economische Zaken, prof. dr. J. R. M. van den Brink en de minister van Financiën, prof. mr. P. Lieftinck aan deze besprekingen deelnemen. Men neemt aan dat deze de Belgische uitvoerbelasting tot onderwerp hebben. Maandag 3 December geeft de Neer- bosch-oudwezen-Vereniging afdeling Haar lem een St. Nicolaasfeest voor de kinderen der leden in het gebouw der C. J. M. V. in de Lange Margarethastraat. Ook ligt het in de bedoeling om Maandag 24 December het Kerstfeest te vieren voor de leden der N.O.V. in hetzelfde gebouw. ADVERTENTIE moquette 49.50 Prijzen vanaf handweef 14.20 kelim 35.— (rookstoelkussens) verend half verend noplcussens 43.85 35.75 15.50 GROTE SORTERING KLEINMEUBELEN GROOT SPECIAALHUIS GED. OUDE GRACHT 108 - HAARLEM TEL. 17165 Toen wij de artike len over het Stadhuis schreven, beloofden wij later nog aan dacht te schenken aan bet Pand en het Prin senhof. Daarbij ko men veel herinnerin gen aan het klooster der Predikheren of Dominikanen, dat in 1286 in de tuin van het vroegere jachtslot van graaf Willem II [de kern daarvan vin den wij terug in ons Stadhuis) gebouwd werd, naar voren. Toen de kloosters in onze stad werden opgeheven, verviel dit klooster (evenals de andere) aan de stad. Een gedeelte dei- gebouwen werd bij het Stadhuis getrok ken. In een an dei- deel werd in 1596 de gemeentelijke Biblio theek (de grondslag daarvan was de kloosterbibliotheek) ingericht. Ten$lotte werd aan #het einde der 16e eeuw ook ter plaatse het Prinsen hof gebouwd. Haar lem volgde in deze het voorbeeld van ver scheidene andere ste den om een gebouw in te richten waar de Stadhouder, als hij op doorreis daar ver toefde, te overnach ten. De Prins maakte daarvan evenwel weinig gebruik. Vandaar dat in de 18e eeuw op het Prinsenhof vergaderingen van gilden gehouden werden. Ook hadden er toen verkopingen plaats. De trapopgang naar de Bibliotheek in het Prinsenhof. Op de achtergrond ziet men de overdekte kloostergang, die nu als doorloop in gebruik is. Een kloostergang die naar de tuinkant nog open is. Bij die verbouwingen van het klooster is veel gesloopt. De kloosterkerk, die op de hoek van het tegenwoordige Prinsenhof, hoek Jacobijnestraat, gestaan heeft, werd aanvankelijk verbouwd tot prinsenwoning, maar bij de in de 18e eeuw uitgevoerde verbouwing bleef daarvan niet veel meer over dan een muur. Daarin kan men nog de „kloostermoppen" zien, die daarvan het bewijs leveren. De smalle kloostertrap is nog de enige toegang tot de Bibliotheek. Vroeger had men een vrij gezicht op het mooie wentel trapje en de drie faaie bogen, die de trap- opgang en de daarnaast gelegen deur en gang omsloten, maar nu het portaal ver vangen is door een smalle gang, ging dit uitzicht verloren. In het (nu opgeheven) tijdschrift „Bui ten" heeft de Haarlemse historicus A. Loos- jes in 1920 er voor gepleit het Prinsenhof en het Pand zoveel mogelijk in de oude toestand te herstellen en het dan uitslui tend te bestemmen tot huisvesting van de Bibliotheek en Openbare Leeszaal. De kloosterhof zou, aldus zijn uiteenzetting, in oude glorie hersteld moeten worden. Dat wil zeggen: de Kruisgangen, waarvan er nu twee door een muur zijn afgesloten, bij de gebouwen tx-ekken, weer openbreken en ook van de smerige kalklaag ontdoen, zo dat de mooie oude steenkleur weer in het gezicht komt. Verder ook alle gebouwen die uit de oude tijd gedeeltelijk gespaard zijn gebleven o.a. de oude kapittelzaal van het klooster in de Pandpooi-t, die des tijds gebruikt werd om brandweermate riaal op te bergenweer terugbrengen in de oude toestand. En dan tenslotte tot de uitbreiding van het Stadhuis ook te doen behoren de bouw van een nieuwe raads zaal, omdat de Statenzaal (waarin de raad Wetende dat Sinterklaas veel van muziek houdt, heb ik de goede man dezer dagen eens onbescheiden aangesproken. Het trof eigenlijk toevallig: hij stapte juist van zijn paard op de hoek van een straat, waarin ik mij omstx-eeks middernacht op weg naar huis fc^vond. Hij was heel vrien delijk en wist zich te herinneren, dat ik hem een paar jaar geleden geïnterviewd had. Hij wilde met genoegen even lopen praten, nu hij juist een vex-moeiende tocht over vele daken had gemaakt. „Het is nu weer iets gemakkelijker op de daken, om dat er minder radio-stokken en draden zijn dan enige jaren geleden", mei'kte hij op. „Overigens is er veel handigheid nodig om kinderen, die hun schoentjes bij een radia tor van de centrale vex-warming zetten, te bereiken. Pieterman echter is slim en weet overal raad op; daarom ontgaat mij niets. Zo kan ik mij houden aan de oude af spraak: wie zoet is krijgt koek, wie stout is de gard. „Kunt u de kinderen wex-kelijk goed horen zingen daar boven in de lucht?" vroeg ik. „Ja zeker", zei hij, „ik heb goede oren en het moet al erg waaien als mij iets ontgaat. En ik wil ze juist graag horen zingen. Soms zegt Pieterman: ,Sinit, hier zingen ze niet, en 't is toch pas half zeven". Ik zeg dan: breng de boodschap maar naar beneden, dat ze wat aax-digs voor me moe ten zingen; als 't nu niet meer kan, dan toch 't volgende jaar". „De oude liedjes gaan u dus niet ver- velen?" „Wel neen, integendeel, ik hoor ze altijd graag. U weet toch dat ik eigen lijk buiten de tijd, hoewel niet buiten de ruimte sta. Voor mij is niets ouderwets; en mooi of niet mooi is geen kwestie voor mij. Ik luister niet als een modern paedagoog, ik ben een oude bisschop en Pieterman zegt: „U is net een kind. Ik zeg wel eens aan een vader, die mij een beetje wan trouwend aankijkt en mij waanwijs naar de deur geleidt: „U moet de legenden over mijn leven in oude tijden maar goed lezen en vooral goed meezingen met de kinderen, dat is gezond voor u". Weet u dat ik eens een briefje in een schoen vond, waarin een vader alvast in mijn naam klaagde over de ongehoorzaamheid van Jantje? De kleine jongen had er (waarschijnlijk de volgende morgen heel vroeg) onder gekrabbeld: Sint, het is heus niet zo erg en ik zal van avond heel hard zingen. En jawel hoor, 's avonds hoor ik hem en hij overstemt zus en Pietje en 't pianospelen van zijn moeder. En na het eerste couplet zei Jantje: vooruit Vader, zing nou mee. En vader staat op erx bromt een octaaf lager mee. Toen het afge lopen was, zei vader: „Zeg Jan, wees jij nou eens een gehoorzame jongen en vraag jij nou Sinterklaas of hij nog andex-e liedjes kent, want het is toch leuk zo samen te zingen". Ik had 't natuurlijk gehoord en ik wist precies wat ze kenden. Toen ik op de vijfde December 's avonds verscheen, had ik de Sinterklaasliedjes van Philip Loots meege bracht. U kent ze wel; het zijn de aardig ste die ik ken. Nou, dat was een verrassing. Kijk, zei moeder, die tweede is met bege leiding voor 4 handen. „Asjeblieft", zei Jantje, „vader wees nou gehoorzaam en speel met moeder a 4 mains ,dan kunnen wij het meteen probex-en". Vader moest zijn bril 'schoon maken, ging in zijn handen wrijven, moest een stoel zoeken die er al stond, keek op zijn horloge, moest zijn pijp uitkloppen, zijn neus snuiten, wou links zitten en toen weer rechts zitten. Toen zei Pieterman (die erg veel op een oom leek) ,het is niet gemakkelijk om gehoor zaam te z.ijn". Waarop Vader goedmoedig iets bromde en moeder aanzocht, het samen maar eens te proberen. En ik heb toen in weerwil van baard en snor, meegezongen, want ik vind die liedjes van Loots on onweerstaanbaar aardig". „Hebt u ze misschien zelf index-tijd bij de componist gehoord", vroeg ik. „Ja ze ker", antwoox-dde hij, „dat was in Haarlem en ik zie nog Philip Loots met een sigaar in de mond aan de piano en zijn vier blonde dochtertjes bij hem met haar moeder sa men en dat zong en danste dat het een lust was. Ik heb aan de familie van Jantje toen uitgelegd dat er op het tussenspel in no. 2 een dansje gemaakt kan worden. „Zal ik wel even voordoen", zei Piet en dat von den ze allemaal erg leuk; ik kan vanwege mijn pontificale situatie niet goed mee doen, maar met mijn staf kon ik enige in stemmende beweging maken". „Maar nu moeten we de daken op", zei Pietex-man en ik nam dus afscheid zeer vol daan, want over die liedjes van Loots had ik de goede Sint nu juist willen spreken. HENDRIK ANDRIESSEN In de binnenkort te houden vergadering van de gemeenteraad van Haarlem zullen voorstellen aan de orde komen grond uit te geven voor de vestiging van industrieën in de Waax-derpolder. Het betreft twee grafische bedrijven. Bij het gemeentebe stuur zijn verzoeken ingekomen van de Grafische Industrie te Heemstede en van de drukkerij Vernhout en Van Sluijters, thans gevestigd op de Bakenesserkracht om grond beschikbaar te stellen. ADVERTENTIE Regenjas „Army kleur", ook voor jongens, v.a37.50 ..Rummy" zelfbinder, moderne strepen, zware zijde, in doos 3.95 Overhemd, vast Trubenijsboord van 8-50 22.50 Wollen vesten, effen en twee kleurig, zonder mouw, v.a. 15. met lange mouw v.a. 20. Gen. Cronjéstraat 4244 - Tel. 15438 Haarlem 20000COOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOCOOOCOCOOOOOOOOOCOCOOCCOOCX hun vertwijfeling uitgillen. Daarbij voegen zich nog de kikkers, die bedriegelijk een zaagmolen imiteren. De op alles raad wetende Christoforus geeft op onze klach ten met een bedremmeld gezicht te kennen dat hij hier machteloos tegenover staat. MARI ANDRIESSEN ADVERTENTIE Geëtaleerd GOTHIEK HUISKAMER AMEUBLEMENT De binnenstad met de Markt in Middelburg. Op de foto is duidelijk te zien dat de ■wonden, door de oorlog geslagen, langzaam maar zeker helen. (Luchtfoto KLM). Het was mij ter ore gekomen dat de Dis trictscommissaris een inspectiex-eis ging ma ken op de Saramaccarivier en dat een met ons bevriende musicus hem vergezellen zou. Tot mijn verbazing ontwaakte in mij een mijzelf tot nu toe onbekende onder nemingslust. Ik bel de commissaris op, ik mex-k enige aarzeling aan de andere kant van de draad. Ik ga naar hem toe, ik dring aan, ik vermurw hem, ik mag mee! Antoi nette echter niet, want het is mannenwerk, het is geen gekheid, het wordt slapen in haxxgmatten, gespannen tussen twee bomen in het oerwoud. Het oerwoud, dat wil zeg gen, slangen, tijgex-s en zulke gruwelijke dingen meer. Wij zullen dagenlang varen en tegen stroomvei-snellingen optornen; wij zullen alle mogelijke flinke en avontuur lijke dingen doen! Ik doe met Antoinette, die de winkels hier maar al te goed kent, inkopen: schoe nen geschikt voor het oex-woud, een zak mes met alle mogelijke rax-e dingen eraan, blikjes soep en ik vergeet niet een kruik „schavuitenwater" (het woord is van Kronkel) mee te nemen. Alles wox-dt zorg zaam door Antoinette in de geliefde reistas verpakt en ik sta in het mij nu vertrouwd geworden oerwoudcostuum geheel gereed als de commissaris mij komt halen. Wij In dit en enige volgende artikelen uit Suriname vertelt de beeldhouwer Mari Andriessen, die tegen Kerstmis in Haarlem terug hoopt te zijn, over zijn tocht door het oerwoud op de Sara maccarivier. rijden snel, met helmhoeden op, pijpen in de verbeten gezichten, naar Zanderij, waar wij overstappen op de goudtrein, want de „draisine" rijdt die dag niet. Nu moet u vooral niet denken dat de „goudtrein" zo iets als de Pullman is. integendeel, maar hij heet nu eenmaal zo omdat de lijn werd aangelegd in verband met het goud dat men hoopte te vinden in het gebied ten Zuiden van Kwakogron. De commissaris is niet alleen een hoog geplaatst ambtenaar, maar ook een harts tochtelijk natuurliefhebber; hij heeft de rivieren vele keren bevaren en grote voet- x-eizen door het oerwoud gemaakt. Hij kent en houdt van de bosnegex-s, de flora en de fauna. Onze musicus ziet er uit als een kruising van Schubert en Charlie Chaplin en alles wijst erop dat wij het best met elkaar zullen vinden. Er zal zich in Kwa kogron nog eexx dokter met een Javaanse bediende bij ons voegen, die de volgende dag met de draisine komen. Wij maken kennis met de man die de commissaris op zijn tochten vergezelt en die zal blijken zijix gewicht in goud waard te zijn. Wij noemen hem Christoforus; hij is een oude Balattableedex-, kent het oerwoud door en doox-, leefde soms, uit hoofde van zijn be roep, een maand of negen in volstrekte af zondering in het woud, maar is nu hulp agent van politie, heeft een platte pet met het rijkswapen op het gebruinde hoofd en een koppel met revolver om. Hij denkt aan alles en weet overal raad op; hij spreekt de taal der bosnegers, vloeiend en ik ge loof dat wij, zonder hem, jammerlijk te gronde zouden gaan! Er lopen hier een vijftiental donkere athleten rond met len dendoekjes en de zogenaamde Kamisa om, een meestal bont gekleui'de doek die, op de linkex-schouder vastgeknoopt, schuin af hangt tot halfweg de dijen. Dit zijn de mannen die ons roeien zullen. Die middag bestijgen we. geëscorteerd door Christoforus en een met een houwer (een soort klewang van ongeveer een halve meter lang> gewapende djoeka een heuvel. Onze musicus die wij Schubert zullen noemen, heeft, ongeschikt schoeisel aan en glijdt telkens uit, baadt in het zweet, maar zijn aangebox-en humor laat hem niet in de steek. Als we in het broeiend hete bos voortstrompelen over wortels, x-ottende bladeren, tussen lianen door. hijgt hij „wat zal 't hier 's winters mooi zijn!" Wij brengen de nacht door in een leeg staand huisje, maar slapen slecht, want alle honden en hanen van Kwakogron hadden zich verenigd zo hard mogelijk te blaffen en te kraaien! Ook hoor ik nu, in de verte, een geluid waar ik zo benieuwd naar was de brulapen. Het is of de hel is losgebroken, of er een orkaan opsteekt, of alle gekwelde en kwelgeesten uit de onderwereld gekomen zijn en huilend door het bos stormen: een wanhopig, woest ge huil dat en dat is het ergste iets mense lijks heeft, iets van verdoemde zielen die toen en ook nu nog vergadex-t) dan ver bouwd kan worden, niet alleen om daar door meer ruimte te krijgen voor de biblio theek en leeszaal, maar ook omdat de gang naast de zaal geheel moet worden opge offerd, daar dit een der kloostergangen is. De heer Loosjes schreef dit alles in een hartstochtelijk gesteld pleidooi, waarbij hij woorden gebruikte als: „Haarlem moet zich schamen!" Daarop liet hij volgen: „En moge niet alleen Haarlems vroede vaderen, maar alle Haarlemmex's, bij het aanschou wen'van de Pandpooi-t, hun gelaat met zulke hinderlijke blossen overtogen gevoe len, dat zij bij zich zelve zeggen: „Zo gaat het niet langer". Maar het is zo wel langer gegaan. Nu schrijven wij 1951, dus er zijn sindsdien 31 jaar verlopen. In die lijd is er niet ge zwegen. Ook mevrouw J. W. SterckProot heeft, toen zij in 1942 het boekje „De his torische schoonheid van Haarlem" in de Heemschut-serie schreef, gepleit voor een restauratie vaxx het Pand. Zij gewaagde daarbij van „eeuwen van misbruik en be schadiging". Het plan van de heer Loosjes is niet meer uit te voei*en. De Bibliotheek en Lees zaal moeten mettex-tijd van het Prinsenhof verdwijnen, omdat de ruimte die zij nu in beslagnemen gevoegd moet worden bij het Stadhuis. Maar dat wil niet zeggen dat, als de tijden weer eens gunstiger worden en de gemeente kapitaalswei'ken kan uitvoeren, ook al zijn die niet strikt noodzakelijk, niet een plan kan worden uitgevoerd om van het Pand en het Prinsenhof alsnog te redden wat mogelijk is. Daartoe behoort dan allereerst een vrij maken van de oude kloostergangen en die dan ook „ontkal- ken". Bovendien zijn nog verschillende ge bouwen van het oude klooster na restaura tie te gebruiken. Wij bedoelen o.a. de oude kapittelzaal, die nu gebruikt wordt voor opslag van meubelen en andere oude din gen. Er wordt geklaagd over gebrek aan ruimte in het Stadhuis. Het gedeelte van het Stadhuis dat aan de Pandpoox't gx-enst is thans erg hokkerig, zodat het voor wei nig te gebruiken is. Door een verbouwing is er evenwel veel meer van te maken en als dan tevens daax-bij gezox'gd wordt dat de restanten van het klooster daarin een behoorlijke plaats krijgen, is veel gewon nen. C. J. VAN T. De oude poort die toegang gaf tot de kloosterhof. Boven de ingang is een nis waarin vroeger een heiligenbeeld stond. Beneden zijn de zandstenen weggehakt. Dit is in de Franse tijd gedaan, omdat de ingang te smal was om de kanonnen, die op de kloosterhof geborgen werden, door te laten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1951 | | pagina 5