Dam geen doetjes Djoeka's zijn U ook? Productie van aardgas komt thans op gang In de hoofdstad uit IJmuidenaar leidt berging van „Frameggen" 5 De weg terug naar Paramaribo Distributie is in handen van het rijk Majoor P. Cramer overleden Bij het oude Poets bakken V erschoningsrecht Huldeblijk voor Deense hulp aan krijgsgevangenen Skaubryn brengt 1150 emigranten naar Australië ZATERDAG 5 JANUARI 1952 Dit is Antonius! De directeur van de N.V. Nederlandse Aardolie-Maatschappij, ir. A. H. J. van Goch, heeft enkele mededelingen gedaan over de aardgasvoorziening in Nederland. De maatschappij kan als gevolg van de in 1951 gedane vondsten de levering voor een termijn van tien jaar van een jaar lijkse hoeveelheid van circa 45 millioen kubieke meter aardgas, gelijk te stellen met 90 millioen kubieke meter steenkool- gas, in het vooruitzicht stellen. Naast het opsporingswerk is thans een begin met de gasproductie gemaakt. In millioenen kubieke meters uitgedrukt lijkt de in uitzicht gestelde productie veel, maar in de praktijk komt het er op neer dat het „gasveld" Tubbergen juist het huidige gasverbruik van de drie steden Enschedé, Hengelo en Oldenzaal zou kunnen dekken. De thans beschikbare dagproductie, als ketelbrandstof gebruikt, zou slechts 50.000 ton kolen per jaar kunnen vervangen, dus nauwelijks één percent van de kolenim- port. Bij gebruik van aardgas als vervan ging van stadsgas is de situatie veel gun stiger. Alvorens echter tot gasleverantie op gro tere schaal dan de thans beschikbare hoe veelheid van ongeveer 130.000 kubieke meter te kunnen overgaan, zullen nog ver scheidene boringen met succes moeten om voel ik met een beklemd hart dat het onherroepelijk voorbij is. WIJ „heer zijnde" reizen eerste klasse. Achter ons rijtuig echter is een goederentrein vol djoeka's gekoppeld. Ik vind het een weinig gênant om op het aehterbalcon in een klapstoel te gaan zit ten, oog in oog met de op elkaar gepakte djoeka's. Maar Schubert heeft minder valse schaamte dan ik. Een paar haltes verder en de hele goederenwagen stroomt leeg. Ze gaan hout kappen in het bos daar en wij zien hen met hun geweren over de schou der, de geduchte houwers in de hand een heuvel opklimmen. Enige mannen en vrou wen komen hen tegemoet en terwijl de trein alweer rijdt, zie ik ze elkaar omarmen en hoor ik hun vrolijke stemmen. „We zijn gek dat we terug gaan" zegt Schubert. Het begint ontzettend te regenen, terwijl wij in de schokkende, rammelende trein huiswaarts rijden. Aan een der haltes zien we een Indianenfamilie rustig in de regen op de grond zitten. Wij wuiven hen toe, maar zij wenden het hoofd af, wij' werpen enige cocosnoten en bananen in hun rich ting maar zij verroeren zich niet en zitten daar, hun sluike zwarte haren drijfnat, roerloos op de grond. Berlijn heet deze halte. „Maar er is hier niets kapotmerkt Schubert op. IK doe nogal flink als ik in Paramaribo en bij Antoinette terug ben en speel „de man uit het oerwoud". Ik dreig een thee tafeltje omver te lopen en ben te breed, te groot en te ruig geworden voor een kamer. Ik sta wijdbeens met Schubert over tijgers te praten, terwijl mijn huisgenoten bedeesd toezien. Ik heb een rood hemd aan, een tot de knieën bemodderde khakibroek en oer woudschoenen aan, een helmhoed in de hand. „Ga je nou maar liever wassen", zegt Schubert droogjes. MARI ANDRIESSEN. Militair attaché in Bangkok In Bangkok is overleden majoor P. Cra mer, die als militair attaché verbonden was aan het Nederlandse gezantschap al daar. Aan zijn bijzondere bekwaamheden op velerlei gebied had hij het te danken dat hij tot militair attaché aan het gezant schap in Thailand werd benoemd en de rang kreeg van reserve-kapitein. Twee maanden geleden op 8 November, werd hij bevorderd tot majoor. Gedeputeerde Stalen van Noordholland stellen de Provinciale Staten voor afwijzend te beschikken op een verzoek van het be stuur van de stichting „Vrienden van het Nederlandse Costuummuseum" te 's Graven- hage, om een subsidie uit de provinciale kas. worden bekroond. Sommige dezer boringen zullen meer dan een millioen gulden kos ten, andere minder diepe ongeveer f 400.000. De distributie van aardgas is een aange legenheid van de staat. In de concessie is onder meer als voorwaarde gesteld: „Het door de concessionaris gewonnen aardgas, dat deze niet voor zichzelf gebruikt, zal tegen een redelijke prijs verdocht aan en overgenomen worden door de Staat der Nederlanden ingevolge een nader te sluiten overeenkomst. De minister, onder wie het mijnwezen ressorteert, is daarbij bevoegd te bepalen dat het aan de Staat te leveren gas geheel of gedeeltelijk aan een door hem aan te wijzen derde wordt verkocht". Zo zag onze tekenaar Frans Funke de Frameggenop de Pettense zeewering. Zaterdag en Zondag wordt in de Stadsschouwburg de opvoering van Gysbreght van Aemstel" van Von del, gevolgd door „De bruiloft van Kloris en Roosje" herhaald door het Amsterdams Toneelgezelschap onder regie van respectievelijk Albert van Dalsum en Herman Sternheim. Woexisdagavond komt de Haagse Co- medie in de Stadsschouwburg met „De vrolijke vrouwtjes van Wind sor" van Shakespeare onder regie van Michael Langham in de verta ling van Bert Voeten. In de voor naamste rollen: Fie Carelsen, Ida Wasserman, Cees Laseur, Bob de Lange en Cruys Voorbergh. Muziek van Jurriaan Andriessen, décors van Wijnberg. De Nederlandse Opera brengt Zon dagmiddag „Rigoletto" van Verdi ten tonele, Dinsdagavond Faustvan Gounod en Vrijdagavond „La Bohè me" van Puccini. In het Centraal Theater vervullen Magda Janssens en John Gobau iedere dag de hoofdrollen in „Kin deren zijn kinderen" van Eduardo di Filippo onder regie van Ettore Cella. In het Leidseplein Theater begint Maandag het optreden gedurende korte tijd van de dansparodiste Cilly Wang en in de Kleine Komedie be gint Toon Hermans halverwege de volgende week een reeks vertoningen van zijn nieuwe programma „Har tendwaas". Wat de nieuwe films betreft: in Tuschinski is „Ivoorjagers" op het programma geplaatst, de film die de Engelse Koninklijke familie ditkeer voor het jaarlijkse bioscoopbezoek verkoos. In het Concertgebouw wordt heden avond een volksconcert gegeven door het Concertgebouw Orkest onder lei ding van Hein Jordans. Op het pro gramma staat onder meer de „Sym- phonie des psaximes" van Strawins- ky. Zondagmiddag heeft hiervan een herhaling plaats. De agenda voor de kleine zaal van het Concertgebouw vermeldt voor Zondag het vijfde Bach-recital te geven door Gerard Hengeveld, voor Maandag het Indig-kwartet en voor Dinsdag een zangvoordracht door de bariton Laurens Bogtman, die „Win- terreise" vaxi Schubert ten gehore brengt. In de kunstzaal Van Lier wordt een herdenkingstentoonstelling van wer ken van de in 1941 overleden Theo Ortmann gehouden. Tot 3 Februari duurt in de zalen van Arti et Amici- tiae aan het Rokin de expositie „Por tretten van tijdgenoten door Thérèse Schwarlze". In de percelen Singel 170-172 worden deze maand antieke en moderne theepotten en theeser viezen tentoongesteld onder het motto \^Thee en kunst". het jaar niet. Want in de Tempeliers straat lazen wij op een bord aan de voorgevel van het haltekantoor de mededeling dat „Week 53" begonnen was- BOEDA. Net een gevoel of ik van de ene klas naar de andere ben overgegaan, deze eerste week van het jaar. U ook? Net of ik alle beduimelde boeken met gerafelde ruggen en ezelsoren heb wegge daan en de nieuwe, keurig, keurig, in mijn kastje heb gezet: een rijtje rijke ruggen. U ook? Net een gevoel of ik in een Turks bad geweest ben, nog reiner en puurder dan anders. Pedicuur. Manicuur. Kapper met hoogfijne reukwateren. Masseur. Nieuwe dingetjes. Nieuwe kleren. Nieuw behange tje. Glanzend-gewreven (gotische) meu beltjes. Boenwas. Le Cinq de Molyneux. Moeders haarwrong. Heiligheid. Alle goede geuren en normale bloeddruk. U ook? Net of ik bij ben bij meneer Lieftinck. Of ik universeel erfgenaam ben geworden van de Maharadja van Baroda. Of er op mijn plat-dak een oliebron is aangeboord. Of ik Commandeur van de Heilige Mara- boe van Koeweit, president-commissaris van de Standard-Oil of New Jersey en Nobelprijswinnaar voor Goed Gedrag ben geworden. U ook? Wat was het leven zuiver en rijk, deze eerste week van het nieuwe jaar, hè? Hoe groen was mijn dal. Hoe blauw was mijn horizon. Hoe goud was mijn zon. Hoe wit was mijn hart. Hoe rood was mijn bloed. Hoe klaar was mijn uitzicht. Het uwe ook? Ik rook niet meer. Ik drink niet meer. Ik glimlach alleen nog maar tegen de pre sident van de rechtbank, de burgemeester en de commissaris. Ik spreek alleen de waarheid en geen vreemde dames meer aan. Ik ben vriendelijk tegen mijn vrien den en hartelijk jegens mijn vijanden. Ik ga om tien uur onder de wol. U ook? Ik ben dat propere kereltje met zijn lereleersjes-an, dat u de hele week heeft laten voorgaan in de bus; dat ^gistermid dag zo vriendelijk wuivend gegroet heeft; dat glimlachend van het trottoir gegaan is toen u hem tegenkwam; dat heldere baasje met dat Eden-hoedje en die schone witte zakdoek uit zijn borstzak; met die anjer in zijn knoopsgat, en dat dat oude moe dertje een stuivertje gaf. IEen heel nieuw mannetje, deze hele eerste week van het jaar. U ook? ELIAS WIJ aanvaarden de terugtocht. Gaarne zouden wij verder gaan, maar de commissaris moet vóór een bepaalde datum in Paramaribo terug zijn, de dokter is zes weken getrouwd. Wat Schubert en mij be treft, wij hebben hierin geen stem „wij gaan mee." Nu het dus stroomafwaarts gaat, vorde ren wij veel sneller en er maakt zich een gevoel van beklemming van mij en naar ik meen te merken ook van Schubert mees ter, nu we deze oorden gaan verlaten. Er zullen wel plaatsen zijn waar het veel mooier is dan hier en ik ben op plaatsen geweest die als heel buitengewoon mooi bekend zijn en waar ik leeg en dof stond te staren, innerlijk wanhopig omdat ik ge voelde het niet te genieten en tot de er kenning moest komen een tegen alle schoonheidsaandoeningen afgestompt mens te zijp. Waarom ik mij in deze natuur die niet eens zo afwisselend en liefelijk is zo gelukkig voelde ik weet het niet. Voor Antonius voel ik hoe langer hoe meer sympathie. De woordenloze vriend schap die tussen ons bestaat heeft voor mij een grote charme. Als hij voor mij zit, druk pagaaiend en lachende met zijn kameraden, wendt hij zich telkens naar mij om met een blik van: „Zie je hoe vrolijk ik ben en hoe goed het leven is?" Bij het baden laat ik mijn horloge op een zandbank liggen, Antonius merkt direct dat er iets aan de hand is als ik met Schu bert sta te praten. De zandbank is een eind van de oever verwijderd en wij zijn alweer aangekleed. Ik wijs op mijn pols en op de zandbank, dartel en blijmoedig springt An tonius in een koi-jaal en haalt het horloge. „Geen sprake van", zegt Christoforus, „dat deze mensen u zullen bestelen. Meneer kan alles laten liggen, niets zullen ze aanraken! Vinden de djoeka's in het bos een houwer op de grond liggen, dan nemen ze die mee, omdat ze hem beschouwen als weggewor pen, steekt de houwer echter in de grond, dan zal niemand er aan denken die weg te halen. Diefstal is een schande voor een bos neger." Echter: het 'zijn geen „doetjes". Op de terugtocht zijn er enkele strubbelingen. Er is zelfs een heftige woordenwisseling tus sen Christoforus en een der djoeka's. Er wordt geweldig met armen gezwaaid, er worden furieuse blikken gewisseld. Dat alles speelt zich af terwijl wij varen en ik tast omtrent het punt van geschil volkomen in het duister. Wanneer toevallig Schubert's korjaal langszij komt, stel ik hem de dom me vraag: „Waar gaat het over?" „Over Anna Blaman", zegt Schubert spottend en onze korjalen raken weer uit elkaar. De Djoeka, die het met Christoforus aan de stok heeft, is de „mooie jongen" van het gezelschap en hij weet dat heel goed. Elke morgen doet hij verwoede pogingen een scheiding in zijn kroeshaar te krijgen, maar het lukt hem niet. Christoforus vertelt_ dat de vrouwen dol op hem zijn en wij twijfe len er niet aan, maar ook doet hij het woord voor zijn kameraden die hem met onderscheiding behandelen. Zoals zij onder elkaar fluisteren en grinniken, terwijl hij heftig en naar mij dunkt brutaal tegen Christoforus te keer gaat, doen zij mij den ken aan schooljongens die tegen de bel hamel op zien. Hij is wel een hoofd groter dan de anderen, slank en krachtig gebouwd. Trois en zelfbewust stapt hij langs de oever als wij in onze klapstoelen onze pijpen zitten te roken en hij werpt ons een blik toe waarmee hij te kennen wil geven dat, als hij niet blank is en niet in een khaki- costuum in een klapstoeltje zit, zulks komt omdat hij liever een djoeka is! Ik appre cieer het dat hij nooit om een cigaret vraagt, ik apprecieer het zelfs dat, wan neer ik hem er een aanbied, hij die met een hooghartig gezicht aanneemt, maar ik houd toch niet erg van hem omdat een man nu eenmaal niet houdt van „mooie kerels die bij vrouwen zoveel succes hebben"! De hele rel had overigens, evenals de djoeka's, weinig om het lijf. Zij wilden er gens anders kamperen dan Christoforus en ofschoon de laatste zijn zin krijgt, blijft hij verstoord, want hij voelt door deze kwestie de figuur van de commissaris voor wie hij een grenzenloze hoogachting heeft, be ledigd. Wat, zeg ik tegen de commissaris, zou er gebeuren als die mensen wegvoeren en ons hier alleen lieten? Dan gingen we dood, is het bedaarde ant woord. Maar, zo vervolgt de commissaris, ze zouden dat nooit doen! MET een beklemd hart voel ik dat het afloopt en ook dat ik, hoe heerlijk ik het ook vind, hier niet thuis hoor, alleen maar een „bezoeker" ben en dat ik Anto nius wel kan toeknikken, mijn hand op zijn schouder leggen, maar dat er een diepe, misschien alleen door jarenlang verkeer te overbruggen afstand bestaat tussen deze wereld en de mijne. Ook sluipt er telkens een motief uit een kwartet van Mozart in mijn hoofd. Verder betrap ik mij erop lach niet dat ik met enige weemoed denk aan de nevel in Holland! In Kwakogron nemen wij afscheid van Christoforus en van onze roeiers, wij drukken allen de hand. Maar ik kan niet nalaten Antonius naar bosnegersaard aan mijn hart te drukken, hetgeen een dave rend, maar geen honend, gelach uitlokt. Als we later in de trein zitten, zie ik An tonius in vrolijk gesprek met zijn kamera den aan de spoorweg staan. „Ami, ami" roep ik. Hij heft z'n hand op, glimlacht, maar wendt zich weer tot zijn kameraden. Wij hebben voor elkaar afgedaan en weder- Bosnegerhut te Koffiekamp. maar te zwijgen. Per slot van rekening moet men de ruimte hebben om een paar Wagnerstukken te ondernemen. Talloze burgers wachten met smart op de terugkeer van de meesterzangers van Neurenberg! Overigens, beminde lezers, is het nieuwe jaar al weer een paar dagen oud. Het laat zich niet zo gemakkelijk meer in de luren leggen, al is het misschien nog niet helemaal zindelijk. Het leert in ieder geval al aardig zich op eigen benen te bewegen en gaat met vallen en opstaan het ongewisse tegemoet. Toen wij op de eerste Januari, nog vroeg in de dageraad, probeerden ge lijke tred te houden met het tempo van deze tijd, kwamen wij, wat doezelig door de zwaar op de maag liggende appelflappen, ergens op een dromerige gracht in aanraking met een goedge bouwde heer, die ons de vraag stelde of wij niet uit onze bolle ogen konden kijken. Wij verstonden hem maar half en dachten dat hij een gesprek over oliebollen wilde beginnen, hetgeen ons bijna onpasselijk maakte. Daarom do ken wij wat dieper in onze kraag en repten ons naar het Spui om de eerste tram naar Haarlem te nemen. Tot onze grote opluchting bleek er in de Spaarne- stad nog niets veranderd te zijn, zelfs Weer heeft het pui'k van zoete kelen van het Amsterdams toneel de brave ridder Gysbreght van Aemstel in zijn geschubde harnas voor Pampus laten liggen. Dat is traditie, dat hoort zo. Wij hebben echter een even grote hekel aan traditie als aan opgewarmde erw tensoep met vla van pruimedanten en daarom dit jaarlijkse ritueel in de Stadsschouwburg maar overgeslagen. Etet is alleen jammer dat wij nu de Nieuwjaarswens op de bruiloft van Klo ris en Roosje moesten missen, want daar hadden wij wel graag iets over willen zeggen. De dichter daarvan, Willy Pos, kennen wij namelijk heel goed. Hij heeft de gewoonte zichzelf wat links op de voorgrond te dringen en verkeert in de zonderlinge mening dat de Toneelschool, waarvan hij het opperhoofd is, een be langrijke instelling zou zijn. Dit nu is geheel onjuist. Uw leren zij spelen, uw spelen zij leren of iets dergelijks heeft Van Alphen al gezegd, doch deze wijsheid schijnt men daar niet te delen, aangezien het gehele onderricht er meer en meer op wordt ingesteld om het spelen te verleren en het leren te ver spelen. Doch dit terzijde, om een vak term te gebruiken. Wij hebben ons echter schadeloos ge steld door de tekst even ter inzage te vragen. Daarmee gaan wij in beginsel zelfs accoord, speciaal wat de wensen voor de toekomst van Amsterdam be treft. Doch wij zijn de mening toege daan dat er niet alleen vrome wensen geuit, maar ook krachtige daden gesteld moeten worden. Want met alleen te hopen, dat er nu eindelijk een nieuw raadhuis zal komen, bereikt men geen zier. Burgemeester d'Ailly moet het voorbeeld geven door er op een goede dag gewoon uit te lopen. Waaruit? zult u misschien vragen, maar dat is, dunkt ons, duidelyk genoeg. Uit het oude raad huis, bedoelen wij natuurlijk. Als er vóór 1 Juni 1952 nog geen overeenstem ming is bereikt over de vestigingsplaats en het geld niet op tafel ligt, dient hij kort en krachtig het bijltje er bij neer te gooien. Mocht hij onverhoopt geen bijltje hebben om zijn standpunt op de bovengeschetste wijze kenbaar te ma ken, dan zou hij eventueel zijn voor zittershamer daartoe kunnen gebruiken, hoewel de indruk daarvan, althans op de vloer, aanmerkelijk geringer zou zijn. Wij zijn er practisch zeker van dat de raad zich geen ogenblik langer zal be denken en bereid is eenstemmig alle bestaande plannen goed te keuren. Am sterdam krijgt dan weliswaar zeventien raadhuizen, doch dat biedt het voordeel dat de administratie van de gemeente ongekende kansen geniet om de burgerij het leven zuurder en zuurder te maken, aangezien men over zeventien keer zo veel kastjes en muren zou beschikken om de inboorlingen heen te sturen. Mocht de voorgestelde maatregel geen succes hebben, dan heeft de heer d'Ail ly nog een andere mogelijkheid om zijn naam voor eeuwig in het gouden boek der geschiedenis te laten schrijven: hij pakke zijn biezen en sla zijn tenten op in het hartje van de stad of in het cen trum van de publieke belangstelling. Een deugdelijke kampeerkleding zou het dramatisch effect van dit vlammen de protest geweldig verhogen. Onze tekenares heeft hem al vóór zich gezien, terwijl hij bezig is zijn vroeder bestuur- deren deze poets te bakken. Tot de verdere wensen behoorde in de eerste plaats de al zo lang aan Dur- gerdam beloofde tunnel onder 't IJ, maar die kan nog wel even uitgesteld worden, daar het ons waarschijnlijk voorkomt dat het binnenkort veel voor deliger zal zijn een mooie luchtbrug aan te leggen. Buitengewoon zinrijk daaren tegen achten wij het oprichten van enige glazen huisjes om als woonplaats voor de leden van de rechterlijke macht te dienen. Dan kan men tenminste zien wie men beledigt als men authentieke stukken uit vorige eeuwen overschrijft en die in druk laat verschijnen. Om Vrouwe Justitia gelegenheid te geven zich zo nu en dan eens te verschonen, zou men desgewenst de wanden van keurig matglas kunnen optrekken. Nauwelijks minder belangrijk is de stichting van een afzonderlijk gebouw voor de Nederlandse Opera, want nie mand mag verwachten dat directeur Van der Vies met lege handen een Faust kan maken, om van een Rigoletto Een kenner van bergingskansen als weinig anderen, walkapitein Dirk Moerman van de N.V. Wijsmuller in IJmuiden, is sinds kort geregeld op de „Frameggen" te vinden, die zoetjes aan schever wegzakt tegen de glooiing van strekdam 12 tussen Schoorldam en Camperduin. Op de deinig rijen Moer- mans getrouwen, de Oceaan II, een vroegere Amerikaan met 1200 paarde- krachten in de machinekamer, die bij Doeksen in West-Terschelling thuis hoort, de drie IJmuidenaren Hector, Nestor en Stentor van Wijsmuller, ge drieën ook goed voor zo'n 1800 paar den. En als de nood aan de man komt kan Moerman bovendien rekenen op de „Stortemelk" en de „Texel" van Doeksen, die graag een handje komen helpen. Jammer genoeg is Wijsmullers trots, de Noordholland, die in zijn eentje 2250 paardekrachten levert, niet op honk. Toch zal het niet eens een peuleschil worden, daar bij de Hondsbossche zee wering, zeiden de kenners gisteren. Vrijdag is er enige malen geprobeerd contact te leggen tussen de slepers en de gestrande Noor, maar toen er een lijn uit zee naar de „Frameggen" werd afgescho ten, belandde die ver van de achtersteven van de „Frameggen" in het onrustige water en aan het overbrengen -van een lijntje per sloep is met het oog op de nog altijd ruwe zee maar helemaal niet gedacht. Zodat tenslotte het wippertoestel uit Callandsoog werd gehaald, dat met behulp van de scheepswinches aan boord is gehe sen en waarmee men nu wil proberen de communicatie met de wachtende slepers achter de branding tot stand te brengen. Vanmorgen om een uur of tien, bij op komend tij, zou er weer een poging ge waagd worden. Kapitein Elf Odgeerd, een gedrongen, stugge man, heeft alle vertrouwen op de goede afloop en hij liet de leiding van het bergingswerk dan ook graag aan Moerman over. In zijn salon aan boord van de Noor heeft hij ons weinig willen vertellen „de schroefbladen kapot, het roer verspeeld en vermoedelijk ook nog lekkage in het ach terruim, waar een pomp gezet is. Het schip is dus hulpeloos -en zal zelf niet kunnen „steunen" als het vlotgesjord wordt. Verder zit ik hier rustig". Voorlopig vinden de Pettenaren en die van Schoorl het nog uitstekend, zo'n ge strand schip naast de deur. De belangstel ling blijft groot en de bussen naar de dijk voeren elk half uur nieuwe wintergasten aan, die even in de tocht gaan staan en deskundig of geïmponeerd naar de lam geslagen kolos turen om daarna weer gauw de volgende bus terug te nemen. Een geestdriftige aanhanger van de K.N.Z.H. R.M. heeft de stranding onvervaard benut om de mensen een collectebusje voor te houden. Met de werkelijkheid voor ogen, die in dit geval gelukkig niet zo heel bar is, offert menigeen op de dijk graag aan de reddingmaatschappij Vanavond weer een poging om schip los te slepen Vanmorgen omstreeks 10 uur is er ein delijk een tros overgebracht van de „Fra meggen" naar de sleepboot Stortemelk, die met vijf andere zeeslepers op gunstig tij ligt te wachten. De kapitein deelde ons vanmorgen mede dat er vannacht bij hoog water weer een poging gedaan zal worden om het schip uit zijn benarde positie te bevrijden. De Nederlandse officieren, die gedurende de tweede wereldoorlog te Stanislau, Neu- brandenburg en Tittmoning krijgsgevangen waren, hebben destijds door tussenkomst van het Deense Rode Kruis levensmiddelen ontvangen. Na de oorlog hebben verschei dene officieren de organisator van deze zendingen proberen te ontdekken. Pas on langs is dit gelukt. Via de Deense vice-consul te Harlingen, de heer D. Matak Fontein, is bekend ge worden, dat de heer K. Werner Sorensen uit Kopenhagen de vele zendingen kazen, worst en spek en andere artikelen heeft georganiseerd. Voor dit werk, waarvan de financiële offers voornamelijk door hem zelf werden gedragen is de heer Sorensen onderscheiden met het officierskruis in de Orde van Oranje-Nassau. Er heeft zich thans uit de voormalige krijgsgevangenen een comité gevormd be staande uit de kapitein ter zee b.d. M. J. O. Klaassen, de luitenant-kolonel b.d. H. G. Horn en de heer D. Matak Fontein, dat gelden bijeen wil brengen om de heer So rensen door een aandenken de dankbaar heid van de krijgsgevangenen te doen blijken. Het door de regering gecharterde Noorse passagiersschip „Skaubryn" is onder aus piciën van de Koninklijke Rotterdamse Lloyd vandaag als eerste emigranten schip van dit jaar uit Rotterdam naar Australië vertrokken. Aan boord bevinden zich bijna 950 Nederlandse emigranten en 200 uit Duitsland afkomstige ontheemden. Deze laatsten reizen voor rekening van de T.R.O., de internationale vluchtelingen organisatie. Ten gerieve van de Nederlandse passa giers maken een Nederlandse verbindings officier, een Nederlandse chef-hofmeester, een Nederlandse sportleider, een Neder landse dokter en enige Nederlandse ver pleegsters de reis mee. Twee verpleegsters, een verpleger en de sportleider zullen in Australië blijven, evenals pater Klijn uit Teteringen, die naar Kow gaat en ds. J.' B. Groenewegen, Nederlands Hervormd pre dikant te Utrecht, die met zijn vrouw en vijf kinderen vertrekt naar de Presbyte riaanse kerk te Corrimal. Onder de Nederlandse passagiers zijn ook 160 emigranten voor Nieuw Zeeland.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 7