Dam
geen doetjes
Djoeka's zijn
U ook?
Productie van aardgas
komt thans op gang
In de hoofdstad uit
IJmuidenaar leidt berging van „Frameggen"
5
De weg terug naar Paramaribo
Distributie is in handen
van het rijk
Majoor P. Cramer
overleden
Bij het oude
Poets bakken
V erschoningsrecht
Huldeblijk voor Deense
hulp aan krijgsgevangenen
Skaubryn brengt 1150
emigranten naar Australië
ZATERDAG 5 JANUARI 1952
Dit is Antonius!
De directeur van de N.V. Nederlandse
Aardolie-Maatschappij, ir. A. H. J. van
Goch, heeft enkele mededelingen gedaan
over de aardgasvoorziening in Nederland.
De maatschappij kan als gevolg van de
in 1951 gedane vondsten de levering voor
een termijn van tien jaar van een jaar
lijkse hoeveelheid van circa 45 millioen
kubieke meter aardgas, gelijk te stellen
met 90 millioen kubieke meter steenkool-
gas, in het vooruitzicht stellen.
Naast het opsporingswerk is thans een
begin met de gasproductie gemaakt. In
millioenen kubieke meters uitgedrukt lijkt
de in uitzicht gestelde productie veel, maar
in de praktijk komt het er op neer dat het
„gasveld" Tubbergen juist het huidige
gasverbruik van de drie steden Enschedé,
Hengelo en Oldenzaal zou kunnen dekken.
De thans beschikbare dagproductie, als
ketelbrandstof gebruikt, zou slechts 50.000
ton kolen per jaar kunnen vervangen, dus
nauwelijks één percent van de kolenim-
port. Bij gebruik van aardgas als vervan
ging van stadsgas is de situatie veel gun
stiger.
Alvorens echter tot gasleverantie op gro
tere schaal dan de thans beschikbare hoe
veelheid van ongeveer 130.000 kubieke
meter te kunnen overgaan, zullen nog ver
scheidene boringen met succes moeten
om voel ik met een beklemd hart dat het
onherroepelijk voorbij is.
WIJ „heer zijnde" reizen eerste
klasse. Achter ons rijtuig echter is een
goederentrein vol djoeka's gekoppeld. Ik
vind het een weinig gênant om op het
aehterbalcon in een klapstoel te gaan zit
ten, oog in oog met de op elkaar gepakte
djoeka's. Maar Schubert heeft minder valse
schaamte dan ik. Een paar haltes verder
en de hele goederenwagen stroomt leeg. Ze
gaan hout kappen in het bos daar en wij
zien hen met hun geweren over de schou
der, de geduchte houwers in de hand een
heuvel opklimmen. Enige mannen en vrou
wen komen hen tegemoet en terwijl de
trein alweer rijdt, zie ik ze elkaar omarmen
en hoor ik hun vrolijke stemmen.
„We zijn gek dat we terug gaan" zegt
Schubert.
Het begint ontzettend te regenen, terwijl
wij in de schokkende, rammelende trein
huiswaarts rijden. Aan een der haltes zien
we een Indianenfamilie rustig in de regen
op de grond zitten. Wij wuiven hen toe,
maar zij wenden het hoofd af, wij' werpen
enige cocosnoten en bananen in hun rich
ting maar zij verroeren zich niet en zitten
daar, hun sluike zwarte haren drijfnat,
roerloos op de grond. Berlijn heet deze
halte.
„Maar er is hier niets kapotmerkt
Schubert op.
IK doe nogal flink als ik in Paramaribo
en bij Antoinette terug ben en speel „de
man uit het oerwoud". Ik dreig een thee
tafeltje omver te lopen en ben te breed, te
groot en te ruig geworden voor een kamer.
Ik sta wijdbeens met Schubert over tijgers
te praten, terwijl mijn huisgenoten bedeesd
toezien. Ik heb een rood hemd aan, een tot
de knieën bemodderde khakibroek en oer
woudschoenen aan, een helmhoed in de
hand.
„Ga je nou maar liever wassen", zegt
Schubert droogjes.
MARI ANDRIESSEN.
Militair attaché in Bangkok
In Bangkok is overleden majoor P. Cra
mer, die als militair attaché verbonden
was aan het Nederlandse gezantschap al
daar. Aan zijn bijzondere bekwaamheden
op velerlei gebied had hij het te danken
dat hij tot militair attaché aan het gezant
schap in Thailand werd benoemd en de
rang kreeg van reserve-kapitein. Twee
maanden geleden op 8 November, werd
hij bevorderd tot majoor.
Gedeputeerde Stalen van Noordholland
stellen de Provinciale Staten voor afwijzend
te beschikken op een verzoek van het be
stuur van de stichting „Vrienden van het
Nederlandse Costuummuseum" te 's Graven-
hage, om een subsidie uit de provinciale kas.
worden bekroond. Sommige dezer boringen
zullen meer dan een millioen gulden kos
ten, andere minder diepe ongeveer
f 400.000.
De distributie van aardgas is een aange
legenheid van de staat. In de concessie is
onder meer als voorwaarde gesteld: „Het
door de concessionaris gewonnen aardgas,
dat deze niet voor zichzelf gebruikt, zal
tegen een redelijke prijs verdocht aan en
overgenomen worden door de Staat der
Nederlanden ingevolge een nader te sluiten
overeenkomst. De minister, onder wie het
mijnwezen ressorteert, is daarbij bevoegd
te bepalen dat het aan de Staat te leveren
gas geheel of gedeeltelijk aan een door
hem aan te wijzen derde wordt verkocht".
Zo zag onze tekenaar Frans Funke de Frameggenop de Pettense zeewering.
Zaterdag en Zondag wordt in de
Stadsschouwburg de opvoering van
Gysbreght van Aemstel" van Von
del, gevolgd door „De bruiloft van
Kloris en Roosje" herhaald door het
Amsterdams Toneelgezelschap onder
regie van respectievelijk Albert van
Dalsum en Herman Sternheim.
Woexisdagavond komt de Haagse Co-
medie in de Stadsschouwburg met
„De vrolijke vrouwtjes van Wind
sor" van Shakespeare onder regie
van Michael Langham in de verta
ling van Bert Voeten. In de voor
naamste rollen: Fie Carelsen, Ida
Wasserman, Cees Laseur, Bob de
Lange en Cruys Voorbergh. Muziek
van Jurriaan Andriessen, décors van
Wijnberg.
De Nederlandse Opera brengt Zon
dagmiddag „Rigoletto" van Verdi ten
tonele, Dinsdagavond Faustvan
Gounod en Vrijdagavond „La Bohè
me" van Puccini.
In het Centraal Theater vervullen
Magda Janssens en John Gobau
iedere dag de hoofdrollen in „Kin
deren zijn kinderen" van Eduardo di
Filippo onder regie van Ettore Cella.
In het Leidseplein Theater begint
Maandag het optreden gedurende
korte tijd van de dansparodiste Cilly
Wang en in de Kleine Komedie be
gint Toon Hermans halverwege de
volgende week een reeks vertoningen
van zijn nieuwe programma „Har
tendwaas".
Wat de nieuwe films betreft: in
Tuschinski is „Ivoorjagers" op het
programma geplaatst, de film die de
Engelse Koninklijke familie ditkeer
voor het jaarlijkse bioscoopbezoek
verkoos.
In het Concertgebouw wordt heden
avond een volksconcert gegeven door
het Concertgebouw Orkest onder lei
ding van Hein Jordans. Op het pro
gramma staat onder meer de „Sym-
phonie des psaximes" van Strawins-
ky. Zondagmiddag heeft hiervan een
herhaling plaats.
De agenda voor de kleine zaal van
het Concertgebouw vermeldt voor
Zondag het vijfde Bach-recital te
geven door Gerard Hengeveld, voor
Maandag het Indig-kwartet en voor
Dinsdag een zangvoordracht door de
bariton Laurens Bogtman, die „Win-
terreise" vaxi Schubert ten gehore
brengt.
In de kunstzaal Van Lier wordt een
herdenkingstentoonstelling van wer
ken van de in 1941 overleden Theo
Ortmann gehouden. Tot 3 Februari
duurt in de zalen van Arti et Amici-
tiae aan het Rokin de expositie „Por
tretten van tijdgenoten door Thérèse
Schwarlze". In de percelen Singel
170-172 worden deze maand antieke
en moderne theepotten en theeser
viezen tentoongesteld onder het motto
\^Thee en kunst".
het jaar niet. Want in de Tempeliers
straat lazen wij op een bord aan de
voorgevel van het haltekantoor de
mededeling dat „Week 53" begonnen
was- BOEDA.
Net een gevoel of ik van de ene klas
naar de andere ben overgegaan, deze eerste
week van het jaar. U ook?
Net of ik alle beduimelde boeken met
gerafelde ruggen en ezelsoren heb wegge
daan en de nieuwe, keurig, keurig, in mijn
kastje heb gezet: een rijtje rijke ruggen.
U ook?
Net een gevoel of ik in een Turks bad
geweest ben, nog reiner en puurder dan
anders. Pedicuur. Manicuur. Kapper met
hoogfijne reukwateren. Masseur. Nieuwe
dingetjes. Nieuwe kleren. Nieuw behange
tje. Glanzend-gewreven (gotische) meu
beltjes. Boenwas. Le Cinq de Molyneux.
Moeders haarwrong. Heiligheid. Alle goede
geuren en normale bloeddruk. U ook?
Net of ik bij ben bij meneer Lieftinck.
Of ik universeel erfgenaam ben geworden
van de Maharadja van Baroda. Of er op
mijn plat-dak een oliebron is aangeboord.
Of ik Commandeur van de Heilige Mara-
boe van Koeweit, president-commissaris
van de Standard-Oil of New Jersey en
Nobelprijswinnaar voor Goed Gedrag ben
geworden. U ook?
Wat was het leven zuiver en rijk, deze
eerste week van het nieuwe jaar, hè?
Hoe groen was mijn dal.
Hoe blauw was mijn horizon.
Hoe goud was mijn zon.
Hoe wit was mijn hart.
Hoe rood was mijn bloed.
Hoe klaar was mijn uitzicht.
Het uwe ook?
Ik rook niet meer. Ik drink niet meer.
Ik glimlach alleen nog maar tegen de pre
sident van de rechtbank, de burgemeester
en de commissaris. Ik spreek alleen de
waarheid en geen vreemde dames meer
aan. Ik ben vriendelijk tegen mijn vrien
den en hartelijk jegens mijn vijanden. Ik
ga om tien uur onder de wol.
U ook?
Ik ben dat propere kereltje met zijn
lereleersjes-an, dat u de hele week heeft
laten voorgaan in de bus; dat ^gistermid
dag zo vriendelijk wuivend gegroet heeft;
dat glimlachend van het trottoir gegaan is
toen u hem tegenkwam; dat heldere baasje
met dat Eden-hoedje en die schone witte
zakdoek uit zijn borstzak; met die anjer
in zijn knoopsgat, en dat dat oude moe
dertje een stuivertje gaf.
IEen heel nieuw mannetje, deze hele
eerste week van het jaar.
U ook? ELIAS
WIJ aanvaarden de terugtocht. Gaarne
zouden wij verder gaan, maar de
commissaris moet vóór een bepaalde datum
in Paramaribo terug zijn, de dokter is zes
weken getrouwd. Wat Schubert en mij be
treft, wij hebben hierin geen stem „wij
gaan mee."
Nu het dus stroomafwaarts gaat, vorde
ren wij veel sneller en er maakt zich een
gevoel van beklemming van mij en naar
ik meen te merken ook van Schubert mees
ter, nu we deze oorden gaan verlaten. Er
zullen wel plaatsen zijn waar het veel
mooier is dan hier en ik ben op plaatsen
geweest die als heel buitengewoon mooi
bekend zijn en waar ik leeg en dof stond
te staren, innerlijk wanhopig omdat ik ge
voelde het niet te genieten en tot de er
kenning moest komen een tegen alle
schoonheidsaandoeningen afgestompt mens
te zijp. Waarom ik mij in deze natuur die
niet eens zo afwisselend en liefelijk is zo
gelukkig voelde ik weet het niet.
Voor Antonius voel ik hoe langer hoe
meer sympathie. De woordenloze vriend
schap die tussen ons bestaat heeft voor mij
een grote charme. Als hij voor mij zit, druk
pagaaiend en lachende met zijn kameraden,
wendt hij zich telkens naar mij om met
een blik van: „Zie je hoe vrolijk ik ben
en hoe goed het leven is?"
Bij het baden laat ik mijn horloge op
een zandbank liggen, Antonius merkt direct
dat er iets aan de hand is als ik met Schu
bert sta te praten. De zandbank is een eind
van de oever verwijderd en wij zijn alweer
aangekleed. Ik wijs op mijn pols en op de
zandbank, dartel en blijmoedig springt An
tonius in een koi-jaal en haalt het horloge.
„Geen sprake van", zegt Christoforus, „dat
deze mensen u zullen bestelen. Meneer kan
alles laten liggen, niets zullen ze aanraken!
Vinden de djoeka's in het bos een houwer
op de grond liggen, dan nemen ze die mee,
omdat ze hem beschouwen als weggewor
pen, steekt de houwer echter in de grond,
dan zal niemand er aan denken die weg te
halen. Diefstal is een schande voor een bos
neger."
Echter: het 'zijn geen „doetjes". Op de
terugtocht zijn er enkele strubbelingen. Er
is zelfs een heftige woordenwisseling tus
sen Christoforus en een der djoeka's. Er
wordt geweldig met armen gezwaaid, er
worden furieuse blikken gewisseld. Dat
alles speelt zich af terwijl wij varen en ik
tast omtrent het punt van geschil volkomen
in het duister. Wanneer toevallig Schubert's
korjaal langszij komt, stel ik hem de dom
me vraag:
„Waar gaat het over?"
„Over Anna Blaman", zegt Schubert
spottend en onze korjalen raken weer uit
elkaar.
De Djoeka, die het met Christoforus aan
de stok heeft, is de „mooie jongen" van het
gezelschap en hij weet dat heel goed. Elke
morgen doet hij verwoede pogingen een
scheiding in zijn kroeshaar te krijgen, maar
het lukt hem niet. Christoforus vertelt_ dat
de vrouwen dol op hem zijn en wij twijfe
len er niet aan, maar ook doet hij het
woord voor zijn kameraden die hem met
onderscheiding behandelen. Zoals zij onder
elkaar fluisteren en grinniken, terwijl hij
heftig en naar mij dunkt brutaal tegen
Christoforus te keer gaat, doen zij mij den
ken aan schooljongens die tegen de bel
hamel op zien. Hij is wel een hoofd groter
dan de anderen, slank en krachtig gebouwd.
Trois en zelfbewust stapt hij langs de oever
als wij in onze klapstoelen onze pijpen
zitten te roken en hij werpt ons een blik
toe waarmee hij te kennen wil geven dat,
als hij niet blank is en niet in een khaki-
costuum in een klapstoeltje zit, zulks komt
omdat hij liever een djoeka is! Ik appre
cieer het dat hij nooit om een cigaret
vraagt, ik apprecieer het zelfs dat, wan
neer ik hem er een aanbied, hij die met
een hooghartig gezicht aanneemt, maar ik
houd toch niet erg van hem omdat een man
nu eenmaal niet houdt van „mooie kerels
die bij vrouwen zoveel succes hebben"!
De hele rel had overigens, evenals de
djoeka's, weinig om het lijf. Zij wilden er
gens anders kamperen dan Christoforus en
ofschoon de laatste zijn zin krijgt, blijft hij
verstoord, want hij voelt door deze kwestie
de figuur van de commissaris voor wie hij
een grenzenloze hoogachting heeft, be
ledigd.
Wat, zeg ik tegen de commissaris, zou er
gebeuren als die mensen wegvoeren en ons
hier alleen lieten?
Dan gingen we dood, is het bedaarde ant
woord. Maar, zo vervolgt de commissaris,
ze zouden dat nooit doen!
MET een beklemd hart voel ik dat het
afloopt en ook dat ik, hoe heerlijk ik
het ook vind, hier niet thuis hoor, alleen
maar een „bezoeker" ben en dat ik Anto
nius wel kan toeknikken, mijn hand op zijn
schouder leggen, maar dat er een diepe,
misschien alleen door jarenlang verkeer te
overbruggen afstand bestaat tussen deze
wereld en de mijne. Ook sluipt er telkens
een motief uit een kwartet van Mozart in
mijn hoofd. Verder betrap ik mij erop
lach niet dat ik met enige weemoed
denk aan de nevel in Holland!
In Kwakogron nemen wij afscheid van
Christoforus en van onze roeiers, wij
drukken allen de hand. Maar ik kan niet
nalaten Antonius naar bosnegersaard aan
mijn hart te drukken, hetgeen een dave
rend, maar geen honend, gelach uitlokt.
Als we later in de trein zitten, zie ik An
tonius in vrolijk gesprek met zijn kamera
den aan de spoorweg staan. „Ami, ami"
roep ik. Hij heft z'n hand op, glimlacht,
maar wendt zich weer tot zijn kameraden.
Wij hebben voor elkaar afgedaan en weder-
Bosnegerhut te Koffiekamp.
maar te zwijgen. Per slot van rekening
moet men de ruimte hebben om een
paar Wagnerstukken te ondernemen.
Talloze burgers wachten met smart op
de terugkeer van de meesterzangers van
Neurenberg!
Overigens, beminde lezers, is het
nieuwe jaar al weer een paar dagen oud.
Het laat zich niet zo gemakkelijk meer
in de luren leggen, al is het misschien
nog niet helemaal zindelijk. Het leert
in ieder geval al aardig zich op eigen
benen te bewegen en gaat met vallen
en opstaan het ongewisse tegemoet.
Toen wij op de eerste Januari, nog
vroeg in de dageraad, probeerden ge
lijke tred te houden met het tempo van
deze tijd, kwamen wij, wat doezelig
door de zwaar op de maag liggende
appelflappen, ergens op een dromerige
gracht in aanraking met een goedge
bouwde heer, die ons de vraag stelde
of wij niet uit onze bolle ogen konden
kijken. Wij verstonden hem maar half
en dachten dat hij een gesprek over
oliebollen wilde beginnen, hetgeen ons
bijna onpasselijk maakte. Daarom do
ken wij wat dieper in onze kraag en
repten ons naar het Spui om de eerste
tram naar Haarlem te nemen. Tot onze
grote opluchting bleek er in de Spaarne-
stad nog niets veranderd te zijn, zelfs
Weer heeft het pui'k van zoete kelen
van het Amsterdams toneel de brave
ridder Gysbreght van Aemstel in zijn
geschubde harnas voor Pampus laten
liggen. Dat is traditie, dat hoort zo. Wij
hebben echter een even grote hekel
aan traditie als aan opgewarmde erw
tensoep met vla van pruimedanten en
daarom dit jaarlijkse ritueel in de
Stadsschouwburg maar overgeslagen.
Etet is alleen jammer dat wij nu de
Nieuwjaarswens op de bruiloft van Klo
ris en Roosje moesten missen, want daar
hadden wij wel graag iets over willen
zeggen. De dichter daarvan, Willy Pos,
kennen wij namelijk heel goed. Hij heeft
de gewoonte zichzelf wat links op de
voorgrond te dringen en verkeert in de
zonderlinge mening dat de Toneelschool,
waarvan hij het opperhoofd is, een be
langrijke instelling zou zijn. Dit nu is
geheel onjuist. Uw leren zij spelen, uw
spelen zij leren of iets dergelijks
heeft Van Alphen al gezegd, doch deze
wijsheid schijnt men daar niet te delen,
aangezien het gehele onderricht er meer
en meer op wordt ingesteld om het
spelen te verleren en het leren te ver
spelen. Doch dit terzijde, om een vak
term te gebruiken.
Wij hebben ons echter schadeloos ge
steld door de tekst even ter inzage te
vragen. Daarmee gaan wij in beginsel
zelfs accoord, speciaal wat de wensen
voor de toekomst van Amsterdam be
treft. Doch wij zijn de mening toege
daan dat er niet alleen vrome wensen
geuit, maar ook krachtige daden gesteld
moeten worden. Want met alleen te
hopen, dat er nu eindelijk een nieuw
raadhuis zal komen, bereikt men geen
zier. Burgemeester d'Ailly moet het
voorbeeld geven door er op een goede
dag gewoon uit te lopen. Waaruit? zult
u misschien vragen, maar dat is, dunkt
ons, duidelyk genoeg. Uit het oude raad
huis, bedoelen wij natuurlijk. Als er
vóór 1 Juni 1952 nog geen overeenstem
ming is bereikt over de vestigingsplaats
en het geld niet op tafel ligt, dient hij
kort en krachtig het bijltje er bij neer
te gooien. Mocht hij onverhoopt geen
bijltje hebben om zijn standpunt op de
bovengeschetste wijze kenbaar te ma
ken, dan zou hij eventueel zijn voor
zittershamer daartoe kunnen gebruiken,
hoewel de indruk daarvan, althans op
de vloer, aanmerkelijk geringer zou zijn.
Wij zijn er practisch zeker van dat de
raad zich geen ogenblik langer zal be
denken en bereid is eenstemmig alle
bestaande plannen goed te keuren. Am
sterdam krijgt dan weliswaar zeventien
raadhuizen, doch dat biedt het voordeel
dat de administratie van de gemeente
ongekende kansen geniet om de burgerij
het leven zuurder en zuurder te maken,
aangezien men over zeventien keer zo
veel kastjes en muren zou beschikken
om de inboorlingen heen te sturen.
Mocht de voorgestelde maatregel geen
succes hebben, dan heeft de heer d'Ail
ly nog een andere mogelijkheid om zijn
naam voor eeuwig in het gouden boek
der geschiedenis te laten schrijven: hij
pakke zijn biezen en sla zijn tenten op
in het hartje van de stad of in het cen
trum van de publieke belangstelling.
Een deugdelijke kampeerkleding zou
het dramatisch effect van dit vlammen
de protest geweldig verhogen. Onze
tekenares heeft hem al vóór zich gezien,
terwijl hij bezig is zijn vroeder bestuur-
deren deze poets te bakken.
Tot de verdere wensen behoorde in
de eerste plaats de al zo lang aan Dur-
gerdam beloofde tunnel onder 't IJ,
maar die kan nog wel even uitgesteld
worden, daar het ons waarschijnlijk
voorkomt dat het binnenkort veel voor
deliger zal zijn een mooie luchtbrug aan
te leggen. Buitengewoon zinrijk daaren
tegen achten wij het oprichten van
enige glazen huisjes om als woonplaats
voor de leden van de rechterlijke macht
te dienen. Dan kan men tenminste zien
wie men beledigt als men authentieke
stukken uit vorige eeuwen overschrijft
en die in druk laat verschijnen. Om
Vrouwe Justitia gelegenheid te geven
zich zo nu en dan eens te verschonen,
zou men desgewenst de wanden van
keurig matglas kunnen optrekken.
Nauwelijks minder belangrijk is de
stichting van een afzonderlijk gebouw
voor de Nederlandse Opera, want nie
mand mag verwachten dat directeur
Van der Vies met lege handen een
Faust kan maken, om van een Rigoletto
Een kenner van bergingskansen als
weinig anderen, walkapitein Dirk
Moerman van de N.V. Wijsmuller in
IJmuiden, is sinds kort geregeld op de
„Frameggen" te vinden, die zoetjes
aan schever wegzakt tegen de glooiing
van strekdam 12 tussen Schoorldam en
Camperduin. Op de deinig rijen Moer-
mans getrouwen, de Oceaan II, een
vroegere Amerikaan met 1200 paarde-
krachten in de machinekamer, die bij
Doeksen in West-Terschelling thuis
hoort, de drie IJmuidenaren Hector,
Nestor en Stentor van Wijsmuller, ge
drieën ook goed voor zo'n 1800 paar
den. En als de nood aan de man komt
kan Moerman bovendien rekenen op
de „Stortemelk" en de „Texel" van
Doeksen, die graag een handje komen
helpen. Jammer genoeg is Wijsmullers
trots, de Noordholland, die in zijn
eentje 2250 paardekrachten levert, niet
op honk.
Toch zal het niet eens een peuleschil
worden, daar bij de Hondsbossche zee
wering, zeiden de kenners gisteren.
Vrijdag is er enige malen geprobeerd
contact te leggen tussen de slepers en de
gestrande Noor, maar toen er een lijn uit
zee naar de „Frameggen" werd afgescho
ten, belandde die ver van de achtersteven
van de „Frameggen" in het onrustige water
en aan het overbrengen -van een lijntje per
sloep is met het oog op de nog altijd ruwe
zee maar helemaal niet gedacht.
Zodat tenslotte het wippertoestel uit
Callandsoog werd gehaald, dat met behulp
van de scheepswinches aan boord is gehe
sen en waarmee men nu wil proberen de
communicatie met de wachtende slepers
achter de branding tot stand te brengen.
Vanmorgen om een uur of tien, bij op
komend tij, zou er weer een poging ge
waagd worden.
Kapitein Elf Odgeerd, een gedrongen,
stugge man, heeft alle vertrouwen op de
goede afloop en hij liet de leiding van het
bergingswerk dan ook graag aan Moerman
over. In zijn salon aan boord van de Noor
heeft hij ons weinig willen vertellen „de
schroefbladen kapot, het roer verspeeld en
vermoedelijk ook nog lekkage in het ach
terruim, waar een pomp gezet is. Het schip
is dus hulpeloos -en zal zelf niet kunnen
„steunen" als het vlotgesjord wordt. Verder
zit ik hier rustig".
Voorlopig vinden de Pettenaren en die
van Schoorl het nog uitstekend, zo'n ge
strand schip naast de deur. De belangstel
ling blijft groot en de bussen naar de dijk
voeren elk half uur nieuwe wintergasten
aan, die even in de tocht gaan staan en
deskundig of geïmponeerd naar de lam
geslagen kolos turen om daarna weer gauw
de volgende bus terug te nemen. Een
geestdriftige aanhanger van de K.N.Z.H.
R.M. heeft de stranding onvervaard benut
om de mensen een collectebusje voor te
houden. Met de werkelijkheid voor ogen,
die in dit geval gelukkig niet zo heel bar
is, offert menigeen op de dijk graag aan de
reddingmaatschappij
Vanavond weer een poging
om schip los te slepen
Vanmorgen omstreeks 10 uur is er ein
delijk een tros overgebracht van de „Fra
meggen" naar de sleepboot Stortemelk,
die met vijf andere zeeslepers op gunstig
tij ligt te wachten. De kapitein deelde ons
vanmorgen mede dat er vannacht bij hoog
water weer een poging gedaan zal worden
om het schip uit zijn benarde positie te
bevrijden.
De Nederlandse officieren, die gedurende
de tweede wereldoorlog te Stanislau, Neu-
brandenburg en Tittmoning krijgsgevangen
waren, hebben destijds door tussenkomst
van het Deense Rode Kruis levensmiddelen
ontvangen. Na de oorlog hebben verschei
dene officieren de organisator van deze
zendingen proberen te ontdekken. Pas on
langs is dit gelukt.
Via de Deense vice-consul te Harlingen,
de heer D. Matak Fontein, is bekend ge
worden, dat de heer K. Werner Sorensen
uit Kopenhagen de vele zendingen kazen,
worst en spek en andere artikelen heeft
georganiseerd. Voor dit werk, waarvan de
financiële offers voornamelijk door hem
zelf werden gedragen is de heer Sorensen
onderscheiden met het officierskruis in de
Orde van Oranje-Nassau.
Er heeft zich thans uit de voormalige
krijgsgevangenen een comité gevormd be
staande uit de kapitein ter zee b.d. M. J. O.
Klaassen, de luitenant-kolonel b.d. H. G.
Horn en de heer D. Matak Fontein, dat
gelden bijeen wil brengen om de heer So
rensen door een aandenken de dankbaar
heid van de krijgsgevangenen te doen
blijken.
Het door de regering gecharterde Noorse
passagiersschip „Skaubryn" is onder aus
piciën van de Koninklijke Rotterdamse
Lloyd vandaag als eerste emigranten
schip van dit jaar uit Rotterdam naar
Australië vertrokken. Aan boord bevinden
zich bijna 950 Nederlandse emigranten en
200 uit Duitsland afkomstige ontheemden.
Deze laatsten reizen voor rekening van de
T.R.O., de internationale vluchtelingen
organisatie.
Ten gerieve van de Nederlandse passa
giers maken een Nederlandse verbindings
officier, een Nederlandse chef-hofmeester,
een Nederlandse sportleider, een Neder
landse dokter en enige Nederlandse ver
pleegsters de reis mee. Twee verpleegsters,
een verpleger en de sportleider zullen in
Australië blijven, evenals pater Klijn uit
Teteringen, die naar Kow gaat en ds. J.' B.
Groenewegen, Nederlands Hervormd pre
dikant te Utrecht, die met zijn vrouw en
vijf kinderen vertrekt naar de Presbyte
riaanse kerk te Corrimal.
Onder de Nederlandse passagiers zijn
ook 160 emigranten voor Nieuw Zeeland.