Werk van Edvard Munch
Van gasthuis tot hofje
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Tot mislukking gedoemde proeve
van collectief schrijver schap
Nieuwe uitgaven
WEK O
Heren costuums
KIESPIJN!
Picturale benadering van hevige
beroeringen van het gemoedsleven
OVER MUZIEK
Misverstand
Acht auteurs engeen roman
Agenda voor Haarlem
Een Brueghel geveild
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Koopman lichtte vier
vrouwen voor 26.000 op
ZATERDAG 12 JANUARI 1952
TOT MEERDERE GLORIE van de vaderlandse letteren zijn bij verrassing acht
auteurs op de paukenpaarden van hun schrijfvaardigheid de ring van het circus
der moderne litteratuur binnengestapt om een „show-nummer", een acrobatiek van
halsbrekende gedurfdheid, te vertonen. Acht auteurs voor het merendeel van naam
hebben hun afzondering doorbroken en zich, gedreven door een coöperatieve
aandrift, gewaagd in de doolhof van een collectief en (voorlopig nog) anoniem schrij
verschap, waaraan dus nog de aantrekkelijkheid van een achtvoudige onthulling is
verbonden, zodra de uitslag van de prijsvraag bekend zal worden gemaakt. Acht man
en één roman wat, meer in overeenstemming met het litteraire resultaat van deze
genootschappelijke letterlievendheid, zoveel wil zeggen als: een achtste roman per
man dat is een ongekende creatie, een product van één achtkoppige bezieling, een
„teamgeest" van grote stijl, waarvan de kracht wellicht groter ware geweest, als er
een drietal aan deze romantische ploeg was toegevoegd!
Blijkbaar is dit óf niet wenselijk geacht óf
onmogelijk geweest. En zo zal de lieve
lezer zich voorshands tevreden moeten
stellen met dit letterkundige octaaf dat in
de niet al te gunstige acoustiek van deze
„Doolhof" nogal vreemdsoortig, om niet
te zeggen: ontstemd, klinkt), al wordt de
betrekkelijke beperktheid van het getal
acht man is per slot niet zó veel in deze
„massale" wereld ruimschootst vergoed
door velerlei kitteling van 's mensen nieuws
gierigheid.
Hoe, vraagt men zich allicht af, hóé zou
dat wel zijn toegegaan bij de voorbereiding
achter de schermen Welke werkwijze
werd er gevólgd Wat ja wat is het
motief geweest dat heeft voorgezeten bij de
opzet van deze litteraire snuf?
Veel is daaromtrent niet bekend. Max
Dendermonde en Simon Vestdijk hebben
samen een ontwerp ge-
maakt, waarin zoals
de uitgever mededeelt
van de hoofdpersoon en
zijn levenssfeer zijn ge-
schetst. Het werd aan
het vakmanschap van de
deelgenoten overgelaten,
aan dit summiere ge- llllsilliilsiMi
geven vorm te geven".
Men zal zich de gang Ju ax
van zaken aldus moeten Dendermonde.
voorstellen dat (bij loting?) aan één schrijf
ster of schrijver de rol werd toebedeeld,
het openingshoofdstuk te schrijven, waarna
elke volgende auteur moest voortwerken op
het „creatief resultaat" van de voorgangers,
als onvoorziene stand van de trapeze waar
aan hij zijn kunststuk had te volvoeren.
Duizelingwekkend perspectief
Wie echter op grond van dit haast onge
looflijke experiment van „één roman met
z'n achten" het ervoor mocht houden, met
een tot niets verplichtend gezelschapspel,
een studentikoze bravour of een „opmerke
lijk litterair grapje" te doen te hebben, ziet
zich door de stofomslag van „De Doolhof"
al dadelijk lelijk terechtgewezen, om maar
te zwijgen van de boosaardige) spotter die
een speculatie op de sensatielust van een
zeker publiek in het geding waagt te
brengen. „De roman", aldus kort en goed
de boekaankondiging „is een serieus werk
stuk", een /waardevol element in de Neder
landse letteren". Een eerste poging om voor
de noodlijdende romankunst, die zich tot
dusver numeriek beperkte tot het schrij
versduo, een duizelingwekkend perspectief
te openen: een soort artistieke lopende
band, een collectivistische omnibus van het
proza, een nog schuchtere stap in de rich
ting van letterkunstige specialisatie Want
de draagwijdte van dit experiment is vér
strekkend: wie ziet aan
de litteraire horizon niet
de omtrekken van een
roman opdoemen, waarin
A de milieutekening voor
zijn rekening neemt, B
de mannelijke en C de
vrouwelijke figuren ver
zorgt, D de natuurbe
schrijvingen aan kant
doet, enzovoorts, waar
na door een soort opper-
schrijver het geheel nog
slechts gemonteerd behoeft te worden om
de- superroman tijdens de eerstvolgende
boekenweek door een spreekkoor op col
lectief rijm te kunnen doen aanprijzen.
Een ernstig werkstuk dus, in elk geval
een experiment, en wel één waarvan de mis
lukking voorafvaststond, voor wie zich
althans herinneren wilde, wat Vestdijk des
tijds over „de compositie van de roman"
schreef (naar aanleiding van Julien Green's
„Léviathan"). „Compositie", heet het daar,
„is nog iets meer dan een anatomie van de
roman, een skelet, een demonstrabel sche
ma het is een levensprincipe, een orga
nisch vormbeginsel", hetgeen, hoe dan ook,
een eenheid onderstelt. Men herleze eens,
wat Vestdijk in dit leerzame essay over de
„creatie" („het hart van de roman en van
de romanciersbegaafdheid") te berde
brengt. „Ook hier", schrijft hij, „regeren
geheimzinnige vormwetten, die het „eigen
leven" van de roman bepalen
Acht maal één is nul
Deze doolhof van heterogene stijlen, fan
tasieën, „vormbeginselen" en „creaties"
heeft hoofdstuk na hoofdstuk de r oman
„De Doolhof" verzwolgen, tot er tenslotte
niet veel meer overbleef dan een in zijn
eigen verwikkelingen verstrikt geraakt de-
Antoon
Coolen.
ZATERDAG 12 JANUARI
Stadsschouwburg: „M'n zoon Roy", 8 uur.
Spaarne: „In de schaduw van de misdaad",
14 j.. 2 en 9.15 uur. Frans Hals: Samson en
Delilah", 14 j., 8 uur. Minerva (Heemstede):
„Waarom Millie trouwde", 14 j., 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „De melkweg heeft geen wegen
wacht", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „Het
ding", 18 j., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Morgen
is te laat". 14 j., 7 en 9.15 uur. City: „Three
little words", alle leeft., 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 13 JANUARI
Stadsschouwburg: „In Londen staat een
huis" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Concert
gebouw: Herman Rinket's Variété, 8 uur.
Rembrandt: ochtendvoorstelilng „Rigoletto",
14 j„ 11 uur. „De melkweg heeft geen we
genwacht", alle leel't., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur,
Palace en Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans
Hals: 2, 5 en 8 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15
uur. Spaarne: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Minerva
(Heemstede): 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. (Voor
programma zie agenda van Zaterdag).
MAANDAG 14 JANUARI
Concertgebouw, Tuinzaal: Optreden van
het Röntgenkwartet, 8 uur. Gebouw Sint
Havo: Haarlemse Kunst Gemeenschap optre
den van het Parijs© pantomime-gezelschap
van Etiënne Devroux, 8.15 uur. Lange
Herenstraat: Stads Evangelistatie, confe
rentie, 8 uur. Rembrandt en Palace:
2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: 2.00, 7.00
on 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30
en 8 uur. Minerva (Heemstede): 2.30 en 8.15
uur. (Voor programma zie agenda van Za
terdag).
Stadsschouwburg: „M'n zoon Roy" (Het
Vrije Toneel), 8 uur.
tectiveverhaal, waaraan een zeer vaardig
auteur als de schrijver van het laatste
hoofdstuk niet anders dan een even gefor-
ceex-d-spitsvondige als onbevredigende ont
knoping tot slot kon
draaien. Zelfs een te elf-
der ure binnengesmok- fe Am
kelde schilderijenverval- -'I
sing kon evenmin als de wkt
overbodige zelfmoord van |lP\
een der bijfiguren (op WM
het laatste nippertje ge-
pleegd)eind-goed-ai-goed irt 4J|||||§§^
maken. mÊmSÊËBBÊÊ
Voor niets hebben wij,
na de humoristisch ge- nenneue
ensceneerde en aanmoe- van c
digende kennismaking in I hoopvol gestemd,
de hoofdpersoon Evert Frel, hoofdstuk na
hoofdstuk gevolgd. Met hém hebben wij ons
laten Achtervolgen (door Everts verleden,
geweten en belager, de man met de vilten
hoed en Egyptisch-linnen regenjas), trot
seerden we urenlang de regen, zwierven we
door de straten van de hoofdstad, riskeer
den we avonturen (die achteraf geen avon
turen bleken). Met hém getroostten we ons
ettelijke en eindeloze café-bezoeken, lieten
we ons angsten en schuldgevoelens aanpra
ten, waaraan we aan de achterdeur van
het éne hoofdstuk juist begonnen te ge
loven om ons in het voorportaal van het
andere weer eens lelijk beetgenomen te
voelen. Terwille van Frel knipten we niet
met de wimpers toen we, niet zonder de
uiterste tegemoetkomendheid, in V (blad
zijde 128) aanvaard hadden, dat de mense
lijke schuld „een van onze weinige bloed
warme bezittingen" is en in VI (blz. 164)
deze uitspraak als „bloed-arme bezitting"
gecommentarieerd zagen! En zelfs lieten
we de stroom van het zowel naar vorm en
inhoud modernistisch proza van hoofdstuk
VII, waarin mét een onberekenbare dosis
verwarring het tegenwoordig onontbeer
lijke snuifje erotiek aan het „angst-recept"
wordt toegevoegd, gelaten over het moede
hoofd gaan en dat alles voor ten hoogste
een dertigtal bijeen te lezen bladzijden, die
de lectuur waard zijn.
Is het te veel gehoopt, als men in deze
proeve van coöperatieve mislukking' een
mogelijkheid ziet, ons te behoeden voor een
toekomstig collectief gedicht of dito schil
derij
C. J. E. DINAUX.
„De Doolhof", roman door Anna Blaman,
Antoon Coolen, Max Dendermonde, Hcnriëtte
van Eyk, Hella Haasse, Alfred Kossmann,
Adriaan van der Veen, Simon Vestdijk. („Het
Wereldvenster", Amsterdam).
Dr. A. J. Cronin; „Doktersrocping".
A. W. Sijthoffs Uitg. Mij, Leiden.
Ook dit nieuwe boek van dr. A. J. Cronin
heeft als centraal motief de glorificatie van
het huisartsenberoep en beweegt zich daarbij
langs vrijwel dezelfde lijnen als zijn talrijke
voorgangers. Daarmee wil niet gezegd zijn,
dat het geen lezenswaardig romannetje is,
maar veel originaliteit in vorm en inhoud
zal men er tevergeefs in zoeken. Men kent
Cronin's recept nu zo langzamerhand wel:
een nobele oude dorpsdokter, knorrig maar
tot ieder menslievend offer bereid; daar
tegenover, fel constrasterend, een menigte
strevers en geldwolven uit dezelfde professie
en tussen beide polen in de jonge, ambitieuze
medicus, die ordentelijk „ten halve keert"
en daarmee de lieftallige dochter van die
goeie ouwe „dorpsdoc" verovert. Het is alle
maal heel erg braaf en zoetelijk en stellig
ook vlot neergezet, maar dat neemt niet weg.
dat men op deze Croninse romantiek wat
uitgekeken geraakt is. Temeer, omdat de
meeste figuren, ook in dit boek. te weinig
karakternuancering meekregen om ons van
hun mens-zijn te overtuigen. H. C.
Meisjesboeken
Freddy Hagers schreef een alleraardigst
boek: HALLO MARJOLEIN! (voor meisjes
van 10 tot 14 jaar), waarin dezelfde Marjo
lein en Lon voorkomen die velen al kennen
uit een vorig boek van deze schrijfster. De
vriendinnen zijn intussen wat ouder gewor
den en het verhaal beschrijft een heel bij
zondere vacantie die ze samen beleefden,
door met en onder leiding van tante Pam, te
werken in een soort kennel, waar mensen
die tijdelijk niet voor hun hond kunnen
zorgen, deze kunnen onderbrengen. De
eigenaars van dit hondenasyl, een jong echt
paar, gaat op reis en tante en de meisjes
knappen het werk op. Het is soms erg moei
lijk, maar de bezwaren en problemen wor
den met veel humor verteld. Voordat de
vacantie om is beleven de vriendinnen nog
allerlei spannende avonturen, o.a. een heide
brand. Voor meisjes die van honden houden
een aardig fris boek. (Uitg. Kluitman, Alk
maar).
SIETSKE heet een zeer aan te bevelen
boek van F. de Clercq Zubli dat nu eens een
heel nieuw beeld geeft van een meisjesleven,
n.l. van een dochter van een binnenschipper.
Sietske helpt met hart en ziel haar vader
bij zijn vaak zware werk. In haar behoefte
om voor iemand te zorgen maakt ze bijna de
fout met de verkeerde man te trouwen, maar
gelukkig ziet ze bijtijds in dat steunen: en
medelijden hebben niet hetzelfde is als lief
hebben. Dit is een verfrissend boek, ver
geleken met de meeste romans voor de
bakvis-leeftijd, en het leven aan boord van
het schip is met kennis van zaken beschre
ven. Ook volwassenen zullen dit verhaal,
een uitgave van W. de Haan te Utrecht,
graag lezen. C. P.
ADVERTENTIE
betaalt U nog steeds tot 100 gld-
voor
HEREN-, DAMES - LED,EREN KLEDING
goede prijzen.
Jansweg 14 b.h. station, Haarlem - Tel. 17825
ADVERTENTIE
Mijn hard t's Kiespijnpoeders. Doos 47 ct
Op de nog tot Dinsdag durende veiling
bij Max van Waay bracht een „IJsge-
zicht" van Brueghel f 5100 op. Een bloem -
stilleven van Jan Sluyters ging voor f 520
van de hand, een Haags stadsgezicht van
Hons Arntzenius voor f 820, een land
schap van Théophile de Bock voor f 1500,
een aquarel „Vissersschepen op zee" van
Mesdag voor f 740 en een werk van Sprin
ger uit de Hearstcollectie voor f 3500.
Twee paar kopjes achttiende eeuws por-
celein, brachten f 770 en f 600 per paar op.
Edvard Munch: Jalouzie.
In het Gemeentemuseum te Den Haag
wordt een tentoonstelling gehouden van
schilderijen, etsen en lithografieën van de
grote Noorse kunstenaar Edvard Munch
die in 1944 is overleden. Deze tentoonstel
ling is in de eerste plaats verheugend om
dat we in ons land slechts zelden werk van
Munch te zien krijgen, maar in de tweede
plaats is deze expositie bijzondér instruc
tief, in samenhang met wat ons in dit sei
zoen reeds in Amsterdam getoond werd op
de tentoonstellingen der Duitse expressio
nisten en van Max Beekman, welke in
deze kolommen uitvoerig werden bespro
ken.
De Noor Munch immers is een der be
langrijkste baanbrekers van het expressio
nisme en zijn invloed op de moderne
Duitse schilderkunst is moeilijk te over
schatten. Evenals in de drama's van Ibsen
en in de romans van Strindberg speelt de
psychologie in het werk van Munch een
grote rol. Liefde, lijden en dood zijn mo
tieven welke in zijn omvangrijk oeuvre
steeds weerkeren. Panische angst, jaloezie
en moord zijn onderwerpen welke in de
plastische kunsten der twintigste eeuw
zelden voorkomen. Munch heeft niet ge
schroomd de hevigste beroeringen van het
gemoedsleven langs picturale weg te be
naderen. En de tentoonstelling in Den
Haag bewijst weer eens opnieuw dat deze
levensgevaarlijke onderneming glorieus ge
slaagd is, omdat hij over zulke sterke
schilderkunstige vermogens kon beschik
ken dat het gevaar van „litterair" te wor
den niet bestond.
Als een der eersten heeft Munch de
psychologische betekenis van de kleur be
grepen en aangewend. In zijn jeugdwerken
toont hij zich nog volgeling van het im
pressionisme, maar al dadelijk is dit ge
richt op de mens en vooral op het lijden.
Het kleine stukje „de ziekenzaal" dateert
van 1881. Dit meesterlijke schilderijtje is
dtis van een 18-jarige. Enige jaren later
ontstaat het „Tête-a-tête": een conversatie
tussen een oudere man en een jonge
vrouw, die in een atmosfeer van cigaret-
tenrook'en wijn gevoerd wordt als een ge
vaarlijk steekspel, waarbij de glimlach van
de vrouw wellicht het sterkstè wapen is.
Spoedig ziet Munch echter in dat dit
impressionisme hoe knap ook gehanteerd
niet de voertaal kan zijn voor de gedach
ten die hij uit wil spreKen. Want met het
incidentele, maar de diepste roerselen der
menselijke ziel wil hij vertolken. Hij grijpt
naar het symbolisme en in deze tijd ont
staat een vormgeving die typerend is voor
het werk van Munch.
Zoals Jan Toorop en Torn Prikker onge
veer in dezelfde tijd in hun symbolische
tekeningen een persoonlijk lijnenschrift
ontwerpen, zo onstaat in het werk van
Munch een lijn, die men „omschrijvend"
zou willen noemen. Lijnen die nooit hoekig
zijn zoals bij Toorop, maar die zich om
buigen. Iets gekwelds, iets tragisch is er in
zijn lineatuur. Van al zijn prachtige litho-
graphieën is dit een kenteken. Deze lijn
zondert de figuren af in een besloten een
zaamheid, die alleen door het geweld van
een hevige emotie doorbroken kan worden.
Dan volgen de grote portretten, waarvan
de beeltenis van de Duitse staatsman
Walther Rathenau een hoogtepunt is. In
1906 schilderde hij het bekende zelfportret
met wijnfles, waarin de vlakken der lege
cafétafels een verlatenheid suggereren
welke verwant is aan de nostalgie van het
„nachtcafé" van Van Gogh uit Ai'les.
In zijn latere periode zien we de kunst
van Munch lichtelijk terugwenden naar de
vroegere vormgeving. Zijn „zelfportret met
Spaanse griep" uit 1919 en het „zieke
kind" uit 1926 zijn bepaalde momenten van
het leven als het waice betrapt, maar de
tragische ondergrond van lijden en dood
is er slechts zijdelings in betrokken.
In 1935 echter schildert hij „ongewenste
gasten" en „Het gevecht" waarin de span
ning van een gekwelde sensibiliteit weer
naar voren treedt.
De schilderijen van Munch die tot 15
Februari in het Gemeentemuseum te zien
zijn en daarna naar Parijs gaan, tonen wel
duidelijk aan dat Edvard Munch tot de
grootste figuren der schilderkunst van de
twintigste eeuw behoort.
OTTO B. DE KAT
In de week van 30 December lot en met
5 Januari werden zes nieuwe gevallen van
kinderverlamming aangegeven. Daarvan
waren twee gevallen in Losser en Oldenzaal,
één in Tubbergen en één in Beverwijk.
Extérieur van het hofje. Op de foto's is te zien dat de tijd voor een restauratie
gekomen is.
Regentenbord met de beeltenis van O. L.
Vrouwe en de Heilige Antonius.
HET gebouw waarin het Vrouwen- en
Anthonie Gasthuis aan 't Klein Heilig
land gevestigd is, dateert al uit de 17e eeuw.
De naam wijst er op dat het hofje vroe
ger een gasthuis was. Dat wil evenwel niet
zeggen: een ziekenhuis. Wij Haarlemmers
zijn geneigd daaraan te denken, omdat wij
het ziekenhuis bezitten dat van ouds
bekend is als het St. Elisabeth's Gasthuis.
Maar hier hebben wij niet met hetzelfde
begrip te doen. In de Middeleeuwen waren
er gasthuizen die onderdak gaven aan men
sen die op een doorreis waren. Het reizen
was toen wat anders dan tegenwoordig.
Alleen edelen hadden paard en wagen, de
anderen moesten alles te voet doen, want
zelfs de postwagen was nog niet uitgevon
den. Meestal waren het arme mensen, pel
grims of Kruisvaarders, die om een onder
dak aanklopten. Vandaar dat er van stonde
af aan een zekere weldadigheid mee ge
moeid was. Ook hadden veel rondtrekken-
den verpleging nodig. Dit alles leidde er
toe dat de Middeleeuwse gasthuizen latei-
in ziekenhuizen veranderd zijn. Gasthui
zen die als afzonderlijke huisjes gebouwd
waren, werden ook wel omgezet in hofjes.
In 1440 waren in Haarlem twee gasthui
zen bekend. Een, het Vrouwengasthuis, was
in de Klerksteeg, bij de kapel aan Bakenes,
de andere bij de Schalkwijkerpoort bij de
kapel die aan de I-I. Antonius was gewijd.
In het begin der 17e eeuw zijn de beide
gasthuizen tezamen gevoegd onder de naam
„Vrouwen en Antonie Gasthuis". Alleen de
inrichting bij de Bakenesserkerk bleef toen
in gebruik.
Blijkbaar werd in het St. Antonie
Vrouwen-gasthuis oudtijds alleen aan vrou
wen logies verstrekt. Zo was het ook nog
in het begin van de 17e eeuw, want Amp-
zing schrijft in zijn „Lof der stadt Haer-
lem":
„Dit Vrouwen Gasthuis is gefundeerd
Voor reysende pelgrims, al vrou-personen,
Twee nachten werden sij hier in gelogeerd
En hebben bedding, vuer, licht, tot haer
verschoonen".
Later, blijkbaar in het midden der 17e
eeuw, werden de huisjes van het Vrouwen
en Antonie Gasthuis aan vrouwen voor het
leven verhuurd. Toen werd het dus een
hofje.
In 1786 vroegen de regenten van het
hofje aan het gemeentebestuur medewer
king om een waardiger onderdak te ver
krijgen daar de huisjes aan de Klerksteeg
zo vervallen waren, dat herstel niet moge
lijk was. Het toeval wilde dat de regenten
van het Teylershofje aan de Koudenhorn
de beschikking hadden over een leegstaand
hofje aan het Klein Heiligland. Dit was
maertijd door Pieter Teyler van der Hulst
bij zijn leven gesticht. De directeuren van
Teylers Stichting besloten, na zijn dood,
een nieuw en groter hofje te bouwen. Dat
werd het hofje aan de Koudenhorn, zoals
wij dit nu nog kennen.
De regenten van het Vrouwen en Antonie
Gasthuis vroegen het ontruimde hofje aan
het Klein Heiligland te mogen kopen. Het
werd hen evenwel kosteloos ter beschikking
gesteld.
Toen Pieter Teyler van der Hulst inder
tijd het complex aan het Klein Heiligland
kocht, was daarin al eerder een hofje ge
weest. In het hoofdgebouw heeft in het
midden der 17e eeuw de weduwe van Jozef
Cooymans gewoond. Na haar dood lieten
erfgenamen bij dit huis enige kleinere
huisjes bouwen, die ter bewoning gegeven
werden aan bejaarde vrouwen. Een latere
eigenaar heeft het hofje laten ontruimen,
om daarin een werkplaats en pakhuis te
vestigen. Van der Hulst heeft in 1729 het
complex aangekocht. Eerst gebruikte hij
het ook als werkplaats, maar in 1756 richtte
hij het weer in als hofje.
Aanvankelijk was het hofje alleen te
bereiken door een poort in de Grote Hout
straat, pas later is de ingang aan het Klein
Heiligland gekomen.
In het hofje is thans plaats voor negen
vrouwen. Jammer is dat de regenten slechts
over weinig fondsen de beschikking heb
ben, zodat het zelfs moeilijk is daaruit het
noodzakelijke onderhoud te bekostigen. Dat
is ook wel aan de inrichting der regenten
kamer te zien. De meubelen zijn tijdelijk
elders^ opgeborgen, daar het dak niet safe
was. Wij geven een foto van de schouw,
waarboven een schilderij hangt van de re
genten, dat in 1788 gemaakt is door de be
kende Haarlemse meester Wybrand Hen
driks.
Ook geven wij een foto van de lijst der
regenten die in dezelfde kamer hangt en
die interessant is omdat die geflankeerd
wordt door beeltenissen van O. L. Vrouwe
met het Kindeke Jezus en de Heilige An
tonius.
Een gepolychromeerd beeldje van deze
heilige, dat vermoedelijk afkomstig is uit
het oude Antoniusgasthuis, wordt bij een
der regenten thuis bewaard.
Ongetwijfeld hopen de regenten nog
eens in staat te zijn de regentenkamer weer
in haar oude toestand te herstellen.
De schouw in de regentenkamer. Het schil
derij, ivaarop regenten staan, is van de
Haarlemse meester Wybrand Hendriks.
Uit onze foto van het hofje zelf blijkt
ook dat de huisjes dringend herstel nodig"
hebben.
Ligt hier geen taak voor het gemeente
bestuur? De hofjes zijn voor Haarlem niet
alleen van belang uit oudheidkundig oog
punt, want ook voor de huisvesting van be
jaarde vrouwen hebben zij waarde. In de
loop der laatste eeuw zijn reeds verschei
dene hofjes verdwenen omdat de huisjes
vervallen waren, terwijl er geen geld was
om een restauratie te betalen. Daartoe mag
het niet meer komen. Reeds hebben B. en
W. bij enkele andere hofjes bewezen dat
zij begrip hebben voor de moeilijkheden
van regenten. Op die weg moet worden
voortgegaan, ook al dwingt de financiële
toestand de gemeente tot beperkingen.
C. J. van T.
Hij stapte zelfbewust de kamer binnen
en deelde mee dat hij student was; dat hij
zich bij de juridische faculteit echter niet
gelukkig voelde en in de muziek wilde
gaan. „U moet namelijk weten dat ik een
krankzinnig geheugen heb inzake muziek,
werkelijk een krankzinnig geheugen, en
dat ik de muziek, welke ik op talloze con
certen heb gehoord, niet vergeet. En niet
alleen dat ik melodieën en zo onthoud,
maar ook de groepen van de instrumen
ten van het orkest staan mij voor de
geest. Het is heus krankzinnig zoals mij
de partituren in het geheugen blijven; u
zult het misschien nauwelijks geloven. Ik
voel mij in de muziek thuis en wou er
daarom de vereiste studie van gaan ma
ken."
Het woord krankzinnig herhaalde hij
nog enige keren. Het was bijna om bang
te worden. Toen zijn mededelingen iets
minder levendig werden, waagde ik het te
vragen welk instrument hij bespeelde. En
hij antwoordde: „Geen enkel; mijn ouders
hebben mij geen instrument laten stude
ren en ik geloof ook niet dat dit nodig is
voor het doel dat ik mij gesteld heb. Bo
vendien is het niet te verwachten dat ik
toestemming krijg om muzikale vakstudie
te maken, omdat mijn ouders er maat
schappelijk niets in zien. Zij vinden het
eigenlijk beneden mijn stand."
„Op dit laatste ga ik niet in, maar ik
zou wel van u willen weten wat uw doel
precies is en waarom u denkt geen instru
ment te behoeven te bespelen."
„Ik wil dirigent worden en ik meen dat
mijn krankzinnig muzikaal geheugen mij
bij het dirigeren goed te pas komt. Ik mag
wel zeggen dat alle symphonieën mij voor
de geest staan en ik heb er een bepaalde
voorstelling van hoe ik ze zou uitvoeren."
Ik speelde hem de eerste maten van de
Derde Symphonie van Brahms voor, maar
zijn krankzinnige geheugen liet hem in de
steek.
„Ik neem het u niet kwalijk dat u deze
(overigens beroemde en zeer eigenaar
dige) maten niet herkent, maar ik moet
zeggen dat het voor de studie van het vak
zéér nodig is dat u kunt piano spelen en
zéér gewenst is dat u een strijkinstrument
enigermate beheerst. Daarenboven moet u
in het bezit zijn van een zeer goed gehoor,
dat niet alleen de gewone algemene ont
wikkeling moet doormaken, maar boven
dien gespitst moet worden naar de speciale
eisen die voor het studeren met een orkest
of met een koor, of met beide, gesteld
worden. U moet bovendien behoorlijke
studies maken van harmonie, contrapunt
en analyse, om de constructie der werken
te kunnen begrijpen en zonder een dege
lijke kennis der muziekgeschiedenis kunt u
zaken als stijl en algemene aesthetiek niet
aan. Dat u bij dit alles van alle muziek
instrumenten terdege op de hoogte moet
zijn spreekt wel van zelf. U moet in ver
band hiermee ook studies in instrumenta
tie maken en zich trainen in het spelen
van uit een orkestpartituur".
„Maar het komt er toch in hoofdzaak
op aan.
„Het komt er om te beginnen in hoofd
zaak op aan dat u een grondig ontwikkeld
musicus is. Als u de leider wilt zijn van
een ensemble van vakmensen moet u door
uw kennis van zaken respect afdwingen."
„Maar ik heb mij aesthetisch en intel
lectueel zéér ontwikkeld en dit lijkt
mij
„Dit is goed, hoewel dit aanprijzen mij
niet aesthetisch in de oren klinkt. Waar
om wilt u eigenlijk juist dirigent worden?"
„Wel, omdat de meeste programma's
tegenwoordig mij helemaal niet bevallen."
Dit zei hij heus. Ik vroeg hem of dit
werkelijk zijn eerste, innerlijke drijfveer
was. Hij antwoordde ontwijkend en ik
kreeg hoe langer hoe meer de overtuiging
dat het woord krankzinnig toch wel iets
met de bron van alle andere door hem
gesproken woorden te maken had. Niet
alleen dat deze jongeman de muziek ver
wart met de muziekwereld, hij stelt zon
der kennis van zaken zijn oordeel boven
het genieten; en dit alles was hij zich niet
bewust. In geen enkel woord klonk iets
van de natuurlijke drang tot muziekbe
oefening, in geen enkele zin iets van
respect voor de muziek.
„Maar als het nu uit een onderzoek zou
blijken dat u toch niet voor het vak van
dirigeren geschikt bent, wat zoudt u dan
willen doen?"
„Dan zou ik criticus willen worden."
„O, juist, en dan zou u over de mensen
die wel in het vak gestudeerd hebben, bij
voorbeeld gaan schrijven dat zij er niets
van k mnen. Dan zou u uw oordeel wel
klaar hebben over componisten, dirigen
ten enzovoorts, enzovoorts. Maar voor dat
doel zoudt u dan hier toch niet aan het
juiste adres zijn. Wij zijn hier aan het
Conservatorium verantwoordelijk voor de
opleiding van musici."
„Maar als ik nu werkelijk muziek zou
willen studeren, waarmee moet ik dan be
ginnen?"
„Dan moet u goede pianolessen hebben
en meteen daarbij zeer goede lessen in
solfège. Dat wil zeggen: u moet ontwik
keld worden in de algemene, elementaire
muziekleer en boven alles moet uw gehoor
volgens beproefde methode geoefend wor
den. En om mijn predikatie te beslui
ten u moet au fond meer van de mu
ziek houden dan van u zelf."
HENDRIK ANDRIESSEN
Twee jaar gevangenisstraf eiste de offi
cier van Justitie bij de Amsterdamse recht
bank tegen een 40-jarige koopman, die vier
dames totaal 26.000 afhandig had weten
te maken. Hij was met haar door huwe
lijksadvertenties in kennis gekomen.
Een 53-jarige weduwe uit Noordwijk aan
Zee nam een hypotheek op een paar huisjes
die zij bezat en gaf hem zonder schuldbe
kentenis 14.000. Een 48-jarige boekhoud
ster gaf hem 8000, waarvoor hij een
schuldbekentenis tekende. Van twee andere
dames kreeg hij nog 4000.
„De slachtoffers waren wel dom", zei de
officier van Justitie, „maar haar hoop om
te trouwen deed haar er in vliegen. Onder
zulke omstandigheden doet men vaak din
gen die tegen de redelijkheid indruisen."
Dat de verdachte daarop heeft gespeculeerd
vond de officier erger dan een „gewone"
oplichting.
LETTERKUNDIGE PRIJS VAN PARIJS
VOOR JEAN ROSTAND
De grote letterkundige prijs van de stad
Parijs ten bedrage van 300.000 francs is toe
gekend aan Jean Rostand voor zijn gezamen
lijke werken. De schrijver werd als tweede
zoon van Edmond Rostand en Rosemonde
Gérard in October 1894 te Parijs geboren. Hij
is één der voornaamste biologen van deze
tijd.