Een houding in de tijd Feest van de aquarel in Delftse Prinsenhof HARTENDORP Wanverhouding Het Oude Slot te Heemstede Eerste „goedkope woning" is in Friesland gereed Agenda voor Haarlem OVER MUZIEK ZATERDAG 3 APRIL 1952 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN De onzekerheid en haar moraal Aan de Kwarfaalabonnés Commissie inzake gemeentelijke belastingen Schoonheid in Haarlem en omgeving Unieke expositie van zvaterverf-schilderijen Zandvoorts politiechef gaat met pensioen Heringa Wuthrich Overheid wil bouwen van eigen woningen aanmoedigen De trots van Don Quichotte In zijn opstel over Camus dat tot het beste behoort dat ik over de schrijver van „La Peste" las heeft hij zich samenvat tend met de geringste reserve daaromtrent uitgesproken, hoewel geen essay zijn stand punt in het midden laat. Dubois aanvaardt het niet-weten. Maar hij aanvaardt deze onzekerheid niet als fataal, niet als „een ondoordringbare muur", maar als voor- ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51 Telefoon 16990 17696 Spaarne 3 Haarlem. Vanaf ƒ2.50 per week. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. ZATERDAG 5 APRIL Stadsschouwburg: ..Het witte schaap van de familie" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Frans Hals: .Dr Pretorius, vrouwenarts". 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: ..Bright Victory", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Gejaagd", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Okinawa", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. ralace: ..Onder de hemel van Parijs', 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Black Jack", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Bomba", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De Spook- haven", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 6 APRIL Stadsschouwburg: „Het witte schaap van de familie" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Rem brandt: „Ambassadeurs der muziek", alle leeft., 11 uur. „Okinawa", 18 jaar, 2, 4.1o, 7 en 9.15 uur. Palace, Luxor, Lido, Spaarne, Minerva: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2. 4.30, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 7 APRIL Rembrandt, Palace, Lido. 2, 4.15, 7 en, 9.15 uur. Frans Hals: 2.30. 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2.30 en 8.15 uur. Luxor: 2, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Vijfentwintig jaar geleden werd deze foto van de Romaanse brug gemaakt. Toen was het bouwwerk toel gehavend, maar was het ook nog een bezienswaardigheid. Wij spreken van de ruïne van het Oude Slot aan de Meerweg te Heemstede. Er zijn verscheidene afbeeldingen van het gebouw in welstand bewaard. In vroeger eeuwen werd evenwel niet van een Slot gesproken, maar werden andere benamingen gebruikt. Het eerste, dat was in de 13e eeuw, heeft er ter plaatse een burcht gestaan. Dat was een versterking, die er allereerst op be rekend was dat de burchtheer zich kon verdedigen tegen aanvallen van een vijand. Dat was in de riddertijd, toen er nog mi niatuur-oorlogen gevoerd werden, waarbij ridders hun onderlinge twisten uitvochten. De vraag hoe de ridders woonden was toen ondergeschikt aan de eisen der verdediging. De toegangspoort tot het terrein van het oude Slot. Later zijn deze burchten vervangen door kastelen. Die hadden een tweeledig ka rakter; weliswaar geschikt voor verdedi ging', maar tevens ook voor woonoord. Toen waren er nog wel grachten en ophaalbrug gen. Nog later werd van Huizen gespro ken, omdat het toen in het bijzonder ging om het wonen, want de twisten tussen de ridders werden niet meer onderling uitge vochten. Die verandering in bouwtrant was veelal geen bezwaar, want in de meeste gevallen zorgden tegenstanders van.de ridder er wel voor dat het oude gebouw werd verwoest, zodat het dan naar moderner begrippen kon worden opgebouwd. Dat leert ook de geschiedenis van het Slot te Heemstede. In de Kroniek van Haarlem vinden wij de volgende aantekeningen: 1250: De Heer van Heemstede woont Op zijn middeleeuwse burcht in Heemstede. 1294: Deze burcht wordt verwoest in opdracht van Hertog Albrecht van Beieren, omdat Heer Jan van Heemstede mede plichtig was aan de moord op Aleid van Poelgeest, de minnares van de Hertog. 1300: De burcht wordt weer opge bouwd. 1404: Kabeljauwse Haarlemmers plunde ren en verwoesten de burcht. Dit is een episode uit de Hoekse en Kabeljauwse twisten die toen ons land beroerden. De Heer van Heemstede had zich aan de kant van de Hoeksen geschaard, Haarlem had de zijde der Kabeljauwsen gekozen. 1410: Herbouw van de burcht. 1425: De brucht wordt opnieuw door de Kabeljauwsen vernield. 1462: Jan van Heemstede herbouwt het kasteel. 1600: Heer Roeland van Heemstede raakt aan lager wal, zó erg zelfs dat hij door een tante moet worden onderhouden. Het kasteel wordt in clie tijd verwaarloosd. 1620: Het kasteel wordt door Ridder Adriaan Pauw, raadspensionnaris van Holland, gekocht. Hij restaureert en ver fraait het Huis, zodat het door tijdgenoten [ET DE GEBUNDELDE studies „Een houding in de tijd" een keuze van een - negental uit de vele essays van Pierre H. Dubois is bij verrassing een peil benaderd en soms zelfs geëvenaard, dat ons essayistisch proza sinds Menno Ter Braak niet dan bij uitzondering heeft bereikt. Hier is de critische beschouwing weer schep pend, is ze passie, is ze kunst. Hier wordt de critiek weer gehanteerd, niet als litteraire bezigheid, maar als instrument dat „onze tijd" al het oneindig verwarde dat als periodieke duistere faze van de menselijke geschiedenis aan de dag treedt verkent, peilt en onthult. Het opmerkelijke en verrassende van Dubois' boek is niet de stellig heid waarmee de auteur de criteria van de „ForunT'-.groep (van Ter Braak c.s.) tot de zijne heeft gemaakt en aanlegt: negatief „de schoonheid om de schoonheid" afwijst en positief de eis stelt dat de schrijver zonder enig voorbehoud zal getuigen van het meest persoonlijke en wezenlijke dat hem als mens beweegt. Evenmin is dat het feit van zijn manmoedig tweegevecht met het probleem der problemen, dat internationaal aan de litteraire orde van de dag is: het „zinloze van het leven", het „absurde" als is het juist dit aspect van het actuele levensgevoel, dat Dubois zeer welbewust in het middelpunt van zijn beschouwing heeft geplaatst. Wat Dubois' werk onderscheidt van soortgelijke geschriften is méér nog dan zijn onmiskenbare eerlijkheid, intelligentie en onderscheidingsvermogen voor de sub tielste schakeringen zijn menselijke ernst, zijn wakkere strijdvaardigheid en de intensiteit van zijn meebeleven. Zélf „aan getast", zoals ontelbaren, door wat Camus een ziekte van de geest noemde, door de onzekerheid (die Dubois wist te behoeden voor een catastrophale wanhoop), is hij, zich diep-bewust van zijn verantwoordelijkheid als mens (en dus ook als schrijver), niet met de onverschilligen gevlucht in een „na-ons-de-zondvloed", noch met de zelf verzekerden in enig dogma, wijsgerig stel sel of geloof en zelfs niet in de „kunst". Met de moed van de bewust geworden twijfel maakte hij als dichter de balans op van zijn verleden achterhaalde hij elke schijn. En zo, met niets gewapend dan met de kracht van zijn „quia absurdum" („om dat het zinloos is"), waagde hij zich aan een weerbare confrontatie met diè auteurs, in wier werk aan diezelfde problematiek uitdrukking was gegeven: met Camus en Gheorghiu, Lawrence en Miller, Tsjechow en Simenon. Tweestrijd van hoofd en hart In hen, telkens anders genuanceerd, her kende hij wat hemzelf bewoog: de inner lijke gesteldheid die Unamuno, jaren ge leden al, „het tragische levensgevoel" noemde: de tweespalt tussen hoofd en hart, logica en leven, de consequentie van het denken (het weten en miet-weten) en de onberedeneerbaarheid van het gevoel (het verlangen en ontberen). Een Frans geleer de heel't eens gezegd dat elke wetenschap, elk weten, een herleiding is tot het onbe- gi'ijpbare, het niet-weten, de onzekerheid. En het menselijk hart wil vervuld zijn, wil onschuld en geluk, wil duurzaamheid, wil „diepe, diepe eeuwigheid", zoals Nietzsche dichtte. En daar staat de „moderne mens", die sinds eeuwen de faculteit van het denken ontwikkelde ten koste van die van het ge voel, voor de afgrond van het absurde. Het leven, zegt de logica, is zinloos. En toch, antwoordt het redeloze verlangen, wil ik het niet prijsgeven, eerbiedig ik het, want het is datgene waarvoor de mens, los van elk dogma, de verantwoording draagt. Dat geeft hem de waardigheid van zijn mens zijn in, óók nadat deze als leer werd mis bruikt. Dit tasten in het: duister van het mense lijk bestek heeft Dubois in deze auteurs, aan wie hij zijn eigen twijfel toetste om zijn houding te bepalen „in de tijd", ge hoord, herkend en blootgelegd. In Tsje chow wijst hij de wanhoop hier in haar mildste, meest menselijke en daardoor meest tragische gedaante verschijnend aan als bron van het scheppend vermogen. Camus biedt hem de onzekerheid als grondslag tot een moraal van het geluk. In Lawrence ontdekt hij temidden van zovele vernietigende driften de honger naar on schuld als diepste drang en Henry Miller's ten onrechte befaamde obsceniteit weet hij te herleiden tot de eigenlijke kern: een wanhopige poging tot loutering, „bekering" en verzet tegen de onterende menselijke nederlaag en dat alles uit verlangen naar het onomschrijfelijke, dat aan géne zijde ligt van het dilemma der onzeker heden: het „absolutie". Wat nu, wil men weten, is de houding tegenover deze problematiek, waartoe na deze confrontatie een schrijver als Dubois besluit Dubois, die essay na essay waar maakt wat hij van een auteur eist: dat deze schrijven zal zoals hij zou willen leven en wel met de inzet van zijn volle mens-zijn? Pierre II. Dicbois. (Foto: A. C. Willink) lopig gegeven. Met de edelmoedige trots van Don Quichotte voegt hij zich bij de ruslelozen, de eeuwig en onvermoeibaar herbeginnenden, bij „de wèl-verstoorbaren, die hopen moeten zonder te weten waarom en zonder te weten waarop". Strijdbaar, als- men wil strijdlustig, in het harnas tegen elke schijn, elke „troost", elk zelfbedrog, is hij bereid te hopen zonder illusie. Want wie weet bij zoveel niet-weten of niet te eniger tijd, hoe of vanwaar ook, iéts daagt Door het abonnementsgeld voor het tweede kwartaal 1952 thans te gireren bespaart U incassokosten. U kunt het bedrag ad 6.10 (voor abonnés die de krant per post ont vangen 6.60) storten of overschrij ven op postrekening 273107 ten name van Haarlems Dagblad of op één van onze rekeningen bij de Amster- damsche-.Twentsche- of Rotterdamsche Bank te Haarlem. Als U er prijs op stelt, dat het abonne mentsgeld voortaan automatisch van Uw girorekening wordt afgeschreven, wilt U dan een machtigingsformulier aanvragen bij onze administratie waar het nu duistert? Buiten de „muur van het zinloze" laat Dubois „alle ruimte vrij", alle mogelijkheden open. Is dit, wat ik tot besluit wil citeren uit een brief van Hermann Hesse, niet ge schreven in de geest van Pierre Dubois en ligt daar ook voor hém niet een „mogelijk heid"? „Ik geloof", schrijft Hesse, „dat on danks alle klaarblijkelijke zinloosheid het leven een zin heeft. Ik leg mij er bij neer, deze uiteindelijke zin met het verstand niet te kunnen vatten, maar ik ben bereid hem te dienen, ook als ik mezelf daarbij moet offeren. De stem van deze zin hoor ik in mijzelf. Ik hoor haar op ogenblikken, waar in ik wérkelijk ben en vervuld van leven en wakker." Ook dat is Don-Quichotterie misschien. Maar één dan van een adel die elke wan hoop heeft gekend en elke heeft overleefd. Hoe vol van zin moet de „zinloosheid" zijn, om deze moraal, deze menselijke waardig heid te doen rijpen, ook al is het maar in één sterveling! C. J E. DINAUX Pierre H. Dubois: „Een houding in de tijd" (Essays). Deel III van de serie „Peiling en Perspectief" (J. M. Meulenhoff, Amsterdam). Pierre H. Dubois: „Quia Absurdum" (Veiv.en). Deel 39 van de Helüton-reeks. (A. A. M. Stols, 's-Graven'hage). De minister van Binnenlandse Zaken heeft besloten een commissie in te stellen, die tot taak zal hebben te onderzoeken, in hoeverre en op welke wijze de algemene beginselen van belastingheffing in ge meentelijke belastingverorderingen toepas sing kunnen en dienen te vinden, en op welke wijze moeilijkheden, welke zich in de praktijk met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke belas tingen voordoen, kunnen worden onder vangen. Voorzitter van de commissie is prof. dr. B. Schendstok, hoogleraar aan de Nederlandse Economische Hogeschool. In de commissie hebben onder anderen zit ting mr. G. W. Toebes, adjunct-directeur van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten en A. Zadel, ontvanger der ge meente Velsen. Het aantal jonge mensen, dat aan muzi kale vak-studie begint, wordt jaarlijks groter. Dit klinkt op zichzelf muzikaal en men is geneigd uit te roepen: hoe meer zie len, hoe meer vreugd. Inderdaad is het ver schijnsel, dat er voor de vakstudie in de muziek in de loop der jaren meer belang stelling is gekomen, op de eerste plaats iets gunstigs, en als hier nu enige uitingen van bezorgdheid zullen volgen, dan betreffen deze niet de gestadige uitbreiding van de professionele muziekstudie in het alge meen, maar wel verschijnselen in de prak tijk van het muziekleven, die het ogen schijnlijk enthousiaste vak-studeren zo danig belichten, dat men er een zorgelijke aangelegenheid in gaat zien. De aquarel is een schilderij in waterverf op papier. Op die plaatsen waar de kleur stof tot een minimum gereduceerd is door een overvloedige toevoeging van water, straalt het witte papier het sterkst door. Het transparant der pigmenten doet de schildering oplichten. Donker en licht ont staan dus naarmate de spiegel van het blanke papier in meerdere of mindere mate door de verfstof wordt gedoofd. U vindt het misschien overbodig om over deze eigenaardigheden van de waterverf- schildering na te denken als u van de aquarel-kunst wilt genieten, maar dan zult u ook niet kunnen begrijpen dat het hier niet gaat over verschillen in techniek die alleen de vakman hoeft te kennen, maar dat de aard van deze techniek meebrengt dat de kunstenaar wanneer hij zich van de aquarel bedient een andere bedoeling heeft dan wanneer hij naar het palet met olie verf grijpt. U zult zeggen dat het om de schoonheid gaat en niet om de middelen waarmede die schoonheid wordt opgeroe pen, maar er bestaat nu eenmaal velerlei schoonheid en die is nooit geheel los te maken van het medium, niet in de muziek, niet in de poëzie en evenmin in de beel dende kunst. Het is het vlietende en vluchtige, het diffuus-stralende van licht en kleur dat in de transparante waterverven gegeven wordt. De vochtigheid van de atmospheer, de onvatbaarheid der voorbijvarende wol ken, het glanzen van de waterspiegel, het binnenzevende licht in een zomerse ka mer en het doorzichtige donker van een avondstraat. Het is het licht dat huizen „een vorstelijk verblijf" wordt genoemd. 1811: In de loop der eeuwen is het Huis geheel vervallen. Daarom wordt besloten het af te breken. Alleen de slotbrug en enkele bijgebouwen op het voorplein blij ven staan. Onder Ridder Pauw beleefde het kasteel zijn grootse tijd. Twee keer heeft er zelfs een koningin gelogeerd. Maria de Medicis heeft er op haar doorreis van Den Haag naar Amsterdam vertoefd en Maria Hen- riëtte van Engeland vond er na haar ver banning in 1644 een toevlucht. Ridder Pauw heeft niet alleen veel aan het kasteel verfraaid, maar hij liet op het voorplein verscheidene gebouwen, zetten. Een deel daarvan kan men er nu nog vinden. De fraaie Romaanse brug die bij de af braak in 1811 gespaard werd, dateert uit de 17e eeuw. Op een gravure uit de 16e eeuw staat wel een brug die er oppervlakkig op lijkt, maar uit de omstandigheid dat daar zes bogen zijn, terwijl de Romaanse er slechts vijf had, blijkt reeds het verschil. Er wordt verondersteld dat de brug ge maakt is naar een ontwerp van Lieven de Key. Nevenstaande foto van de brug is onge veer 25 jaar geleden gemaakt. Daaruit blijkt dat de brug toen nog, al ging zij al duidelijk tekenen van bouwvalligheid ver tonen, in tact was. Het was een schilder achtig plekje, vooral omdat het restant van de deur met omlijsting, die vroeger toe gang tot het kasteel heeft gegeven, was blijven staan. Het geheel ging half verbor gen achter heesters en onkruid.' Alles deed sprookjesachtig aan. Was achter die geslo ten deur de schone prinses die gewekt moest worden? Reeds in die tijd is in de kringen van het Heemsteedse gemeentebestuur af en toe de wenselijkheid ter sprake gekomen de ruïne van het oude Slot te kopen, om die dan als een attractie voor de gemeente ter bezichtiging te stellen. De moeilijkheid was evenwel dat het terrein particulier eigen dom was. Enige tijd geleden heeft Heem stede de grond en ruïne aangekocht. Om de De Directeur-generaal van de Weder opbouw en de Volkshuisvesting, dr. ir. Z. IJ. van der Meer, heeft vandaag in Oos- terwolde de eerste van de zogenaamde goedkope woningen in Friesland geopend. Hij hield bij die gelegenheid een rede, waarin hij zei dat Friesland een halve eeuw geleden met een percentage van 62 bovenaan de lijst van éénkamerwoningen stond. In 1947 was het percentage nog hoog": 10.4 tegen een landelijk percentage van 2.2. Hij vroeg zich af of niet geleidelijk de tijd is gekomen om wat meer zorg te be steden aan de opruiming der éénkamer woningen. Een gelukkige omstandigheid daarbij noemde hij het dat het woning tekort in Friesland geringer is dan dat in het hele land. Per 1 Januari was het voor Friesland 2.1 procent. Voor Nederland 8.8 procent. Daarom heeft Den Haag met grote belangstelling het initiatief gevolgd van een aantal Friese bouwers. Er is te voorschijn gekomen een woning type, dat voldoet aan de rijks- en gemeen tevoorschriften, waarbij met de minste offers de hoogste graad van doeltreffend heid wordt bereikt. De bouw ervan is strikt zakelijk opgezet. Het resultaat is een woning, die alleszins acceptabel is en die wordt beschikbaar gesteld tegen een prijs die voor een belangrijk aantal woningzoe kenden betaalbaar is. Vooral als ik zie, aldus de heer Van der Meer, dat sommige gezinnen, gedreven door het verlangen naar een eigen dak, hun geld hebben ver spild aan een of ander bouwsel van tijde lijk karakter dat men deftig „semi-perma- nent" noemt voel ik mij gedrongen bouwers en aanstaande bewoners met dit resultaat geluk te wensen. Een tweede reden waarom hij zich over dit initiatief ver-heugde, is dat op deze wijze het eigen woningbezit wordt aange moedigd. De huurwoning heeft het peil van de volkshuisvesting geen afbreuk ge daan, maar toch betekent de verdringing van het eigen huis met name op het plat teland een groot verlies. Het eigen huis moedigt 'de spaarzin aan, verhoogt de liefde voor de woning en de eigen om geving en als de kosten zijn afbetaald de financiële draagkracht van de be woner. In de nieuwe woningwetgeving, die op stapel staat, is een voorstel opgenomen, dat de bevordering van de eigendomsver- krijging van woningen door minder wel- gestelden brengt binnen de sfeer van de wetgever en van de bemoeiingen van de overheid. De directie van de Wederop bouw en de Volkshuisvesting onderzoekt intussen de mogelijkheid van een regeling op kortere teiTnijn, die de bouw van,eigen woningen aanmoedigt. De heer G. J. W. Vreman, korpschef van het Zandvoortse politiecorps, zal deze dienst met ingang van 1 October verlaten wegens het bereiken van de pensioenge- recthigde leeftijd. De heer Vreman zal zich met zijn gezin omstreeks deze tijd in Laag Keppel vestigen. Het ontslag uit de politiedienst werd hem op de meest eervolle en onder dank betuiging voor de vele belangrijke dien sten aan de gemeente Zandvoort bewezen, verleend. Op 1 October zal de heer Vreman 38 jaar in politiedienst zijn, waarvan bijna 32 jaar in Zandvoort. De korpschef verwierf zich in deze jaren vele vrienden in Zand voort en daarbuiten. „Grenoble" (1877), aquarel van Jongkind. en straten, heuvels en wolken, mensen en dingen modelleert. Voordat de Fransen in de olieverfschil- dcring deze duizenderlei brekingen van het licht probeerden te vangen, hadden de Engelsen dit wisselende spel al in hun wa terverven vastgelegd. David Cox, die van 1783 tot 1859 leefde, schiep in zijn aquarellen een impressionis me „avant la lettre" en de invloed welke Bonington, die in 1828 op zevenentwintig- jarige leeftijd stierf, op de Fransen uit oefende wordt algemeen erkend. Wie op de tentoonstelling in het Prin senhof te Delft rondwandelt en daar de collectie aquarellen uit verschillende lan den bijeen ziet, zoals er voordien, bij ons weten, nog niet eerder een in ons land is samengebracht, die moet het wel bijzonder treffen te zien, hoe „modern" die Engel sen waren, bijvoorbeeld die Turner en Constable, die toch leefden en werkten in de eerste helft van de negentiende eeuw. Men merkt op, hoe zij het anecdotische, waar die eeuw toch zo verzot op was niet achtten, maar er op uit waren om de ver schillende plannen in het landschap in de ruimte uit te zetten en ze door licht en atmospheer te laten omspelen en om spoelen. Is het wonder dat de stem van deze pro feten nog steeds in Engeland doorklinkt en dat een Wilson Steer deze kunstvorm voortzette en haar tot een schone traditie maakte Maar ook Nederland was een grote voor loper rijk: J. B. Jongkind en men mag misschien wel zeggen dat zijn aquarellen tot de mooiste behoren die er ooit ge maakt zijn. U kunt ze zien hangen naast Constable en hoe weet hij zich daar te handhaven! Zijn penseelvoering was drif tiger en sterker geladen met menselijke tragiek. U kunt zijn landschappen uit Hol land en Frankrijk zien hangen naast Weissenbruch, naast Turner en verderop naast van Gogh. Hij was de vrijbuiter die altijd op weg, en overal thuis leek te zijn en de beminnelijkheid van een kind bezat. Constantin Guys was zijn tijdgenoot. Ook hij leidde een nomadenleven en maakte als oorlogscorrespondent de boeiendste no tities van de legers te velde. Maar welk een raffinement vertolkt hij in zijn tafre- len van paarden; zijn equipages die voort snellen, zijn mondaine vrouwen. Naast de tekeningen van Holtusai ziet u, dat de ver fijning van zijn kleur voor die der Aziaten niet onder doet. Zo naderen wij het grote keerpunt in de schilderkunst, het centrale punt van de expositie-Paul Cézanne. Als een afzonderlijk eiland, terzijde van de grote evoluties ligt daar de Haagse School, met haar uitzonderlijke hoogte punten. Hierover en over de moderne stromingen, zullen wij in een volgend artikel nog enige aantekeningen maken. ADVERTENTIE HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Ieder jaar is het aantal candidaten voor de muziek-examens in ons land groter. Het vooruitzicht van de wettelijke bescherming van het bei-oep is zeer zeker van invloed. Er zijn meer punten aan te wijzen die de stijgende belangstelling voor de vakstudie gedeeltelijk kunnen verklaren, maar dat een en ander zou wijzen op een positieve versterking van de muzikaliteit bij de jeug dige Nederlanders, daar geloof ik niets van. Het is wel mogelijk dat er meer muziek is in onze generatie dan in het geslacht, dat vijftig jaar geleden zeer jong was, maar dan blijkt deze verbetering in ieder geval niet uit de aard dezer examen-studies. Wat is namelijk de zaak? Honderden en honderden jongelieden maken de vakstudie om muziek-leraar te worden, en dan in verreweg de meeste gevallen om leraar in het pianospel te worden, maar tegelij kertijd hebben de orkesten voortdurend te kort aan muzikanten. Er is een wanverhou ding in de muziekwereld: er wordt teveel les gegeven en te weinig gemusiceerd. Dit is muzikaal beschouwd helemaal en gron dig mis. Een volk, dat een voortdurend te kort heeft aan strijkende en blazende mu zikanten, kan dit niet goed praten met te zeggen: wij hebben een overvloed van lera ren. Enerzijds duidt dit tekort aan muzi kanten op iets gunstigs: de orkestkring in. concertzaal en radio-studio is enorm voor uitgegaan; maar het feit dat -de orkesten onophoudelijk vragen naar strijkers en bla zers, terwijl er jaarlijks honderden en hon derden jongelieden muziek-examens afleg gen, stelt het muziek-besef in de Hollandse families in een eigenaardig licht. Zou Willem Pijper dan toch gelijk gehad hebben toen hij bitter opmerkte, dat de Ne derlanders niet muzikaal zijn? All; er jaar lijks een overvloed van violisten, cellisten en blazers was, met gebrek aan leraren, zou ik veel eerder aan een opbloei van de mu zikaliteit geloven dan nu. Een muzikant musiceert, om te beginnen in iedere repe titie; en hoeveel van zijn tijd musiceert een leraar? Velen stellen het vooruitzicht een onderwijspraktijk te verwerven, maat schappelijk boven een werkzaamheid als practisch muzikant. Dit is muzikaal be schouwd een dwaling, artistiek beschouwd een dwaling en maatschappelijk beschouwd een dwaling. Het hoogste wat men in de muziek bereiken kan is juist, muzikant te zijn. Als ouders en jongelieden dit besef ten. dan zou de wanverhouding niet be staan. Men kan veilig van mij aannemen dat ik niet te kort wil doen aan het belang van de opleiding tot goede pianovakleraren. Maar deze noodzakelijke opleiding behoeft geen propaganda. Wat wel progapanda be hoeft is de opvoeding tot muzikant. Voor deze opvoeding is er in ons land voldoende gelegenheid. En is het niet aantrekkelijk te weten dat er werkgelegenheid is voor goed ontwikkelde muzikanten? Er is ge brek aan wat wij noemen slagvaardige violisten, cellisten en blazers. Als deze mu sici goed onderlegd zijn zijn zij ook gerech tigd om les te geven, en dat is dan ten slot te voor ons Hollanders toch maar weer een rustig idée. Het zou interessant zijn te kunnen weten hoe deze toestand in ons land over enige tientallen jaren zal zijn. Zal er dan meer echte muzikale romantiek en fantasie onder de jeugd zijn? Zal men dan op basis van een musicerende lagere school de opbloei van een muzikanten-geslacht zien? Een muzikanten-geslacht bedoel ik, zowel onjler dilettanten als onder vakmensen. Er moet minder conventioneel gezworen worden bij de piano en veel meer, reeds op jeugdige leeftijd, geoefend worden in het bespelen van viool, cello en blaasinstrumenten. Dan zullen er onder de vakstudenten meer mu zikanten zijn. HENDRIK ANDRIESSEN brug voor verdere beschadiging te behoe den, is die toen afgebroken. De stukken zijn veilig opgeborgen tot de tijd gekomen zal zijn dat aan herbouw gedacht kan worden. Tot heden is het daartoe niet gekomen en het ziet er niet naar uit dat het nu gauw zal gebeuren. Er bestaan wel plannen om die omgeving tot een aantrekkelijk punt te maken, maar meer dan plannen zijn het nog niet C. J. van T. Een aardig poortje van een der bijgebou wen, dat helaas op instorten staat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 5