Tekenen tussen hemel en aarde Nagenoeg allen er alles zijn er voor geld te koop Monniken van Rolduc vonden „brandbare steen De mens in de lucht Agenda voor Beverwijk Zware taak voor de nieuwe m inister-president Een halve eeuw Staatsmijnen Zij staken de eerste spade in de grond voor een grootindustrie „Hoe hoog wilt u hangen?", vroeg de piloot Nieuwe uitgaven f Vliegauto EGYPTES GROOTSTE PLAAG: Contactavond van de evangelisatie Wetenswaardigheden van de luchtvaart DONDERDAG 10 APRIL 1952 (Speciale berichtgeving) In de eerste helft van Mei wordt het vijftigjarig bestaan van de Nederlandse Staats mijnen met een groot volksfeest gevierd. De optochten, die door de straten zullen trekken, beloven die van carnaval in glans te overtreffen. Verder staan er belangrijke internationale voetbal- en wielrenwedstrijden op het programma. Twee dagen lang zullen de bewoners van de mijnstreek in de ban van het fee9t gehouden worden. Vijftig jaren zijn er voorbij gegaan sinds de oudste staatsmijn, de „Wilhelmina", te Terwin- selen in exploitatie genomen werd. In die vijftig jaren zijn de staatsmijnen uitgegroeid tot een industrie van enorme betekenis voor de welvaart, de voedselvoorziening, het verkeer en de verwerkende industrie. Monniken-werk Toen de Monniken van Rolduc de eerste steenkool aan de oppervlakte van het ko- lenrijke gebied van Zuid-Limburg weg groeven, zullen zij er zich wel geen reken schap van gegeven hebben, dat zij hiermee de eerste spade in de grond staken voor een industrie, waarop het gehele economi sche leven van ons land is opgebouwd. Want in de tijd, toen de eerste „brandbare steen" gevonden werd dat was vele eeuwen geleden dacht men nog niet aan spoorwegen, industrieën en electrisehe cen trales en de boeren gebruikten nog geen kunstmest. Ook toen deze monniken hon derden jaren later de steenkoollagen gin gen ontginnen, had de mens nog een ge heel andere leefwijze dan tegenwoordig. Maar zij luidden een nieuw tijdperk in. Waar eens de korenhalmen zich naar elkaar toebogen in de streling van de zomerbries, verrezen tussen de glooiingen van het Lim burgse heuvelland de kentekenen van toe komstige industriële bedrijvigheid. „Kolen" werd het woord, waarvan een magische kracht uitging. En vandaag heeft dit woord nog niets aan betekenis ingeboet, integen deel, juist nu geeft men zich pas reken schap van de vele mogelijkheden, welke de zwarte delfstof in zich bergt. Groei In. de nieuwe mijnstreek, te Geleen- Lutterade, ligt het enorme complex van de staatsmijn „Maurits", één geheel vormend met de cokesfabriek Maurits en het Stik- stofbindingsbedrijf. De andere staatsmijnen zijn de „Emma" te Hoensbroek, de „Hen drik" te Brunssum op de grens van de oude en de nieuwe mijnstreek en de huisbrand mijn „Wilhelmina" te Terwinselen in het oude kolengebied. Heeft het oude mijngebied gelijke tred kunnen houden met de industriële vooruit gang, de nieuwe mijnstreek, waarvan het Maurils-complex het centrum is, vertoont alle kentekenen van een te snelle groei. Niet alleen missen de mijnwerkerswonin gen die typische karakteristiek, die de oudei mijnstreek kenmerkt, maar ook de samen stelling van de mijnwerkers-bevolking is er anders. Om aan de grote vraag naar werkkrachten te kunnen voldoen, moesten vele gegadigden van elders worden aange trokken, hetgeen vroeger nogal eens tot Wild-West-vertoningen leidde. Sindsdien is er in de loop der jaren op dit punt heel wat verbetering ingetreden. Opvoeding Dat het Maurits-complex overigens niet tot een grauwe stenen wereld van fabrie ken en dicht op elkaar gepakte huizenblok ken is uitgegroeid, is te danken aan de mijnwerkers zelf, die er de voorkeur aan geven in hun oorspronkelijke woonplaatsen te blijven wonen. Tientallen bussen rijden tijdens de spitsuren af en aan en het is eeh indrukwekkend gezicht dat grote leger mijnwerkers langs de portiersloge te zien oprukken om de dagelijkse strijd tegen de kolenlagen aan te binden. Niet alleen tij dens de werkuren, maar ook in zijn vrije tijd ondervindt de mijnwerker de invloed van de mijn op zijn bestaan en dat van zijn gezin, zij het indirect. Veel wordt er name lijk door de mijn-bedrijven gedaan om het culturele peil te verhogen en niemand zou die invloed graag meer willen missen. Vrouwen en meisjes worden zonodig aan werk geholpen en wat voor de mijnwer- kersjeugd als toekomstig personeel wordt gedaan, manifesteert zich in de onder- cn bovengrondse vakscholen, waar de jeugd in kameraadschap wordt opgevoed en op zijn toekomstige taak wordt voorbereid. Kameraadschap is een mooie karakter trek die vooral aan betekenis wint onder hen, die in de ondergrondse pijlers met cle afhouwhamer de kolenlagen aanboren. Men moet hen maar eens aan het werk zien in stof en zweet, meestal in gebukte houding onder de bescherming van de stut balken. Een ongeluk ligt in dit bedrijf in een klein hoekje en daarom is het aan kweken van kameraadschap meer nog dan elders goed en noodzakelijk. De jongens werken op school in groepjes, die gezamen lijk de problemen oplossen, evenals de ac- coordwerkers, die elkaar in de onder grondse pijlers direct bijspringen als ccn van hen de productie niet kan halen. Ove rigens valt het wat de ongelukken betreft in de Nederlandse mijnen nogal mee; de statistieken wijzen dit uit, maar ieder slachtoffer is er een te veel en daarom wordt aan de veiligheidsvoorschriften streng de hand gehouden. Uitgangspunt De grote betonnen fabrieksgebouwen der chemische bedrijven, hun reusachtige pijp leidingen, de machtige koeltorens, waarin de gecondenseerde stoom in een gestage regen neergutst en de onafzienbare spoor wegemplacementen mogen het uiterlijke beeld wellicht gaan overheersen, wil men dit gehele arbeidsproces gaande houden, dan dient men toch altijd terug te gaan tot de oorsprong. Dat is de mijn, met zijn nut teloze steenberg als een onwrikbaar mas sief in het landschap geplant, zijn schacht- blokken en machinekamers en niet te ver- De staatsmijn Maurits. geten zijn schachten, pijlers en kolen- treinen. De vetkoolmijn levert de voedingsstof voor de gehele chemische industrie. Uit de vetkool wordt in de cokesfabrieken het gas gewonnen, dat de cokesovens als een vette, verstikkende walm verlaat, maar rijk is aan bestanddelen, die in de chemische fa brieken tot een groot aantal producten, waaronder kunstmest, worden verwerkt. Deze vetkool wordt onder meer gedolven in de staatsmijn. Maurits, die tot de aller grootste van West-Europa behoort en een totale bezetting van 8000 man heeft. Cokes en kunstmest De chemische bedrijven van de Neder landse staatsmijnen vormen indrukwek kende complexen, waarvoor men in het buitenland grote bewondering heeft. Fa brieksgebouw na fabrieksgebouw is in de loop der jaren verrezen en nog steeds wordt er gebouwd voor de toepassing van niemve vindingen, waarop de chemici zich in de laboratoria wellicht jarenlang hebben be zonnen. Elke fabriek vraagt weer nieuwe installaties en transportmogelijkheden. Het vervoersprobleem hebben de staatsmijnen opgelost door een geheel eigen spoorwegnet door Zuid-Limburg aan te leggen. Het em placement op het Mauritscomplex met zijn chemische bedrijven beslaat een enorme oppervlakte. Van hieruit vindt de cokes zijn weg naar de industrieën en de kunst mest naar de boer. De kunstmest is een der voornaamste producten, welke de che mische industrie van de staatsmijnen voortbrengt. De enige helicopter die Nederland bezit, is aan boord van Hr. Ms. „Karei Door man". Ze is vrolijk-geel geschilderd, lijkt op een reusachtig insect en is gelijk haar soortgenoten tot zeer bijzondere vliegpres taties in staat. Zij kan loodrecht stijgen en dalen, achterwaarts vliegen en zelfs voor onbepaalde tijd onbeweeglijk boven elke gewenste plaats blijven „hangen". Met zulke kwaliteiten kan de helicopter nog dienst doen als alle andere transportmid delen falen. In 1948 was bijvoorbeeld het personeel op de Wolf Rock vuurtoren in Engeland tijdens een zware storm geheel van de buitenwereld afgesloten. De helicopter S-51 slaagde er echter niettegenstaande windvlagen van 80 kilometer in, de vuur toren-wachters te verlossen. Samen met een van de twee Nederlandse „Jezebels" neusmet. de geopende koepel. (Foto van de schrijver). vliegers die de helicopter kunnen besturen ben ik opgestegen om enige tekeningen te maken. „Waar wilt u „hangen" vroeg hij mij. Mijn verzoek om een meter of tien achteruit te gaan, was in een oogwenk in gewilligd. Nog een kleine correctie door wat naar links te vliegen en ik had op 250 meter hoogte een prachtig uitzicht. Beneden mij in de mangaanblauwe Mid dellandse zee zag ik de „Doorman" met de kleine vliegtuigjes op het vliegdek. De vormen en kleuren van die „Seafuries" en „Fireflies" leken nu ook veel mooier. Het was een fantastische gewaarwording van uit deze „kist", want ook het Atlasgebergte met zijn sneeuwtoppen kon ik op mijn ge mak bekijken. Terwijl ik mijn schetsboeken te voor schijn haalde, schoof de bestuurder de deur naast mij open om het uitzicht, dat dooi de grote plastickap toch al zo goed was, nog te verbeteren. Die gapende opening naast mij wekte in het geheel geen ver ontrusting, hoewel we toch op een aan zienlijke hoogte hingen. Zo in de ruime, comfortabele koepel zit tend, voelde ik spijt schilderkist en ezel niet meegenomen te hebben, want het leek mij zeer wel mogelijk op deze hoge waar nemingspost ook een schilderij te maken. Denkt u echter niet dat de vlieger tijdens mijn schetsen rustig een middagdutje kan doen. Integendeel, want is het vliegen met de helicopter uiteraard zeer inspannend, ook het stilhangen verschaft hem veel werk en hij was dan ook steeds bezig met zijn handles te manoeuvreren. De speciale benzine, waarvan per uur ongeveer 100 liter wordt opgestookt (wat overigens wei nig voor een vliegtuig is), bevindt zich in twee tanks en regelmatig schakelt de vlie ger van de ene op de andere tank over met het oog op de „trim" de gewicht verdeling voor het evenwicht van de kist. Het best kon ik tekenen als het toestel voorover hing, want dit gaf een merk waardige kijk op het onderwerp. Nog enkele keren verhuisden we naar een ander plekje in het luchtruim en dan kwamen de landingsinstructies van de „Doorman" waarmee vlieger Schwarz voortdurend contact had gehouden. Het landen van de helicopter op een vlieg kampschip is een minder spectaculaire affaire dan de landingen van de „Seafu ries" en„Fireflies", want ons hefschroef- vliegtuig heeft genoeg aan een landings terrein, dat slechts iets groter is dan zijn eigen afmetingen. Onder het dalen dacht ik, dat het toch wel erg jammer is dat Nederland slechts één helicopter rijk is. Vele mensen en vooral mijn collega's zouden er bij hun werk veel plezier van kunnen beleven. In Amerika vinden deze vliegtuigen, zoals bekend, ruime toepassing bij het bespuiten van de veldgewassen, voor het transport van kranten en poststukken en voor diverse politietaken. „Jezebel", zo heet de Nederlandse heli copter, komt ook uit Amerika. Eind 1947 werd ze door de „Stichting Hefschroef- vliegtuigen" aangekocht en na de liquida tie van de stichting ging het toestel naar de Koninklijke Marine over. De naam „Jezebel" dankt het aan een bevallige vertegenwoordigster van het zwakke ge slacht, die het onlangs in Willemstad doopte. Ik vond die naam eigenlijk maar weinig, passend voor deze trouwe dienares, maar hoe dit ook zij de vlucht met de helicopter is een van de interes santste ervaringen die ik tijdens mijn reis opdeed. FRANS VERPOORTEN Het bestuur van de Ned. Herv. Evange lisatie Vereniging in Castricum organi seert op Dinsdag 15 April een contactavond in het gebouwtje aan de Dorpsstraat 72. Door ds. Veldkamp uit Hilversum wordt een lezing gehouden over het onderwerp „De wederkomst van Christus". Voorts verleend het Christelijk Zangkoor uit Be verwijk vocale medewerking. De toegang is vrij. ADVERTENTIE OVERHEERLIJK PAASBROOD in diverse prijzen.' BAKKERIJ MANTEN (Bestel tijdig) Driehuizerkcrkweg 70 - Telefoon 4128 Prof. dr. Ch. van den Born. Ge schiedenis van de muziek in de Nederlanden. Deel II. Vertaling van dr. M. Boereboom. (Uitgave van de Wereldbibliotheek, Amsterdam, Ant werpen). De Belgische musicoloog prof. dr. Charles van den Born heeft zich ongetwijfeld grote verdiensten verworven met zijn talloze publicaties de toonkunst in de Nederlanden betreffende. De huidige stand der muziek wetenschap omtrent de oud-Nederlandse polyphonisten is niet denkbaar zonder zi.jn vlijt, zijn eruditie en zijn artistieke zin. Als bibliothecaris van het Brusselse conser vatorium verkeerde hij trouwens in de gun stige gelegenheid steeds de vrije hand te heb ben in de verzamelingen manuscripten en zeldzame drukken, die het centrum van de Bourgondische Nederlanden rijk is. Zijn levendige stijl, die in menig opzicht doet denken aan die van de vermaarde Oosten rijkse musicoloog Ambros, maakt het lezen van zijn verhandelingen bovendien bijzonder aantrekkelijk. De stof die hij behandelt is steeds geheel zijn eigendom geworden; een ander napraten is hem een gruwel en com pilatiewerk moet men bij hem niet zoeken. Dit laatste is zijn kracht in zijn studies over bijzondere onderwerpen, maar het wordt zijn zwak in een werk dat als een algemeen over zicht van ongeveer zes eeuwen Nederlandse muziek bedoeld is. Zi.jn stelregel om alleen te spreken over muziek die hij gezien of ge hoord heeft, moest onvermijdelijk tot te korten leiden in het werk dat wij hier van hem te bespreken hebben, hoezeer het dan ook getuigt van wijdvertakte wetenschap en klaar inzicht. Maar een mensenleven is nu eenmaal te kort om alles te omvatten en te verwerken wat voor het onderwerp van belang is. Prof. van den Bom heeft zijn loopbaan willen besluiten met een complete geschie denis van de muziek in de Nederlanden. Het zijn twee lijvige boekdelen geworden in fraaie uitvoering en rijkelijk voorzien van muziekvoorbeelden. Het eerste deel, een paar jaar geleden verschenen, behandelt de stof tot aan het begin van de zeventiende eeuw. Dit is begroet als een voortreffelijk werk. En geen wonder, Van den Bom is vol komen thuis in de Nederlandse muziek van Middeleeuwen en Renaissance; het is het speciale terrein geweest van zijn carrière. Niemand die zich ernstig met deze stof bezig houdt kan dit boek ongelezen laten. Het is het standaardwerk voor onze tijd, zoals Deel III van Ambros zulks voor de vroegere ge neratie geweest is. Het thans verschenen tweede deel behan delt verder de geschiedenis der Nederlandse muziek tot op onze dagen, althans voor zo ver de componisten reeds overleden zijn. Het aspect van het terrein wordt anders; de Ne derlanden zi.jn nu immers gesplitst en het Noorden, dal weinig stof leverde voor het eerste deel. komt nu in belangrijke mate in het gedins. Hel: dient gezegd te worden dat dat prof. Van den Born zich vrij goed inge werkt heeft in de documentatie betreffende de boven-Moerdijkse gewesten, voor zoverre er herdrukken aanwezig zijn. Maar niette min blijven er tal van open plekken en on voldoende karakteriseringen. De schrijver weet dit en hij geeft toe, dat zijn strenge systeem om slechts op eigen ervaringen te steunen hem noodzaakte om Noord-Neder land tekort te doen. Des te belangrijker is de bewerking geworden van de muzikale evolutie in het Zuiden. Van dan Borns docu mentatie omtrent de muziek in België is opgemeen rijk en bevat menige ontdekking van belang. Laat er dan eens een paar kleine vergissingen tussen lopen (onder meer deze betreffende de eerste uitvoering van Blockx's „Herbergprinses", die in 1896 te Antwerpen en niet in 1895 te Brussel plaats had), het geheel is niettemin een mijn van interessante gegevens, vooral op het gebied van de In de halve eeuw dat Ie luchtvaart bestaat (waarlijk: zij staat nog naar in de kinder schoenen!) is vrijwel de gehele technische ont wikkeling op grotere snelheden gericht ge weest. Maar het zou ons toch tegenvallen als het jaar 2000 alleen maar nóg grotere snel heden te zien zal geven, want waarlijk, er is heus nog wel iets meer te wensen. Bijvoorbeeld een zeer geringe snel heid, zodat een normale landing niet meer en meer het karakter gaat krijgen van een hals brekende ren. Een bepaalde gedach te is de laatste jaren ietwat in onbruik ge raakt, namelijk die over de zo vaak gedroomde werkelijke beheersing van het luchtruim, over het vliegtuig voor de massa, het „volksvlieg tuig" of hoe men het noemen wil. Daarbij is niet in de eerste plaats grote snelheid van be lang, maar vooral ge makkelijke bestuur baarheid, goede vlieg- eigenschappen, ook en juist bij zeer ge ringe snelheid. Er zijn een aantal verdienste lijke pogingen in die richting geweest, maar om verschillende rede nen bezaten deze nooit levensvatbaarheid. Er is nog iets waar veel over gedroomd is en waarover nog steeds gedroomd wordtde vliegende auto. Zou het niet prachtig zijn om te beschikken over een universeel vervoermid del, waarmede men van huis naar een nabijge legen veldje rijdt, om daar met hetzelfde ap paraat op te stijgen Vele uitvinders hebben zich hiermede bezig ge houden 'en er zijn ook verscheidene prototypen gebouwd, die gevlogen èn gereden hebben het minste trouwens dat men mag verlangen van een uitvinding die als „vliegende auto" wordt gepresenteerd! Er komt technisch echter nogal wat voor kijken en een volkomen bevredigende oplossing is nog niet ge vonden. Om voorbeelden te noemen: zonder vleugels gaat het niet, maar daar de medeweggebruikers zulke uitgespreide lap pen niet zullen waar deren, zal men ze op vouwbaar of geheel af neembaar moeten ma ken. In het laatste ge val laat men ze op het vliegveld achter, teza men met de schroef een kwetsbaar onder deel tussen haakjes, waarmede men dus niet al te slordig zal kunnen omspringen. Dit zijn alweer com plicaties die veel aan de attractie van het oor spronkelijke idee afdoen en het zijn niet de enige bezwaren. Moto ren en wielen stellen hun speciale problemen auto en vliegtuig stellen er zeer uiteen lopende eisen aan. Men zou het zo kunnen zeg gen: beide vervoermid delen zijn in en door de praktijk tot hun huidige vorm gegroeid, maar een moderne auto zou wel uitermate onge schikt zijn om, met een stel vleugels uitgerust, de lucht in te gaan en een landing uit te voe ren. Evenzo is een vlieg tuig wel de meest onge schikte constructie die men zich kan voorstel len om mee over 's heren wegen te gaan toeren. Conclusie: het aüto- vliegtuig moet een van de grond af geheel nieuw ontworpen ver voermiddel worden, geen combinatie. Een enkel type heeft tot nu toe een bewijs van luchtwaardigheid gekregen, hetgeen een waarborg is voor het vliegtechnische gedeelte, niet voor de auto Daarmede willen we toch niet zeggen dat een oplossing niet mogelijk is, maar wel lijkt het meer dan waarschijnlijk dat zij erg kostbaar zal worden, dus als het ooit zo ver mocht komen dat een bepaald vliegtuig type zo iets wordt als de bromfiets van het lucht ruim (geen plausibel toekomstbeeld, alleen al uit een oogpunt van vei ligheid), dan zal het toch vermoedelijk niet zulk een „aeromobiel" zijn. Dan geven we nog meer kans aan het hef- schroefvliegtuig, als dat nog wat verder is ont wikkeld. opera in de achttiende eeuw. En dit alles heeft des te meer waarde, daar de schrijver van elk werk dat hij behandelt een klare uiteenzetting geeft en het critisch onder de loupe neemt. Gelukkig bestaan er Nederlandse werken (onder meer dr. Reesers „Een eeuw Nedcr- landsche muziek") die net bij Van den Born ontbrekende of onvoldoende uitgewerkte kunnen aanvallen. Waaruit wij besluiten dat wie zich het eerste deel van „De geschiede nis van de muziek in de Nederlanden" aan geschaft heeft en daarvan de buitengewone betekenis erkend heeft, niet mag aarzelen ook dit tweede deel tot zijn bezit te maken; het hoort er bij en het levert bovendien ge gevens die men nergens zo overzichtelijk bij elkaar kan vinden. JÜS. DE KLERK Donderdag 10 April. Bioscopen: Geen voorstelling. Luxor Theater: „Ballet der Lage Landen". Vrijdag 11 April (Goede Vrijdag). Kennemer Theater, 7 en 9.15 uur: „Drei gende trommen". Luxor Theater, 7 en 9.15 uur: „Teresa". W. B. Theater, 7 en 9.15 uur: „Flitsende vleugels". (door Clara Eggink) In een courantenbericht las ik een tijd geleden dat de tegenwoor dige Egyptische minister-president vastberaden van plan is om het regeringsapparaat te zuiveren, „totdat de laatste corrupte elementen zijn uitgeroeid". Het is nu drie jaar geleden, dat ik Egypte, na een verblijf van twee jaar, verlaten heb en deze uitspraak heeft mij getroffen als een werkelijk nieuw geluid. Een drietal jaren geleden zou een dergelijke uiting in het openbaar een onmogelijkheid zijn geweest. Zeker, binnenskamers ontkende men het bestaan van Egypte's grootste plaag - corruptie - niet, maar iets te ondernemen tegen dit euvel, dat was een zaak, die in geen geval aan de orde kwam. Dat cle corruptie zo'n grote omvang heeft aangenomen in een land, waarvan de na tuurlijke gesteldheid eerder een algemene welvaart doet verwachten dan het omge keerde, valt alleen te begrijpen, wanneer men zich een ogenblik verdiept in de socia le toestanden. Egypte is een land van dus danige economische tegenstellingen, dat de Europeaan, die de gelegenheid niet heeft gehad om daar kennis van te nemen, en dat liefst over lange tijd, er zich geen voor stelling van kan maken. Het verschil tus sen het leven van de grootgrondbezitters en katoenexpor'ours, de pasja's en dat van de bevolking is onbeschrijfelijk. Vx v-v Arabisch dorpjeuit de helicopter gezien. (Tekening: Frans Verpoorten). Dit verschil drukt zich echter niet alleen uit in aards bezit. Er bestaat ook hoege naamd geen contact tussen de groepen. De gemiddelde grondeigenaar weet niets van zijn land af. Hij woont in Cairo of in Alexandrië en leeft in welvaart en luxe van de opbrengsten. Slechts in Opper- Egypf; wonen nog pasja's op hun grond en men kan wel zeggen, dat hun regering ab soluut is. Het dorp van de fellah, de boer die het land bewerkt, is een afgesloten geheel. Het ligt afgezonderd in de velden, cn het enige contact dat de boer met de buitenwereld heeft is via de Omda, het hoofd van hel dorp, en via de agent-geldophaler van de pasja's. Aan de anclere kant is de groep van de grootgrondbezitters weer niet die van de regeringsambtenaren. De groep des Konings is ook weer een aparte groep. De besloten heid van deze groepen is zeer hecht. Als men daar dan nog de groepen van in Egyp te woonachtige buitenlanders, zoals de huizenbouwende Italianen,de Joodse finan ciers en handelslieden, de Zwitser:»; en Belgische technici, de Engelse regerings vertegenwoordigers aan toevoegt, dan heeft men een aardig overzicht van de verschil lende brokken, waaruit de Egyptische maatschappij is opgebouwd. Deze groepen vormden evenzoveel kleine samenlevingen en stoten elkaar .eerder af dan dat zij zich met elkaar zouden vermengen, met uit zondering van de Grieken, waaronder vele kleine winkeliers, die zich het gemakke lijkst bij de massa van de bevolking aan sluiten. Egypte's welvaart hangt sedert eeuwen en hangt nog steeds af van de drie oogsten per jaar, di.e de Nijldelta oplevert en on geveer 65 pet. van de bevolking is land bouwer. De boer en de grond zijn een, wie de grond bezit, bezit de bo.er. De grond kan verkocht worden, de boer blijft. Over zijn eventuele rechten als pachter werd, althans voor kort, niet nagedacht. De grootgrondbezitters, onder wie de be- het slaat en de koning de grootste zijn, schouwen de bo.er als een stuk van land, waaruit een zo groot mogelijke op brengst voort moet komen. De laatste tijd schijnt daar echter enige verandering in te komen, niet zozeer van de zijde van de grondbezitters, maar tot ieders verbazing van de zijde van de Fellah zelf. die hier en daar in opstand komt tegen de verdrukking en de uitbuiting. Uit deze .eeuwenlang uitgezogen, bedro gen en mishandelde groep slachtoffers van de willekeur, heeft zich langzamerhand een groep gevormd, aangetrokken door de zich ontwikkelende industrie, tot bewustzijn ge komen door het onderwijs en in aanraking gekomen met de invloed van de enkel.e grote steden, die men wel geen proletariaat kan noemen, maar die daar toch dicht bij staan. Uit deze groep zijn de kleine amb tenaren voortgekomen, de politie, de doua ne, de belastingmensen Deze mensen zijn van ouder op ouder slachtoffer geweest van de corruptie in hun dorpen. Is het een wonder, dat zij op hun beurt corrupt zijn en trachten op illegale wijze iets te verdie nen bij hun minimale salarissen? Is het dus te verwonderen, dat er op den duur in Egypte letterlijk niets meer kon gebeuren, zonder dal degene, die het werk moest verrichten, een kleine beloning daar voor verwachtte? Men ziet er niets ver nederends in, men vindt het rechtvaardig en normaal. Men noemt het ook geen cor ruptie, geen afpersing, men noemt het „bakshiesh" en bakshiesh is even gewoon als brood. Zonder bakshiesh raakt men in Egypte niet met zijn bagage in de trein. Zonder bakshiesh komt men door geen enkele con trole. Bij iedere transactie speelt bakshiesh een grote rol. Geen vergunning voor wat dan ook komt los zonder bakshiesh. De politie verleent haar bescherming ten koste van zoveel. Men krijgt een betrekking na dat een bepaalde som van eigenaar ver wisseld is. Ig het te verwonderen, dat in Egypte iedereen tot de overtuiging is gekomen, dat alles voor geld te koop is? Moet men zich dus erover verbazen, dat de bezittende klasse zich, de enkele uitzonderingen daar gelaten, nergens voor inspant en de leer lingen van een meisjeslyceum klagelijk bij hun lerares kwamen vragen waarom zij toch zo hard moesten werken voor hun examens? Zij zouden die diploma's toch wel kunnen kopen? Indien de huidige premier de kans zou krijgen om deze Augiusstal op te ruimen en zo zijn zware taak te vervullen, dan zou Egypte's toekomst er heel wat beter voor staan, daar de resultaten daarvan niet te overzien zouden zijn en veel vérstrekken der dan in een paar woorden is aan te geven. (Nadruk verboden) WEEKABONNEMENTEN dienen uiterlijk op Woensdag te worden betaald, daar de bezorgers op Donder dag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1952 | | pagina 13